Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over de uitvoering van de motie-Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2948) en het ´Pay-for-Slay-programma´ van de Palestijnse Autoriteit
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de uitvoering van de motie-Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2948) en het «Pay-for-Slay-programma» van de Palestijnse Autoriteit (ingezonden 14 april 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 6 juni 2025). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2096.
Vraag 1
Is de aangenomen motie-Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2948), die de regering verzoekt te berekenen hoeveel geld de Palestijnse Autoriteit jaarlijks
uitgeeft aan deze uitkeringen en alleen in te stemmen met Europese Unie (EU)-steun
aan de Palestijnse Autoriteit als dit bedrag daarvan wordt afgetrokken, uitgevoerd?
Zo ja, op welke wijze? Wat is de uitkomst van de berekening?
Antwoord 1
Ja, er is uitvoering gegeven aan de motie-Ceder. Zoals aangeven in het verslag van
de Raad Buitenlandse Zaken van 18 november 2024 zijn de uitbetalingen in het kader
van het meerjarensteunprogramma van de EU aan de Palestijnse Autoriteit afhankelijk
van de voortgang op de implementatie van de hervormingen van het sociale systeem,
waaronder op het gebied van betalingen van de Palestijnse Autoriteit aan de families
van Palestijnen die door Israëlische troepen gevangen zijn gezet of gedood. In juli
2024 keurde de EU een noodsteunpakket van 400 miljoen euro goed voor de Palestijnse
Autoriteit. Deze steun werd in drie termijnen uitbetaald tussen juli en september
2024. Afgelopen september besloot de Europese Commissie een gedeelte van het geld
voor de tweede tranche van het noodsteunprogramma (EUR 17,5 miljoen) niet over te
maken, vanwege onvoldoende voortgang op het implementeren van de in de intentieverklaring
afgesproken «prioritaire acties» op het gebied van hervorming van het sociale systeem,
waaronder op het gebied van betalingen van de Palestijnse Autoriteit aan de families
van Palestijnen die door Israëlische troepen gevangen zijn gezet of gedood. Intussen
zijn alle betalingen van het noodsteunpakket aan de Palestijnse Autoriteit overgemaakt,
omdat de Commissie heeft vastgesteld aan de voorwaarde is voldaan.
Vraag 2
Is er sinds het aannemen van de motie Europees geld direct of indirect gegaan naar
Palestijnse gevangenen of families van Palestijnse (zelfmoord) terroristen gegaan?
Zo ja, hoe verklaart u dit in het licht van de aangenomen motie?
Antwoord 2
Zie antwoord op vraag 1. Tijdens de High Level Dialogue tussen de EU en de Palestijnse Autoriteit in april jl. is door de Europese Commissie
het nieuwe meerjarensteunprogramma van EUR 1,6 miljard aangekondigd voor de komende
drie jaar (2025–2027). Deze steun centreert zich rondom drie pilaren: 1) hervormingen
en financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit, 2) steun voor weerbaarheid en herstel
in de Westelijke Jordaanoever en Gaza en 3) door de Europese Commissie gemobiliseerde
garanties voor leningen via de Europese Inevesteringsbank (EIB). Ook voor dit meerjarensteunprogramma
geldt dat er afspraken zijn gemaakt over hervorming van het sociale systeem, waaronder
op het gebied van betalingen aan families van Palestijnen die door Israëlische troepen
gevangen zijn gezet of gedood. Het kabinet dringt er bij de Commissie op aan dat deze
afspraken nauwgezet worden gemonitord.
Vraag 3
Klopt het dat de Palestijnse president Abbas had aangekondigd om te stoppen met het
Pay-for-Slay-programma? Is de EU hier formeel van op de hoogte gesteld? Zo ja, kunt
u de documenten met de Kamer delen?
Antwoord 3
De Palestijnse president Abbas ondertekende op 11 februari jl. een decreet waarin
eerdere wetgeving voor uitkeringen aan de families van Palestijnen die door Israëlische
troepen gevangen zijn gezet of gedood, wordt vervangen door een nieuw sociaal systeem.
Het decreet stelt dat deze families in aanmerking komen voor uitkeringen op basis
van hun financiële behoeften, net zoals andere Palestijnen die steun behoeven. De
EU is hierover niet formeel op de hoogte gesteld.
Vraag 4
Klopt het dat het programma echter niet wordt gestopt, maar dat het programma via
een andere entiteit (Palestinian National Institution for Economic Empowerment) wordt
voortgezet en daarmee het pay-for-slay programma de facto niet gestopt wordt, maar
dat slechts de situatie is ontstaan dat betalingen ondoorzichtiger worden?
Antwoord 4
Door het decreet van president Abbas is het programma voor financiële bijstand aan
families die in aanmerkingen komen voor steun overgedragen van het Ministerie van
Sociale Ontwikkeling naar de Palestijnse National Institution for Economic Empowerment. In de praktijk betekent dit dat toekomstige financiële steun uitsluitend wordt bepaald
door sociaaleconomische behoeften. De families die eerder in aanmerking kwamen voor
steun moeten zich opnieuw aanmelden via het reguliere sociale zekerheidssysteem. De
betalingen onder het vorige systeem zijn twee maanden geleden gestopt. Een deel van
de families die voorheen een uitkering ontving, komt onder de nieuwe regelgeving niet
meer in aanmerking voor financiële steun, aldus de Palestijnse Autoriteit.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid hiervan, mede in het licht van eerdere uitspraken
van Abbas over het stopzetten enerzijds en anderzijds een toekomstbestendige vrede
tussen alle partijen en de rol die de Palestijnse Autoriteit hierbij inneemt?
Antwoord 5
Nederland roept de Palestijnse Autoriteit al jarenlang en consequent op om de systematiek
van betalingen aan de families van Palestijnen die door Israëlische troepen gevangen
zijn gezet of gedood te herzien om te voorkomen dat die betalingen als beloning voor
gewelddadige daden wordt gezien. Het nieuwe systeem dat enkel gebaseerd is op sociaaleconomische
behoeften is daarmee een belangrijke hervormingsstap. Het kabinet benadrukt het belang
van hervormingen binnen de Palestijnse Autoriteit, met name op het gebied van goed
bestuur, transparantie en het tegengaan van corruptie. Dit is essentieel voor een
toekomstige duurzame oplossing gedragen door beide partijen, waarbij voor Nederland
het uitgangspunt de tweestatenoplossing blijft. Daarnaast is een hervormde Palestijnse
Autoriteit is essentieel voor het toekomstige bestuur van de Gazastrook, in lijn met
de in G7-verband overeengekomen principes.1
Vraag 6
Bent u ermee bekend dat Abbas tijdens de Fatah’s Revolutionary Council op Feb. 20
in Ramallah zou hebben gesteld dat betalingen, ondanks eerdere aankondigingen, alsnog
doorgang zou vinden?2 Klopt het dat hij (ongeveer) stelde: «al hadden we nog maar één cent over, het zal
voor de gevangenen en martelaren zijn»?
Antwoord 6
Het kabinet is hiermee bekend.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u deze uitspraken van Abbas en welke gevolgen verbindt u eraan?
Antwoord 7
Het kabinet vindt dit onwenselijke uitspraken en keurt deze af. Sinds deze uitspraken
is de systematiek van betalingen aan de families van Palestijnen die door Israëlische
troepen gevangen zijn gezet of gedood herzien. Het is een positieve stap dat de betalingen
onder het vorige systeem twee maanden geleden zijn gestopt.
Vraag 8
Bent u bereid om de Palestijnse autoriteiten hierop aan te spreken en ervoor zorg
te dragen dat EU-gelden ook via deze constructie niet terecht komen bij terroristen
of families van terroristen, zoals afgesproken?
Antwoord 8
Het kabinet blijft aandringen op hervormingen bij de Palestijnse Autoriteit evenals
de uitvoering van de eerder genomen hervormingsstappen. Zie tevens antwoord op vraag
2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.