Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder en Bikker over de uitbreiding van militaire trainingsfaciliteiten op ’t Harde
Vragen van de leden Ceder en Bikker (beiden ChristenUnie) aan de Minister en Staatssecretaris van Defensie en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de uitbreiding van militaire trainingsfaciliteiten op ’t Harde (Artillerie Schietkamp) (ingezonden 13 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Tuinman (Defensie), mede namens de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 4 juni 2025)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 1808
Vraag 1
Welke gemiddelde doorloopsnelheid hebben de huidige vergunningprocedures voor uitbreiding
van Nederlandse militaire (trainings)faciliteiten? Vindt u deze snelheid passend bij
de huidige opgave waar Nederland voor staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Een gemiddelde doorloopsnelheid van vergunningsprocedures voor uitbreiding van de
Nederlandse militaire faciliteiten is niet te geven. Elke procedure heeft verschillende
aandachtspunten, waardoor afstemming op verschillende niveaus tot een in het algemeen
lange doorlooptijd leidt en in sommige gevallen – zoals voor de omgevingsvergunning
van het Artillerie Schietkamp (ASK) bij ’t Harde – jaren in beslag kan nemen. In het
proces van de vergunningverlening wordt een afweging gemaakt tussen de belangen van
Defensie en die van de leefomgeving en omwonenden. Verleende vergunningen staan open
voor bezwaar of beroep, waaruit juridische procedures kunnen volgen. Deze doorloopsnelheid
staat naar mijn mening, gezien het huidige dreigingsbeeld, op gespannen voet met de
urgentie die nodig is om ons voor te bereiden op hoofdtaak 1: het beschermen van het
eigen grondgebied en dat van bondgenoten. Samen met de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) werkt Defensie daarom aan het verkorten van de doorlooptijd tussen vergunningsaanvraag
en vergunningsverlening.
Vraag 2
Deelt u de zorg dat de lengte en complexiteit van de huidige vergunningsprocedures
de uitbreiding van Nederlandse militaire infrastructuur onnodig vertragen en daarmee
de militaire weerbaarheid van Nederland ondermijnen?
Ja, ik deel die zorg. Vrijheid in Europa is niet meer vanzelfsprekend, en Europa moet
meer zelf doen om veilig te blijven. We moeten rekening houden met een situatie waarin
ook onze samenleving ernstig wordt ontwricht. Het is de verantwoordelijkheid van Defensie,
de gehele overheid en ook onze samenleving om zich voor te bereiden op deze dreigingen
en op dreigingen die we nog niet kennen. Hierbij hebben we geen tijd te verliezen.
Een uitbreiding van de defensieactiviteiten is noodzakelijk om de krijgsmacht operationeel
inzetbaar te maken en te houden en gereed te zijn voor hoofdtaak 1. Zie ook het antwoord
op vraag 1.
Defensie hecht tegelijkertijd waarde aan het zorgvuldig doorlopen van procedures,
vanwege de mogelijke gevolgen van militaire activiteiten op de leefomgeving en op
omwonenden. Zoals ook uiteengezet in de beantwoording van de schriftelijke vragen
van Nordkamp (GL-PvdA) op 7 februari 2025 (kenmerk 2025Z00721) is het uitgangspunt dat Defensie haar activiteiten en projecten uitvoert binnen
de bestaande wettelijke kaders en procedures. De tijdige en stelselmatige gereedstelling
die nodig is om militairen voor te bereiden op inzet, die door een veranderende situatie
in de wereld op dit moment urgent is, wordt in sommige gevallen belemmerd door de
bestaande wettelijke kaders. Zo beweegt Defensie in een spanningsveld tussen de verplichtingen
uit de huidige wet- en regelgeving en procedures aan de ene kant en de grondwettelijke
taken voor Defensie inclusief onze NAVO-commitments aan de andere kant. Een voorbeeld
hiervan zijn de kaders van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de regels die zijn gesteld
voor activiteiten met effecten op Natura 2000-gebieden.
Om Nederland weer in beweging te krijgen, wordt op het gebied van stikstof onder meer
gewerkt aan een gefaseerde, fundamentele aanpassing van het vergunningenstelsel (Kamerbrief
25 april 2025, kenmerk DGLGS / 98163622). Het is ook in het belang van Defensie dat
hier in de komende maanden verdere uitwerking en besluitvorming door het demissionaire
kabinet over mogelijk blijft.
Vraag 3
Welke concrete stappen neemt u om procedures voor uitbreiding van militaire oefenterreinen
te versnellen, zonder de noodzakelijke zorgvuldigheid en participatie te schaden?
De uitbreiding van defensieactiviteiten in het algemeen en de uitbreiding van militaire
oefenterreinen in het bijzonder is nodig om te voorzien in de tijdige en stelselmatige
gereedstelling van de krijgsmacht. Om dit te bereiken onderneemt Defensie verschillende
stappen. Ten eerste wordt voor de korte termijn gewerkt aan het versneld actualiseren
van bestaande vergunningen. Daarbij is oog voor de omgeving maar ook voor voldoende
operationele flexibiliteit, zodat er mogelijkheden zijn om te kunnen reageren op bijvoorbeeld
de veranderde veiligheidssituatie in de wereld. Ten tweede zetten we voor de langere
termijn stappen met het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD). In beide
trajecten wordt afstemming met andere overheden en de participatie met betrokkenen
geborgd. Ten derde werkt Defensie ook aan een wetsvoorstel om op structurele wijze
te voorzien in het wegnemen van knelpunten, die de benodigde tijdige en stelselmatige
gereedstelling van de krijgsmacht verhinderen.
Daarnaast heeft Defensie belang bij een vervolg op de stappen die zijn beschreven
in het Startpakket Nederland van het slot (Kamerbrief 25 april 2025, kenmerk DGLGS
/ 98163622).
Vraag 4
Heeft u beeld bij tegen welke juridische en bestuurlijke belemmeringen er wordt opgelopen
op het moment dat er intensiever moet worden getraind, andere militaire voertuigen
of artillerie nodig is bij een training vanwege nieuwe samenwerking met bondgenoten
of munitiegebrek? Zo ja, welke zijn de belangrijkste? Zo nee, bent u bereid dit in
kaart te brengen?
Ja, Defensie heeft een duidelijk beeld van welke juridische en bestuurlijke procedures
er zijn die invloed hebben op het uitvoeren en uitbreiden van defensieactiviteiten.
Defensie merkt, evenals dat het geval is bij andere ontwikkelingen zoals woningbouw
en bedrijvigheid, op dit moment de impact van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de
daaruit volgende belemmeringen rond stikstof voor het verkrijgen van vergunningen.
Daarnaast moet Defensie bij de huidige defensieactiviteiten en uitbreiding daarvan
ook voldoen aan andere wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van geluid,
trillingen en lichthinder.
Vraag 5
Bent u ermee bekend dat niet geoefend kan worden met een ander type wapen van bondgenoten
dat dezelfde munitie afvuurt met dezelfde geluidsbelasting? Zo nee, zou dit kunnen
voorkomen binnen de huidige regelgeving?
Ja, ik ben hiermee bekend. Defensie staat een werkwijze voor om in samenspraak met
het bevoegd gezag vergunningen binnen de huidige regelgeving anders vorm te geven.
In dat kader worden stappen gezet om nieuwe wapens en/of munitie die geen onderdeel
zijn van huidige vergunningen toch snel in te kunnen zetten, met behoud van de effectbescherming
van de omgeving.
Vraag 6
Is de huidige regelgeving toereikend om beter en effectiever te kunnen trainen met
moderne wapensystemen en gezamenlijk te kunnen trainen met buitenlandse eenheden?
Zo nee, op welke punten kan dit verbeterd worden?
Niet in alle gevallen is de huidige regelgeving toereikend. De huidige wet- en regelgeving
is ingericht voor vredestijd, terwijl Nederland zich helaas in een grijze zone tussen
vrede en oorlog bevindt. Zoals beantwoord in vraag 3, werkt Defensie op dit moment
langs een drietal sporen om tijdige en stelselmatige gereedstelling van de krijgsmacht
te bereiken.
Vraag 7
Hoe weegt u de zorgen van omwonenden en natuurorganisaties over geluidsoverlast, stikstofuitstoot
en natuurbescherming tegen de noodzaak van opschaling van trainingscapaciteit?
Defensie hecht waarde aan het zorgvuldig doorlopen van procedures en goede afstemming
met andere overheden en betrokkenen in de omgeving. Defensie beschermt wat ons dierbaar
is en is zich bewust dat de toenemende inzet van haar activiteiten gevolgen heeft
voor de leefomgeving (zoals ook geadresseerd wordt in signaalrapportage ILT 18 november
2024). Tegelijkertijd moet Defensie ook activiteiten kunnen verrichten die mogelijk
op gespannen voet staan met de belangen van omwonenden en de bescherming van de leefomgeving.
In overleg met andere departementen zoals IenW (inclusief ILT), BZK en VRO, en met
andere overheden, natuurorganisaties en omwonenden, wordt gewerkt aan het vinden van
een evenwicht tussen de bescherming van de leefomgeving en het uitvoeren van defensieactiviteiten
voor de nationale veiligheid en de voorbereiding van onze militairen op inzet.
Vraag 8
Welke keuzes voor de ruimtelijke regelgeving maakt u om de basisinfrastructuur voor
defensie verder op orde te brengen, zowel als het gaat om ruimtebeslag, vergunningen
voor gebruik en extra onderkomens bij de kazernes? Ziet u het gevaar van jarenlange
procedures en heeft u die tijd?
Met het eerder genoemde versneld actualiseren van bestaande vergunningen, het NPRD
en het voorgenomen wetsvoorstel worden condities gecreëerd om Defensie stelselmatig
gereed te stellen voor het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten.
Zie ook de antwoorden op vragen 1, 2, 3 en 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.