Schriftelijke vragen : Het belastinglek bij Duitse beleggingsfondsen
Vragen van de leden Stultiens (GroenLinks-PvdA), Dijk (SP), Grinwis (ChristenUnie) en Kouwenhoven (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Financiën over het belastinglek bij Duitse beleggingsfondsen (ingezonden 4 juni 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de FD artikelen «Schatkist loopt € 600 miljoen extra schade
op door belastinglek»1 en «Hoe de fiscus ineens bijna 1,7 miljard euro aan opbrengsten zag verdampen»2?
Vraag 2
Klopt het dat de wetgever al decennialang de bedoeling had om buitenlandse beleggingsfondsen,
waaronder Duitse vastgoedfondsen, wel vennootschapsbelasting te laten betalen over
winsten in Nederland3en dat over de mogelijkheid hiertoe tot 2020 nauwelijks discussie over was?
Vraag 3
Klopt het dat de buitenlandse beleggingsfondsen met vastgoed in Nederland die volgens
het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) niet belastingplichtig
bleken voor de heffing van de vennootschapsbelasting, met ingang van 1 januari 2025
dat alsnog zijn geworden als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid
rechtsvormen?
Vraag 4
Kan de Belastingdienst de participanten in de Duitse beleggingsfondsen – in plaats
van de Duitse beleggingsfondsen zelf – in de heffing betrekken voor het rendement
op het Nederlandse vastgoed tot 1 januari 2025, waaronder de waardestijging van het
Nederlandse vastgoed tot 1 januari 2025?
Vraag 5
Bestaat volgens u na het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862)
aldus de mogelijkheid om voor fiscale doeleinden door het Duitse beleggingsfonds heen
te kijken (transparantie) tot 1 januari 2025? Zo ja, in hoeverre beperkt deze mogelijkheid
het budgettaire verlies van 1,1 miljard euro?
Vraag 6
Waarom zijn na het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:155),
toen het risico op het belastinglek levensgroot werd, door het kabinet geen voorzorgsmaatregelen
voorgesteld, zoals bijvoorbeeld in het verleden (wel) is gedaan met een «tussenregeling»
toen valutaresultaten op een deelneming dreigden te kunnen worden afgetrokken?4
Vraag 7
Klopt het dat buitenlandse beleggingsfondsen het Nederlands vastgoed dat zij op 1 januari
2025 bezitten wegens gebrek aan een nader wettelijk waarderingsvoorschrift kunnen
waarderen op de waarde in het economische verkeer (step-up)?
Vraag 8
Klopt het dat hierdoor over de waardestijging tussen de aankoopwaarde in het verleden
en de waardering per 1 januari 2025 geen vennootschapsbelasting wordt geheven als
het vastgoed na 1 januari 2025 wordt verkocht, ondanks dat het altijd de bedoeling
van de wetgever was om wel over deze winsten te heffen?
Vraag 9
Klopt het dat deze omissie alsnog kan worden hersteld waardoor de waardestijging tussen
de aankoopwaarde in het verleden en de waardering per 1 januari 2025 wel in de heffing
kan worden betrokken bij realisatie na 1 januari 2025 en de Nederlandse schatkist
dus niet 600 miljoen euro misloopt?
Vraag 10
Hoe kijkt u bijvoorbeeld aan tegen de introductie van een waarderingsvoorschrift in
de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op grond waarvan de buitenlandse beleggingsfondsen
die onbedoeld buiten de vennootschapsbelasting zijn gevallen door het arrest van de
Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) op 1 januari 2025 hun Nederlandse
vastgoed dienen te activeren tegen de boekwaarde die het vastgoed zou hebben gehad
als zij altijd al belastingplichtig waren geweest?
Vraag 11
Klopt het dat het ontbreken van een dergelijk waarderingsvoorschrift een omissie is
bij de nazorg van Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen?
Vraag 12
Bent u bereid om deze omissie te herstellen en daarmee het toekomstige heffingslek
van 600 miljoen euro voor Duitse vastgoedfondsen zo spoedig mogelijk te repareren?
Vraag 13
Klopt het dat de step-up per 1 januari 2025 hoger kan uitvallen dan de WOZ-waarde
van het Nederlandse vastgoed en zo ja, kunnen buitenlands beleggingsfondsen in dergelijke
gevallen vanaf 2025 ten laste van de belaste winst in Nederland afschrijvingskosten
aftrekken (die nooit zijn gemaakt)?
Vraag 14
Klopt het dat als gevolg van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862)
ook verkoopwinsten onbelast kunnen blijven die in het (verre) verleden door buitenlandse
beleggingsfondsen op Nederlands vastgoed zijn gemaakt en die via een herinvesteringsreserve
zijn afgeboekt op nieuw aangeschaft Nederlands vastgoed dat per 1 januari 2025 nog
steeds in het bezit is van het beleggingsfonds?
Vraag 15
Waarom kan voor verkoopwinsten op beleggingsvastgoed überhaupt een herinvesteringsreserve
worden gevormd? Klopt het dat hierdoor belastingheffing over verkoopwinsten op beleggingsvastgoed
gedurende vele decennia kan worden uitgesteld?
Vraag 16
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat internationale
fiscaliteit (gepland op 3 juli 2025)?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Luc Stultiens, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Jimmy Dijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Bram Kouwenhoven, Tweede Kamerlid