Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Aukje de Vries over een ongekend kritisch rapport van de Europese Rekenkamer over het coronaherstelfonds
Vragen van het lid Aukje de Vries (VVD) aan de Minister van Financiën over een ongekend kritisch rapport van de Europese Rekenkamer over het coronaherstelfonds (ingezonden 14 mei 2025).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën) (ontvangen 3 juni 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek «prestatiegerichtheid, verantwoordingsplicht en transparantie
– lessen die te trekken zijn uit de tekortkomingen van de RRF» van de Europese Rekenkamer?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de op 6 mei jl. verschenen publicatie van de Europese Rekenkamer
(ERK) «Prestatiegerichtheid, verantwoordingsplicht en transparantie – lessen die te
trekken zijn uit de tekortkomingen van de RRF». Deze publicatie betreft geen nieuw
onderzoek, maar vat de eerdere adviezen en verslagen van de ERK met betrekking tot
het ontwerp, het controlekader en de uitvoering van de Herstel en veerkrachtfaciliteit
(HVF) samen.
Vraag 2
Wat vindt u van het rapport? En welke lessen trekt u hieruit voor het toekomstig beleid
en de Nederlandse standpuntbepaling in de Europese Unie met betrekking tot dit soort
instrumenten?
Antwoord 2
Het kabinet hecht belang aan de controlerende rol van de ERK en haar toezien op de
rechtmatige besteding van Europese middelen. De ERK signaleert punten die van belang
zijn voor eventuele toekomstige instrumenten die gericht zijn op prestatie gebonden
financiering.
De kritiek van de ERK heeft betrekking op diverse punten, waaronder onduidelijkheid
over kosten en resultaten, en het ontbreken van effectieve controlemechanismen. Onderstaand
worden deze punten samengevat en voorzien van een duiding en appreciatie.
De ERK is van mening dat de efficiëntie van de inzet van HVF-middelen niet kan worden
gemeten, omdat het onduidelijk is wat de kosten zijn van de uitgevoerde plannen. Bij
de HVF vindt uitbetaling plaats op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen,
niet op basis van gedeclareerde uitgaven zoals bij klassieke EU-instrumenten. Lidstaten
moesten bij het opstellen van hun herstel- en veerkrachtplan (HVP) wel ex ante een kosteninschatting onderbouwen, maar de werkelijk gemaakte kosten spelen geen
rol bij de uitbetaling. De Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en het
Europees Parlement zijn het in 2021 eens geworden over deze systematiek. Deze systematiek
bood een manier om praktische invulling te geven aan de koppeling van EU-middelen
aan structurele hervormingen in lidstaten. Deze werkwijze vergroot ook de prikkel
voor het boeken van voortgang ten aanzien van noodzakelijke investeringen, omdat de
mijlpalen en doelstellingen ook betrekking hebben op tussenstappen. Het is dus een
bewuste keuze geweest om de HVF anders vorm te geven dan bijvoorbeeld de cohesiefondsen.
Het kabinet voorziet hier ook een risico van een dubbele verantwoordingslast.
Daarnaast vindt de ERK dat de HVF geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen
en doelstellingen zijn volgens de ERK in veel gevallen gericht op output in plaats
van impact. De Commissie heeft in een richtsnoer2 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren
bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik
van impact-indicatoren af, gegeven de onvoorspelbaarheid van zulke indicatoren en
hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat zelf geen invloed op heeft.
Het kabinet vindt het wenselijk om resultaten te meten, maar erkent daarbij dat het
om verschillende redenen, zoals aangehaald door de Commissie, lastig is om (op korte
termijn) resultaten te beoordelen. Het kabinet kan zich daarom vinden in het advies
van de Commissie.
Hiernaast is de ERK van mening dat het nalevingskader van de HVF en de regels voor
de bescherming van de financiële belangen van de EU niet robuust genoeg zijn. De controlesystemen
bevatten volgens de ERK tekortkomingen. Daarnaast ziet de ERK dat de Commissie alleen
corrigerende maatregelen kan nemen in geval van ernstige onregelmatigheden en systeemgebreken.
De Commissie kan geen correcties aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels
inzake overheidsopdrachten in het geval deze niet «ernstig» zijn.
Om de financiële belangen van de EU te beschermen, dat wil zeggen fraude, corruptie,
dubbele financiering en belangenverstrengeling te voorkomen, op te sporen en te corrigeren
zijn er binnen de HVF diverse bepalingen van kracht, die zijn vastgelegd in de HVF-verordening.
Daarbij staan lidstaten primair aan de lat om de financiële belangen van EU te beschermen.
Dit vertaalt zich in diverse verplichtingen. Om aanspraak te maken op middelen uit
de HVF moeten lidstaten, als onderdeel van hun herstelplan, een robuust nationaal
controlesysteem opzetten. Bij de beoordeling van de herstelplannen heeft de Commissie
getoetst of de controlesystemen voldeden aan de eisen van de HVF-verordening. Daarnaast
voert de Commissie in alle lidstaten zogenoemde systeemaudits uit om te controleren
of de controlesystemen voldoen aan de vereisten. Zonder een goed werkend controlesysteem
hebben lidstaten geen recht op uitbetaling. Lidstaten moeten verkeerd uitbetaalde
of incorrect bestede middelen terugvorderen. Daarnaast is vastgelegd dat lidstaten
ten behoeve van audit en controle, gegevens moeten verzamelen over o.a. eindontvangers,
contractanten en sub-contractanten. Verder moet een lidstaat met ieder betaalverzoek
een beheersverklaring meesturen die o.a. bevestigt dat de controlesystemen de nodige
garanties bieden dat de middelen zijn beheerd volgens alle toepasselijke regels, in
het bijzonder inzake het voorkomen van belangenconflicten, fraude, corruptie, en dubbele
financiering. Ook moet een lidstaat bij ieder betaalverzoek een samenvatting meesturen
van de door de nationale auditautoriteit uitgevoerde audits, met inbegrip van vastgestelde
zwakke punten en eventuele genomen corrigerende maatregelen. Doordat de Commissie
eisen stelt aan de controlesystemen, systeemaudits en audits op maatregelniveau uitvoert,
en de lidstaten verplicht zijn om gegevens van eindontvangers te verzamelen en controleren,
is bekend waar en bij wie de middelen terecht zijn gekomen. Daarnaast heeft de Commissie
tijdens de looptijd van de HVF aanvullende richtsnoeren publiceert om lidstaten te
ondersteunen bij het tegengaan van bijvoorbeeld dubbele financiering3.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet er groot belang aan dat de financiële belangen
van de EU worden beschermd Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument
dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander
van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke
leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht
begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten
voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van
resultaatgericht begroten, met uitbetaling op basis van het bereiken van mijlpalen
en doelstellingen, een vervolg krijgen onder het volgend MFK dan is het van belang
dat de observaties van de ERK waar relevant worden benut. Dat betekent concreet dat
tekortkomingen in de controlesystemen zo vroeg mogelijk moeten worden opgespoord en
gecorrigeerd, en dat de Commissie ook correcties moet kunnen aanbrengen voor individuele
inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten in het geval deze niet ernstig zijn.
Hierbij geeft het kabinet wel graag mee dat de administratieve lasten nu al erg hoog
zijn, en dat ervoor gewaakt moet worden dat verantwoordingslasten proportioneel blijven.
Ook vindt de ERK dat de methode die de Commissie heeft vastgesteld om de financiële
bijdragen van de HVF aan een lidstaat te verlagen in geval van niet-naleving van mijlpalen
en streefdoelen, tot verschillende interpretaties kan leiden. Deze methode rust gedeeltelijk
op een kwalitatieve interpretatie van het belang van een niet-behaalde mijlpaal of
streefdoel. Het kabinet acht het derhalve van belang dat de Commissie transparant
is over haar beoordeling en kaders zoveel mogelijk vooraf worden vastgesteld.
Tot slot wijst de ERK erop dat de huidige regels geen bepaling bevatten op grond waarvan
de Commissie het terugdraaien van eerdere verwezenlijkte mijlpalen en streefdoelen
na 2026 kan aanpakken. In het geval dat mijlpalen of doelstellingen die reeds zijn
behaald, door een lidstaat worden teruggedraaid, kan de Commissie corrigerende maatregelen
nemen. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een lidstaat bij het indienen van
het eerstvolgende betaalverzoek een korting op de uitbetaling ontvangen, evenredig
aan de teruggedraaide mijlpaal of doelstelling. In het geval dat er geen betaalverzoeken
meer ingediend worden door de lidstaat, zoals het geval zal zijn na 2026, kunnen alleen
middelen worden teruggevorderd door de Commissie als sprake is van ernstige schending
van een verplichting uit hoofde van de financieringsovereenkomst of leningsovereenkomst,
of als een lidstaat geen corrigerende maatregelen heeft genomen in het geval van fraude,
corruptie en belangenverstrengeling. Het kabinet merkt op dat de Commissie tot op
zekere hoogte dus wel mogelijkheden heeft om corrigerende maatregelen te nemen.
Vraag 3
Hoe kan het dat de Europese Rekenkamer constateert dat eind 2024 42% van de gelden
is uitbetaald, terwijl slechts 28% van de mijlpalen en streefdoelen is bereikt?
Antwoord 3
Conform de HVF-verordening konden lidstaten aanspraak maken op voorfinanciering uit
de HVF, ter waarde van maximaal 13% van de toegewezen giften en leningen. De verdere
uitbetalingen vinden plaats op basis van het behalen van mijlpalen en doestellingen.
Daarbij zijn de verschillende betalingstermijnen gekoppeld aan sets van mijlpalen
en doelstellingen. Dit is vastgelegd in het uitvoeringsbesluit van de Raad van de
Europese Unie (de Raad) ter vaststelling van het HVP en de door de lidstaat en de
Commissie overeengekomen operationele regelingen. Het totale bedrag waar een lidstaat
aanspraak op maakt is niet evenredig verdeeld over deze betalingstermijnen, noch over
het aantal mijlpalen en doelstellingen. Het betalingsprofiel verschilt per lidstaat,
waarbij rekening is gehouden met het relatieve belang van deze mijlpalen en doelstellingen.
Betaalverzoeken waarin grotere mijlpalen of doelstellingen zijn opgenomen, zoals het
voltooien van een belangrijke maatregel, staan gelijk aan een relatief grotere uitbetaling
uit de faciliteit. Deze werkwijze, en de verstrekte voorfinanciering, zorgen ervoor
dat het percentage dat is uitbetaald aan een lidstaat niet noodzakelijkerwijs overeen
hoeft te komen met het percentage behaalde mijlpalen en doelstellingen.
Vraag 4
Wat kan er nog gedaan worden om voor het restant van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit
(Recovery and Resilience Facility; RRF) niet weer zo’n rapport te krijgen? Hoe gaat
u dat aanpakken en aankaarten in de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad?
Antwoord 4
De analyse van de ERK betreft geen nieuw onderzoek, maar vat de eerdere adviezen en
verslagen van de ERK met betrekking tot het ontwerp, het controlekader en de uitvoering
van de HVF samen. De analyse richt zich op het ontwerp en de uitvoering van de HVF
en de HVPs in brede zin. Het is in eerste instantie aan de Commissie om zich hiervan
rekenschap te geven, aangezien zij is belast met het toezicht op de implementatie
van de HVF, en het recht van initiatief heeft voor het doen van voorstellen voor toekomstige
instrumenten. De Commissie verwijst in reacties op de reeds gepubliceerde rapporten
van de ERK op de afspraken over de werkwijze van de HVF, zoals die door de medewetgevers
(de Raad en Europees Parlement) zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Het kabinet
heeft begrip voor deze reactie. Het kabinet verwelkomt daarnaast het gehoor dat de
Commissie heeft gegeven aan een deel van de aanbevelingen van de ERK die volgden uit
eerdere rapporten.
Een wijziging van de werkwijze van de huidige HVF ligt gegeven de beperkte resterende
looptijd van de HVF (tot eind 2026) niet voor de hand. Het kabinet ziet de HVF als
een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke
crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van
het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor
een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan
vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen
worden uitgekeerd. Het kabinet acht het van belang dat bij het opstellen van eventuele
voorstellen voor toekomstige instrumenten gebaseerd op prestatiegerichte systematiek,
de bevindingen en aanbevelingen van de ERK op relevante punten ter harte worden genomen.
Vraag 5
Deelt u de constatering van de Europese Rekenkamer dat er slechts beperkt zicht is
op de resultaten die worden geboekt bij het behalen van de mijlpalen van het Herstel-
en Veerkrachtplan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De ERK is van mening dat de HVF geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen
en doelstellingen zijn volgens de ERK gericht op output in plaats van impact. De Commissie
heeft in een richtsnoer4 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren
bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik
van impact indicatoren, zoals de ERK deze graag had gezien, af gegeven de onvoorspelbaarheid
van zulke indicatoren en hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat
zelf geen invloed op heeft. Het kabinet kan zich vinden in dit advies.
Daarnaast is het bijzonder lastig om op korte termijn resultaten te beoordelen. De
deadline voor het voltooien van mijlpalen en doelstellingen is augustus 2026, en een
groot deel van de mijlpalen en doelstellingen moet nog worden geïmplementeerd. Ook
kan het langer duren voordat de concrete resultaten van doorgevoerde hervormingen
en investeringen meetbaar zijn. Het zou daarom prematuur zijn om nu een volledig beeld
te schetsen van de concrete resultaten van de HVF.
Conform de HVF-verordening zal de Commissie uiterlijk 31 december 2028 een onafhankelijk
ex-postevaluatieverslag voorleggen aan het Europees Parlement, de Raad van de Europese
Unie (de Raad), het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
Dit verslag zal bestaan uit een algemene evaluatie van de faciliteit en zal informatie
bevatten over het effect ervan op de lange termijn.
Vraag 6
Welke lessen trekt u daaruit, mede met het oog op de plannen van de Europese Commissie
om in het Meerjarig Financieel Kader meer conditionaliteit in te bouwen?
Antwoord 6
Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in
reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling
van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet
staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten,
waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens
middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van resultaatgericht
begroten, met uitbetaling op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen,
een vervolg krijgen onder het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK), dan is het
van belang dat de observaties van de ERK waar relevant ter harte worden genomen. Deze
lessen en de appreciatie ervan zijn toegelicht in het antwoord op vraag 2. De kabinetsinzet
ten aanzien van prestatiegerichte financiering in het volgende MFK is opgenomen in
de Kamerbrief van 28 maart jl5.
Vraag 7
Deelt u de constatering van de Europese Rekenkamer dat het Herstel- en Veerkrachtplan
het risico van overlapping met andere fondsen van de Europese Unie vertoont? Zo nee,
waarom niet? Hoe wordt dat in de toekomst voorkomen?
Antwoord 7
De ERK heeft kritiek op het feit dat de HVF doelstellingen een groot aantal beleidsterreinen
bestrijken, waardoor het risico op overlap met andere EU-instrumenten toeneemt. In
dit kader adviseert de Commissie voor de inrichting van mogelijke toekomstige prestatiegerichte
instrumenten dat het toepassingsgebied en de doelstellingen van de instrumenten duidelijk
zijn omschreven.
De HVF is gericht op het vergroten van de veerkracht van de lidstaten, door middel
van steun voor maatregelen die betrekkingen hebben op beleidsterreinen die gestructureerd
zijn in zes pijlers, namelijk: de groene transitie; digitale transformatie; slimme
duurzame en inclusieve groei; sociale en territoriale cohesie; gezondheid en economische;
en sociale en institutionele veerkracht. Er bestaan verschillende EU-instrumenten,
waaronder de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, die ook een aantal van deze
terreinen bestrijken. Het kabinet acht het wenselijk dat onder het volgende MFK overlap
tussen verschillende instrumenten zoveel mogelijk wordt beperkt.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de Europese Commissie in veel gevallen
geen geld terug kan vorderen als een lidstaat zich niet aan de regels houdt, omdat
het geld al is overgemaakt? Hoe kan dit in de toekomst worden voorkomen?
Antwoord 8
De kritiek van de ERK op de beperkte mogelijkheid van de Commissie om middelen terug
te vorderen heeft betrekking op twee zaken. In de eerste plaats noemt de ERK dat de
Commissie alleen corrigerende maatregelen kan nemen, oftewel middelen terugvorderen,
in geval van ernstige onregelmatigheden en systeemgebreken. De Commissie kan geen
correcties aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten
(in het geval deze niet «ernstig» zijn). Het kabinet kan de kritiek van de ERK op
dit punt volgen. Het kabinet zet onderstaand uiteen welke verschillende gronden bestaan
op basis waarvan terugvordering wel kan plaatsvinden.
Conform artikel 22 lid 5 van de HVF-verordening voorziet de financiële overeenkomst,
en in voorkomend geval leningsovereenkomst, die wordt afgesloten tussen een lidstaat
en de Commissie, de Commissie van het recht om in een aantal gevallen middelen die
zijn uitbetaald uit de HVF terug te vorderen. In reactie op een eerdere aanbeveling
van de ERK6 heeft de Commissie richtsnoeren7 opgesteld die een kader bieden voor de toepassing van deze bepaling. Er bestaan drie
situaties op grond waarvan de Commissie verminderingen en terugvordering van HVF-middelen
kan uitvoeren. Allereerst in het geval dat fraude, corruptie en belangenverstrengelingen
die de financiële belangen van de EU schaden niet zijn gecorrigeerd door een lidstaat.
Ten tweede, in het geval van ernstige schending van een verplichting uit hoofde van
de financieringsovereenkomst of de leningsovereenkomst tussen de lidstaat en de Commissie.
Dit vereist een schending door de lidstaat van specifieke verplichtingen van de overeenkomsten
die op een wezenlijke wijze afbreuk doet aan de rechten van de Commissie of de goede
besteding van middelen van de EU. Ten derde, in het geval dat informatie en rechtvaardiging
die ten grondslag liggen aan een betaalverzoek onjuist blijken te zijn.
In het geval dat de situatie zich voordoet dat de Commissie middelen gaat terugvorderen,
wordt dit in eerste instantie gedaan door middel van een vermindering van de eerstvolgende
uitbetaling uit de faciliteit. Indien er geen openstaande betaalverzoeken meer zijn
of de lidstaat geen betaalverzoeken meer indient, zal de Commissie een nota aan de
lidstaat uitschrijven om de te betalen middelen, terug te vorderen.
In de tweede plaats noemt de ERK de beperkte mogelijkheid van de Commissie om middelen
terug te vorderen in het geval dat mijlpalen en doelstellingen worden teruggedraaid.
Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een lidstaat bij het indienen van het eerstvolgende
betaalverzoek een korting op de uitbetaling ontvangen, evenredig aan de teruggedraaide
mijlpaal of doelstelling. In het geval dat er geen betaalverzoeken meer ingediend
worden door de lidstaat, kunnen er geen middelen worden teruggevorderd door de Commissie
anders dan op de hierboven genoemde gronden.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de constatering van de Europese Rekenkamer dat het «onduidelijk
is of EU-burgers echt waar voor hun geld krijgen» uiterst pijnlijk is, aangezien er
immer zorgvuldig moet worden omgegaan met belastinggeld? Deelt u eveneens de mening
dat dit een zeer slechte zaak is voor draagvlak voor de Europese Unie in zijn algemeenheid?
Antwoord 9
Het kabinet hecht aan een effectieve besteding van EU-middelen. Het is van belang
dat burgers erop kunnen vertrouwen dat EU middelen correct en effectief worden besteed,
ook met oog op het draagvlak.
De ERK is van mening dat de efficiënte inzet van HVF-middelen niet kan worden gemeten,
omdat het onduidelijk is wat de kosten zijn van de uitgevoerde plannen. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 2 vindt uitbetaling plaats op basis van het bereiken van
mijlpalen en doelstellingen, niet op basis van rechtmatigheid van gedeclareerde uitgaven
zoals bij klassieke EU-instrumenten. Lidstaten moesten wel bij het opstellen van hun
herstel- en veerkrachtplan (HVP) ex ante een kosteninschatting onderbouwen, maar de gemaakte kosten spelen geen rol bij de
uitbetaling. De lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement zijn het
in 2021 eens geworden over deze systematiek. Dit bood een manier om praktische invulling
te geven aan de koppeling van EU-middelen aan structurele hervormingen in lidstaten.
Deze werkwijze vergroot ook de prikkel voor het boeken van voortgang ten aanzien van
noodzakelijke investeringen, omdat de mijlpalen en doelstellingen ook betrekking hebben
op tussenstappen. Het is dus een bewuste keuze geweest om de HVF anders vorm te geven
dan bijvoorbeeld de cohesiemiddelen. Het kabinet voorziet hier ook een risico van
dubbele verantwoordingslast.
Vraag 10
Deelt u, net als de Europese Rekenkamer, de constatering dat er risico is dat de terugbetalingen
van het Herstel- en Veerkrachtplan door de gestegen rentes toekomstige begrotingen
van de Europese Unie flink onder druk kunnen zetten? Zo nee, waarom niet? Wat betekent
dit voor de Nederlandse afdrachten in het volgende Meerjarig Financieel Kader?
Antwoord 10
In het eigenmiddelenbesluit8 is overeengekomen dat de middelen die zijn geleend ten behoeve van het giftendeel
van de HVF via de EU-begroting worden terugbetaald. Die terugbetaling moet uiterlijk
in 2058 zijn afgerond, gestaag en voorspelbaar gebeuren en jaarlijks niet groter zijn
dan 7,5% van de geleende middelen. Het aandeel dat de lidstaten moeten bijdragen aan
de terugbetaling hangt af van de BNI-sleutel. In een brief van 27 augustus 20249 heeft het kabinet uiteengezet dat de terugbetaling voor Nederland naar schatting
neerkomt op 38 miljard euro tot en met 2058. Dit betreft zowel de nominale terugbetaling
van het subsidiedeel als de rentelasten. Een hogere rente leidt tot een hogere terugbetaling
voor de EU en daarmee ofwel tot herprioritering in de EU-begroting ofwel tot hogere
afdrachten van lidstaten, waaronder Nederland.
Er moeten nog afspraken worden gemaakt over de precieze terugbetaling van NGEU. Deze
afspraken worden gemaakt in het kader van de onderhandelingen over het volgend MFK.
In de tweede helft van 2025 publiceert de Commissie naar verwachting een voorstel
voor het volgende MFK.
Vraag 11
Wat is de onderbouwing van de Europese Commissie om te stellen dat het Herstel- en
Veerkrachtplan wél een prestatiegericht instrument is, in het bijzonder gezien de
constatering van de Europese Rekenkamer dat eind 2024 42% van de gelden is uitbetaald,
terwijl slechts 28% van de mijlpalen en streefdoelen is bereikt? Welke gevolgen moet
dit hebben voor de resterende uitbetaling van de middelen (58%)?
Antwoord 11
De ERK hanteert een andere definitie van een prestatiegericht instrument dan de Commissie.
Volgens de definitie van de ERK zijn prestaties een maatstaf die aangeeft in hoeverre
de doelstellingen van door de EU gefinancierde acties, projecten of programma’s zijn
verwezenlijkt en of dit op een kosteneffectieve wijze is gedaan. De ERK vindt dat
de HVF conform deze definitie geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen en
doelstellingen zijn volgens de ERK gericht op output in plaats van resultaten.
De Commissie hanteert in het kader van de HVF een andere definitie van prestaties,
waarbij met de term prestaties wordt gedoeld op het behalen van mijlpalen en doelstellingen.
Uitbetaling vindt plaats op basis van het bereiken van deze mijlpalen en doelstellingen.
De Commissie heeft in een richtsnoer10 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren
bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik
van impact indicatoren, zoals de ERK deze graag had gezien, af gegeven de onvoorspelbaarheid
van zulke indicatoren en hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat
zelf geen invloed op heeft.
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 bestaat er een aantal verklaringen
voor het feit dat het percentage uitbetaalde middelen hoger ligt dan het percentage
bereikte mijlpalen en doelstellingen.
Vraag 12
Hoe neemt u de lessen van dit kritische rapport mee bij uw inzet voor de aanstaande
vaststelling van het Meerjarig Financieel Kader, in het bijzonder omdat de voorzitter
van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, het Herstel- en Veerkrachtplan als
uitgangspunt voor deze toekomstige begroting van de Europese Unie wil hanteren?
Antwoord 12
Op dit moment ligt er nog geen concreet Commissievoorstel voor het aanstaande Meerjarig
Financieel Kader. Het is daarom te vroeg om al een nader oordeel te hebben over de
toepassing van de systematiek van het Herstel- en Veerkrachtfaciliteit in het volgende
MFK. Het kabinet deelt naar verwachting na het zomerreces de appreciatie van het MFK-voorstel
met uw Kamer.
Het rapport biedt echter wel aanknopingspunten voor het kabinet. Het kabinet hecht
belang aan de controlerende rol van de ERK en haar toezien op de rechtmatige besteding
van Europese middelen. Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument
dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander
van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke
leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht
begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten
voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van
resultaatgericht begroten een vervolg krijgen onder het volgend MFK, dan is het van
belang dat de relevante aanbevelingen van de ERK op dit punt ter harte worden genomen.
De lessen die worden meegenomen en een uitgebreidere appreciatie van de kernpunten
van het synergierapport zijn opgenomen in de beantwoording op vragen 2 en 6.
Vraag 13
Hoe schat u het krachtenveld in de Europese Unie om de aanbevelingen en kritiekpunten
van dit rapport ter harte te nemen voor toekomstige financieringsinstrumenten van
de Europese Unie in?
Antwoord 13
Het is in dit stadium onduidelijk hoe het krachtenveld eruit ziet met betrekking tot
de kritiekpunten uit het syntheserapport. In algemene zin verwelkomen de lidstaten
de rapporten van de ERK over de HVF, maar wordt er ook begrip getoond voor kritische
tegenreacties van de Commissie. Lidstaten hebben in het verleden hun zorgen uitgesproken
over de correcte besteding van middelen. Daarnaast zijn ook zorgen geuit over de hoge
administratieve lasten die de uitvoering van de HVF met zich mee heeft gebracht.
Mededeling:
Deze vragen dienen ter aanvulling van de schriftelijke vragen d.d. 8 mei 2025 over
het Europese coronaherstelfonds van het lid Idsinga (2025Z08833).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.