Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 IV Wijziging van de begrotingsstaten van het Koninkrijksrelaties (IV) en het BES- fonds (H) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 juni 2025
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Bij brief van 5 juni 2025 zijn ze door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, O. van Dijk
De griffier van de commissie, Meijers
1
In het amendement 36 600 IV nr. 10 is geregeld dat de bezuiniging op de kustwacht in 2025 is terug gedraaid, voor de
jaren 2026 en verder staan er ook nog bezuinigingen, hoe gaat daarmee omgegaan worden
in de komende begrotingen?
Antwoord:
De bezuiniging betrof niet het budget voor de Kustwacht maar voor de Koninklijke Marechaussee
(KMar). De personele inzet van de KMar in de landen heeft vertraging opgelopen. Onder
andere doordat de werving van specialistisch personeel door de KMar moeizaam is gebleken.
Daarom was de afgelopen jaren elk jaar geld over van dit budget en wordt dit budget
nu aangewend voor de subsidietaakstelling. De personele bezetting van de KMar, en
daarmee ook de uitputting van deze middelen, neemt jaarlijks toe. Uiteraard mag de
huidige aanwending van deze middelen voor de subsidietaakstelling geen consequenties
hebben voor de operationele capaciteit van de KMar in 2026 en daarna. De KMar zet
zich in de huidige context zo goed mogelijk in om de bestaande afspraken na te komen.
2
Kunnen de overige mutaties in de tabel met belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties
worden toegelicht? Waarom zijn deze voor 2025 twee keer zo hoog als in de opvolgende
jaren?
Antwoord:
Bij de 1e suppletoire begroting zijn er vanuit verschillende departementale begrotingen middelen
voor enkel het begrotingsjaar 2025 overgemaakt naar de KR-begroting. Deze uitgavenmutaties
zien o.a. op:
• Afdracht 2025 vanuit diverse opdrachtgevende departementen voor de dienstverlening
van SSO CN (in totaal € 1,3 mln.)
• Overboeking vanuit het Ministerie van Economische Zaken voor de risicoreservering
van de Borgstelling MKB-kredieten op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (BMKB-ACS, € 1,2
mln.)
• Eenmalige overboeking vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor
de versterking van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (€ 1,1 mln.)
3
Waarom duurt het finaliseren van plannen of besluitvorming in de Landen langer dan
verwacht als het gaat om de uitvoering van de Landspakketten? Wat zijn daarvan de
gevolgen?
Antwoord:
Zoals bekend is de uitvoeringskracht van de landen beperkt. Menskracht ontbreekt en
bijvoorbeeld wetgevings- en coördinatiecapaciteit is zeer schaars. Dit kan maar ten
dele worden opgevangen door het ter beschikking stellen van externe capaciteit vanwege
het belang van eigenaarschap en duurzaamheid (borging van de uiteindelijke resultaten
in de organisatie). De schaarste is van invloed op zowel de totstandkoming als de
uitvoering van plannen. Daarbij maakten de verkiezingen en regeringswisselingen in
alle drie de landen dat bestuurlijke besluitvorming deels is uitgesteld tot na de
installatie van de nieuwe regeringen. Voor de periode tussen nu en het eind van de
Onderlinge Regeling (april 2027) wordt daarom ingezet op het aanbrengen van extra
focus en een intensivering van de uitvoering – en daarmee van de uitgaven – om zo
maximaal rendement te halen uit de ondersteuning.
4
De middelen voor voedselzekerheid komen later tot besteding, wat is daarvan de reden?
Hoe wordt de Tweede Kamer betrokken bij de inzet van de middelen? Hoe kan ervoor gezorgd
worden dat de ondernemers profiteren van deze middelen?
Antwoord:
Op 19 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen inzet van middelen
ter versterking van de voedselzekerheid in de Caribische delen van het Koninkrijk.
Een belangrijk onderdeel van deze inzet betreft de oprichting van een revolverend
fonds, ondergebracht in een nog op te richten stichting. Dit fonds zal financiële
diensten gaan aanbieden aan ondernemers, waaronder laagrentende leningen, om hen in
staat te stellen een onderneming te starten, uit te breiden of te innoveren.
De oprichting van een stichting vereist het doorlopen van diverse juridische en administratieve
procedures. Hierdoor is de verwachting dat het fonds niet eerder dan begin 2026 operationeel
zal zijn. Tevens wordt gewerkt aan de verdere uitwerking van de governance-structuur
van het fonds, waaronder de invulling van het toezicht door de Tweede Kamer. In dat
kader zullen onder meer periodieke beleidsevaluaties worden uitgevoerd, waarvan de
resultaten met uw Kamer worden gedeeld.
Voor een doelmatige en transparante inzet van de beschikbare middelen acht ik het
van belang dat uw Kamer de voortgang en de effectiviteit van het fonds en de ingezette
middelen goed en regelmatig kan controleren en beoordelen. Daarom geef ik een opdracht
aan een kennisinstelling om dit jaar, in afstemming met de Caribische delen van het
Koninkrijk, een nulmeting naar de huidige stand van voedselzekerheid uit te voeren.
Daarbij wordt een passende monitoringsmethodiek gekozen. Op basis daarvan wordt met
vaste regelmaat gemeten of de ingezette middelen daadwerkelijk bijdragen aan versterking
van de voedselzekerheid. De resultaten worden met uw Kamer gedeeld.
5
Hoe kan het dat nog steeds maar 3% van de middelen voor versterking van de rechtsstaat
juridisch verplicht is terwijl we inmiddels al bijna halverwege het jaar zijn?
Antwoord:
De 3% aan juridische verplichtingen is te verklaren doordat dit artikel voornamelijk
bestaat uit uitgaven op basis van bestuurlijke afspraken die binnen het rijk verrekend
worden. Vanuit artikel 1 worden middelen met name overgeheveld aan het Ministerie
van Justitie en Veiligheid (o.a. het Recherche Samenwerkingsteam), Defensie (KMAR)
en het Ministerie van Financiën (Douane). De overgehevelde middelen leiden bij de
andere departementen tot juridisch verplichte uitgaven.
6
Kan toegelicht worden hoe het bedrag van 21,3 miljoen euro overboekingen naar de begroting
van Defensie zicht verhoudt met het bedrag van 11,8 miljoen euro aan ontvangen overboekingen,
dat genoemd wordt in de begroting van Defensie?
Antwoord:
Het bedrag van € 21,3 mln. dat overgeboekt is naar de Koninklijke Marechaussee is
onderverdeeld in verschillende budgetcategorieën. Hiervan is € 11,8 miljoen bestemd
voor directe personeelskosten. Het resterende bedrag wordt gebruikt voor materiële
exploitatie e.d.
7
Kan toegelicht worden hoe het bedrag van 18,3 miljoen euro (tabel 4) overboekingen
naar de begroting van JenV zicht verhoudt met het bedrag van 15,3 miljoen euro aan
ontvangen overboekingen, dat genoemd wordt in de begroting van JenV?
Antwoord:
Het verschil van € 3 mln. betreft een reallocatie binnen hetzelfde beleidsartikel
«Versterken rechtsstaat» van het budget recherchecapaciteit naar het budget rechterlijke
macht, zoals gesteld op pagina 9 van de memorie van toelichting van de 1e suppletoire
begroting van begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties. Vanuit het budget rechterlijke
macht wordt de € 3 mln. overgeboekt naar artikel 32 van de begroting van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, rechtspleging en rechtsbijstand.
8
Kan er meer uitleg gegeven worden bij de het punt «toeslagen op pensioenen NA», met
name ten aanzien van de wisselkoersfluctutaties? Hoe ging dit in andere jaren?
Antwoord:
Uit «toeslagen op pensioenen NA» worden de pensioenen en de wisselkoersfluctuaties
van voormalig Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse pensioengerechtigden betaald. In
het verleden devalueerde de Antilliaanse gulden (ANG) zodanig, dat is besloten het
waardeverlies aan te vullen met euro’s. De regeling bestaat al een tijd en inmiddels
zijn er veel minder pensioengerechtigden. Met ingang van dit jaar is een structurele
ramingsbijstelling doorgevoerd, hoofdzakelijk als gevolg van de afname van het aantal
pensioengerechtigden.
9
Hoe ziet de versterking van vergunningverlening, toezicht en handhaving op Caribisch
Nederland eruit, mede gelet op de problematische situatie rondom Selibon?
Antwoord:
De Omgevingsdienst NL – de koepel van omgevingsdiensten – werkt op basis van een assistentieaanbod
samen met Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan het versterken van de VTH-taakuitvoering.
Deze ondersteuning is ingericht samen met het Ministerie van IenW naar aanleiding
van de ILT-rapportages over het VTH-stelsel op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze
ondersteuning loopt van 2024 tot 2026.
Binnen het assistentieaanbod wordt gewerkt aan het wegwerken van achterstanden, het
op orde brengen van de lokale juridische kaders, ondersteuning op prioritaire dossiers
en grote ontwikkelingen zoals Selibon en het op orde brengen en digitaliseren van
werkprocessen in de vergunning, toezicht en handhavingsketen. Daarnaast werkt ODNL
aan een voorstel voor een passende constructie om de verbetering van het VTH-stelsel
voor de toekomst te kunnen borgen.
10
Dit budget is voor de leningen vanuit de schuldsanering van Curaçao en Sint Maarten
via de begroting Koninkrijksrelaties, kan er een reactie gegeven worden op de recente
adviezen van het College financieel toezicht (Cft) over de aflossing van de leningen?
Antwoord:
Het College financieel toezicht (Cft) acht de herfinanciering van de aflopende leningen
aan Curaçao (XCG € 139,7 mln.) en Sint Maarten (XCG € 73,5 mln.) onvermijdelijk, gezien
de beperkte liquiditeitsruimte bij beide landen. Volgens het Cft zouden de liquiditeitsposities
bij volledige aflossing onder het door het IMF geadviseerde niveau zakken, waarmee
de continuïteit van publieke dienstverlening in gevaar komt.
Voor Curaçao is beperkte aflossing mogelijk, voor Sint Maarten niet. De kwetsbare
financiële situatie is mede het gevolg van de nasleep van de coronapandemie en andere
langlopende verplichtingen, zoals de problemen bij pensioenverzekeraar ENNIA. Curaçao
heeft daarnaast middelen beschikbaar gesteld om de financiële situatie van het Curaçao
Medical Center te beheersen.
11
Waarom hebben Curaçao en Sint Maarten in hun begrotingen geen rekening gehouden met
de aflossing van de leningen? Hoe is hierop gestuurd?
Antwoord:
De overheidsfinanciën zijn een landsaangelegenheid en daarmee de verantwoordelijkheid
van de regeringen van de landen. De staten van de landen kunnen middels hun budgetrecht
de overheidsfinanciën controleren, door de begroting al dan niet goed te keuren en
(wijzigingen in) de landsuitgaven of inkomsten te accorderen of verwerpen. Hoewel
Nederland geen directe zeggenschap heeft over de begrotingen van de landen, wordt
het financieel toezicht uitgeoefend via de Rijksministerraad. De eindverantwoordelijkheid
ligt echter bij de landen zelf. Het is aan hen om tijdig maatregelen te nemen ter
voorkoming van financiële knelpunten.
Het Cft wijst de landen sinds 2022 herhaaldelijk op het belang van reserveringen voor
aflossing van de in 2025 aflopende leningen. Om een gedegen afweging te kunnen maken,
heb ik het Cft gevraagd om te adviseren over de voorstellen tot herfinanciering.
Daarnaast zal ik met de landen in overleg treden over de aanpak van de overige obligatieleningen
die in de komende jaren aflopen.
12
In de begroting 2025 wordt uitgegaan van terugbetaalde leningen in 2025 van 205 miljoen
euro, hoe is het bedrag van 205 miljoen euro aan ontvangsten aan aflossingen en leningen
samengesteld?
Antwoord:
De geraamde € 205 mln. betreft verwachte aflossingen op en rente van leningen aan
Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het gaat om verschillende typen leningen, waaronder
obligaties, onderhandse leningen en COVID-leningen. Deze ontvangsten zijn conform
de oorspronkelijke leningsvoorwaarden opgenomen in de begroting.
13
Maken de aflossingen en/of herfinanciering van de leningen waar het Cft aandacht voor
vraagt deel uit van dit bedrag?
Antwoord:
Ja. De aflossingen en/of de herfinanciering van deze leningen zijn onderdeel van dit
bedrag.
14
Wanneer is de besluitvorming over eventuele aflossing en herfinanciering van de leningen
voor Curaçao en Sint Maarten?
Antwoord:
De eventuele aflossing en herfinanciering van deze leningen wordt naar verwachting
in de nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting verwerkt. Dit geeft de
mogelijkheid aan de Kamer om hierop te reageren.
15
Kan er een nadere toelichting komen op het punt «wisselkoersactualisatie»? Wat is
hierover afgesproken? Hoe is dit eerder verwerkt en meegenomen?
Antwoord:
De meeste budgetten op begrotingshoofdstuk 4 staan in euro’s weergegeven, maar zijn
aan de eilanden in dollars toegezegd. In de begrotingsregels is opgenomen dat de wisselkoersrisico’s
op de begroting van Koninkrijksrelaties generaal worden gedekt. Omdat het uitgangspunt
is dat het bedrag in dollars gelijk blijft, worden deze dollarbedragen jaarlijks met
de voorjaarsnota geherwaardeerd op basis van de begrotingskoers van het lopende jaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. (Olger) van Dijk, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.