Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het onderzoek 'Geen bewijs dat de Atlantische zwaardschede (Ensis leei) profiteert van de garnalenvisserij'
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het onderzoek «Geen bewijs dat de Atlantische zwaardschede (Ensis leei) profiteert van de garnalenvisserij» (ingezonden 22 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Rummenie (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur)
(ontvangen 4 juni 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het recente onderzoek van Wageningen University and Research (WUR)
«Geen bewijs dat de Atlantische zwaardschede (Ensis leei) profiteert van de garnalenvisserij»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van recente onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat er geen bewijs
is dat de Atlantische zwaardschede (Ensis leei) profiteert van de garnalenvisserij?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u tevens bekend met een ouder onderzoek van de WUR «Dosis-responsrelatie tussen
garnalenvisserij en de macrobenthische faunagemeenschap in de kustzone en de Waddenzee»?2
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van het feit dat dit eerdere onderzoek zwaar heeft meegewogen
in het besluit tot vergunningverlening aan Belgische garnalenvissers op grond van
de Wet natuurbescherming en dat deze vergunning door de rechtbank is vernietigd, aangezien
de rechtbank oordeelde dat onvoldoende is gemotiveerd dat er géén sprake zou zijn
van significante negatieve effecten?
Antwoord 4
Daar ben ik van op de hoogte.
Ook mijn ambtsvoorganger bestreed het oordeel van de rechtbank en heeft hiertegen
hoger beroep ingesteld. Het oordeel van de rechtbank is door de hogere rechter vernietigd.
Dat deed zij niet op inhoudelijke gronden, maar vanwege een procedureel aspect. De
vernietiging betekent wel dat het eerdere inhoudelijke oordeel van de rechtbank ook
is komen te vervallen. Dat betekent dat er geen specifiek rechterlijk oordeel meer
is over een mogelijk verband tussen de garnalenvisserij en een verhoogde aanwezigheid
van ensisbestanden (die als hypothese overige soorten zouden kunnen verdringen en
het bodemprofiel zouden kunnen veranderen).
Vraag 5
Erkent u dat deze uitspraak aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor zowel Belgische
als Nederlandse garnalenvissers en invloed heeft gehad op lopende Wet natuurbescherming
trajecten?
Antwoord 5
Ik ben me ervan bewust dat de uitspraak veel teweeg heeft gebracht onder vissers en
voor gevoelens van onzekerheid heeft gezorgd.
Dat het onderzoek genuanceerd moest worden, is eerder al in de nieuwe Passende Beoordeling
die ik aan mijn aanstaande vergunningverlening ten grondslag leg, geconcludeerd. De
nuance ligt in de technische onderzoeksopzet. De recente publicatie van Van der Meer
et al.is daarmee in lijn en dus volgend op die bevindingen. In die zin heeft de eerdere
uitspraak van de rechtbank waarin de natuurvergunning van de Belgische garnalenvissers
werd vernietigd, dus geen inhoudelijke invloed gehad op de lopende Wet natuurbescherming
trajecten.
Ik vind betrouwbaarheid vanuit de overheid en toekomstperspectief voor onze vissers
van groot belang. Daarom heb ik sinds het verlopen van de natuurvergunningen, onder
strenge voorwaarden, de garnalenvisserij gedoogd. Men kon dus wel doorvissen, maar
deze uitspraak heeft wel tot onrust en onzekerheid binnen deze sector geleid. Dat
betreur ik.
Vraag 6 t/m 8
Erkent u dat de conclusies van het nieuwe onderzoek «Geen bewijs dat de Atlantische
zwaardschede (Ensis leei) profiteert van de garnalenvisserij» de hypothese uit het
oudere onderzoek over de dosis-responsrelatie niet ondersteunen?
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van het voorzorgsbeginsel, de juridische houdbaarheid
van eerdere visserijbeperkingen als blijkt dat cruciale aannames over negatieve ecologische
effecten niet wetenschappelijk onderbouwd zijn?
Bent u bereid om, op basis van dit nieuwe onderzoek, bestaande of voorgenomen maatregelen
ten aanzien van de garnalenvisserij te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Antwoorden 6 t/m 8
De recente publicatie van Van der Meer et al.sluit aan op de eerdere constatering die in de Passende Beoordeling al gedaan is.
De ontwerpvergunningen en ook straks de definitieve vergunningen zijn en worden mede
op die basis vastgesteld.
Geconcludeerd wordt dat de eerdere hypothese niet voldoende te onderbouwen is met
de gebruikte data en nader onderzoek naar een alternatieve hypothese meer duidelijkheid
kan geven.
Tot op heden zijn er niet specifieke beperkende maatregelen gebaseerd op dat concrete
eerdere onderzoek. Het is dus niet noodzakelijk om op eerdere maatregelen terug te
komen.
Vraag 9
Bent u bereid om Belgische garnalenvissers opnieuw een vergunning te verlenen, nu
dit nieuwe onderzoek beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik heb reeds, met het medio maart van dit jaar laten publiceren van de ontwerpvergunningen
voor de Belgische garnalenvissers, aangegeven deze groep van vissers opnieuw een vergunning
te willen verlenen.
Vraag 10
Wordt dit nieuwe rapport gedeeld met relevante adviesorganen, zoals de Commissie voor
de milieueffectrapportage of ecologische adviesgroepen binnen het Natura 2000-beheer?
Antwoord 10
Ik zal dit nieuwe rapport bij Rijkswaterstaat (als beheerder van diverse mariene Natura
2000-gebieden) onder de aandacht brengen. Waar aan de orde zal ik, voor zover de Commissie
voor de milieueffectrapportage nog niet hiermee bekend is, haar hierop in relevante
dossiers tevens attenderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.