Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 757 Wijziging van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake ViA15)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 11 juni 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 juni 2025 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Bij brief van 10 juni 2025 zijn ze door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Vragen en antwoorden
Vraag 1:
Wat zijn de consequenties van het verhogen van het ViA15-budget, zoals voorgesteld
in de Voorjaarsnota en de eerste suppletoire begroting, voor andere infrastructurele
projecten en de budgetten die hiervoor benodigd zijn?
Antwoord:
De verhoging van het projectbudget met € 1.005 miljoen voor de ViA15 kent een aantal
dekkingsbronnen. De eerder getroffen risicoreservering van € 630 mln. is definitief
toegekend aan het project. Het bedrag dat wordt veroorzaakt door excessieve prijsstijgingen,
€ 215 mln., wordt toegekend vanuit de reservering excessieve prijsstijgingen. De resterende
post van € 160 mln. is gedekt via de integrale afweging binnen het Mobiliteitsfonds
(MF). Hiervoor zijn middelen bij onder andere een aantal aanlegprojecten weggehaald
die bijvoorbeeld vanwege de stikstofproblematiek al stillagen. Op deze manier worden
de middelen ingezet voor projecten die wel maakbaar en uitvoerbaar zijn. Over de integrale
afweging van de Voorjaarsbesluitvorming 2025 is de Kamer op 22 mei per brief geïnformeerd
(Kamerstukken 36 725-A, nr. 4).
Vraag 2:
Ervan uitgaande dat het project op tijd gestart kan worden en dus in de eerste week
van juli de verplichting kan worden aangegaan, hoe ziet de verdere planning met mijlpalen
eruit?
Antwoord:
Indien de verplichting in de eerste week van juli kan worden aangegaan, wordt de tweede
helft van 2025 benut voor de verdere voorbereiding voor de start van het project.
Dit betreft onder meer de opbouw van de projectorganisatie en de verdere uitwerking
van de planning. De aanvangsdatum van het contract is 1 januari 2026. Vanaf dat moment
starten de voorbereidende werkzaamheden op het tracé. De feitelijke uitvoering begint
in september 2026. De werkzaamheden duren naar verwachting tot eind 2031. Indien pas
na de eerste week van juli de verplichting kan worden aangegaan tussen Rijkswaterstaat
en opdrachtnemer GelreGroen voor de realisatie van ViA15, schuiven de projectmijlpalen
vanwege de seizoensinvloeden met een volledig kalenderjaar op. Dit resulteert ook
in een verdere toename van de projectkosten. Trein Vrije Perioden (tijdelijke spoorafsluitingen),
die noodzakelijk zijn om de weg aan te kunnen leggen, dienen twee jaar van te voren
aangevraagd te worden bij ProRail. Om de benodigde en verkregen Trein Vrije Perioden
in 2026 te kunnen benutten, dient er uiterlijk in de eerste week van juli een gewijzigd
contract te zijn ondertekend met GelreGroen.
Vraag 3:
Welke afstemming is er met de betrokken partijen in de regio over de aanpak en planning
van het ViA15-project?
Antwoord:
Er is intensieve afstemming geweest met regionale partijen, waaronder de provincie
Gelderland en de gemeenten in het projectgebied. In de herijkte planning is invulling
gegeven aan de wens van de regio om de verbreding van de A12 als eerste onderdeel
te realiseren. De afstemming met de regio wordt gedurende de verdere uitvoering structureel
voortgezet.
Vraag 4:
Op welke wijze is geprobeerd het toegenomen projectbudget te beperken en welke scenario’s
zijn hierbij afgewogen?
Antwoord:
Om het toegenomen projectbudget te beperken zijn verschillende scenario’s onderzocht.
Daarbij is ingezet op risicobeheersing, optimalisatie van de planning en het in beeld
brengen van mogelijke versoberingen binnen het project. De versoberingsopties bleken
echter ongunstig in termen van vertraging, leiden tot kostenverhoging op termijn,
geven verlies van integraliteit in de uitvoering en bleken niet passend binnen de
kaders van het Tracébesluit.
Vraag 5:
Op welke wijze hangt de uitvoering van het ViA15-project samen met het herstel van
de viaducten van het Velperbroekcircuit?
Antwoord:
De werkzaamheden in het kader van het project ViA15 omvatten onder meer de verbreding
van de A12 vanaf aansluiting Westervoort tot aan knooppunt Odijk. Het Velperbroekcircuit
ligt circa 2 kilometer westelijk, aan de andere zijde van de IJssel, en maakt geen
deel uit van de scope van ViA15. Voor het herstel van de viaducten in het Velperbroekcircuit
wordt momenteel gewerkt aan de aanpak en de planning. Er is daarmee geen directe samenhang
met de uitvoering van ViA15.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.