Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Geannoteerde Agenda formele Telecomraad 6 juni 2025 (Kamerstuk 21501-33-1130)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1135
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 juni 2025
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties over de brief van 20 mei 2025 over Geannoteerde Agenda van
de formele Telecomraad 6 juni 2025» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1130), over de brief van 23 april 2025 over het verslag informele Telecomraad 4–5 maart
2025» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1128) en over de brief van 3 maart 2025 over Antwoorden op vragen commissie over o.a.
de Telecomraad (informeel) 4–5 maart 2025» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1113) (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1116).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2025 de Minister van Economische Zaken en
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij
brief van 6 juni 2025 zijn de vragen door de Ministers van Economische Zaken en van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie, Muller
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
5
II
Antwoord/reactie van de bewindspersoon
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende
bij het in een schriftelijk overleg omgezet commissiedebat van 3 juni 2025 over de
Telecomraad (Formeel) op 6 juni 2025. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog
een aantal vragen.
Zij lezen in de geannoteerde agenda dat de Raad zal spreken over satelliet connectiviteit
als bouwsteen voor strategische autonomie, waarbij wordt vermeldt dat de Europese
Commissie bezig is met de ontwikkeling van IRIS2 (Infrastructure for Resilience, Interconnectivity and Security by Satellite).
Het kabinet stelt in haar schrijven dat zij deze ontwikkeling steunt en dat zij, binnen
de beschikbare middelen, inzet op gerichte deelname van Nederlandse partijen aan dit
strategisch belangrijke Europese project. Kan het kabinet toelichten welke middelen
het inzet om deelname van Nederlandse partijen aan dit project te garanderen?
De leden van de PVV-fractie lezen ook in de geannoteerde agenda dat de voorbereidingen
op de WRC (World Radio Conference), waar iedere vier jaar in VN-verband de verdeling
van de frequenties wordt besproken, in Europees verband reeds gestart zijn en er aan
een Europees standpunt gewerkt wordt. Deze leden vragen wat de Nederlandse inbreng
hierin is en of de EU of VN leidend is op dit vlak.
Zij constateren daarnaast dat het beleidsdebat over het mobiliseren van investeringen
in AI geagendeerd staat voor de Telecomraad. De leden van de PVV-fractie vragen in
hoeverre het kabinet voornemens is om, in lijn met de motie van de leden Martens-America
en Vermeer over het voortouw nemen om in de EU te komen tot een Omnibus voor digitale
wetgeving (Kamerstuk 21 501-30, nr. 645), het recent gewijzigde Nederlandse standpunt over te brengen tijdens de Telecomraad
en het belang van de vereenvoudiging van de AI Act alsook een implementatiepauze daarvan
te benadrukken.
Tot slot lezen deze leden dat in de raadsconclusies wordt benadrukt dat de Europese
Unie zich sterker dient te positioneren in strategisch gevoelige onderdelen van de
digitale infrastructuur, waaronder de afhankelijkheid van niet-Europese technologieaanbieders
op het gebied van 5G, 6G, onderzeese kabels en satellietcommunicatie. Hierop aansluitend
wordt in de «Non-Paper Towards a Strong and Competitive European Digital Connectivity
Ecosystem» opgemerkt dat we hiervoor de concurrentie in stand moeten houden, waarbij
de focus vooral lijkt te liggen op de consumentenprijs. Deze leden willen gaarne vernemen
welke andere maatregelen het kabinet voornemens is te nemen om ons concurrentieniveau
op bijvoorbeeld het gebied van 5G en 6G op hoofdniveau te brengen om onze afhankelijkheid
van andere partijen te beperken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de
Telecomraad. Deze leden betreuren dat door de politieke chaos in Nederland, we onze
verantwoordelijkheid in Europees verband niet goed kunnen nemen. Over de stukken en
de politieke situatie hebben de leden vragen en opmerkingen.
Ten eerste vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie welke gevolgen de politieke
crisis in Den Haag heeft voor de inzet van het kabinet in de Telecomraad. Op welke
manier is Nederland straks vertegenwoordigd in de Telecomraad? Hoe besluitvaardig
kan Nederland in de Telecomraad nog zijn na het vallen van het kabinet? Hoe worden
de werkzaamheden van de Staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties
en de Minister van Economische Zaken voortgezet in de komende periode? Is het nog
steeds de verwachting dat dit kabinet de Nederlandse Digitaliseringsstrategie, het
herziene cloudbeleid en een kabinetsvisie over digitale autonomie presenteert, ook
in demissionaire vorm?
Deze leden moedigen het aan dat Nederland bijdraagt aan Europese projecten die bijdragen
aan de strategische autonomie. De betrokkenheid van Nederland bij het IRIS-project
voor een weerbare Europese satellietconnectiviteit, is volgens deze leden noodzakelijk.
Zij vragen u om duidelijk te maken welke middelen hiervoor beschikbaar zijn. Het is
van het grootste belang dat digitale infrastructuur geen structurele afhankelijkheden
kent van niet-Europese partijen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen u
om toe te lichten welke afhankelijkheden de satellietconnectiviteit nu kent, en hoe
Nederland bij zal dragen in het wegnemen van die knelpunten. Daarnaast vragen deze
leden hoe er rekening wordt gehouden met datatoegang en -uitwisseling in de ontwikkelingen
rondom een Europees satellietsysteem. Wie is er verantwoordelijk voor het beschermen
van de data die wordt verwerkt binnen een eigen Europese satellietconstructie? Wie
krijgen toegang tot deze satellietdata? Zij vragen of satellietconnectiviteit een
plek krijgt in de aangekondigde kabinetsvisie over digitale autonomie, mocht die er
nog komen. Volgens de GroenLinks-PvdA-fractie heeft Nederland genoeg kennis in huis
om een waardevolle bijdrage te leveren aan deze ontwikkeling en vragen u dit te doen.
Deze leden staan positief tegenover Europese inspanningen voor een eigen AI-infrastructuur.
Zij benadrukken dat er een unieke kans is om volgens Europese waarden AI-toepassingen
te ontwikkelen voor maatschappelijke doelen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen u om nader in te gaan op het strategische belang van een Europese AI-infrastructuur.
Geven lidstaten een «commitment» om Europese AI-toepassingen ook zelf af te nemen,
naast financiële toezeggingen? Dat is volgens deze leden alleen mogelijk als dataportabiliteit
en interoperabiliteit een randvoorwaarde zijn voor alle EU-projecten in dit kader.
Bent u bereid hiervoor te pleiten? Bovendien vragen deze leden om meer duidelijkheid
over de gewenste verhouding tussen publieke en private investeringen. Zij vinden het
noodzakelijk dat er genoeg publieke zeggenschap is over digitale infrastructuur. Welke
voorwaarden stelt u aan de verhouding tussen publieke en private investeerders? En
bent u bereid in te brengen dat AI-faciliteiten energie-efficiënt moeten zijn? Tot
slot menen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat Europese AI-toepassingen getraind
moeten zijn op betrouwbare Europese data, met een eerlijke compensatie voor de makers
en leveranciers van die data. Bent u bereid tevens in te brengen dat Europese AI-ontwikkelingen
het auteursrecht van makers dienen te respecteren?
Deze leden steunen Europese ontwikkelingen op het gebied van een weerbare digitale
infrastructuur. Zij willen dat de totale afhankelijkheid van niet-Europese partijen
wordt doorbroken en overheden zich committeren aan het gebruik van Europese digitale
diensten. Daartoe is het van belang dat we de risico’s in kaart brengen. Bent u bereid
te pleiten voor een brede «stress-test» of een grondige risico-analyse van onder andere
de cloudinfrastructuur en de communicatiesystemen van EU-lidstaten, om te doorgronden
wáár de problematische afhankelijkheden in de keten zitten? Is dit een voorwaarde
voor de risicogebaseerde aanpak die u voorstaat? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen u om, conform meerdere aangenomen Kamermoties in het kader van cloudautonomie,
in te brengen dat Europese aanbestedingsregels aangepast dienen te worden om de toegang
van Nederlandse en Europese cloudaanbieders tot overheidscontracten te vergroten.
Bent u bereid dit in te brengen? Kunt u toelichten welke ontwikkelingen er in dit
kader spelen en hoe Nederland daarbij betrokken is? Hoe willen EU-lidstaten de concurrentiepositie
van Europese ICT-leveranciers verbeteren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen u om zo snel mogelijk helderheid te
bieden over de gevolgen van de kabinetsval voor de inzet van Nederland in de Europese
Unie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Telecomraad van 6 juni. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de steun van het kabinet aan
de ontwikkeling van de Europese satellietconstellatie IRIS² en van de inzet om Nederlandse
deelname te stimuleren. Deze leden willen de Minister vragen welke Nederlandse partijen
bij dit programma betrokken zijn en op welke wijze het kabinet deze partijen concreet
ondersteunt om daadwerkelijk deel te nemen aan IRIS². Kan de Minister aangeven of
er specifieke maatregelen zijn om Nederlandse belangen in het aanbestedingsproces
te borgen?
Het gepresenteerde AI Continent Action Plan heeft als ambitie om van Europa een koploper
in AI te maken. Hoewel het kabinet positief is over de richting van het plan, is de
uitwerking volgens hen op dit moment nog onvoldoende concreet. De leden van de NSC-fractie
willen de Minister vragen welke onderdelen volgens hem nog nader ingevuld moeten worden
om het plan effectief en uitvoerbaar te maken en waar verdere concretisering volgens
hem noodzakelijk is. Daarnaast vragen deze leden welke stappen het kabinet zet om
de beschikbaarheid van rekenkracht te vergroten, de toegang tot hoogwaardige data
te verbeteren en het aantrekken en opleiden van AI-talent in Nederland te bevorderen.
Deze leden willen ook graag weten hoe het kabinet maatschappelijke en ethische vragen
rondom AI meeneemt in het actieplan en in de Europese discussies tijdens de Telecomraad.
Kan de Minister aangeven hoe deze thema’s in samenhang met het AI Act-traject worden
behandeld?
Het kabinet onderschrijft de Europese inzet op het versterken van veilige en weerbare
digitale infrastructuur. Terecht is er in de Raadsconclusies bijzondere aandacht voor
het terugdringen van afhankelijkheden van niet-Europese technologieaanbieders, onder
meer op het gebied van 5G, 6G, satellietsystemen en onderzeese kabels. Nederland speelt
hierbij als maritiem knooppunt een sleutelrol vanwege de grote hoeveelheid datakabels
die via onze Noordzeekust Europa binnenkomen. De leden van de NSC-fractie willen de
Minister vragen hoe hij de strategische rol van Nederland bij het monitoren en beveiligen
van deze onderzeese kabels ziet en op welke manier hij dit belang wil agenderen tijdens
de Telecomraad.
Tot slot vragen deze leden of Europa momenteel beschikt over voldoende capaciteit,
expertise en middelen om het toezicht op deze kritieke infrastructuur structureel
en effectief in te richten. Indien dat niet het geval is, welke stappen acht het kabinet
dan noodzakelijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van de
Telecomraad en hebben hierover enkele vragen.
Deze leden lezen dat de bescherming van jeugd online is toegevoegd aan de agenda van
de Telecomraad. Zij vragen of het kabinet voornemens is om het plan, gepresenteerd
door Frankrijk, Griekenland en Spanje, te steunen. Tevens vragen zij of het kabinet
de aangenomen moties omtrent leeftijdsgrenzen bij sociale media in acht zal nemen
bij de standpuntbepaling.
De leden van de SGP-fractie merken op dat indien overgegaan wordt tot een nationale
of Europese leeftijdsgrens voor sociale media, het niet uitgekristalliseerd is op
welk niveau leeftijdsverificatie wordt geregeld. Deze leden merken op dat het meest
voor de hand liggend is om dit op operating system/app store-niveau te beleggen omdat
dit een universeel en gelijk speelveld creëert. Zij vragen het kabinet of dit standpunt
wordt gedeeld. Tevens vragen zij of het kabinet voornemens is hierop het voortouw
te nemen.
De leden van de SGP-fractie benadrukken het grote belang van goed geregelde leeftijdsverificatie.
Uiteenlopende wetgeving en leeftijdsverificatiesystemen op verschillende platformen
zal leiden tot zeer uiteenlopende ervaringen voor jongeren, afhankelijk van de gebruikte
apps en hun locatie hetgeen zal leiden tot onmogelijkheden in de handhaving. Deze
leden vragen het kabinet of zij voornemens is in Europa in te zetten op centraal georganiseerde
leeftijdsverificatie op operating system- of appstoreniveau waarbij het cruciaal is
om kennis aan applicatieontwikkelaars (via een API (Application Programming Interface)
beschikbaar te stellen. Is het kabinet voornemens in te zetten op een verplichting
voor alle applicatieontwikkelaars om de gewenste leeftijdsverificatie te bieden welke
geldt voor bestaande en toekomstige apps? Zij vragen hierbij tevens oog te hebben
voor gebruiksgemak van de (jonge) gebruiker en de waterdichtheid van het systeem.
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
Antwoorden op de vragen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende
bij het in een schriftelijk overleg omgezet commissiedebat van 3 juni 2025 over de
Telecomraad (Formeel) op 6 juni 2025. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog
een aantal vragen.
Zij lezen in de geannoteerde agenda dat de Raad zal spreken over satelliet connectiviteit
als bouwsteen voor strategische autonomie, waarbij wordt vermeld dat de Europese Commissie
bezig is met de ontwikkeling van IRIS2 (Infrastructure for Resilience, Interconnectivity and Security by Satellite). Het kabinet stelt in haar schrijven dat zij deze ontwikkeling steunt en dat zij,
binnen de beschikbare middelen, inzet op gerichte deelname van Nederlandse partijen
aan dit strategisch belangrijke Europese project. Kan het kabinet toelichten welke
middelen het inzet om deelname van Nederlandse partijen aan dit project te garanderen?
Antwoord:
Nederland toont op verschillende manieren haar betrokkenheid bij IRIS2. Allereerst
heeft Nederland voor € 3 mln ingeschreven in het ESA-project voor IRIS2, om technologieontwikkeling
mogelijk te maken. Daarnaast heeft EZ in haar opdracht aan het Netherlands Space Office
aanvullende middelen in 2025 beschikbaar gesteld om kansen in EU-ruimtevaartprogramma’s beter te benutten. Als laatste kan Nederland door investeringen in het
Eagle-1 grondstation een voortrekkersrol spelen in IRIS2 op het gebied van veilige
quantumcommunicatie.
Verschillende partijen uit het Nederlandse ruimtevaartecosysteem zijn hierbij betrokken
en zijn op de hoogte. Uiteindelijk is het Spacerise-consortium, geselecteerd door de Europese Commissie, verantwoordelijk voor de verdere selectie
van onderaannemers binnen het aanbestedingsproces.
Nederland zet zich in voor eerlijke toegang voor Nederlandse bedrijven, onder meer
via naleving van de 30%-onderaannemingsregel.
De leden van de PVV-fractie lezen ook in de geannoteerde agenda dat de voorbereidingen
op de WRC (World Radio Conference), waar iedere vier jaar in VN-verband de verdeling
van de frequenties wordt besproken, in Europees verband reeds gestart zijn en er aan
een Europees standpunt gewerkt wordt. Deze leden vragen wat de Nederlandse inbreng
hierin is en of de EU of VN leidend is op dit vlak.
Antwoord
Tijdens een World Radio Conference (WRC) wordt de bestemming van bepaalde frequentiebanden
wereldwijd afgestemd. De indeling van frequentiebanden geldt voor regionale blokken.
Het is daarom van belang om binnen de EU en samen met andere Europese landen (verenigd
in de Conference of European Postal en Telecommunications Administrations, kortweg: CEPT) voor de conferentie zoveel mogelijk tot overeenstemming te komen.
Op die manier ligt er tijdens de WRC een sterke onderhandelingspositie positie namens
deze groep van 46 landen, waaronder alle EU-lidstaten. De gemaakte afspraken tijdens
een WRC, vastgelegd in het ITU Radio Regelement, zijn voor alle landen bindend. Dit
is een VN-orgaan, daarmee is de uiteindelijk VN leidend wat betreft dit beleid, maar
hebben de EU en Nederland een bepalende stem in de beïnvloeding van dit beleid.
Deze voorbereidingen vinden gedurende de 4 jaar voorafgaand aan de WRC al plaats.
Nederland draagt hier actief aan bij. De volgende WRC is eind 2027. Via de Radio Spectrum
Policy Group wordt de Europese Commissie geadviseerd door experts uit de EU-lidstaten.
Vervolgens stelt de Europese Commissie een concept-besluit op over de EU-inzet tijdens
de WRC, waarna de Raad uiteindelijk definitief beslist. Zoals gebruikelijk wordt de
Kamer geïnformeerd over de Raadspositie. Parallel aan dat proces vindt ook in CEPT
discussie plaats over de gezamenlijke inzet op alle WRC-agendapunten en wordt afstemming
gezocht met de andere CEPT-lidstaten over voorstellen voor de WRC, die ook de EU-positie
reflecteren.
Nationaal vindt regelmatig overleg plaats met de diverse stakeholders; hun inbreng
wordt meegewogen en meegenomen in de voorbereiding en onderhandelingen binnen de EU,
CEPT en tijdens de WRC.
Zij constateren daarnaast dat het beleidsdebat over het mobiliseren van investeringen
in AI geagendeerd staat voor de Telecomraad. De leden van de PVV-fractie vragen in
hoeverre het kabinet voornemens is om, in lijn met de motie van de leden Martens-America
en Vermeer over het voortouw nemen om in de EU te komen tot een Omnibus voor digitale
wetgeving (Kamerstuk 21 501-30, nr. 645), het recent gewijzigde Nederlandse standpunt over te brengen tijdens de Telecomraad
en het belang van de vereenvoudiging van de AI Act alsook een implementatiepauze daarvan
te benadrukken.
Antwoord
De motie van de leden Martens-America en Vermeer verzoekt de regering om in de EU
tot een omnibus te komen voor digitale wetgeving met als doel versimpeling en verlaging
van administratieve lastendruk, en waar relevant te pleiten voor implementatiepauzes.
Hierbij moet ook expliciet aandacht worden besteed aan de AI-verordening. Tijdens
de Telecomraad wordt uitvoering gegeven aan de motie door de Commissie op te roepen
tot een omnibus te komen voor digitale wetgeving, waarbij ook aandacht zal moeten
worden besteed aan de AI-Verordening. Deze omnibus voor digitale wetgeving wordt door
de Europese Commissie voorbereid, maar de precieze invulling is nog onderwerp van
gesprek. Het is in de ogen van het kabinet een belangrijk instrument om tot vereenvoudiging
te komen en lastendruk in het digitale domein tegen te gaan, zonder de werkingskracht
van een verordening af te zwakken.
Het Poolse voorzitterschap van de EU heeft gedurende de eerste helft van 2025 met
veel belanghebbenden gesproken over ideeën voor vereenvoudiging van Europese digitale
wetgeving. Hier maakt de AI-verordening deel van uit. Het voorzitterschap zal de volgende
EU-voorzitter Denemarken en de andere lidstaten tijdens de Telecomraad oproepen om
deze ideeën verder te bespreken. Dit zal het kabinet ondersteunen. Daarin kunnen we
meenemen welke zorgen er nu leven rond implementatie en hoe daarmee om te gaan.
De eisen uit de AI-verordening worden getrapt van kracht. Het kabinet ondersteunt
organisaties die door de wet worden geraakt op verschillende manieren, zie hiervoor
het antwoord op de volgende vraag van uw fractie. Een implementatiepauze voor de AI-verordening
acht het kabinet niet verantwoord gezien het belang van snelle duidelijkheid voor
de markt en de overheid over de kaders voor de ontwikkeling en inzet van verantwoorde
AI. Het met voorrang ontwikkelen van de benodigde standaarden en het zo snel mogelijk
oprichten van een regulatory sandbox maakt daar integraal onderdeel van uit.
Tot slot lezen deze leden dat in de raadsconclusies wordt benadrukt dat de Europese
Unie zich sterker dient te positioneren in strategisch gevoelige onderdelen van de
digitale infrastructuur, waaronder de afhankelijkheid van niet-Europese technologieaanbieders
op het gebied van 5G, 6G, onderzeese kabels en satellietcommunicatie. Hierop aansluitend
wordt in de «Non-Paper Towards a Strong and Competitive European Digital Connectivity Ecosystem» opgemerkt dat we hiervoor de concurrentie in stand moeten houden, waarbij de focus
vooral lijkt te liggen op de consumentenprijs. Deze leden willen gaarne vernemen welke
andere maatregelen het kabinet voornemens is te nemen om ons concurrentieniveau op
bijvoorbeeld het gebied van 5G en 6G op hoofdniveau te brengen om onze afhankelijkheid
van andere partijen te beperken.
Antwoord
Het non-paper «Towards a strong and competitive European digital connectivity ecosystem» is een oproep van het Kabinet aan de Europese Commissie om in het aanstaande EU-wetsvoorstel
inzake digitale netwerken (Digital Networks Act) in te zetten op een versterking van
het wetgevende kader voor telecom en het handhaven van effectieve mededingingsregels
in de telecomsector. Daarnaast worden diverse maatregelen voorgesteld die op Europees
niveau zouden kunnen worden genomen die bijdragen aan het samenbrengen van een breder
Europees ecosysteem van connectiviteit.
Op het gebied van 5G en 6G investeert de EU in technologisch leiderschap. Dat gebeurt
via onder meer het Horizon Europe programma, waarin € 900 mln beschikbaar is voor
onderzoek & innovatie op het gebied van «smart networks and services». Op nationaal niveau investeert het kabinet vanuit het Nationaal Groeifonds in het
programma 6G Future Network Services (FNS). Het bevorderen van de digitale open strategische
autonomie is een van de doelstellingen van het project. Bovenstaande zal op een open
manier sterk bijdragen aan de veerkracht en de digitale open strategische autonomie
van Europa.
Vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de
Telecomraad. Deze leden betreuren dat door de politieke chaos in Nederland, we onze
verantwoordelijkheid in Europees verband niet goed kunnen nemen. Over de stukken en
de politieke situatie hebben de leden vragen en opmerkingen.
Ten eerste vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie welke gevolgen de politieke
crisis in Den Haag heeft voor de inzet van het kabinet in de Telecomraad. Op welke
manier is Nederland straks vertegenwoordigd in de Telecomraad? Hoe besluitvaardig
kan Nederland in de Telecomraad nog zijn na het vallen van het kabinet? Hoe worden
de werkzaamheden van de Staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties
en de Minister van Economische Zaken voortgezet in de komende periode?
Antwoord
De val van het kabinet op 3 juni jl. heeft geen gevolgen voor de inzet van het demissionaire
kabinet bij de aanstaande Telecomraad, zoals beschreven in de geannoteerde agenda
(Kamerstuk 21 501-33, nr. 1130) en op 20 mei met de Kamer is gedeeld. Nederland zal vertegenwoordigd worden door
de Plaatsvervangend Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie.
Zoals bekend hebben de voormalig Minister van Economische Zaken en de voormalig Staatssecretaris
voor Digitalisering hun werkzaamheden neergelegd. De portefeuille van de Minister
van Economische Zaken zal tijdelijk worden overgenomen door de Minister van Financiën.
De portefeuille van de Staatssecretaris voor Digitalisering en Koninkrijksrelaties
zal tijdelijk worden overgenomen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De ontwikkelingen in Brussel zullen normale doorgang vinden: de Europese Commissie
kan nieuwe voorstellen voor wetgeving en beleid doen tijdens de demissionaire periode
van het kabinet. Als over deze nieuwe voorstellen besluitvorming nodig is, zal uw
Kamer hier middels de gebruikelijke afspraken over worden geïnformeerd.
Is het nog steeds de verwachting dat dit kabinet de Nederlandse Digitaliseringsstrategie,
het herziene cloudbeleid en een kabinetsvisie over digitale autonomie presenteert,
ook in demissionaire vorm?
Antwoord
De door uw Kamer genoemde onderwerpen blijven uiteraard actueel. De voortzetting van
deze dossiers wordt conform de daarvoor bestaande procedures van de Kamer en het demissionair
kabinet bepaald.
Deze leden moedigen het aan dat Nederland bijdraagt aan Europese projecten die bijdragen
aan de strategische autonomie. De betrokkenheid van Nederland bij het IRIS-project
voor een weerbare Europese satellietconnectiviteit, is volgens deze leden noodzakelijk.
Zij vragen u om duidelijk te maken welke middelen hiervoor beschikbaar zijn.
Antwoord
Zie antwoord op eerste vraag van de PVV-fractie.
Het is van het grootste belang dat digitale infrastructuur geen structurele afhankelijkheden
kent van niet-Europese partijen. De leden vragen u om toe te lichten welke afhankelijkheden
de satellietconnectiviteit nu kent, en hoe Nederland bij zal dragen in het wegnemen
van die knelpunten. Daarnaast vragen deze leden zich af hoe er rekening wordt gehouden
met datatoegang en -uitwisseling in de ontwikkelingen rondom een Europees satellietsysteem.
Wie is er verantwoordelijk voor het beschermen van de data die wordt verwerkt binnen
een eigen Europese satellietconstructie? Wie krijgen toegang tot deze satellietdata?
Antwoord
Toegang tot gevoelige ruimtevaartdata wordt zorgvuldig geregeld, met inachtneming
van nationale en Europese veiligheidsbelangen, en bestaande protocollen voor rubricering
en encryptie.
Volgens de Telecommunicatiewet nemen Nederlandse aanbieders van openbare elektronische
communicatienetwerken en openbare elektronische communicatiediensten passende technische
en organisatorische maatregelen om de risico’s voor de veiligheid en de integriteit
van hun netwerken en diensten te beheersen. Dit beperkt zich tot de transmissiesystemen
die het mogelijk maken, signalen over te brengen via onder andere satellietnetwerken,
voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt en netwerken voor radio
en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken. Wanneer onderdelen van een satellietconstructie,
zoals grondstations, in Nederland staan, gelden deze regels.
Zij vragen of satellietconnectiviteit een plek krijgt in de aangekondigde kabinetsvisie
over digitale autonomie, mocht die er nog komen. Volgens de GroenLinks-PvdA-fractie
heeft Nederland genoeg kennis in huis om een waardevolle bijdrage te leveren aan deze
ontwikkeling en vragen u dit te doen.
Antwoord
Satellietcommunicatie is geen onderdeel van de aangekondigde kabinetsvisie over digitale
autonomie. Hierbij wil het kabinet benadrukken dat deze visie ingaat op de digitale
autonomie van de overheid zelf. De brede visie van het kabinet aangaande digitale
autonomie bestrijkt de gehele economie en samenleving en is uiteengezet in de Agenda
Digitale Open Strategische Autonomie. Hierin wordt satellietcommunicatie uitgelicht
als belangrijke component van de beleidsprioriteit netwerktechnologie. Ook in de Staat
van de Digitale Infrastructuur is aandacht voor satellietcommunicatie.
Deze leden staan positief tegenover Europese inspanningen voor een eigen AI-infrastructuur.
Zij benadrukken dat er een unieke kans is om volgens Europese waarden AI-toepassingen
te ontwikkelen voor maatschappelijke doelen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen u om nader in te gaan op het strategische belang van een Europese AI-infrastructuur.
Geven lidstaten een «commitment» om Europese AI-toepassingen ook zelf af te nemen,
naast financiële toezeggingen? Dat is volgens deze leden alleen mogelijk als dataportabiliteit
en interoperabiliteit een randvoorwaarde zijn voor alle EU-projecten in dit kader.
Bent u bereid hiervoor te pleiten?
Antwoord
Ik deel de visie van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat een eigen Europese
AI-infrastructuur van groot strategisch belang is. Het biedt niet alleen economische
kansen, maar stelt ons ook in staat om AI-toepassingen te ontwikkelen die zijn geworteld in Europese waarden en gericht zijn op maatschappelijke
doelen. Het demissionair kabinet erkent dat een robuuste AI-infrastructuur essentieel
is voor de ontwikkeling van een toekomstbestendig en concurrerend AI-ecosysteem binnen
de EU. Het stelt ons in staat om de verwachte toename in AI-adoptie verantwoord op
te vangen en draagt bij aan de versterking van onze open strategische autonomie. Daarom
willen we actief investeren in de versterking van de AI-infrastructuur, via de beoogde
AI-faciliteit in Groningen.
Wat betreft de afname van Europese AI-toepassingen: op dit moment is er nog geen formeel
commitment van lidstaten om deze toepassingen ook daadwerkelijk af te nemen, noch
zijn er op brede schaal financiële toezeggingen gedaan. Wel ligt het voor de hand
dat de overheid een belangrijke afnemer zal zijn van AI-bouwstenen en/of toepassingen.
Hetzij als koper, hetzij als (her)gebruiker.
De beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige data is cruciaal voor de Nederlandse
en Europese AI-ambities. Data en AI is daarom een prioriteit in de Nationale Technologie
Strategie (NTS). AI en data zijn gecategoriseerd als één sleuteltechnologie om de
synergie tussen de data en AI ecosystemen in Nederland verder te versterken. In 2023
is bij TNO het Centre of Excellence for Data Sharing and Cloud (CoE-DSC) opgericht.
Het Ministerie van Economische Zaken is de opdrachtgever. Het Centre of Excellence
for Data Sharing & Cloud is het Nederlandse kennisnetwerk dat vrijwillige datadeling
binnen en tussen sectoren bevordert. EZ stelt jaarlijks cofinanciering beschikbaar
voor Nederlandse deelnemers aan Common European Data Spaces. Het doel van een data
space is om juridische en technische barrières voor datadelen weg te nemen, en het
vertrouwen in datadelen te laten toenemen d.m.v. eenduidige afspraken en een gedeelde
technische infrastructuur.
Dataportabiliteit en interoperabiliteit zijn een essentieel onderdeel van die eenduidige
afspraken. Hiermee voorkomen we het creëren van een lock-in binnen deze AI-infrastructuur
en kan er een markt ontstaan met meerdere aanbieders. Met de Interoperable Europe
Act heeft de Europese Commissie de randvoorwaarden rondom dit onderwerp reeds gecreëerd.
Bovendien vragen deze leden om meer duidelijkheid over de gewenste verhouding tussen
publieke en private investeringen. Zij vinden het noodzakelijk dat er genoeg publieke
zeggenschap is over digitale infrastructuur. Welke voorwaarden stelt u aan de verhouding
tussen publieke en private investeerders?
Antwoord
De beoogde AI-faciliteit in Groningen betreft een volledig publieke investering. Daarmee
is geborgd dat er ook volledige publieke zeggenschap is over deze faciliteit. Voor
het AI-Gigafabrieken-initiatief, dat door de Europese Commissie is aangekondigd, wordt
uitgegaan van een publiek-private constructie. Daarbij is het uitgangspunt dat 65%
van de investeringsuitgaven (Capital Expenditures of CAPEX) wordt gedragen door private partijen en maximaal 35% door publieke middelen
van de Europese Commissie en de lidstaten om deze investeringen minder risicovol te
maken.
Wij vinden het van belang dat er, ook bij publiek-private constructies, voldoende
publieke zeggenschap zal zijn. Daarom pleiten wij dat de toegang tot de rekenkracht
evenredig wordt verdeeld op basis van de investeringsbijdragen, zoals ook door de
Commissie is voorgesteld. Daarnaast hechten wij eraan dat publieke belangen, zoals
toegang voor kennisinstellingen en innovatief mkb en waarborging van digitale open
strategische autonomie, nadrukkelijk worden meegenomen in de governance van dergelijke
infrastructuur.
En bent u bereid in te brengen dat AI-faciliteiten energie-efficiënt moeten zijn?
Antwoord
Ja, daartoe is het kabinet bereid en is er reeds tot de inbreng overgegaan dat AI-faciliteiten
energie-efficiënt moeten zijn. In lijn met de aangenomen motie van het lid Vermeer
is dit aspect meegenomen in het voorstel van het consortium voor een AI-faciliteit
in Groningen.
Tot slot menen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat Europese AI-toepassingen
getraind moeten zijn op betrouwbare Europese data, met een eerlijke compensatie voor
de makers en leveranciers van die data. Bent u bereid tevens in te brengen dat Europese
AI-ontwikkelingen het auteursrecht van makers dienen te respecteren?
Antwoord
Met de leden van de PvdA-GL fractie is het kabinet van mening dat bij de ontwikkeling
van AI-toepassingen het auteursrecht moet worden gerespecteerd. In het bijzonder bij
het ontwikkelen van AI voor algemene doeleinden, zoals generatieve AI, wat vaak met
auteursrechtelijk beschermde werken wordt getraind. De Europese AI-verordening en
de Nederlandse Auteurswet bieden waarborgen om de rechten van makers te beschermen
en te zorgen voor eerlijke compensatie wanneer hun werk wordt gebruikt. Daarom ligt
mijn prioriteit bij de implementatie en het monitoren van het huidige wettelijk kader.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen Europese ontwikkelingen op het gebied
van een weerbare digitale infrastructuur. Zij willen dat de totale afhankelijkheid
van niet-Europese partijen wordt doorbroken en overheden zich committeren aan het
gebruik van Europese digitale diensten. Daartoe is het van belang dat we de risico’s
in kaart brengen. Bent u bereid te pleiten voor een brede stress-test of een grondige
risico-analyse van o.a. de cloudinfrastructuur en de communicatiesystemen van EU-lidstaten,
om te doorgronden wáár de problematische afhankelijkheden in de keten zitten? Is dit
een voorwaarde voor de risicogebaseerde aanpak die u voorstaat?
Antwoord
De identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden is een doorlopend proces
dat meebeweegt met veranderende afhankelijkheidsrelaties. Aansluitend op gedane of
lopende acties bij de Europese Commissie, zoals onder andere benoemd in de Raadsconclusies
over weerbare en veilige connectiviteit, zal het kabinet ervoor pleiten om te bezien
waar aanvullende analyses nodig zijn om ongewenste risicovolle strategische afhankelijkheden
in de digitale infrastructuur in kaart te brengen. Het kabinet zal de Europese Commissie
tijdens de komende Telecomraad ertoe oproepen een dergelijke aanvullende analyse te
starten. In een risico gebaseerde aanpak is dit een belangrijke stap om te bepalen
of en waar maatregelen nodig zijn.
Eerder zijn op het gebied van elektronische communicatienetwerken op EU-niveau twee
risicoanalyses uitgevoerd, waarbij ook is gekeken naar toeleveranciers. In 2019 is
een gecoördineerde EU-risicobeoordeling van de cyberbeveiliging van 5G netwerken uitgevoerd.
Op verzoek van de informele Telecomraad is op 9 maart 2022 een bredere risicoanalyse
gedaan van de cyberbeveiliging en weerbaarheid van de EU communicatie infrastructuur
en communicatie netwerken. Als vervolg hierop wordt momenteel het leverancierslandschap
voor vaste (glasvezel)netwerken en satellietnetwerken in kaart gebracht. Op basis
van deze laatste analyse zal worden besproken of er behoefte is om nader te kijken
naar het risicoprofiel van leveranciers en potentiële risico’s van afhankelijkheden.
De leden vragen u om, conform meerdere aangenomen Kamermoties in het kader van cloudautonomie,
in te brengen dat Europese aanbestedingsregels aangepast dienen te worden om de toegang
van Nederlandse en Europese cloudaanbieders tot overheidscontracten te vergroten.
Bent u bereid dit in te brengen? Kunt u toelichten welke ontwikkelingen er in dit
kader spelen en hoe Nederland daarbij betrokken is? Hoe willen EU-lidstaten de concurrentiepositie
van Europese ICT-leveranciers verbeteren?
Antwoord
In 2025 worden de Europese aanbestedingsrichtlijnen geëvalueerd en in 2026 zal de
Europese Commissie naar verwachting voorstellen publiceren voor herziening van deze
richtlijnen. Zoals met uw Kamer gedeeld, zal het kabinet bij de herziening van de
Europese aanbestedingsrichtlijnen onder andere inzetten op het bieden van meer mogelijkheden
om risico’s voor (nationale) veiligheid te beperken of uit te sluiten, en het beter
te kunnen sturen op borgen van continuïteit van (o.a. digitale) overheidsdienstverlening
en strategische autonomie bij aanbestedingen. Ook ten aanzien van cloud heeft het
kabinet nadrukkelijke aandacht voor het borgen van onze (nationale) veiligheid en
continuïteit van overheidsdienstverlening, evenals voor het versterken voor onze digitale
open strategische autonomie.
Daarnaast wordt in Europa gesproken over een mogelijk voorstel voor inrichting van
een Europees voorkeursprincipe. Momenteel is het kabinet nog bezig met het vormen
van een standpunt over dit principe, naar verwachting zal dit na de zomer zijn vastgesteld.
Dit is tijdig voor de gesprekken over het principe in Europa.
Ook zal de Europese Commissie eind 2025 of begin 2026 een voorstel voor een aanbeveling
publiceren, genaamd EU-wide cloud policy for public administrations and procurement.
Op dit moment is er nog weinig bekend over de invulling van dit voorstel. Met de Europese
Commissie zullen gesprekken worden gevoerd om hier meer inzicht in te krijgen. Te
zijner tijd ontvangt uw Kamer middels een BNC-fiche de kabinetsappreciatie van dit
voorstel.
De concurrentiepositie van onze Europese digitale sector is ook van belang voor het
kabinet, zoals ook is aangegeven in het debat over het Draghi-rapport en het nota-overleg
over de initiatiefnota «Wolken aan de Horizon». Middels een protect, promote en partnership
aanpak dragen we bij aan de verbetering van de concurrentiepositie van onze digitale
sector.
Vragen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Telecomraad van 6 juni. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de steun van het kabinet aan
de ontwikkeling van de Europese satellietconstellatie IRIS² en van de inzet om Nederlandse
deelname te stimuleren. Deze leden willen de Minister vragen welke Nederlandse partijen
bij dit programma betrokken zijn en op welke wijze het kabinet deze partijen concreet
ondersteunt om daadwerkelijk deel te nemen aan IRIS². Kan de Minister aangeven of
er specifieke maatregelen zijn om Nederlandse belangen in het aanbestedingsproces
te borgen?
Antwoord
Zie antwoord op eerste vraag van de PVV-fractie.
Het gepresenteerde AI Continent Action Plan heeft als ambitie om van Europa een koploper
in AI te maken. Hoewel het kabinet positief is over de richting van het plan, is de
uitwerking volgens hen op dit moment nog onvoldoende concreet. De leden van de NSC-fractie
willen de Minister vragen welke onderdelen volgens hem nog nader ingevuld moeten worden
om het plan effectief en uitvoerbaar te maken en waar verdere concretisering volgens
hem noodzakelijk is. Daarnaast vragen deze leden welke stappen het kabinet zet om
de beschikbaarheid van rekenkracht te vergroten, de toegang tot hoogwaardige data
te verbeteren en het aantrekken en opleiden van AI-talent in Nederland te bevorderen.
Antwoord
Een beoordeling van het AI Continent Actieplan is via het BNC-proces op 16 mei jl.
naar de Tweede Kamergerstuurd. Zoals in het BNC-fiche wordt benadrukt, is dit actieplan
een overkoepelend kader voor verschillende initiatieven. De Europese Commissie zal
veel van deze aangekondigde initiatieven later dit jaar of volgend jaar publiceren,
bijvoorbeeld de Apply AI strategie, de Cloud and AI Development Act en de AI-Gigafabrieken.
Daarom volgt het kabinet met interesse de nadere uitwerking van deze initiatieven
om ze nader te kunnen beoordelen.
Het kabinet onderschrijft dat de AI-infrastructuur in de EU opgeschaald dient te worden
om de beschikbaarheid van rekenkracht, data en talent te vergroten. Om de beschikbaarheid
van rekenkracht te vergroten, zet het kabinet momenteel in op de realisatie van een
AI-fabriek in Nederland binnen EuroHPC. Het demissionair kabinet volgt daarnaast met
interesse het initiatief voor AI-Gigafabrieken. Om de Nederlandse interesse in kaart
te brengen is een interessepeiling uitgezet door Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
(RVO), en worden gesprekken gevoerd met marktpartijen.
De beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige data is cruciaal voor de Nederlandse
en Europese AI-ambities. Data en AI is daarom een prioriteit in de Nationale Technologie
Strategie. Om de toegang tot hoogwaardige data te verbeteren, heeft het kabinet al
verschillende stappen gezet. Zo is in 2023 bij TNO het Centre of Excellence for Data
Sharing and Cloud opgericht om vrijwillige datadeling binnen en tussen sectoren te
bevorderen. Het Ministerie van Economische Zaken stelt ook jaarlijks cofinanciering
beschikbaar voor Nederlandse deelnemers aan Common European Data Spaces, wat heeft
geholpen in de positionering van Nederlandse initiatieven voor datadeling en gerelateerde
dienstverleners in Europa. Daarnaast treedt in september 2025 de Dataverordening in
werking, wat gebruikers van verbonden producten (IoT) het recht op toegang tot de
gegenereerde data geeft.
Het demissionair kabinet zet ook in op digitale vaardigheden en talent (waaronder
AI-vaardigheden en AI-talent), zoals uitgewerkt in de curriculumherziening in het
funderend onderwijs, de Human Capital Agenda ICT, het Actieplan Groene en Digitale
Banen en de activiteiten binnen de AI Coalitie voor Nederland. Verder worden onder
meer middelen van het Nationaal Groeifonds beschikbaar gesteld voor Techkwadraat om
kinderen en jongeren op elke leeftijd kennis te laten maken met de mogelijkheden van
wetenschap, technologie en ICT. Goede digitale vaardigheden zijn tenslotte ook ondenkbaar
zonder adequaat geschoolde leerkrachten. Onder meer het Npuls programma gericht op
mbo en hbo draagt hieraan bij.
Deze leden willen ook graag weten hoe het kabinet maatschappelijke en ethische vragen
rondom AI meeneemt in het actieplan en in de Europese discussies tijdens de Telecomraad.
Kan de Minister aangeven hoe deze thema’s in samenhang met het AI Act-traject worden
behandeld?
Antwoord
Het AI Continent Action Plan is erop gericht om de EU een voorloper te maken in AI,
en tegelijkertijd een eigen koers te blijven varen op AI-beleid. In dit Europese beleid
is de AI-verordening de basis om mensgerichte en betrouwbare AI te garanderen. In
dit regelgevende kader is vastgelegd hoe er vanuit maatschappelijk en ethisch perspectief
naar AI in Europa gekeken wordt.
De AI-verordening kent een risico gebaseerde aanpak: sommige AI-praktijken, zoals
schadelijke manipulatie, worden als maatschappelijk zeer onwenselijk gezien en zijn
daarom verboden. AI-systemen met een groter risico op schending van grondrechten,
veiligheid of gezondheid krijgen meer vereisten opgelegd. Denk bijvoorbeeld aan AI-systemen
die besluiten of iemand recht heeft op een toeslag vanuit de overheid. Voor deze hoog-risico
AI-systemen geldt bijvoorbeeld dat ze moeten voldoen aan eisen zoals menselijk toezicht
en risicobeheer, en dat gebruiksverantwoordelijken moeten zorgen voor relevante en
voldoende representatieve inputdata. Ook moeten publieke instanties voor het gebruik
van veel hoog-risico AI-systemen een beoordeling van de gevolgen voor de grondrechten
uitvoeren.
Om ervoor te zorgen dat het duidelijk is voor aanbieders van AI hoe zij hun systemen
mensgericht en betrouwbaar kunnen ontwikkelen, is het belangrijk dat organisaties
ondersteuning en begeleiding voor de AI-verordening kunnen krijgen. Dit sluit aan
bij plannen uit het AI Continent Action Plan, waarin de lancering van een AI-verordening
Service Desk is aangekondigd, die een centraal informatiepunt zal zijn over de AI-verordening,
waar belanghebbenden om hulp kunnen vragen en op maat gemaakte antwoorden kunnen ontvangen.
Het kabinet zet ook actief in op nationale initiatieven die aandacht schenken aan
maatschappelijke en ethische vragen rond AI, zoals het Impact Assessment Mensenrechten
en Algoritmes (IAMA), het AI- en algoritmekader voor overheden en de overheid brede
handreiking generatieve AI.
Het kabinet onderschrijft de Europese inzet op het versterken van veilige en weerbare
digitale infrastructuur. Terecht is er in de Raadsconclusies bijzondere aandacht voor
het terugdringen van afhankelijkheden van niet-Europese technologieaanbieders, onder
meer op het gebied van 5G, 6G, satellietsystemen en onderzeese kabels. Nederland speelt
hierbij als maritiem knooppunt een sleutelrol vanwege de grote hoeveelheid datakabels
die via onze Noordzeekust Europa binnenkomen. De leden van de NSC-fractie willen de
Minister vragen hoe hij de strategische rol van Nederland bij het monitoren en beveiligen
van deze onderzeese kabels ziet en op welke manier hij dit belang wil agenderen tijdens
de Telecomraad.
Antwoord
Nederland draagt actief bij aan internationale discussies over omtrent het beveiligen
van onderzeese kabels. Op Europees niveau participeert Nederland in de Expert Group
on Submarine Cables van de Europese Commissie. Deze groep ontwikkelt momenteel een
geconsolideerde risicoanalyse op basis van nationale beoordelingen, met als doel het
opstellen van een EU Cable Toolbox voor het gezamenlijk mitigeren van risico’s op
deze vitale infrastructuur.
Daarnaast is Nederland vertegenwoordigd in de internationale adviesraad van de Internationale
Telecommunicatie-unie (ITU), die zich richt op de weerbaarheid van onderzeese datakabels.
Tijdens de aankomende Telecomraad is geen specifiek agendapunt voorzien over onderzeese
datakabels. Wel blijft het kabinet dit onderwerp actief onder de aandacht brengen
in bilaterale en multilaterale contacten, en zal met de Europese Commissie en andere
lidstaten blijven werken aan een gezamenlijke Europese inzet op dit terrein met inachtneming
van de exclusieve competentie voor lidstaten op het gebied van nationale veiligheid.
Tot slot vragen deze leden of Europa momenteel beschikt over voldoende capaciteit,
expertise en middelen om het toezicht op deze kritieke infrastructuur structureel
en effectief in te richten. Indien dat niet het geval is, welke stappen acht het kabinet
dan noodzakelijk?
Antwoord
De Europese Commissie heeft recent een EU Cable Security Action Plan gepresenteerd,
waarin wordt onderkend dat versterking van toezicht en bescherming van deze kritieke
infrastructuur noodzakelijk is. Hoewel er op onderdelen reeds kennis en capaciteit
aanwezig is binnen lidstaten en Europese instellingen, ligt het voor de hand dat aanvullende
investeringen en verdere samenwerking nodig zijn.
Het kabinet volgt de verdere uitwerking van dit actieplan nauwlettend en zal, mede
op basis van de rolverdeling tussen nationale en Europese bevoegdheden, bezien welke
vervolgstappen nodig en passend zijn. De Kamer wordt hierover te zijner tijd per brief
geïnformeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van de
Telecomraad en hebben hierover enkele vragen.
Deze leden lezen dat de bescherming van jeugd online is toegevoegd aan de agenda van
de Telecomraad. Zij vragen of het kabinet voornemens is om het plan, gepresenteerd
door Frankrijk, Griekenland en Spanje, te steunen. Tevens vragen zij of het kabinet
de aangenomen moties omtrent leeftijdsgrenzen bij sociale media in acht zal nemen
bij de standpuntbepaling.
Antwoord
Het is belangrijk dat het gebruik van sociale media veiliger wordt en dat dit onderwerp
hoog op de Europese agenda blijft staan. Frankrijk, Griekenland en Spanje hebben een
non-paper opgesteld om binnen de EU aandacht te vragen voor dit thema. In dit paper
stellen de lidstaten voor om ingebouwde oplossingen voor leeftijdsverificatie en software
voor ouderlijk toezicht voor alle Europese apparaten met internettoegang te verplichten,
de invoering van een Europese «digitale meerderjarigheidsleeftijd» voor toegang tot
online sociale netwerken en het instellen van Europese normen die leeftijdsgeschikte
ontwerpen verplicht stellen, waardoor verslavende en overtuigende architecturen (bijv.
pop-ups, profielpersonalisatie, automatisch afspelen van video’s) tot een minimum
worden beperkt. De bespreking van dit non-paper tijdens de Telecomraad zal niet besluitvormend
zijn. Het zal slechts gepresenteerd worden door de ondertekenende lidstaten.
We zijn het eens met Frankrijk, Griekenland en Spanje dat de risico’s van sociale
media voor kinderen moeten worden aangepakt en dat dit een combinatie van maatregelen
vereist, zoals heldere handhaafbare Europese regelgeving voor de tech-industrie, eenduidige
en onderbouwde leeftijdsadviezen en adequate leeftijdsverificatie.
Het kabinet deelt de zorgen van Frankrijk, Griekenland en Spanje, maar kan het gehele
non-paper op dit moment nog niet steunen. Het voorstel vraagt nog verdere bestudering
en standpuntbepaling voor het eerste en tweede punt. Uw Kamer wordt geïnformeerd zodra
het kabinet een standpunt bepaald heeft. Wel zullen we alvast steun uitspreken voor
het derde punt, omdat we er belang aan hechten dat online diensten veiliger worden
en dat het gebruik van verslavend ontwerp wordt tegengegaan.
De leden van de SGP-fractie merken op dat indien overgegaan wordt tot een nationale
of Europese leeftijdsgrens voor sociale media, het niet uitgekristalliseerd is op
welk niveau leeftijdsverificatie wordt geregeld. Deze leden merken op dat het meest
voor de hand liggend is om dit op operating system/app store-niveau te beleggen omdat
dit een universeel en gelijk speelveld creëert. Zij vragen het kabinet of dit standpunt
wordt gedeeld. Tevens vragen zij of het kabinet voornemens is hierop het voortouw
te nemen.
De leden van de SGP-fractie benadrukken het grote belang van goed geregelde leeftijdsverificatie.
Uiteenlopende wetgeving en leeftijdsverificatiesystemen op verschillende platformen
zal leiden tot zeer uiteenlopende ervaringen voor jongeren, afhankelijk van de gebruikte
apps en hun locatie hetgeen zal leiden tot onmogelijkheden in de handhaving. Deze
leden vragen het kabinet of zij voornemens is in Europa in te zetten op centraal georganiseerde
leeftijdsverificatie op operating system- of appstoreniveau waarbij het cruciaal is
om kennis aan applicatieontwikkelaars (via een API (Application Programming Interface)
beschikbaar te stellen. Is het kabinet voornemens in te zetten op een verplichting
voor alle applicatieontwikkelaars om de gewenste leeftijdsverificatie te bieden welke
geldt voor bestaande en toekomstige apps? Zij vragen hierbij tevens oog te hebben
voor gebruiksgemak van de (jonge) gebruiker en de waterdichtheid van het systeem.
Antwoord
Op dit moment zijn er verschillende ontwikkelingen op het gebied van online leeftijdsverificatie.
Om onlineplatforms te ondersteunen bij het voldoen aan de wettelijke verplichtingen
ter bescherming van minderjarigen, zoals onder meer uit de Digitaledienstenverordening
(DSA), laat de Europese Commissie op dit moment een leeftijdsverificatie-app ontwikkelen
waarmee mensen kunnen aantonen dat zij 18 jaar of ouder zijn. Deze zogenaamde «whitelabel-app»
kan dan door de lidstaten worden omgezet naar de nationale markt. Het idee is dat
deze verschillende nationale apps onderdeel gaan uitmaken van een Europees raamwerk
voor geharmoniseerde implementatie van oplossingen voor leeftijdsverificatie, om zo
bedrijven te ondersteunen om veilige en privacy vriendelijke leeftijdsverificatie
toe te passen op hun diensten.
Op dit moment wordt in opdracht van BZK onderzocht of en hoe een dergelijke leeftijdsverificatie-app
in Nederland geïmplementeerd zou kunnen worden. Onderzocht wordt wat er nodig is op
financieel, organisatorisch en juridisch vlak om een dergelijke leeftijdsverificatie-app
in Nederland door te ontwikkelen en of dit haalbaar is. Hierbij wordt ook gekeken
naar de impact op belangrijke waarden, zoals privacy, veiligheid en toegankelijkheid.
De betrouwbaarheid en effectiviteit is daarbij ook van belang. Daarnaast speelt het
gebruiksgemak voor de gebruikers ook een belangrijke rol.
De ontwikkelingen op het gebied van online leeftijdsverificatie gaan snel. Dit houden
we nauwlettend in de gaten.
Het kabinet vindt het tot slot belangrijk dat mensen niet verplicht worden tot het
gebruik van één specifiek leeftijdsverificatie-instrument en daarmee afhankelijk worden
van een klein aantal bedrijven. Zoals het geval zou zijn indien leeftijdsverificatie
via een besturingssysteem of app store zou moeten plaatsvinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier