Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 2 juni 2025, over Suriname
20 361 Suriname
Nr. 234
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 2 juni 2025 overleg gevoerd met
de heer Veldkamp, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 oktober 2024 inzake reactie
op verzoek commissie over petitie «Verzoek tot aanbieding petitie Koninkrijkspas»
(Kamerstuk 20 361, nr. 222);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 februari 2025 inzake actuele
ontwikkelingen in Suriname en de inzet van het kabinet (Kamerstuk 20 361, nr. 223).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Klaver
De griffier van de commissie, Westerhoff
Voorzitter: De Roon
Griffier: Dekker
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Van der Burg, Ceder, Kahraman,
Paternotte, Piri en De Roon,
en de heer Veldkamp, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open dit notaoverleg van de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse
Zaken. Het onderwerp is Suriname; heel kort, maar krachtig. Ik heet de Minister met
zijn staf uiteraard van harte welkom. Op dit moment zie ik aan de kant van de Kamer
vier, en met mijzelf aan het slot vijf woordvoerders. Ik stel voor dat we de spreektijden
volgen zoals genoemd in de convocatie. Ik zou het als volgt willen doen. Als u bij
uw fractie bijvoorbeeld heeft staan «zes minuten eerste termijn en drie minuten tweede
termijn», laat ik het graag aan u over om de verdeling te bepalen. Misschien wilt
u maar vijf minuten in de eerste termijn en vier in de tweede. Dat kunt u dan gewoon
doen. Maar het kan ook andersom, dat u een langere eerste termijn wilt. Maar dan gaat
dat ten koste van uw minuten in de tweede termijn. De griffier gaat het allemaal bijhouden.
Getallen worden ook afgerond. Als u zich daar allemaal in kunt vinden, kunnen we op
die manier aan de slag. Nadat ik heb gezegd dat ik in deze termijn vier interrupties
per fractie wil toestaan, kom ik bij de eerste woordvoerder van de kant van de Kamer:
de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel. Vorige week had Suriname verkiezingen. Inmiddels hebben ze, nog voor de
definitieve uitslag, partijcongressen gehouden en een zespartijencoalitie gevormd.
Ze weten ook wie de nieuwe regeringsleider wordt: Jennifer Simons. Wij hadden verkiezingen
in 2023 en tot een halfjaar daarna wist niemand wie Dick Schoof was. Simons wordt
door Surinamers «tante Jenny» genoemd, terwijl niemand het over «ome Dick» heeft.
Dat laat maar weer eens zien dat Suriname misschien wel dezelfde taal heeft, maar
dat sommige dingen daar toch net even anders gedaan worden. Is de Minister bereid
om bij zijn eerste bezoek aan Suriname te vragen hoe het komt dat ze zo snel coalities
vormen?
Voorzitter. Over de verkiezingsuitslag hoeven we het hier niet te hebben, want wij
gaan niet over hoe Suriname stemt. De band tussen Nederland en Suriname is de afgelopen
hechter geworden onder president Santokhi en Ministers als Krishna Mathoera, en dat
was heel goed na de moeilijke periode-Bouterse. Maar laat de geschiedenis niet de
toekomst bepalen. Wat D66 betreft zetten we in op het verder verstevigen van die band,
want Suriname is al 50 jaar volledig onafhankelijk en dus echt buitenland, maar zal
voor Nederland altijd een bijzonder buitenland blijven. Dat zagen we bijvoorbeeld
ook in coronatijd, toen Nederland profiteerde van de Europese vaccininkoop en daarmee
ook Suriname van vaccins kon voorzien.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij schelen de heer Paternotte en ik niet heel veel in uitgangspunt. Volgens
de voorlopige uitslag is NDP inderdaad de grootste. In het verleden heeft dat geleid
tot een verslechtering van de betrekkingen. Mag ik uit de woorden van D66 opmaken
dat als dit inderdaad de verkiezingsuitslag is en NDP de grootste is, de samenwerking
onverminderd doorgaat?
De heer Paternotte (D66):
Ja, dat moet wat ons betreft wel de inzet zijn. We weten natuurlijk niet of dat van
de andere kant ook de inzet is, maar ik heb het idee dat Simons de laatste tijd Nederland
heeft bezocht, een of twee keer, waarschijnlijk ook met het idee dat als zij als president
aan de slag kan, dat niet op dezelfde manier moet gebeuren als onder Bouterse. Dat
was voor Nederland en voor Suriname natuurlijk een beroerde tijd.
Voorzitter. De nieuwe Surinaamse regering zal het land een nieuwe tijd in leiden met
de te verwachten energiemiljarden op komst. Buurland Guyana is daarmee, na de VS en
Canada, het derde rijkste land van het westelijk halfrond geworden. Suriname zou dat
pad kunnen volgen. De waarschijnlijk volgende president zegt dat de inkomsten ten
goede moeten komen aan zo veel mogelijk Surinamers. Het zijn beloften en beloften
zullen altijd moeten blijken, maar ik denk dat wij met de Surinamers mogen hopen dat
dat lukt. Wat D66 betreft zetten we volop in op het aanhalen van de banden. Dat kan
alleen als gelijkwaardige partners. Suriname een «failed state» noemen, wat de voorganger
van deze Minister zeven jaar terug deed, blijft wat dat betreft een historische blunder.
Voorzitter. Ik doe graag een aantal voorstellen voor hoe we die band kunnen verdiepen.
Allereerst voor de Surinamers zelf, door te tonen dat we ons voor Suriname willen
inzetten. Want inwoners van Brazilië kunnen allemaal volledig visumvrij door Schengen
reizen. In 2009 kwam Trinidad daarbij en sinds 2022 mogen ook Guyanezen dat. Surinamers
niet. De oud-koloniën van Spanje, Portugal en zelfs het Verenigd Koninkrijk hebben
visumvrij reizen, bijna allemaal. Frans-Guyana hoort natuurlijk nog steeds bij Frankrijk.
Alleen Surinamers worden anders behandeld. Laten we vandaag duidelijk maken met elkaar
dat Nederland dit zo snel mogelijk wil rechtzetten en dat we ons daar binnen de EU
hard voor maken. Kunnen we de eenmalige regeling verlengen voor Surinamers die voor
de onafhankelijkheid als Nederlanders zijn geboren maar die al lange tijd in Nederland
wonen?
Voorzitter. Dan het onderwijs. Surinaamse studenten betalen hier buiten Amsterdam
torenhoog collegegeld, vaak minstens € 7.000. Het gevolg is dat Surinamers vrijwel
alleen nog in Amsterdam studeren, waar ze tegen het wettelijk tarief terechtkunnen
bij de UvA of de HvA. Is de Minister bereid om met hogescholen en universiteiten te
spreken over een landelijke regeling, zodat Surinamers overal tegen het wettelijk
collegegeld kunnen studeren? Aangezien het kabinet graag Nederlandstalige studenten
wil aantrekken, lijkt dit me een no-brainer.
Voorzitter. Surinaamse studenten mogen nauwelijks werken naast hun studie, vanwege
de tewerkstellingsvergunning. Nu heeft Nederland die verplichting in 2018 afgeschaft
voor studenten uit Kroatië. Dat was nog voordat dat volgens de EU-regels moest. Mijn
vraag is: zou Nederland die stap ook kunnen zetten voor Surinaamse studenten?
Dan het Makandra-programma, want dat is op dit moment het belangrijkste samenwerkingsprogramma
met zo'n 52 projecten. Maar het beeld in Suriname is dat men er weinig van merkt.
Heeft het programma beperkte impact of is Nederland slecht in het vermarkten? Wat
zijn de belangrijkste resultaten die de Minister kan noemen? Er loopt nu een evaluatie.
Daar gaat de Minister vast naar verwijzen. Die ontvangen we ook graag snel. Maar wat
leert de Minister nu al voor toekomstige projecten?
Dan moeten we even goed stilstaan bij de economie, want in Suriname leeft het beeld
dat Nederland druk is met politieke contacten, stages voor geneeskundestudenten, het
Makandra-programma en het slavernijverleden, maar dat het Amerikaanse, Canadese en
vooral Chinese bedrijven zijn die zich werkelijk op de economische kansen storten.
De Wijdenboschbrug, de Bosjebrug, over de Surinamerivier werd een kwart eeuw geleden gebouwd
door Ballast Nedam. Twee maanden geleden opende een nieuwe brug over het Saramaccakanaal,
gebouwd door de China Road and Bridge Corporation. De brug over de Corantijnrivier
naar Guyana komt er straks met Chinese financiering. China is ook weer begonnen met
bauxietwinning in Suriname, heeft een goudmijn overgenomen, is het binnenland aan
het ontbossen, vervuilt rivieren en bedreigt inheemse gemeenschappen. Dit is voor
Beijing natuurlijk allemaal winst. Ze verdienen geld en er is weer een land dat afhankelijk
raakt van China. We weten wat er gebeurt als de schulden te hoog oplopen: dan worden
politieke tegenprestaties geëist.
Nederland heeft Suriname iets te bieden. We kennen ons slavernijverleden en de uitbuiting
die heeft plaatsgevonden, maar Nederland heeft wereldwijd inmiddels natuurlijk een
heel andere reputatie. Veel Surinamers maken zich ook ernstig zorgen over de enorme
invloed van China en de schade die dat aanricht. Suriname zal met de verwachte olie-inkomsten
de komende jaren grote keuzes moeten maken. Is het kabinet bereid om economische samenwerking
met Suriname tot prioriteit te maken en daarbij altijd in te zetten op gelijkwaardigheid?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Paternotte. Dan kunnen we door naar de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het woord «makandra» betekent in het Sranantongo «samen».
Samen met de Surinaamse Minister van Buitenlandse Zaken heeft Minister Veldkamp zich
de afgelopen jaren, net als zijn voorgangers, ingezet voor het versterken van de banden
tussen Nederland en Suriname. Onder het Makandra-programma is onder meer gewerkt aan
versterking van de rechtsstaat, goed bestuur en duurzame ontwikkeling. Dat zijn allemaal
belangrijke thema's, gezien de grote financiële uitdagingen, maar ook de economische
kansen waar Suriname momenteel voor staat.
Voorzitter. Ik was een aantal weken geleden in Suriname op familiebezoek. De verkiezingskoorts
was hoog, ook met de vragen over hoe het zou moeten gaan met de economische verwachtingen
ten aanzien van olie en gas in het vooruitzicht. Inmiddels zijn de verkiezingen geweest.
De NDP heeft gewonnen. De band is de afgelopen jaren onder de VHP en Santokhi hechter
geworden, maar de vraag is: gaat dat hetzelfde blijven, mocht NDP de grootste blijven?
Zou ik een toezegging kunnen krijgen dat de band hecht is, maar ook hecht zal blijven
en dat er stevigere samenwerking zal worden geëntameerd?
Voorzitter. Er zijn grote economische vooruitzichten, maar de mensen hebben het momenteel
zwaar in Suriname. De hervormingen van de afgelopen jaren hebben geleid tot forse
prijsstijgingen van eerste levensbehoeften. Tegelijkertijd geeft de Minister aan dat
het Makandra-project afloopt en dat de ontwikkelingsrelatie met Suriname formeel zal
worden beëindigd. Ik weet dat er een evaluatie volgt, maar ik zou toch graag willen
vragen of de Minister het, gezien de ontwikkelingen, niet verstandig vindt om nu al
duidelijk te maken dat het samenwerkingsprogramma of een passend opvolgend programma
sowieso van kracht blijft.
Dat is niet alleen belangrijk qua samenwerking, maar Nederland heeft er ook een heel
stevig geopolitiek belang bij. Suriname grenst immers aan het Caribisch deel van ons
Koninkrijk. Op dit moment is China – de heer Paternotte zei het al – grootschalig
aanwezig en aan het investeren. Nederland heeft liggen slapen. Op dit moment is het
daarom ook verstandig, niet alleen om morele en historische redenen, maar ook om geopolitieke
redenen, om uit te spreken dat we de banden met Suriname actief gaan onderhouden.
Daarom wil ik de Minister vragen of hij zich daarvan bewust is, of hij kan aangeven
wat de inbreng van China, misschien van Rusland, maar ook van andere statelijke actoren
is in Suriname en hoe hij er in relatie tot de grenzen van ons Koninkrijk naar kijkt
dat deze ontwikkelingen daar plaatsvinden.
Voorzitter. Een relatie moet wel op wederzijdse samenwerking gebaseerd zijn. Suriname
gaat over zijn eigen beleid. Ik zou wel graag de toezegging willen dat als er een
verzoek om hulp en bijstand komt, misschien als het gaat om verdere ontwikkeling,
ook van natuurlijke hulpbronnen, waarover Nederland misschien kennis en kunde heeft,
daar welwillend tegenover gestaan wordt. Die hulp en bijstand moet dan misschien ook
wel verder gaan dan hulp en bijstand aan andere landen, juist om de economische redenen.
Voorzitter. Ik wil nog twee punten aanstippen, want ik wil ook wat ruimte overlaten
voor moties. Allereerst het diasporabeleid. Er zijn vele mensen met Surinaamse wortels
die in Nederland wonen, die kennis en kunde hebben en ook warme banden hebben met
familie in Suriname. Actief diasporabeleid kan helpen, juist om de brug vanuit geopolitieke,
maar ook economische overwegingen vorm te geven. Hoe kijkt de Minister ernaar om juist
zij die willen in te zetten om die banden te versterken?
Dan een vraag die gaat over visa. De heer Paternotte gaf al aan dat Surinamers niet
visumvrij kunnen reizen, terwijl inwoners uit buurlanden dat wel kunnen. Ik vind het
een grove schande dat dat nog niet geregeld is.
Voorzitter. Ik heb ook een persoonlijke noot. Vorige week had ik een begrafenis. Ik
heb gemerkt dat het feitelijk onmogelijk is om binnen een week een visum te regelen
vanuit Suriname. Dat betekent dat nabestaanden die in de afgelopen jaren in Nederland
een begrafenis hadden van iemand die is komen te overlijden, vrijwel nooit in staat
zijn geweest om die begrafenis bij te wonen. U kunt zich voorstellen dat dat eigenlijk
een situatie is die niet mag gebeuren. Kan de Minister hier in ieder geval actief
op inzetten zolang visumvrij reizen nog niet mogelijk is? Ik overweeg hierover een
motie in te dienen.
Voorzitter, ik wil het hierbij laten, want ik wil nog wat ruimte hebben voor wat moties.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Ceder. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van de heer Kahraman van
NSC.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Op 25 mei vonden de verkiezingen in Suriname plaats. Hoewel
de officiële uitslag nog op zich laat wachten, heeft de NDP onder leiding van mevrouw
Simons enkele uren geleden een akkoord gesloten met een vijftal andere partijen. Alles
wijst erop dat de NDP in juli voldoende stemmen zal hebben om mevrouw Simons tot president
te laten verkiezen. Het feit dat de partij van voormalig president Bouterse deze verkiezingen
lijkt te hebben gewonnen, roept bij velen vragen op. Maar dit is de keuze van het
Surinaamse volk. Juist daarom pleit ik voor een pragmatische en constructieve benadering
van de nieuwe politieke realiteit in Suriname.
Voorzitter. Suriname staat ook voor een aantal grote uitdagingen: de slechte staat
van de economie, de structurele armoede en het wantrouwen richting de overheid. Tegelijkertijd
is het een land waarmee Nederland een gedeelde geschiedenis en een bijzondere band
heeft. Ik hoor dat Suriname momenteel geen prioriteit is in het Nederlandse buitenlandbeleid.
Gezien de vele geopolitieke uitdagingen waarmee we te maken hebben, valt dat ergens
te begrijpen. Maar realiseren we ons ook dat er in Nederland bijna evenveel mensen
van Surinaamse afkomst wonen als er op 25 mei stemgerechtigd waren in Suriname? De
relatie tussen Nederland en Suriname is intens en verwerven via familiebanden, economische
relaties en culturele uitwisselingen. Daarom stel ik voor om juist in deze geopolitiek
veranderende wereld onze blik op Suriname te herzien en het land niet alleen als een
probleemgebied te zien, maar ook als een kans.
Voorzitter. Zelfs met een NDP-regering aan het roer mogen we Suriname niet loslaten.
Integendeel, er ligt voor Nederland een kans om te investeren in een stabiele relatie,
gebaseerd op wederzijds belang. Of wij het nu wel of niet willen, andere machten zullen
zich de komende jaren in Suriname melden, zeker in het licht van de opkomende olie-exploitatie.
Die staten zullen niet per se de Nederlandse of de Europese belangen dienen. De komende
jaren zijn dus cruciaal voor de relatie tussen Suriname, Nederland en de EU. In Nederland
wonen veel Surinaamse Nederlanders, die als geen ander kunnen bijdragen aan de duurzame
en wederzijds voordelige relatie. Zij zijn bruggenbouwers, zowel cultureel als economisch.
Laten we die kracht benutten. Een concreet voorstel in dit kader is de visumliberalisatie
voor Surinaamse burgers. Ik pleit ervoor dat Nederland zich binnen de EU hardmaakt
voor het versoepelen van de visumregels voor Surinamers; mijn twee collega's deden
het ook. Laten we kijken hoe we de Surinamers kunnen helpen om makkelijker aan een
visum te komen. Dat betekent: gericht onderhandelen, Suriname ondersteunen in dit
proces en waar mogelijk als bondgenoot optreden.
Voorzitter. Een tweede belangrijk thema voor de komende jaren is de versterking van
de democratie en de rechtsstaat in Suriname. Sinds 2001 draagt het Makandra-project
hieraan bij. Dit samenwerkingsprogramma tussen Nederland en Suriname ondersteunt goed
bestuur, rechtsstaatontwikkeling, publieke diensten en infrastructuur. Het huidige
Makandra-programma loopt in 2025 af, maar het succes ervan biedt reden om dit instrument
voort te zetten. Ik ben dan ook voornemens om een motie in te dienen voor een onderzoek
naar de verlenging van dit programma, mits een positieve evaluatie dit ondersteunt.
Laten we nu handelen. Als wij nu niet op Suriname focussen, zullen anderen dat namelijk
doen, en dan kijken wij over een paar jaar terug met spijt dat we deze strategische
kans hebben laten liggen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, meneer Kahraman. Dan is nu het woord aan de heer Van Baarle van de fractie
van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Nederland en Suriname zijn twee landen met een ontzettend
diepe band met elkaar. We zijn verbonden door de vele Nederlanders in ons land die
familie en vrienden in Suriname hebben, we zijn verbonden door onze gedeelde taal,
en we zijn ook verbonden door ons gedeelde verleden. Dit verleden wordt helaas ontsierd
door het ongekende leed dat de Surinaamse bevolking is aangedaan door Nederland ten
tijde van de slavernij en het kolonialisme. De verschrikkingen van de slavernij hebben
een doorwerking in het nu, in de vorm van achterstelling en institutioneel racisme.
Wat DENK betreft komen er herstelbetalingen van Nederland om hieraan recht te doen.
Nederland en Nederlandse ondernemers hebben ontzettend veel geld verdiend omdat Suriname
en de tot slaaf gemaakten als verdienmodel zijn ingezet. Dat de tot slaaf gemaakten
na de afschaffing van de slavernij tien jaar door moesten werken, terwijl de plantagehouders
door Nederland gecompenseerd werden, is een schandvlek op ons verleden. Na de excuses
moet er ook oprecht recht gedaan worden. Deelt de Minister de opvatting dat Nederland
zich voor de langere termijn moet committeren aan herstelbetalingen vanwege de slavernij?
Deelt de Minister de opvatting dat de twee keer 33 miljoen euro die nu, na de excuses,
beschikbaar is gesteld voor maatschappelijke initiatieven en beleid in Suriname, onvoldoende
is? Wat is de stand van zaken hiervan? Welke initiatieven worden ontplooid? Wanneer
zien we die tot uiting komen? Hoe wordt de echte betrokkenheid van de Surinaamse bevolking
bij deze uitgaven geborgd? Hoe staat het met de oprichting van het dialoogplatform
over het slavernijverleden met de Surinaamse regering?
Daarnaast dient Nederland zich ervoor in te spannen om meer structurele samenwerking
met Suriname op gang te laten komen. Kan de Minister na de verkiezingsuitslag bevestigen
dat de Nederlandse regering zich constructief en welwillend zal opstellen in de richting
van Suriname in de onderlinge relaties?
Dit jaar loopt het Makandra-programma ten einde. Wanneer kunnen we de evaluatie van
dit programma tegemoetzien? Wanneer zal de Minister besluiten over de continuering?
Ook loopt het memorandum of understanding af dat de onderwijsministers hebben gesloten.
Is het de intentie van de Nederlandse regering om dit jaar ook tot een nieuwe samenwerkingsovereenkomst
op onderwijsgebied te komen?
Een van de grootste wensen van mensen die tussen Nederland en Suriname reizen, is
de mogelijkheid om visumvrij te kunnen reizen tussen Nederland en Suriname. Beide
landen spraken dat eigenlijk al af in de Toescheidingsovereenkomst. Dit laat echt
veel te lang op zich wachten. Wat is de stand van zaken van de EU-visumliberalisering
voor Suriname in Europees verband? Is er al concreet zicht op een voorstel van de
Europese Commissie hiervoor? Hoe helpt Nederland hierbij? Gebruiken wij ook nationaal
optimaal de mogelijkheden om voor Suriname uitzonderingen te maken op het visumbeleid?
Een ander onderwerp dat reizigers tussen Suriname en Nederland raakt, zijn de ticketprijzen.
In de ervaring van ontzettend veel mensen zijn deze ticketprijzen heel erg hoog. Mensen
wijzen hiervoor op de gebrekkige concurrentie, waarin met name KLM een grote rol heeft.
Herkent de Minister dit beeld van hoge ticketprijzen? Ziet de Minister ook dat tickets
naar vergelijkbare bestemmingen vaak goedkoper zijn dan tickets naar Suriname? Wat
zijn hiervoor volgens de Minister de redenen? Is de Minister bereid om samen met de
Surinaamse overheid te bespreken of er gezamenlijk gewerkt kan worden aan meer betaalbare
ticketprijzen voor vluchten tussen Nederland en Suriname? Op dit punt overwegen wij
een motie.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik onderschrijf het punt van de hoge ticketprijzen; ik heb ze zelf ook meegemaakt.
DENK dient hier geregeld moties over in. Wij stemmen – als een van de weinige partijen,
moet ik zeggen – ook altijd voor. Ik heb inmiddels wel begrepen dat het, al lijkt
het alsof er sprake is van een monopolie, te maken heeft met vraag en aanbod. Het
zijn niet de overheden, noch KLM die dit bewust doen. Volgens mij is het echt een
gevolg van weinig uitgaand toerisme, waardoor er ook vaak lege vluchten terug moeten.
Vaak ligt er gewoon een kostenberekening aan ten grondslag. De vraag is of de Surinaamse
of de Nederlandse overheid daar iets in kan doen. TUI heeft het geprobeerd, maar is
volgens mij ook afgehaakt. Volgens mij kunnen we commerciële partijen niet dwingen
om niet-rendabele vluchten uit te voeren. Ik vroeg mij dus af wat u nog meer zou willen
zien, behalve de moties die u heeft ingediend en de oproepen die u heeft gedaan, en
die wij uiteraard steunen. Ik ben zoekende naar wat dan nu de vervolgstap zou moeten
zijn.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is een duidelijke vraag van de heer Ceder. Ik dank hem ook voor zijn steun vanuit
de ChristenUnie voor de moties die wij over dit onderwerp hebben ingediend. Het klopt
dat er verschillende gedachten zijn over de mogelijke oorzaken. Sommige mensen geven
aan dat het te maken heeft met de maatschappijen waaraan je toestemming verleent en
met het gebrek aan concurrentie. Andere mensen leggen de oorzaken wat meer bij marktfactoren.
Ons punt is dat het ons verstandig lijkt om, in overleg met de Surinaamse regering,
goed te achterhalen wat de mogelijke oorzaken zijn. Zouden de gezamenlijke overheden,
in overleg met maatschappijen, er wellicht een rol in kunnen spelen om betaalbaardere
ticketprijzen te krijgen? Dat betekent niet dat wij zeggen: laten de Nederlandse en
Surinaamse overheid een vliegmaatschappij oprichten. Dat is volgens mij niemands wens.
Maar als er in het stelsel oorzaken zitten, bijvoorbeeld in de concessies of de toestemming
die verleend worden aan maatschappijen, waardoor concurrentie wordt bemoeilijkt en
waardoor de prijzen onvoldoende betaalbaar zijn, denk ik dat beide overheden dat heel
goed zouden kunnen oppakken. Daar ziet mijn oproep dus op, en niet op overmatig ingrijpen
door de Nederlandse overheid in de markt. Dat kan niet. We kunnen geen luchtvaartmaatschappij
oprichten, maar we kunnen het wel bespreekbaar maken en nagaan of we een andere rol
kunnen hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank, voorzitter. Tot slot. De relatie tussen Nederland en Suriname wordt ook beïnvloed
door twee uitwerkingen van ons gedeelde verleden waar ontzettend veel mensen mee te
maken hebben. Dat betreft het feit dat heel veel Surinaams-Nederlandse ouderen een
onvolledige AOW hebben, een AOW-gat, en het feit dat veel mensen van Surinaamse komaf
die in Nederland verblijven, staatloos zijn. Nederland heeft hier onlangs twee regelingen
voor in het leven geroepen. Kan de Minister een stand van zaken geven over deze twee
regelingen? Kan hij met name ingaan op de vraag of het lukt om zo veel mogelijk mensen
met deze regelingen te bereiken? Kan de Minister ingaan op het punt dat de eisen bij
deze regelingen – dat is de zorg van ontzettend veel mensen wat betreft het AOW-gat
en staatloosheid – eigenlijk zo streng zijn geformuleerd dat ontzettend veel mensen
buiten de boot vallen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Baarle. Dan gaan we luisteren naar de heer Van der Burg, VVD.
De heer Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Kort vooraf. Ik zal op twee onderwerpen niet ingaan, namelijk de visumliberalisatie
en de mail die wij vanochtend van mensen hebben gehad over een eventuele uitbreiding
van verblijfsvergunningen. Beide onderwerpen hebben te maken met de vorige functie
die ik heb bekleed, dus dat zou niet netjes zijn richting mijn opvolger.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, spreken wij niet zo vaak over Suriname. Dat betekent
dat er sinds de vorige keer veel gebeurd is. De combinatie van drie dingen is natuurlijk
belangrijk om onze relatie tot Suriname te herzien: ten eerste het overlijden van
Desi Bouterse, ten tweede de verkiezingen en ten derde de dit weekend gevormde regering,
die door alle collega's al is genoemd. Graag een reflectie van de Minister op die
drie punten en hoe die aan elkaar gelinkt zijn.
Er is ook al gesproken over de beëindiging van de ontwikkelingsrelatie dit jaar. Hoe
gaan we daarmee om? De heer Paternotte heeft al iets gezegd over onze bijzondere relatie
met Suriname. Overigens hebben anderen dat ook gedaan, maar de heer Paternotte begon
erover. Het is geen land als vele andere landen. In dit licht graag een reflectie
daarop van de Minister.
Er is niet voor niets in dit nieuwe Surinaamse kabinet een bewindspersoon gekomen
die zich met name gaat bezighouden met de olie-industrie. Wat betreft de inkomsten
van Suriname zijn daar hoopgevende signalen over afgegeven. Het verbaasde mij dat
daar niets over werd gezegd in het stuk dat de Minister naar ons stuurde, want kritieke
grondstoffen zijn voor ons toch redelijk cruciaal. Denk dan niet alleen aan olie,
maar ook aan bauxiet.
In dat licht koppel ik daar meteen de vraag voor de Minister aan over de Chinese invloed.
Die is ook door meerdere collega's gesteld. Wij zien dat die aan het toenemen is.
Wij moeten volgens mij ook in geopolitieke zin kijken naar een land als Suriname.
Graag ook daar een reactie op.
Pas geleden hebben we met de collega van de Minister stilgestaan bij het slavernijverleden
en met name bij het verhaal na de komma. Nu richt zich dat in eerste instantie natuurlijk
op Nederland en de zes tot het Koninkrijk behorende eilanden in de Cariben, maar Suriname
speelt natuurlijk ook een rol in ons slavernijverleden. Daarbij komt ook deze Minister
aan de orde, aangezien het hier een zelfstandig land betreft, in tegenstelling tot
de drie landen die binnen het Koninkrijk functioneren. Ook daar graag een reactie
op van de Minister.
Tot slot. We hebben al jarenlang een goede relatie met Suriname wat betreft defensiesamenwerking,
ook in de moeilijke tijden rond Desi Bouterse. Denk aan onze inzet daar van special
forces, ook in jungletraining en dat soort zaken meer. Hoe kijkt de Minister daarnaar
in het licht van zowel de nieuwe regering, waar we toekomstgericht naar kunnen kijken,
als de uitbreiding van Defensie en alle zaken die daarbij spelen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Burg. Er is een vraag voor u van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, over het slavernijverleden. Goed dat de heer Van der Burg dat in zijn inbreng
noemt. Zegt de VVD in ieder geval dat de huidige inspanningen, het beleid van de Nederlandse
regering en de tweemaal 33 miljoen euro die daarmee gemoeid is, moeten worden uitgevoerd
en gecontinueerd om namens het Ministerie van Buitenlandse Zaken een stap te zetten
en er recht te doen? Mijn fractie vindt dat dat meer moet zijn, maar dat even daargelaten.
Krijgt dat steun van de fractie van de VVD? Kan ik de positie van de VVD, luisterend
naar de inbreng van de heer Van der Burg, zo begrijpen?
De heer Van der Burg (VVD):
Zover zijn we nog niet. Let op mijn woordkeuze: zover zijn we nog niet. Gezien de
woorden van de heer Paternotte, gesteund ook door de heer Ceder, zie ik dat wij een
andere relatie met Suriname hebben dan wij hebben met andere landen. Maar we moeten
het wel ook in het bredere verhaal zien, waarbij ik de geopolitieke positie van Suriname
een punt vind dat daarin ook een rol speelt, los van onze geschiedenis; zowel in Zuid-Amerika
als met betrekking tot de Chinese investeringen die daar plaatsvinden, zoals ik net
in vragende zin heb gezegd. Dat kan ook betekenen dat je daar als Europa iets tegenover
moet stellen.
De heer Van Baarle (DENK):
Om het gewoon even helder te krijgen: zover zijn we nog niet. Waar moet het dan voor
de heer Van der Burg en voor de VVD van afhangen dat de VVD kan zeggen: wij steunen
die inzet op recht doen aan het slavernijverleden?
De heer Van der Burg (VVD):
We moeten sowieso kijken hoe de middelen die in de begroting van Buitenlandse Zaken
en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp zo goed en zo efficiënt mogelijk kunnen
worden ingezet. Daarnaast moeten we hetzelfde doen als het gaat om de inzet van de
middelen in het kader van het slavernijverleden. Daarbij maak ik nadrukkelijk onderscheid
tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland en de drie landen binnen het Koninkrijk,
en Suriname. Als het gaat over Suriname, kom je in onderhandeling met een regering
die geheel gelijkwaardig is aan de Nederlandse regering, hetgeen bij de BES-eilanden
sowieso niet het geval is. Als het gaat om de Caribische landen binnen het Koninkrijk:
zij zijn binnen het Koninkrijk gelijkwaardig, maar in de internationale geopolitieke
situatie zijn wij op sommige punten de hoeder, en dus zijn zij net wat anders dan
andere landen.
De voorzitter:
Meneer Paternotte, u had ook een vraag?
De heer Paternotte (D66):
Ja, dat klopt, voorzitter. Als je kijkt naar de verhouding tussen Suriname en Europa,
dan speelt het visumvrij reizen een belangrijke rol. Guyanezen uit buurland Guyana
kunnen hier visumvrij naartoe komen sinds 2022. Ik weet niet of de heer Van der Burg
in de JBZ-Raad waar dat besloten werd Nederland vertegenwoordigde, maar het zal een
Nederlands kabinetslid zijn geweest. Voor Trinidad en Tobago geldt het sinds 2009
en voor Brazilië al veel langer. Dus de oud-koloniën van bijna alle Europese landen
hebben visumvrij reizen, maar Suriname niet. Dat steekt daar natuurlijk echt. Heeft
de heer Van der Burg enig idee van: dit is nu een goed argument waarom voor Suriname
het visumvrij reizen niet geldt?
De heer Van der Burg (VVD):
Ik opende mijn bijdrage met de mededeling dat ik over twee onderwerpen hier niet het
woord zou voeren. Het ene was het visumvrij reizen, vanwege mijn vorige positie, en
het andere betrof een mail die wij vanochtend hebben gehad aangaande de tienjaarsdiscussie
betreffende Surinamers. Dus het spijt mij dat de heer Paternotte hier een interruptie
aan opoffert, maar ik vind het niet netjes om hier als oud-bewindspersoon op dit dossier
een mening over te ventileren in deze commissie.
De heer Paternotte (D66):
Ik kan me daar ergens wel iets bij voorstellen. Tegelijkertijd denk ik dat iedereen
ook wil weten wat de VVD vindt. Ik heb zelf weleens met een collega, de heer Sneller,
samen een debat gedaan over luchtvaart. De VVD heeft op dit moment niet zo veel zetels
als de PVV, waarover ik dit punt weleens maak, maar u heeft toch nog 23 collega's.
Ik weet dat in ieder geval een daarvan nu in een overleg zit. Laten we zeggen dat
er dan nog 22 over zijn. Misschien kan een van hen daar straks misschien nog iets
over zeggen. Dan kunnen we in de tweede termijn die vraag misschien alsnog stellen.
Met alle respect dus voor de positie van de heer Van der Burg.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik vrees voor de heer Paternotte en eventueel anderen dat u het vandaag alleen met
mij moet doen. Uiteraard zult u van de VVD het standpunt gaan vernemen, maar ik moet
hierover niet het woord voeren. Ik vind dat het niet netjes is richting mijn opvolgster.
De voorzitter:
Heeft u ook een vraag, mevrouw Piri? Gaat uw gang.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik zal dan niet iets over de inhoud vragen, maar wel vragen wat de VVD gaat doen.
Nog voor de verkiezingen hadden wij hier een meerderheid – dat was zonder de VVD en
zonder de PVV en de BBB, en NSC bestond nog niet – om het kabinet te vragen alles
eraan te doen om ervoor te zorgen dat visumvrij reizen mogelijk wordt. Na de verkiezingen
zijn de stemverhoudingen hier veranderd. Een vraag die ook leeft onder de Surinaamse
gemeenschap is of die aangenomen motie nog kan rekenen op een meerderheid hier, ook
al heeft de VVD toentertijd tegengestemd. Kan ik de heer Van der Burg daarnaar vragen?
Vindt de VVD dat aangenomen moties nog steeds een opdracht vormen voor deze Minister,
ook al zijn zij voor de Nederlandse verkiezingen aangenomen? Of geldt dat niet meer?
De heer Van der Burg (VVD):
Als democraat vind ik dat moties die aangenomen zijn in de Tweede Kamer, ook als daar
een partij tegen heeft gestemd, in beginsel moeten worden uitgevoerd, tenzij het kabinet
goede redenen heeft om dat niet te doen en daarover rapporteert. Daar is een speciale
procedure voor. Althans, in vorige kabinetten was daar een procedure voor, waarbij
bewindslieden dat inbrachten in de ministerraad en het vervolgens terugkoppelden aan
de Tweede Kamer. Dus als het gaat om moties in het algemeen is daar niets aan veranderd.
Is ons standpunt veranderd ten opzichte van hoe we toen hebben gestemd? Mevrouw Piri
heeft gelijk dat wij er destijds niet voor waren. Of dat is veranderd, is een punt
dat wij moeten bespreken in de fractie en waar ik u nu nog geen mededelingen over
kan doen. Dit nog even los van wat ik net heb gezegd tegen de heer Paternotte, want
wat voor de heer Paternotte geldt, moet uiteraard ook voor mevrouw Piri gelden; u
bent mij alle twee even lief.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgopmerking of vervolgvraag, mevrouw Piri?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Jazeker, als u dat toestaat, voorzitter. Laat ik het positief duiden: we hoeven in
ieder geval niet een nieuwe motie in te dienen om het opnieuw te vragen aan het kabinet.
Op het moment dat er ook geen tegengestelde motie wordt ingediend gesteund door VVD,
is dit dan eigenlijk nog steeds de oproep vanuit de Tweede Kamer. Dat zie ik als iets
positiefs.
De voorzitter:
Steekt u van wal met uw inbreng, mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het is goed dat we na vier jaar als commissie voor Buitenlandse Zaken
weer eens spreken over Suriname. We delen een geschiedenis, een heden en een toekomst.
Bij respect voor deze hechte banden hoort betrokkenheid, ook vanuit het Nederlandse
parlement. Als Kamerlid heb ik de afgelopen jaren twee keer een werkbezoek mogen brengen
aan het land, een keer met de commissie voor Binnenlandse Zaken over het slavernijverleden,
en vorig jaar met de collega's van de commissie voor Buitenlandse Zaken.
Voorzitter. Dit notaoverleg komt op een bijzonder moment: bijna 50 jaar na de onafhankelijkheid,
na zo'n 300 jaar van Nederlandse koloniale overheersing, een maand voor Ketikoti,
een ruime week na de verkiezingen in Suriname en enkele dagen nadat zes partijen een
intentieverklaring voor een nieuwe coalitie al hebben getekend – u snapt; ik had deze
spreektekst gisteren geschreven. We volgen de coalitievorming nauwgezet en vragen
de Minister om de Kamer te blijven informeren over de Nederlandse betrekkingen met
de nieuwe Surinaamse regering en over de prioriteiten die beide regeringen zullen
kiezen voor die betrekkingen de komende paar jaar.
Ik heb een aantal concrete punten over de bilaterale samenwerking. De afgelopen jaren
was er een intensivering van de banden tussen de twee landen. Dit kwam onder andere
tot uiting in het Makandra-programma, dat zich met name richtte op kennisoverdracht
op verschillende terreinen. Het programma loopt dit jaar af. Mijn vraag aan de Minister
is of er in principe bereidheid is bij het kabinet om het programma voort te zetten
en of de nodige middelen daarvoor beschikbaar zijn. Of moeten daar nieuwe besluiten
voor worden genomen?
Voorzitter. De visumproblematiek is nog steeds niet opgelost. Samen met veel andere
collega's vraag ik al langer om een visumvrijstelling voor Suriname. De EU heeft visumvrijstellingen
afgegeven voor 61 landen, waaronder 8 van de 12 Zuid-Amerikaanse landen. Tot nu toe
ziet de Europese Commissie dat Suriname niet aan de juiste voorwaarden voldoet. In
2023 nam de Kamer een motie van mij aan die het kabinet verzocht om zich in Europa
extra in te spannen om visumvrij reizen voor Surinamers mogelijk te maken. Welke stappen
heeft deze Minister sinds zijn aantreden daartoe gezet? Kan de Minister aangeven welke
concrete stappen Suriname nog moet zetten? Als wij weten wat de blokkades zijn, kunnen
we daar namelijk eventueel bij helpen. Eerder heeft de Tweede Kamer geld vrijgemaakt
om Suriname ondersteuning te bieden bij het wegwerken van de blokkades. Levert de
Minister deze ondersteuning nog steeds? Als dat niet het geval is, is hij dan bereid
om dat te heroverwegen?
In de tussentijd zijn Surinamers nog steeds afhankelijk van visumaanvragen. We weten
al jarenlang hoe dat werkt. Visumaanvragen duren veel te lang. Samen met collega Ceder
trok ik in 2022 al aan de bel met een uitgebreid onderzoek, een zwartboek over de
trage afhandeling van visumaanvragen, met soms zelfs het missen van het afscheid van
dierbaren als gevolg. De heer Ceder gaf net ook weer een persoonlijk voorbeeld van
heel recent. Ik vraag de Minister daarom welke stappen het ministerie sindsdien heeft
genomen om de afhandeling van aanvragen uit Suriname te versnellen en of dit inmiddels
al tot kortere, eerlijke en menswaardige procedures heeft geleid.
Voorzitter. Ook heb ik een vraag over de samenwerking op het gebied van defensie en
drugsbestrijding. Toen wij op bezoek waren in Paramaribo zijn we hartelijk ontvangen
door de toenmalig Minister van Defensie. De internationale drugshandel via Brazilië
naar Suriname en van daaruit verder naar de rest van de wereld is een groot probleem,
ook voor de veiligheid van Surinamers. Met zo veel bos is het voor een kleine krijgsmacht
bijna onmogelijk om serieus aan drugsbestrijding te doen in de binnenlanden van Suriname.
Mits er interesse is aan de kant van de nieuwe Surinaamse regering, is het kabinet
bereid om te kijken naar een intensivering van militaire operaties, ook om drugssmokkel
tegen te gaan? De heer Van der Burg had het ook al over jungletraining – die stond
ook vermeld in de brief – maar er stond over dit specifieke thema niks gemeld, dus
vandaar de vraag aan de Minister.
Tot slot. Een van de belangrijkste thema's op de politieke agenda in Suriname is natuurlijk
de oliewinning, die vanaf 2028 miljarden in het laatje zal gaan brengen. Zoals onder
andere de Volkskrant eerder berichtte, bestaat het risico op de «Hollandse ziekte»,
die wij na de ontdekking van het Groninger gas ondervonden: hogere grondstoffenexport
kan leiden tot een minder concurrerende economie, waardoor andere sectoren uit het
veld worden geprijsd. Is de Minister, bijvoorbeeld in het kader van het Makandra-programma
bereid hierover in gesprek te gaan met de Surinaamse autoriteiten? Kunnen we als Nederland
de betrekkingen met andere sectoren in Suriname verstevigen om de effecten van de
mogelijke Hollandse ziekte te mitigeren? Werkt Nederland bijvoorbeeld samen met Suriname
als het gaat om goed beheer en bestuur bij de winning van delfstoffen, in het kader
van het Extractive Industries Transparency Initiative?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Piri. Dan kijk ik of de heer Paternotte bereid is om de voorzittershamer
over te nemen, zodat ik mijn inbreng namens de PVV kan doen.
Voorzitter: Paternotte
De voorzitter:
Vanzelfsprekend. Dan geef ik direct het woord aan de heer De Roon. Hij spreekt namens
de fractie van de PVV.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Na ongeveer vierenhalf jaar houdt deze commissie weer eens een notaoverleg
Suriname. Daar zit best een lange tijd tussen. Ik heb eens even gekeken naar de plaats
van Suriname op een tweetal internationale rankings. De eerste is de Corruption Perceptions
Index van Transparency International. In 2017 stond Suriname op plaats 77, in 2024
op plaats 88. Het land is dus elf plaatsen gezakt. Hoe hoger het getal, hoe corrupter
je bent – althans, in de percepties. Het tweede is de Fragile States Index van de
denktank Fund for Peace, in samenwerking met het tijdschrift Foreign Policy. In 2018
stond Suriname op plaats 114, in 2024 op plaats 113. Suriname is één plaatsje gezakt,
maar daar werkt het nou juist andersom. Daar geldt: hoe lager het getal, hoe fragieler
het land is.
Als ik dat nou voorzichtig samenvat, zonder daar een drama van te maken, moet ik toch
wel constateren dat er in zes à zeven jaar geen verbetering kan worden geconstateerd,
zowel op de Corruption Perceptions Index als op de Fragile States Index. Wel was er sinds 2020 een aanmerkelijke
verbetering van de ratio van overheidsschuld ten opzichte van het bruto binnenlands
product. Daar heeft Suriname onder president Santokhi duidelijk resultaat geboekt.
De Surinaamse Minister van Financiën verklaart dat in zijn jaarblad 2025 door een
afname van de schuld en een stijging van het bruto binnenlands product.
Minister Blok wees in het eerdere notaoverleg in 2021 op de enorme economische opgave
en de enorme schuldpositie van Suriname. Het is jammer dat de Minister van Buitenlandse
Zaken in zijn brief van 14 februari jongstleden niet vermeldde dat de totale uitstaande
Surinaamse schuld aan het buitenland in de periode van 2020 tot 2024 opliep van bijna
2,1 miljard naar ruim 2,6 miljard Amerikaanse dollars. Ook wordt er niet vermeld dat
de Surinaamse schuld aan China nu maar liefst 543 miljoen Amerikaanse dollars bedraagt.
Dan rijst wel de vraag of er sprake kan zijn van de welbekende Chinese debt trap,
de schuldenvaldiplomatie. Dat is een vorm van diplomatie die het mogelijk maakt om,
als de schuldenaar niet betaalt, allerlei vergaande eisen te stellen. Hoe het fragiele
Suriname daarmee om zal gaan, hangt uiteraard af van de nieuwe regering onder leiding
van de NDP. Het was in ieder geval geen wonder dat president Santokhi, toen hij op
6 mei vorig jaar een delegatie van de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken
in Suriname ontving, zei dat een herschikking van de schulden van Suriname, waaronder
die bij China, op zijn prioriteitenlijst stond. Mijn vraag aan de Minister is: kan
hij zeggen wat daarvan terecht is gekomen? Zit daar enig schot in? Het enige wat ik
heb kunnen constateren, is het volgende. In het genoemde Surinaamse Jaarplan van oktober
2024 wordt gemeld dat er met één bank gesprekken zijn gevoerd, maar dat er nog helemaal
geen officiële finale goedkeuring door de Chinese overheid is gegeven. Met andere
woorden: er is in ieder geval tot oktober 2024 niets veranderd c.q. verbeterd wat
betreft de Surinaamse schuldpositie ten opzichte van China. Misschien weet de Minister
wat er daarna nog is gebeurd; dat hoor ik dan graag.
Die schuldovereenkomst met China is trouwens helemaal niet openbaar. Dat kreeg de
Kamerdelegatie te horen van de Vereniging van Economisten in Suriname. Het is een
kwestieuze situatie dat zo'n hele overeenkomst totaal geheim is. De enige substantiële
schuldherschikking die wel is gerealiseerd, betreft de Amerikaanse dollarschuld, van
912 miljoen euro naar 660 miljoen euro. De looptijd van die schuld is vanaf 2023 vastgesteld
op tien jaar. Daar zit ook nog een grace period in van telkens drie jaar. Dat is dus
allemaal heel gunstig. De eerste aflossing moet pas in 2027, dus onder het NDP-bewind,
plaatsvinden. We zullen moeten afwachten hoe dat daarmee om zal gaan.
Inmiddels is er een coalitie onder leiding van de NDP gevormd, en de ministeries zijn
al verdeeld. Iets van een coalitieakkoord heb ik trouwens nog niet gezien. De Minister
misschien wel; dan hoor ik dat graag. Het is in ieder geval onbekend hoe de nieuwe
regering om zal gaan met de schulden. In de verkiezingen heeft men zich rijk gerekend
met de te verwachten olie-inkomsten, maar die gaan op z'n vroegst pas binnenstromen
in 2028. De nieuwe regering ontkomt er volgens mij niet aan om de beloften aan de
kiezers geheel of ten dele waar te maken in de periode van 2025 tot 2028. Althans,
ik kan me niet voorstellen dat ze nu zeggen: jullie moeten nog drie jaar wachten voordat
we onze royale beloften aan jullie gaan nakomen. Dan is de vraag – die leg ik hier
maar gewoon op tafel – hoe die periode tot 2028 wat betreft die zogenaamde «schuldenlast»
nu eigenlijk wordt overbrugd. Ik vraag de Minister: kan Suriname daarover bijvoorbeeld
een akkoord sluiten met de crediteuren, onder verpanding van de toekomstige olie-inkomsten,
of een deel daarvan? Acht de Minister dat in theorie denkbaar? De PVV is in ieder
geval niet van plan om de NDP-regering nu te helpen bij de overbrugging van de periode
tot aan het moment waarop de oliegelden gaan stromen. Hoe denkt de Minister daarover?
Zou hij hulp aan de NDP-regering wel willen overwegen?
Dat zogenaamde Makandra-programma voor de overdracht van kennis tussen de Nederlandse
en de Surinaamse overheid, dat al ter sprake kwam, loopt dit jaar af. Wanneer kunnen
we de toegezegde evaluatie door de IOB verwachten? In de opsomming in de brief van
de Minister van samenwerkingsprojecten op beleidsterreinen zoals justitie, defensie,
volksgezondheid, personenverkeer, internationaal cultuurbeleid en onderwijs, ontbreekt
volledig wat dit allemaal concreet en meetbaar heeft opgeleverd. Wat zijn nu eigenlijk
de tastbare resultaten hiervan? De PVV wil in ieder geval dat Suriname nu op eigen
benen kan staan op deze terreinen, zonder dat dit de Nederlandse belastingbetaler
geld kost. Ik aarzel nog over de samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende
criminaliteit tussen Suriname en Nederland. Kan de Minister duidelijk maken wat dat
de afgelopen jaren tastbaar heeft opgeleverd voor Nederland?
Voorzitter. In de 45 jaar tot aan het jaar 2025 is publiek geld in Suriname vooral
verdampt door corruptie en consumptieve bestedingen. De door de regeringen in die
tijd veroorzaakte dramatische geldontwaarding had als resultaat dat de gewone bevolking
het al die jaren heel moeilijk bleef hebben. Nu lijkt er een reddingsboei te zijn
in de vorm van die oliegelden, met ingang van 2028. Of daar verstandig mee zal worden
omgegaan, is op dit moment voor ons, in ieder geval voor mij, een heel groot vraagteken.
«Suriname heeft geen geldprobleem, maar een leiderschapsprobleem.» Dat was de kop
in Het Financieele Dagblad boven een interview met de Surinaamse IMF-adviseur Karel
Eckhorst. Mede dankzij hem is de strenge sanering van de Surinaamse overheidsfinanciën
van de afgelopen jaren tot stand gekomen. Maar hoe gaat het nu verder? De lijsttrekker
van de NDP, mevrouw Simons, die dus de beoogde president is, heeft de reputatie dat
ze een verstandig persoon is, dat ze stevig in haar schoenen staat en dat ze zich
niet gek laat maken. In de NRC werd ze omschreven als een «serieuze intellectueel,
die zich wil losmaken van de erfenis van Bouterse». Kennelijk is haar in het coalitieakkoord,
zoals gezegd, de post van Surinames presidentschap toebedacht. Wij kunnen haar natuurlijk
veel sterkte toewensen in het temmen van die hardcore «Boutisten», zoals ze worden
genoemd, en bij de verwijdering van de corrupte rotte appels, want dat zal allebei
onder controle moeten komen.
Een ander vraagstuk dat op haar bord zal liggen, is de vraag hoe om te gaan met de
steeds verder gaande Chinese bemoeienis met Suriname. De heer Paternotte heeft dat
eigenlijk al geduid, dus ik zal dat niet allemaal weer gaan opsommen. Daaruit is wel
duidelijk dat China ijverig aan zijn positie in Suriname voortbouwt en dat dat ook
een afhankelijkheidspositie voor Suriname zou kunnen impliceren. Dat is iets waar
ook de VS met argusogen naar kijken, want het is natuurlijk niet voor niets dat Minister
Rubio onlangs voor een bliksembezoek in Suriname opdook en waarschuwde tegen Chinese
invloeden. Mogelijk kunnen ook Amerikaanse investeerders in Suriname een rol spelen,
bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van de lng-productie, want dat is het volgende project
dat aanstaande is. Het is natuurlijk aan de Surinaamse regering om te bepalen in welke
mate zij met welke investeerders aan de slag wil gaan; de wereld kijkt toe.
Tot slot heb ik nog drie vragen, voorzitter. Ten eerste. De Surinaamse Staatsolie
Maatschappij heeft 1,6 miljard dollar geleend bij achttien financiële instellingen.
Dat is een recente lening. Daaronder bevindt zich ook een hele grote Nederlandse bank.
Meer kon ik er niet over vinden, maar misschien weet de Minister wel welke grote Nederlandse
bank dat is. Met dat geld wil Staatsolie zich voor 20% inkopen bij het Frans-Amerikaanse
consortium dat het huidige olieveld gaat exploiteren. Dan zouden de Surinaamse inkomsten
uit dat olieveld niet, zoals de bedragen van nu, van 16 miljard tot 19 miljard, maar
van 16 miljard tot 26 miljard kunnen zijn. Ik vraag de Minister: is het bekend of
het inkopen in dat consortium nu al rond is?
Ten tweede. In maart jongstleden zijn een officier van justitie en het hoofd van het
Surinaamse arrestatieteam op non-actief gesteld vanwege mogelijke betrokkenheid bij
een groot cocaïnetransport. Die twee zijn overigens, las ik, partners van elkaar.
Kan de Minister ons vertellen of er nadien ontwikkelingen zijn geweest in deze affaire
en of die twee nog op non-actief staan, of zelfs in een strafrechtelijke vervolging
zijn betrokken?
De derde vraag is de volgende. Er zijn veel onzekerheden en allerlei nieuwe belangrijke
ontwikkelingen mogelijk in Suriname in de komende jaren. Kan de Minister voortaan
bijvoorbeeld een periodieke review, misschien jaarlijks, over al die aangelegenheden
aan de Kamer doen toekomen, zodat we niet pas over vier of vierenhalf jaar opnieuw
met elkaar aan tafel zitten om te constateren wat er dan goed en misschien ook niet
goed is gegaan? Ik ben zelf van mening dat we als Kamer niet moeten wachten tot een
volgend notaoverleg over vier of vijf jaar.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft van de 11 minuten nog 24 seconden over om moties in te dienen
in de tweede termijn, dus dat gaat goedkomen. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder
voor een interruptie. Die heeft er nog twee.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor het uitvoerige betoog van de PVV over Suriname. Dank dat u daar ook uw huiswerk
voor gedaan heeft. Ik heb twee vragen. De allereerste is de volgende. De PVV is de
grootste partij en ik proef dat de PVV wat terughoudendheid hanteert ten aanzien van
de nieuwe regering en ook ten aanzien van de vraag of er qua goed bestuur goede stappen
gezet kunnen worden, maar dat de PVV ook het gevaar ziet van statelijke actoren zoals
China, die daar aan invloed toenemen. Ik proef daar een dubbeling in. Aan de ene kant
herkent de PVV dat, maar tegelijkertijd wenst de PVV weinig stappen te zetten, meen
ik, om in ieder geval te voorkomen dat niet China, maar Nederland, of in ieder geval
Europa, Suriname veel meer in zijn invloedssfeer betrekt. Mijn vraag is dus wat de
PVV concreet voorstelt, als ze al wat voorstelt, om in ieder geval de invloed van
China daar tegen te gaan, ook gezien het verkeer tussen Nederland en Suriname, dat
vrij intensief is over en weer.
De heer De Roon (PVV):
Nou, ik kan me niet voorstellen dat Nederland in staat is om met China te concurreren
als het gaat om investeren in Suriname. Misschien kunnen de VS dat. Ik hoop dat. Dat
is wel de bedoeling. Er zijn aanwijzingen voor dat ze dat gaan proberen. Maar Nederland
kan dat niet. Denk aan de brug over de rivier die de grens vormt met Guyana, die de
heer Paternotte noemde. Dat is een openbare aanbesteding geweest. Die aanbesteding
is gewonnen door een Chinees bedrijf. Een Nederlands bedrijf dat meedeed, heeft gewoon
het onderspit gedolven daarin. Ik kan me niet heel goed voorstellen hoe Nederland
nu een écht concurrerende kracht kan zijn met China. Europa zou dat misschien wel
kunnen. Als er wordt samengewerkt, zou dat misschien kunnen. Maar voorlopig zie ik
die samenwerking nog niet tot stand komen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn tweede vraag. Bij het vorige overleg – volgens mij was dat in 2021 – is het ook
gegaan over de openbaarmaking van archieven rond de jaren tachtig, rond de coup in
Suriname. De heer Bouterse is inmiddels overleden. Dat biedt misschien ook wat zuurstof
en ruimte om in het reine te komen met het verleden en met wat daar gebeurd is. Daar
is namelijk behoefte aan. Ik heb het even nagekeken: de hele Kamer, behalve de PVV,
was voor verdere openbaarmaking van stukken, uiteraard met inachtneming van privacy
en waarborgen. Ik vraag me af hoe de PVV daar nu in staat. Ik vraag dit omdat ik overweeg
om te kijken of het nu wel tijd is, met het overleden van een van de hoofdrolspelers,
om de mensen die nog heel veel onbeantwoorde vragen hebben, recht te doen. Het gaat
dan met name over de rol van Nederland, als die er was, en hoe groot die rol dan was.
Zou u zo'n voorstel tot meer transparantie nu, vijf jaar later, kunnen steunen?
De heer De Roon (PVV):
Ik begrijp uw vraag. Ik zie ook het belang daarvan. Ik begrijp ook het belang voor
individuen daarvan. Maar dit is een vraag die ik in de fractie moet bespreken. Ik
kan dit nu niet even op eigen houtje gaan invullen. Dus vooralsnog zult u het daarmee
moeten doen.
De voorzitter:
Wordt vervolgd. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van
de zijde van de Kamer. Ik vraag de heer De Roon om het voorzitterschap weer over te
nemen.
Voorzitter: De Roon
De voorzitter:
En dan kijk ik even naar de Minister of hij meteen wil antwoorden of dat hij toch
nog eventjes wil nadenken over de antwoorden.
Minister Veldkamp:
Er zijn veel vragen gesteld. Er zijn ook veel gedetailleerde vragen gesteld. Ik zou
daar toch graag even een schorsing voor inlassen. Kan ik een halfuur bedenktijd krijgen?
De voorzitter:
Een halfuur moet wel kunnen, gelet op het feit dat we vier uur tot onze beschikking
hebben. Dan zou dat dus 16.20 uur worden. Ik schors tot 16.20 uur.
De vergadering wordt van 15.53 uur tot 16.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit notaoverleg voor de eerste termijn van de kant van de Minister. Voordat
ik hem het woord geef, merk ik even op dat ik ook in deze termijn vier interrupties
per fractie zal toestaan. Misschien heb ik het in de eerste termijn niet goed gezegd,
maar voor mij is een interruptie altijd in tweeën. Het woord is aan de Minister.
Minister Veldkamp:
Dank, voorzitter. Tijdens de schorsing is de uitdaging voor een bewindspersoon altijd
om alle vragen die zijn gesteld enigszins gestructureerd op volgorde te krijgen. Ik
kom graag met een introductie, tijdens welke ik natuurlijk wel geïnterrumpeerd kan
worden, en een aantal kopjes waarin ik inga op de specifieke vragen die gesteld zijn.
Dus mocht u niet meteen het antwoord op uw vraag horen, dan kan het zijn dat het antwoord
ietsje later wel aan de orde komt.
Voorzitter. Vandaag staan we stil bij de relatie en de samenwerking tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Suriname in het jaar dat Suriname zijn 50-jarige onafhankelijkheid
viert. Het is een relatie die diepgeworteld is; een aantal van u meldde dat al, zoals
de heer Van Baarle. Een gedeeld verleden, een gemeenschappelijke taal, een overlappende
cultuur: sterke banden tussen onze samenlevingen. Ik merkte dat overigens al toen
ik hier binnenliep en buiten een schoolklas aantrof uit Apeldoorn. Ik zei: ik ga met
de Kamer in gesprek over Suriname. Meteen was daar Alvira, die zei: mijn ouders komen
uit Suriname; ik ben er ook geweest. Er is altijd wel een schoolklas met een band
met Suriname, in heel Nederland.
Het is een relatie die aan de ene kant zakelijk is, maar aan de andere kant betrokken.
We willen die relatie met gelijkwaardigheid en wederzijds respect invullen. De relatie
wordt gekenmerkt door een brede samenwerking, waar de afgelopen jaren veel moeite
in is geïnvesteerd. Het is een dialoog die in mijn optiek juist nu, in een meer geopolitiek
multipolaire wereld, heel belangrijk is voor Nederland. Dat heb ik kortgeleden nog
besproken met mijn toenmalige ambtsgenoot Albert Ramdin, toen die hier in april langskwam
voor aan afscheidslunch. Hij is zoals u misschien weet inmiddels aangetreden als nieuwe
secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten in Washington. Van dat
gesprek is me ook bijgebleven dat Nederland en Suriname toch wel gelijksoortige of
overlappende analyses hebben van de ontwikkelingen op het westelijk halfrond en dat
ik hem heel veel kon vragen over zijn blik op het westelijk halfrond. Hij had de Amerikaanse
Minister Rubio bijvoorbeeld als langs gehad, terwijl hij nog niet in Den Haag is geweest;
daar komt hij binnenkort. Het is een regio die vanwege het Koninkrijk van belang is
voor Nederland. Ook daarom wordt het gewaardeerd om met Suriname in gesprek te zijn,
zodat we goed kunnen blijven luisteren naar hun adviezen als partners en de ontwikkelingen
in die regio goed kunnen begrijpen.
Vandaag bespreken we ook de Kamerbrief over Suriname die ik in februari stuurde. Zoals
een aantal van u al opmerkte, vonden iets meer dan een week geleden parlementsverkiezingen
in Suriname plaats. Die lijken goed te zijn verlopen. Het is wachten op de rapporten
van verkiezingswaarnemingsmissies van de EU, van CARICOM en van de OAS. Er is nog
geen officiële verkiezingsuitslag vastgesteld. Voor zover nu bekend, ziet het ernaar
uit dat de NDP onder leiding van mevrouw Simons de verkiezingen heeft gewonnen, maar
de komende tijd – zeg ik heel voorzichtig als Nederlands Minister – is het wachten
op de definitieve uitslag, de verkiezing van een nieuwe president, de vorming van
een coalitieregering en haar beleidsvoornemens. En ja, Suriname gaat daar vlot mee
van start. Gisteravond kondigden zes partijen een voorschot aan op een regeerakkoord,
inclusief een verdeling van ministersposten, en steun voor mevrouw Simons als nieuwe
president. Voor Nederland is het belangrijk om te kijken naar hoe dat proces verder
verloopt, maar dat proces ook wel respectvol z'n beloop te laten. Het is een ander
land, een andere democratie, dat zijn eigen keuzes maakt. Dat doen we met heel veel
belangstelling.
Duidelijk is dat die nieuwe regering voor belangrijke keuzes staat. De aangekondigde
olie-exploitatie opent nieuwe economische perspectieven. Een aantal van u noemde dat
al. Het gaat om een substantieel olieveld met geschatte inkomsten, afhankelijk van
hoe het wordt gemeten, tussen de 16 miljard en 26 miljard dollar – zo wordt veelal
genoemd. De eerste inkomsten worden rond 2028 verwacht. Dat is een potentiële gamechanger
voor Suriname.
Voorzitter. Ik hecht eraan nogmaals het volgende te benadrukken. De verhoudingen in
de wereld zijn aan het verschuiven. Een aantal van de leden plaatste ook interventies
in dit licht. Het is daarom essentieel dat we blijven investeren in de relatie met
andere landen, dat we naar elkaar luisteren en dat we coalities blijven bouwen en
de gemene deler blijven zoeken. Er ligt heel duidelijk een Nederlands belang, en dat
doen we ook graag met Suriname.
Een aantal van de leden noemde het Makandra-programma, gericht op samenwerking tussen
onze overheden. Ik kom daar straks op terug. Dat gaf een duidelijke impuls aan onze
betrekkingen in de afgelopen jaren. Ik ben er trots op dat er 52 projecten zijn gerealiseerd
op thema's als goed bestuur, rechtsstaat, klimaatadaptatie, gezondheidszorg. Zowel
vanuit Nederland als vanuit Suriname ervaar ik waardering voor Makandra. Misschien
kan het soms wat sterker worden geadverteerd, maar voor de mensen met wie concreet
is samengewerkt, is die waardering er. Dat horen wij telkens aan beide zijden. Dat
project, dat programma, loopt dit jaar af. Het wordt inderdaad geëvalueerd door de
IOB. Eind dit jaar komt de evaluatie daarvan uit. Ik kan nu al zeggen dat het mijn
voornemen is om te kijken hoe we dat kunnen voortzetten. Dat hangt uiteraard ook af
van de wensen van de nieuwe Surinaamse regering. Het gaat er uiteindelijk ook om of
zij dat wil, maar ik zie daar zeker op allerlei manieren brood in, juist omdat de
betrekkingen zo breed zijn en zo breed worden gedragen door onze samenlevingen.
Om de vraag van mevrouw Piri meteen te beantwoorden: daar zijn nog niet hele specifieke
middelen voor gereserveerd. Die zal ik moeten zoeken. Het betrof 10 miljoen voor vier
jaar. Dat zijn geen megagrote bedragen, maar in een krimpende begroting is het wel
zaak om dat geld te vinden. Dit jaar werken we ook toe aan de afronding van de laatste
zogeheten verdragsmiddelen, die voortkomen uit de onafhankelijkheid en die toen overeen
zijn gekomen. Daarmee komt een einde aan die ontwikkelingsrelatie tussen Nederland
en Suriname. Dat zou een mijlpaal zijn, maar niets verbiedt ons om de banden op andere
wijzen voor te zetten en daar ook de middelen bij te vinden.
Ik zeg daar ook bij dat Suriname al langer een hechte partner is in de internationale
culturele samenwerking. Ik heb daar geen vraag over gehoord, maar ik vind het belangrijk
om dat te noemen. Het is een van de 24 landen waar ons internationale cultuurbeleid
zich op richt. Ik merk dit ook op omdat de wederzijdse belangstelling voor die culturele
samenwerking markant en duidelijk is. Het aantal culturele projecten is ook gegroeid.
Ik zie dit als een verrijking voor beide landen. Daarbij wordt ook gekeken naar kennisontwikkeling
in de museale sector, een dialoog over collecties, inclusief de koloniale aspecten
daarvan, erfgoedwetgeving en studiebeurzen voor Surinaamse onderzoekers en studenten.
Voorzitter. Jaarlijks reizen veel Surinamers naar Nederland en andersom. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken zet zich dagelijks in voor zorgvuldige, snelle en soepele visumdienstverlening.
Het is een langgekoesterde wens van Suriname om tot EU-visumliberalisering te komen.
Dat begrijp ik heel goed, maar u weet dat het visumbeleid van Nederland via Schengen
en daarmee via de EU en de bevoegdheden van de Europese Commissie loopt. Voor visumliberalisering
moet Suriname eerst aan een aantal voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld een biometrisch
paspoort. Daarvan is al een eerste werkexemplaar door Suriname getoond. Die stappen
worden dus gezet. Nederland heeft de wensen van Suriname inzake visumliberalisering
onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie, onder wier mandaat dit valt.
Dat blijven we doen; dat doen we op diverse niveaus. Die wens staat bij de Commissie
ook op het vizier. Het uiteindelijke Nederlandse standpunt zal afhangen van een mogelijk
voorstel van de Commissie, maar we willen er echt aan trekken. Nederland kan niet
namens Suriname een voorstel indienen, maar we kunnen als Schengenlidstaat, verbonden
aan de EU-brede regels en de afspraken voor het Schengengebied, wel heel goed kijken
hoe we daar samen in verder varen. Maar we kunnen niet unilateraal specifieke uitzonderingen
maken voor Suriname. Dat willen we graag doen mét Suriname richting de EU.
Een positieve ontwikkeling daarbij is dat in februari in Benelux-verband een verdrag
met Suriname is getekend voor een visumvrijstelling voor houders van dienstpaspoorten
en dergelijke. Dat verdrag is gekoppeld aan de terug- en overnameovereenkomst inzake
onrechtmatig verblijvende personen. Nederland en Suriname blijven inzetten op verbetering
en continuering van de terugkeersamenwerking. Ik kom straks terug op wat de heer Ceder
opmerkte over de snelheid waarmee visa worden afgegeven.
De voorzitter:
Voor u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp het niet helemaal. De Minister zegt: ik zet mij in conform de aangenomen
motie en wij brengen het vaak op verschillende niveaus onder de aandacht van de Commissie,
waar het mandaat ligt. Vervolgens zegt hij even in een bijzin: het standpunt van het
Nederlandse kabinet is nog onbekend en pas als de Europese Commissie met een voorstel
komt, gaan wij bepalen wat het Nederlandse kabinet vindt van dat voorstel. Waar zet
het Nederlandse kabinet zich nou precies voor in? Want volgens mij is de opdracht
vanuit de Kamer het mogelijk maken van visumvrij reizen voor mensen uit Suriname.
Minister Veldkamp:
Nederland steunt Suriname in de wens voor visumliberalisatie, in lijn met de motie-Piri
c.s. uit 2023. We hebben die wens middels een brief ook overgebracht aan de voorzitter
van de Europese Commissie. Uiteindelijk moeten we een standpunt bepalen over wat de
Commissie precies gaat voorstellen, maar onze inzet staat buiten kijf, namelijk dat
die visumliberalisatie er gaat komen. Dat maakt het voor ons ook in allerlei opzichten
veel makkelijker. Maar het maakt het ook makkelijker voor Suriname zelf en het is
goed voor de banden tussen Suriname en Nederland. We hebben tegen de achtergrond van
die brede wens om tot visumliberalisatie te komen, die ook is vastgelegd in de motie,
meermaals aangeboden aan Suriname om ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld bij een
bezoek dat Minister Ramdin vorig jaar juli bracht aan Den Haag. Onze permanente vertegenwoordiger
in Brussel staat in contact met de Surinaamse ambassade in Brussel om hen te ondersteunen.
Het is uiteindelijk aan Suriname om die wens onder de aandacht te brengen bij de Commissie,
maar wij willen hen daar zeker in adviseren. Als er dan een voorstel van de Commissie
komt, zullen wij het definitieve standpunt moeten bepalen. Dat vindt dus plaats binnen
het kader van de motie die wij uitvoeren. Wij willen wel degelijk graag dat die visumliberalisatie
een feit wordt.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, het wordt iets duidelijker, maar toch even concreet. Als de Commissie met iets
komt, neem ik aan dat zij, zoals altijd, de criteria gaat toetsen. Hebben ze een biometrisch
paspoort? Hebben ze alles wat je nodig hebt voor visumliberalisatie? Dat is gewoon
een technische toets, geen politieke toets. Er wordt technisch getoetst of Suriname
voldoet aan alle voorwaarden die wij stellen aan de landen waarmee we visumvrij reizen
afspreken. Begrijp ik goed dat als de technische toets van de Commissie akkoord is,
Nederland dat automatisch zal steunen? Of zitten er nog politieke blokkades op bij
het kabinet?
Minister Veldkamp:
Nee, ik zie geen politieke blokkades hierop van Nederland, integendeel. We willen
graag die visumliberalisatie met Suriname. We zullen uiteraard ieder Commissievoorstel
nauwkeurig bekijken, maar als aan die technische vereisten wordt voldaan, dan wordt
daaraan voldaan. We willen Suriname graag helpen om aan die technische vereisten te
voldoen.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Kahraman. Ik begreep dat de heer Paternotte en de heer Van Baarle
ook nog willen interrumperen. Eerst de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
De Minister noemde ook het belang van het Makandra-programma. Hij gaf ook aan dat
het programma dit jaar afloopt. Hij zegt dat hij nog geen middelen in zijn begroting
heeft, maar dat het om 10 miljoen over vier jaar gaat en dat hij ruimte ziet. Het
programma wordt dit jaar geëvalueerd. Kan de Minister toezeggen dat hij na afronding
van de evaluatie met een brief aan de Kamer komt waarin hij kijkt of het programma
voortgezet kan worden en of hij middelen heeft kunnen vinden binnen zijn begroting
om dit programma voort te zetten?
Minister Veldkamp:
Ja, dat kan ik toezeggen. Dan is er een IOB-evaluatie geweest. Dan gaan we kijken
wat de resultaten zijn. Als die evaluatie voldoende positief is en het Makandra-programma,
misschien met enkele wijzigingen of verbeteringen, kan worden voortgezet én de Surinaamse
regering daar behoefte aan heeft – het moet van twee kanten komen – dan zal ik dat
uiteraard aan de Kamer meedelen. Dan zullen we daar ook de bedragen bij moeten vinden,
zeg ik erbij.
De heer Paternotte (D66):
Even voor alle duidelijkheid: in april 2022 hebben de Ministers van de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken, de JBZ-Raad dus, ingestemd met het Commissievoorstel om Guyana
op de lijst te plaatsen van derde landen die in aanmerking komen voor visumvrij reizen
naar het Schengengebied. Dat is simpelweg het voorstel geweest: Guyana op die lijst
plaatsen. Als volgende keer het voorstel is om Suriname op die lijst te plaatsen,
dan stemt Nederland dus voor.
Minister Veldkamp:
Ja, als inderdaad aan die technische vereisten is voldaan. Nogmaals, we willen er
graag met Suriname aan werken om daaraan te voldoen. Daar spreek ik al sinds juli
over met mijn inmiddels alweer ex-collega de heer Ramdin; ik meen sinds 17 juli vorig
jaar, kort na zijn aantreden. Ook op werkniveau wordt eraan gewerkt en naar gekeken,
ook door de consulaire hoofddirecteur bij Buitenlandse Zaken en de directeur consulair
van het Surinaamse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij bekijken hoe er aan de vereiste
benchmarks kan worden voldaan.
De voorzitter:
Voldoende? Dan kunnen we naar de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Het is goed om te horen van deze Minister dat een eventueel voorstel van de Commissie,
mits uiteraard aan de eisen wordt voldaan, door Nederland gesteund zal worden. Tegelijkertijd
is dit iets wat al heel erg lang speelt, niet alleen voor de mensen in Suriname, maar
ook voor alle Surinaamse Nederlanders met deze wens. Als ik de Minister hoor zeggen
«het is aan Suriname om die wens over te brengen aan de Europese Commissie», dan vraag
ik mij af – dat is mijn vraag aan de Minister – hoe actief Nederland op dit moment
de lobbyrol vervult binnen de Europese Unie en in de richting van de Commissie, om
ervoor te zorgen dat dat besluit er komt. Kunnen we daar niet meer inspanningen voor
leveren?
Minister Veldkamp:
Sinds mijn aantreden en sinds ik kort na mijn aantreden in juli vorig jaar met Suriname
heb overlegd, is mij duidelijk geworden dat die «lobby», zoals u het noemt, best actief
is. Nogmaals, het is aan Suriname om daarop actie te ondernemen, maar wij willen daar
graag bij helpen en we brengen het ook zelf bij de Europese Commissie onder de aandacht.
Ik wil alleszins kijken of daarin nog meer kan gebeuren en welke Commissaris of topambtenaar
van de Commissie ik daar zelf ook nog over zou moeten spreken. Maar ik ervaar het
als actief contact.
De voorzitter:
Voldoende, meneer Van Baarle?
De heer Van Baarle (DENK):
Graag een vervolgvraag. Het is in ieder geval goed dat de Minister zegt dat hij bereid
is om te kijken of we daar meer in zouden kunnen doen. Ik denk ook dat dat nodig is.
Vervolgens speelt natuurlijk de hele formele kant van de eisen waaraan Suriname zal
dienen te voldoen wil de visumliberalisatie aan de orde zijn. Kan de Minister iets
uitgebreider ingaan op de stand van zaken van het al dan niet voldoen van Suriname
aan die eisen? Bij welke eisen assisteert Nederland? Kan Nederland die technische
assistentie opvoeren? Kunnen we op korte termijn aan Suriname aanbieden dat we voor
die onderdelen de assistentie vanuit Nederland gaan opvoeren?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat we die discussie ook met de nieuwe regering van Suriname moeten aangaan
en moeten vragen wat hun behoeften zijn en wat zij daarbij voor zich zien. Daarvoor
is er alleszins bereidwilligheid van mijn kant en van de Nederlandse kant. Ik ben
alleszins bereid om verder te kijken. Hoe het precies zit en welke elementen en technische
stappen er nodig zijn, daar zou ik in tweede termijn op moeten terugkomen. Maar de
algemene bereidheid is er zeker. Ik denk dat er, juist ook gezien het feit dat de
twee samenlevingen sterk verbonden zijn, alle reden toe is om hieraan te blijven trekken.
Overigens is er op basis van mijn informatie voor Guyana geen visumvrijheid, zeg ik
naar aanleiding van een opmerking van de heer Paternotte. Maar ik kan het verkeerd
hebben.
De voorzitter:
Goed. Dan kan de Minister verder met zijn betoog.
Minister Veldkamp:
Er werd ook diverse malen verwezen naar veiligheid, justitie, rechtsstaat en dergelijke.
Voor het aanpakken van grensoverschrijdende criminaliteit is een goede samenwerking
met gelijkgestemde landen essentieel. Ook hier zijn die internationale, brede coalities
van belang. We weten natuurlijk dat het ook deels gaat om drugssmokkel via Suriname,
waar Suriname zelf ook last van heeft. Intensieve samenwerking tussen Nederland en
Suriname blijft ook op dat gebied nodig. Dat gebeurt via een bilateraal drugsoverleg
en trainingen met de Douane, de politie en het Surinaamse narcoticateam. Suriname
is daarnaast ook partner in internationale samenwerkingsverbanden tegen grensoverschrijdende
criminaliteit, zoals in het Europese EL PAcCTO. In dat samenwerkingsprogramma tussen
de EU, Latijns-Amerikaanse landen en de Caribische regio wordt de hele criminele keten
integraal bezien. Ook ratificeerde Suriname in 2021 het Verdrag van San José, waarmee
deelnemende landen effectiever gezamenlijke antidrugsoperaties in elkaars water kunnen
uitvoeren. De defensiesamenwerking loopt in het algemeen goed. Ik kan daar zo meer
en détail op terugkomen bij de beantwoording van specifieke vragen. De mogelijkheid
om als Nederland trainingen in de jungle van Suriname uit te voeren – de heer Van
der Burg wees daarop – is tevens van grote meerwaarde voor de wereldwijde inzetbaarheid
van de Nederlandse krijgsmacht.
Voorzitter. Onder anderen de heer Van Baarle wees op het slavernijverleden. De dialoog
over het slavernijverleden is een belangrijk onderdeel geworden van de relatie tussen
Nederland en Suriname. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
coördineert de opvolging van de excuses die zijn gemaakt. Zoals we altijd zeggen,
betreft dat een proces met een komma en niet met een punt. Minister Uitermark voert
hier op 11 juni een commissiedebat over met de Tweede Kamer. Mijn ministerie voert
de dialoog met Suriname in het tempo van Suriname. Daarbij hebben we aandacht voor
de nazaten van tot slaaf gemaakten, de inheemse en de marrongemeenschappen. We zetten
ons samen met Suriname en de gemeenschappen daar, in voor de besteding van de voor
Suriname bestemde middelen uit het fonds met betrekking tot het slavernijverleden.
Dat betreft twee keer 33,3 miljoen. De ene 33,3 miljoen is voor maatschappelijke initiatieven
en de andere 33,3 miljoen is voor overheidscontacten. Zeg ik dat goed? Het is voor
beleidsinitiatieven en beleidsinvesteringen. Ik kan daar verder en détail op terugkomen.
Voorzitter. Als het mag, noem ik ook even de samenwerking binnen het Koninkrijk, want
Suriname ...
De voorzitter:
Voor u verdergaat: ik krijg de indruk dat meneer Van Baarle nog iets wil vragen over
het vorige. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja. De Minister beantwoordde zojuist mijn vragen over het slavernijverleden. Dit is
een aspect van ons verleden dat een doorwerking heeft in het nu. Wat de fractie van
DENK betreft komen er herstelbetalingen en zijn de inspanningen die de Nederlandse
regering op dit moment verleent niet genoeg. Tegelijkertijd geeft de Minister aan
dat er twee keer 33,3 miljoen is vrijgemaakt voor initiatieven, en zo gewenst kan
de Minister daar wat meer in detail op ingaan. De wens dat de Minister daar iets meer
in detail op ingaat, is er vanuit mijn kant. Dus: hoe worden de mensen in Suriname
en grassrootsorganisaties betrokken? Wat voor initiatieven zijn er? Hoeveel geld is
er reeds besteed? Kan de Minister daarop ingaan?
Minister Veldkamp:
Ja. Het is belangrijk dat die excuses zijn gemaakt. Als ik het mij goed herinner,
heeft de Koning zelfs om vergiffenis gevraagd. Er is geen sprake van herstelbetalingen.
Het vorige kabinet heeft heel bewust gekozen voor een moreel-ethisch gebaar, in plaats
van juridische excuses of herstelbetalingen. Die excuses zijn gemaakt, die fondsen
zijn ingesteld en het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt die in samenspraak met
Suriname, nazaten en andere betrokkenen in Suriname verder op.
De heer Van Baarle vroeg in zijn inbreng naar het voornemen van Suriname tot oprichting
van een platform. Dat is nog niet gerealiseerd en het is aan de Surinaamse kant om
dat in te vullen. We kijken of de nieuwe Surinaamse regering dat ook verder wil doen.
We zien dat het hele proces natuurlijk om zorgvuldigheid en een gelijkwaardige, gezamenlijke
aanpak vraagt. Het gaat tenslotte om een onafhankelijk land. De dialoog over de opvolging
van de excuses voeren we in het tempo dat Suriname daar zelf bij wil aanhouden. De
33,3 miljoen voor de beleidsintensiveringen is bedoeld voor beleidsplannen ten behoeve
van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Mevrouw Frédérique de Man heeft een tijd als
speciaal gezant gefunctioneerd. Na een aantal reizen heeft zij de mogelijke ideeën
voor de invulling van de beleidsintensiveringen geïnventariseerd. Daarover zijn we
momenteel met de Surinaamse overheid in gesprek. Dat zullen we met de nieuwe Surinaamse
regering verder moeten bekijken: wat ziet u hierbij als de meest nuttige besteding
en hoe kunnen wij die beleidsintensivering volgens u uitvoeren? Tegelijkertijd hebben
we die andere 33,3 miljoen voor een regeling maatschappelijke initiatieven. Die moet
voldoen aan onze geldende regels voor subsidies en verantwoording. We zoeken een uitvoerder
voor die regeling. Dat is een kwestie van een aanbestedingsproces. Dat is een zorgvuldig
proces, dat helaas tijd kost. Wat mij betreft kost dat te veel tijd, maar dat heeft
te maken met de regels en met de Algemene Rekenkamer en welke processen die hierbij
geëigend acht. Dat kan ik erover zeggen. Ook de heer Van der Burg vroeg ernaar. Ook
voor hem geldt deze toelichting.
De voorzitter:
Dan is die vraag volgens mij voldoende beantwoord. Of toch niet. Meneer Van Baarle,
gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Wat betreft het geld dat is gereserveerd voor de uitvoering van beleid ben je afhankelijk
van de Surinaamse overheid. Ik kan tegen deze Minister zeggen dat ik zou willen dat
het sneller gaat, maar dat zou ik dan ook tegen de Surinaamse overheid moeten zeggen.
Dat geldt niet voor de maatschappelijke initiatieven. Want als er een speciaal gezant
aan de slag is geweest sinds maart 2023 en er in die periode dus is aangekondigd dat
men dit budget wil besteden aan maatschappelijke initiatieven in Suriname om de nazaten
van tot slaaf gemaakten te ondersteunen, dan vind ik het echt te min. Ik vraag ook
aan deze Minister hoe het kan dat dit bedrag al die tijd gereserveerd staat en er
op dit moment nog niet eens een uitvoerder is gevonden om te komen tot het helpen
van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Wanneer worden er van die 33,3 miljoen die
gereserveerd is voor de nazaten van tot slaaf gemaakten in Suriname nou eindelijk
praktische projecten gerealiseerd?
Minister Veldkamp:
Ik ben er ook wel van geschrokken dat het te lang duurt. Mevrouw De Man heeft over
een bepaalde periode gefunctioneerd als speciaal gezant voor het slavernijverleden.
Volgens mij is die periode geëindigd medio 2024. Haar functie zag met name op de beleidsintensiveringsmiddelen,
op de beleidsdialoog met Suriname. Aan de Surinaamse kant hadden we de heer Tjong-Ahin,
die ook daarmee bezig was. Hij is in februari van dit jaar gestopt. Het is dus niet
zo dat die mensen sinds die periode nog steeds aan de slag zijn.
Ik hoor de aanmoediging voor de beleidsintensiveringen. Die geldt zowel voor Nederland
als voor Suriname: komt u tot conclusies en bestedingen? Wat betreft de maatschappelijke
initiatieven zit ik gewoon met het probleem dat we moeten kijken naar de Europese
aanbesteding om een onafhankelijk uitvoerder voor de regeling te contracteren. Die
is kort voor publicatie opgeschort in verband met een auditrapport van de Auditdienst
Rijk. Buitenlandse Zaken moet strengere eisen stellen aan de uitvoerders van mandaatregelingen.
Wat mij betreft had die aanbesteding allang plaatsgevonden, maar die kan, conform
de regels die we tegenwoordig in Nederland op tal van terreinen zeer extensief hebben,
helaas nog steeds niet plaatsvinden. Dat zit mij dwars, zeker. Ik heb daar sinds mijn
aantreden ook naar gekeken en gevraagd: waarom moet dit zo lang duren? Maar dat heeft
dus alles te maken met dat soort spelregels.
De voorzitter:
Ik concludeer dat de Minister nu weer verder kan met zijn betoog.
Minister Veldkamp:
Ik wilde nog iets melden over de samenwerking binnen het Koninkrijk. Die dimensie
is er ook. Suriname heeft sterke banden met het Caribisch deel van het Koninkrijk
vanwege de geografische nabijheid, de Surinaamse diaspora daar, intensief personenverkeer,
toerisme en handelsbelangen. Aruba en Curaçao zetten zich met name erg in voor het
versterken van de economische samenwerkingsverbanden met Suriname. Vanwege de geopolitieke
ontwikkelingen verkennen ook Aruba en Curaçao de opties voor diversificatie van de
handel, ook met Suriname.
Er is al met al een belangrijke relatie tussen het volledige Koninkrijk der Nederlanden
en Suriname. Die is dynamisch en veelzijdig. Het kabinet blijft zich ook de komende
jaren graag inzetten – dat zal ik ook persoonlijk doen – voor een betrokken, zakelijke,
wederzijds respectvolle samenwerking in bilateraal verband, maar ook voor een betrouwbaar
partnerschap op het internationale speelveld, met een blik op de toekomst. Ik hoop
op een goede band, die ook recht doet aan de hechte banden tussen onze samenlevingen.
Het is nu aan Suriname om te bepalen welke regering, welke president, welke voorzitter
van De Nationale Assemblée zij aanstellen, uiteraard. Maar de hand van Nederland,
en ook die van deze Minister van Buitenlandse Zaken, zal een uitgestoken hand zijn.
Voorzitter. Daarmee kom ik nu toe aan de beantwoording van specifieke vragen. De eerste
vraag kwam van de heer Paternotte, geloof ik. Is de Minister bereid bij het eerste
bezoek na te gaan hoe Suriname zo snel coalities vormt? Ja. Alleszins ja. We kunnen
van elkaar leren; dat toont ook dit maar weer. Goed, het hele proces moet nog verder
worden uitgelopen. Ik weet nog niet of het allemaal precies zal worden zoals het nu
lijkt te worden. Maar: ja. Met die uitgestoken hand ga ik natuurlijk ook vragen: hoe
doet u dat zo snel? Even zonder flauwekul, ik kan me ook nog een andere vraag van
de heer Paternotte herinneren, over hoe we precies de regeringsleider moeten betitelen.
De heer Paternotte kan natuurlijk zelf proberen «oom Dick» te zeggen tegen onze premier
Schoof, maar dat laat ik volledig aan hem.
Dan vroeg de heer Van Baarle ...
De heer Paternotte (D66):
Volgens mij wilde de Minister hier ook nog bij zeggen dat hij voor de begroting terug
zal rapporteren over deze lessen uit Suriname, toch? Dan is het een toezegging.
Minister Veldkamp:
Ik wil dat best toezeggen, want ik wil graag op bezoek bij Suriname. Dan kan ik, als
het goed is, ook met de nieuwe regering in gesprek om te vragen: hoe doet u dat zo
snel? Misschien komt dat ook doordat men 51 in plaats van 150 Kamerzetels heeft, maar
laten we maar eens horen wat men daar zelf over te melden heeft.
Zonder flauwekul, de heer Van Baarle vroeg: hoe welwillend zal Nederland zich opstellen
in de onderlinge situatie? Met uitgestoken hand. We hebben de afgelopen jaren veel
geïnvesteerd in een brede samenwerking. Ik blijf me graag met de Surinaamse regering,
welke dan ook, inzetten voor goede betrekkingen, bilateraal en in breder verband.
Die relatie is diepgeworteld. Hoewel de uitslag nog niet vaststaat, lijkt het er in
alle opzichten op dat de NDP onder leiding van mevrouw Simons de verkiezingen heeft
gewonnen. We hebben natuurlijk de aankondiging van gisteravond gezien. Nogmaals, we
wachten op het verdere verloop van het proces, inclusief de verkiezing van een president.
Onze inzet houden we zeker vast.
Voorzitter. Een aantal Kamerleden, onder wie de heer Ceder, vroeg naar de bredere
geopolitieke relaties en de aanwezigheid van China in het land. Die zien we natuurlijk
allemaal. Wat vroeger Suralco heette, heet nu geloof ik Chinalco. We zien die aanwezigheid.
Wat betreft de Chinese aanwezigheid daar stel ik voorop dat Suriname een onafhankelijk
land is en zijn eigen keuzes maakt in partners waarmee het samenwerkt. Op economisch
vlak is de vraag hoe de markt de kansen inschat, vaak leidend. Chinese bedrijven opereren
op dat vlak anders dan Europese bedrijven, zoals u bekend is. Chinese bedrijven zijn
vaak competitiever. Je ziet dat ze bijvoorbeeld ook aanbestedingen van de Inter-American
Development Bank, ook voor activiteiten in Suriname, winnen van Europese bedrijven.
Er speelt een hele inkoopdiscussie binnen die internationale financiële instellingen,
maar we zien gewoon dat op grond van de huidige procurementcriteria dergelijke bedrijven,
zeker in de constructie en de bouw, vaak dergelijke aanbestedingen winnen. Ik begrijp
de dilemma's die horen bij de Chinese presentie. Dat is ook typisch iets wat ik een
aantal malen heb besproken met mijn Surinaamse, tot voor kort, ambtgenoot, de heer
Ramdin. China is een belangrijke investeerder in Suriname voor infrastructuur en mijnbouw.
Dat hoeft zich overigens niet automatisch te vertalen in meer politieke invloed. Op
politiek vlak zien we dat Suriname in heel veel opzichten toch wel enige gelijkgezindheid
heeft met Nederland. We hechten bijvoorbeeld aan de multilaterale instellingen en
het functioneren daarvan. Maar dat heeft het ook met landen als de VS – de Amerikaanse
Minister bezocht Suriname afgelopen maart – en Frankrijk. Er vindt ook jaarlijks een
politieke dialoog plaats met de EU. Nogmaals, die relaties met Suriname zijn heel
breed. We blijven met elkaar in gesprek, ook over de rol van China in de bredere regio;
die is niet specifiek aan Suriname gerelateerd.
Voorzitter. De heer Van der Burg vroeg naar de ontwikkelingsrelatie. Ik heb al gezegd
dat de ontwikkelingsrelatie eindigt op basis van de laatste verdragsmiddelen die nu
worden besteed. De laatste verdragsmiddelen die nu worden besteed betreffen 8 miljoen
voor volksgezondheid, waarvan 2 miljoen voor het opzetten van een zorgautoriteit en
twee keer 3 miljoen voor de aankoop van specifiek materiaal en kapitaalinvesteringen.
Daarnaast is er 5 miljoen voor een productiekredietfonds voor het stimuleren van het
midden- en kleinbedrijf, waar ook echt kansen en mogelijkheden voor liggen in Suriname.
De heer De Roon vroeg of wij het coalitieakkoord van de nieuwe coalitie al hebben
gezien. Nee, dat heb ik nog niet gezien. Voor zover mij bekend is het ook nog niet
openbaar. We wachten dat af; we gaan kijken hoe dat in elkaar zit.
We hebben ook al het een en ander besproken over visa en visumverlening.
Er waren ook vragen over Surinaamse studenten. Dat is eigenlijk een vraag voor de
Minister van Onderwijs, maar ik geef toch alvast wat informatie die ik van het Ministerie
van Onderwijs heb gekregen. Mijn informatie is dat Surinaamse studenten sinds 2007
in heel Nederland, dus ook buiten Amsterdam en bij alle instellingen, het wettelijk
collegegeld betalen. Dit jaar is dat rond de € 2.500. Surinaamse studenten betalen
daarmee hetzelfde bedrag als studenten uit de EU en de Europese Economische Ruimte.
Dat is het dus wat dat betreft.
De regeling voor tewerkstellingsvergunningen is algemeen geregeld. Volgens het Ministerie
van Sociale Zaken is er geen uitzonderingspositie voor specifiek Surinaamse studenten
mogelijk.
De heer Ceder vroeg ook naar – ik dacht dat ook de heer Van Baarle dat vroeg – ongedocumenteerde
Surinamers in Nederland. Er verblijven al heel lang Surinamers in Nederland die door
de onafhankelijkheid in 1975 de Nederlandse nationaliteit van rechtswege zijn kwijtgeraakt.
Nederland heeft een eenmalige regeling opgesteld voor die groep oudere ongedocumenteerde
Surinamers, waarbij zij, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, de kans krijgen
alsnog een verblijfsvergunning aan te vragen. Dat valt onder de verantwoordelijkheid
van het Ministerie van Asiel en Migratie. Daarnaast kent Nederland een goede samenwerking
– dat noemde ik eerder al – met Suriname rond terugkeer. In februari is daarover nog
een overeenkomst tussen de Benelux en Suriname gesloten.
Voorzitter. Kunnen wij die eenmalige regeling voor Surinaamse oud-Nederlanders verlengen?
Die regeling is tot op heden goed toegankelijk gebleken. Er is meer dan goed gebruik
van gemaakt. De regeling werd in november 2024 gepubliceerd en stond vanaf 1 januari
zes maanden open. Er kan dus nog gebruik van worden gemaakt. Die staat dus nog open.
Er zijn geen zwaarwegende redenen om nu af te wijken van het eerdere kabinetsbeleid
om die regeling eenmalig en tijdelijk te laten zijn. Het is, denk ik, van belang dat
de regeling recht doet aan de situatie van deze mensen. Ik ben ook blij dat die er
is.
De heer Paternotte (D66):
Ik begrijp het punt van de tewerkstellingsvergunning natuurlijk, omdat je geen onderscheid
mag maken, ook niet met betrekking tot één specifieke nationaliteit. Nu zijn er verschillende
landen die op basis van bilaterale afspraken onder het gelijkebehandelingsprincipe
vallen ten aanzien van het wettelijk collegegeldtarief. Ik kan me voorstellen dat
het uitgezocht moet worden, maar zou het wel mogelijk zijn dat je die groep landen
onder de uitzondering op de tewerkstellingsvergunning brengt?
Minister Veldkamp:
Dat weet ik niet uit het hoofd. Dat zou ik moeten uitzoeken. Ik denk niet dat het
zomaar gaat, maar het is wel iets wat ik kan nagaan.
De heer Van Baarle vroeg naar het AOW-gat voor Surinaams-Nederlandse ouderen. Ouderen
van Surinaamse herkomst die van 1957 tot 1975 in Suriname hebben gewoond, waren over
die periode niet voor AOW in Nederland verzekerd. Hoewel er geen juridische verplichting
bestaat, was het de wens om het gevoel van onrechtvaardigheid en de slechte materiële
positie van die groep te erkennen. Op 3 oktober besloot het kabinet daarom tot een
gebaar van erkenning, waarbij eenmalig een bedrag van € 5.000 per persoon wordt vrijgemaakt.
Ouderen hebben de afgelopen zomer een brief ontvangen, waarna het bedrag automatisch
werd overgemaakt. Ouderen die geen brief van de Sociale Verzekeringsbank hebben ontvangen
maar wel recht denken te hebben, kunnen twee jaar lang zelf contact opnemen met de
Sociale Verzekeringsbank. Dat is dus nog steeds mogelijk. Zo trachten we dat gat te
dichten.
De heer Ceder vroeg naar het diasporabeleid. Hoe kijkt de Minister daarnaar om de
banden te versterken? Ik heb al aangegeven: die banden zijn diepgeworteld. Dat ervaar
ik zelf ook zo. Een diasporabeleid is doorgaans een beleid dat vooral gevoerd wordt
door het land waar de diaspora uit voorkomt. Mocht de Surinaamse regering zeggen «we
willen specifiek diasporabeleid voor de Surinamers ook in Nederland», dan ben ik uiteraard
bereid om met hen te bezien wat dat zou betekenen, wat dat voor ons betekent en in
welke mate dat kan worden gefaciliteerd. Je ziet een heel aantal elementen waarmee
we eigenlijk al heel goed onderkennen dat de banden tussen die samenlevingen er zijn.
Ik denk dat de heer Ceder zich daarvan net als ik uit eigen omgeving goed bewust is.
De heer Van Baarle vroeg naar de ticketprijzen. Die verbazen mij ook weleens. Ik erken
dus dat probleem. Ik heb begrepen dat dit inderdaad te maken heeft met beladingsgraden
op de heen- en terugweg en dergelijke. Ik geloof dat de heer Ceder dit toelichtte.
Meer toerisme naar Suriname zou misschien bijdragen aan het verlagen van die ticketprijzen.
Ik vind ze ook hoog. Dit is zeker iets wat ik ook zou willen opnemen met de CEO van
de KLM. Dus mijn toezegging is dat ik dat in ieder geval doe. Ik zeg niet dat daar
meteen iets uitkomt dat naar uw en mijn wens is, maar ik ben zeker bereid om navraag
te doen bij mevrouw Rintel: hoe zit dat nou? Er is in februari een motie over ingediend
door de heer El Abassi: hoe zit het nou met die ticketprijzen en die luchtvaartmaatschappijen?
Dat hangt met allerlei marktfactoren samen. Laat mij daar meer over uitzoeken.
Over visa heb ik het ook gehad. Ook over Makandra heb ik het gehad. Over economie
kan ik misschien iets meer zeggen. Ik gaf al aan dat duidelijk is dat de nieuwe regering
voor hele grote keuzes staat door de winning van olie en gas. Ook wat dit betreft
willen we de beleidsvoornemens van de nieuwe regering afwachten. De heer Ceder vroeg:
gaat die winning hetzelfde blijven als de NDP de grootste blijft? Dat weet ik niet.
We bekijken los van de NDP welk beleid Suriname maakt en hoe we ons daaraan kunnen
relateren.
De heer Paternotte vroeg: zijn we bereid om in te zetten op economische samenwerking?
Minister Klever heeft vorige week haar nieuwe beleidsbrief over buitenlandse handel
naar de Kamer gestuurd. Daarin gaat zij in op de Nederlandse prioriteiten. Op basis
van de prioritaire thema's en sectoren wordt ook naar de economische samenwerking
met Suriname gekeken. Ter ondersteuning bij het betreden van de Surinaamse markt kunnen
Nederlandse ondernemers een beroep doen op een deel van het handelsinstrumentarium:
middelen voor private sector development en diverse RVO-subsidies.
Ik zou Nederlandse bedrijven ook willen oproepen om dat te doen. Ik hoor van bedrijven
dat ze het complex vinden om in Suriname te opereren. Tegelijkertijd, als inderdaad
die olie-inkomsten gaan komen, komt daar veel meer bij kijken dan alleen maar oliemaatschappijen.
Dan gaat het om ingenieursbureaus, dan gaat het bijvoorbeeld om hotels en andere accommodatie
die moet worden gebouwd. Dan gaat het om tal van dingen waarbij er ook kansen liggen
voor Nederlandse bedrijven. Mijn oproep aan het Nederlandse bedrijfsleven is dan ook
om daarnaar te kijken en om niet over een paar jaar te gaan zitten mokken als je daar
niet naar hebt gekeken en er niet aan mee mag doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik denk dat het bedrijfsleven een grote rol kan spelen bij het wederzijds versterken
van de band. Een van de punten die wel relevant zijn, is dat Suriname vanwege betalingsrisico's
uitgesloten was van exportkredietgaranties. Misschien dat daar nu stappen in worden
gezet. Het IMF constateert dat Suriname op de goede weg is vanwege de hervormingen
van de afgelopen jaren. Dit zou er natuurlijk wel aan kunnen bijdragen dat die garanties
weer kunnen worden gegeven. Hoe kijkt de Minister hiernaar? We zouden zo namelijk
ook het Nederlandse bedrijfsleven kunnen helpen.
Minister Veldkamp:
Daar wil ik zeker naar kijken. Ik kan er eventueel ook in tweede termijn op terugkomen.
Ik loop er wel tegenaan dat Nederland sinds het najaar van 2021, toen de klimaattop
in Glasgow was, in mijn herinnering COP24, zich eraan heeft gecommitteerd een beleid
te voeren waarin het geen exportkredietverzekeringen kan bieden voor Nederlandse bedrijfsactiviteiten
in fossiele sectoren. Dat is wel een belemmering hierbij. Ik zou het in dit geval
best anders willen zien, want het lijkt voor de hand te liggen dat je juist daar het
Nederlandse bedrijfsleven met betrekking tot Suriname in wil helpen, maar dat kunnen
wij dus op grond van dat algemene beleid en die algemene beleidsregel niet meer doen.
Dat is een beperking voor de samenwerking met Suriname op het gebied van olie. We
kunnen wel zeggen «bedrijven, kijk daarnaar», maar als het direct gerelateerd is aan
de fossiele sector, kunnen wij niet via Atradius en dergelijke kredietverzekeringen
bieden. Ik denk op dit punt bijvoorbeeld ook aan baggermaatschappijen en dergelijke,
die in de hele wereld tegen deze problematiek aan lopen.
Er is ook een vraag gesteld over kritieke grondstoffen. We kijken daar wel naar op
basis van de Nationale Grondstoffenstrategie en de Europese Critical Raw Materials
Act. Momenteel is er geen EU-partnerschap of bilateraal partnerschap met Suriname
op dit gebied. Wel is er jaarlijks een EU-Suriname politieke dialoog. Een belangrijke
instrumenten van de EU, naast bilaterale projecten op het gebied van bosbeheer en
landbouw, is de Global Gateway strategie van de Commissie, u bekend, om wereldwijd
duurzame slimme verbindingen te versterken via investeringen op het gebied van bijvoorbeeld
energie, vervoer, gezondheid en digitaal. Wij blijven ook in die context in Brussel
aandacht vragen voor het belang van Suriname. Ik denk dat de aanzienlijke belangen
die er in Suriname ontstaan door de oliewinning ook hiervoor interessant kunnen zijn.
Maar nogmaals, het is ook aan het bedrijfsleven om zelf kansen te identificeren.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van onze Nationale Grondstoffenstrategie
ligt bij de Ministeries van EZ, IenW en BHO. Mijn ambtgenoot mevrouw Klever is verantwoordelijk
voor diversificatie in het afsluiten van samenwerkingsverbanden op het gebied van
grondstoffen met landen buiten de EU. Ik kan daar met haar natuurlijk altijd nader
over van gedachten wisselen.
Mevrouw Piri had een vraag naar aanleiding van het artikel in de Volkskrant over de
oliewinning en de Hollandse ziekte. Om die reden zou het ook zo mooi zijn om op dit
terrein de lessen uit Nederland omtrent de gaswinning te delen. Dan doel ik op de
Dutch disease, zoals die internationaal bekend is geworden. Diversificatie van de
economie is in die context inderdaad van belang. Ook daarom zijn de keuzes waar Suriname
voor staat zo ontzettend belangrijk. We kennen natuurlijk allemaal landen die rijk
zijn door olie en gas, maar waar het geld niet heel nuttig lijkt te worden besteed.
Denk aan Venezuela. In andere landen wordt juist geïnvesteerd in infrastructuur en
dergelijke, op een wijze waarmee de economie wordt aangezwengeld. Denk daarbij aan
Noorwegen en enkele Golfstaten. Kennisuitwisseling is dus nuttig. Denk ook aan kennisuitwisseling
op fiscaal beleid; hierover heb ik ook met mijn ambtgenoot gesproken.
De heer De Roon had een aantal specifieke vragen op financieel-economisch en economisch
gebied. De Staatsolie Maatschappij Suriname, Staatsolie, heeft inderdaad geld geleend
bij een achttiental financiële instellingen. Ik heb daar weinig informatie over. Dit
betreft het inkopen voor 20% in het Frans-Amerikaanse consortium. Dit betreft ook
bedrijfsvertrouwelijke informatie. De inkoop bij het consortium is nog niet bekend.
Dat acht ik ook niet per se noodzakelijk. Naar ik begrepen heb, heeft Staatsolie de
financiering van een consortium van banken wel rond.
De schuldherschikking tussen Suriname en China vind ik ook heel boeiend. Het is terecht
dat de heer De Roon die aan de orde stelt, maar dit gaat om een bilateraal proces
tussen Suriname en China, waar Nederland geen rol in speelt. Ik heb daar ook geen
goed zicht op. Op basis van berichten uit de media is bekend dat het schuldherschikkingsproces
nog loopt. Ik weet dat in de zomer van vorig jaar daarvoor een delegatie vanuit Suriname
in China is geweest. Men had een akkoord hierover; dat liep tot en met 2024. Maar
de onderhandelingen over de betalingstermijn en de voorwaarden voor dit jaar lopen
nog.
Het probleem met schulden die uitstaan aan China en aan Chinese financiële instellingen,
is dat er vaak een gebrek aan transparantie is. Zoals u weet, maakt China geen onderdeel
uit van de crediteurenclub van Parijs. Daardoor is er gewoon weinig transparantie
wat betreft de manier waarop China omgaat met schuldenproblematiek en de herschikking
van schulden. Dat is dus echt een nadeel.
Wat betreft het IMF, dat transparanter is: Suriname rondde maart jongstleden een succesvol
hervormingsprogramma met het IMF af. Eerder was er al een schuldherschikking met schuldeisers,
ook met de Club van Parijs; die noemde ik al. Het staat Suriname vrij om eventuele
andere overeenkomsten af te sluiten met crediteuren. Bij verzoeken om advies zijn
wij natuurlijk altijd bereid om mee te denken, maar we verwachten dat er wat dit onderwerp
betreft vooral gesprekken zullen zijn tussen Suriname en het IMF. Als ik er puur financieel-economisch
naar kijk, zou ik zeggen dat het van belang is om die economie zo veel mogelijk op
orde te hebben voorafgaand aan het moment waarop die olie-inkomsten er echt komen,
zodat je de risico's op scheefgroei beperkt. Maar dat is mijn persoonlijke mening.
Ik zeg dit meer vanuit mijn ervaring bij een bank, niet zozeer als Minister van Buitenlandse
Zaken.
De heer Van der Burg vroeg naar de militaire samenwerking. Ik noemde al de jungletraining.
Defensie heeft recent afspraken getekend met Suriname als opvolging van de intentieverklaring
uit 2021, die fungeerde als basisoverlegstructuur voor toekomstige samenwerkingsactiviteiten.
De huidige Nederlands-Surinaamse militaire samenwerking is goed, maar gaat wel richting
het maximaal haalbare wat betreft de capaciteit. Dat heeft te maken met de omvang
van de Surinaamse krijgsmacht, maar ook met de beschikbaarheid van de Nederlandse
capaciteit, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk, maar
we blijven eraan voortwerken. Sinds enkele jaren is er ook een Defensieattaché in
Paramaribo. Toevallig ontmoette ik vandaag de dame die de beoogde nieuwe Defensieattaché
is.
Militaire operaties en drugssmokkel. De Koninklijke Marechaussee werkt al jaren samen
met Suriname op het gebied van de bestrijding van internationale drugssmokkel op de
luchthavens, in samenwerking met de nationale politie en de Douane.
De heer De Roon vroeger ook naar de grensoverschrijdende criminaliteit. Suriname is
voor Nederland een prioritair land op het gebied op dat gebied. Er bestaat een lange
en nauwe samenwerking, ook heel praktisch, bijvoorbeeld op het gebied van training
van scananalisten, de inzet van speurhonden en andere trainingen. Wat betreft de aanpak
van drugssmokkel via luchthavens werken de Koninklijke Marechaussee, de politie en de Douane
samen. In 2024 werd aan Surinaamse en aan Nederlandse zijde in totaal 1.068 kilo cocaïne
aangetroffen in het reizigersverkeer, inclusief geschenkzendingen. Het gaat dus niet
zozeer over containers en dergelijke. De bilaterale handel tussen Nederland en Suriname
is namelijk, ook gezien de afstand, erg beperkt. Maar in het reizigersverkeer en in
geschenkzendingen wordt weleens iets verstopt, zo blijkt.
Naast deze praktische samenwerking is er bilateraal drugsoverleg dat de samenwerking
tussen de operationele diensten in beide landen versterkt. Denk aan informatie-uitwisseling
tussen de politie en het Openbaar Ministerie, best practices van de Douane, afspraken
over trainingen en andere ondersteuningen. Verder zijn er op het gebied van justitie
diverse samenwerkingen aangegaan, onder andere via dat Makandra-programma, dat hier
al een aantal malen terecht is genoemd. Er is een vijftiental aan Justitie en Veiligheid
gerelateerde projecten opgezet met Makandra-steun, onder andere met ketenpartners
als het Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie, Korps Politie Suriname, Korps Penitentiaire
Ambtenaren en de forensische en maatschappelijke zorg. Dat is dus heel goed. Het pact
dat ik al noemde is een internationale, bredere EU-samenwerkingsvorm. Het is op dit
gebied van belang om door te vragen, gezien de minpunten van het feit dat je hechte
betrekking hebt en gezien de ligging van onze beide landen.
De heer De Roon vroeg nog naar de in maart jongstleden opgepakte, op non-actief gestelde
personen. Ik heb geen verdere informatie over de laatste stand van zaken, maar de
korpschef van het Korps Politie Suriname is zich bewust van de kwetsbaarheid van zijn
mensen en poogt middels een roulatiesysteem de kwetsbaarheden te verminderen. Er is
natuurlijk een kwetsbaarheid, zowel aan Nederlandse kant als aan Surinaamse kant.
Als er tussen Nederland en Suriname het een en ander gebeurt, dan vindt op zo'n aanbod-en-vraagroute
ondermijning en dergelijke plaats.
Voorzitter, ik hoop dat ik hiermee alle vragen zo veel mogelijk heb kunnen beantwoorden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb het antwoord misschien gemist, maar ik had een punt gemaakt over de spoedvisa
die afgegeven worden. Volgens mij is dat theoretisch mogelijk, maar praktisch heel
lastig. Daarover hebben mevrouw Piri en ik eerder een zwartboek ingediend, met allemaal
verhalen, maar er lijkt in de tussentijd nog weinig verbeterd te zijn. Zoals u kunt
begrijpen, heeft dat schrijnende situaties tot gevolg. Dat is met name het geval als
het om een uitvaart gaat, want die wordt vaak binnen een week na overlijden uitgevoerd.
Minister Veldkamp:
De heer Ceder heeft volledig gelijk, want die vraag had ik nog niet beantwoord; excuses
daarvoor. De wachttijd voor een afspraak voor visumafhandeling is wel sterk teruggebracht.
In het voorjaar van vorig jaar lag die rond de 30 dagen en nu is dat rond de 14 dagen.
Beslissen over een aanvraag duurt helaas nog langer dan wenselijk. Dat is rond de
drieënhalve week. Dat komt door ICT-storingen en pieken in de aanvraag. Dat laatste
is een onbedoeld effect van de publieke campagne vanuit de ambassade in Suriname om
tijdig een visum aan te vragen. Buitenlandse Zaken werkt er hard aan om de beslistermijn
weer binnen de eerdergenoemde vijftien kalenderdagen te brengen.
De heer Ceder vroeg naar spoedzaken. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan overlijdens
in de familiesfeer. Gezien de banden tussen beide samenlevingen kan dit helaas plaatsvinden
natuurlijk. Die mensen kunnen in principe via een spoedprocedure worden geholpen.
Als mensen kunnen aantonen dat ze voor een overlijden vanuit Suriname naar Nederland
willen, dan kan dat voorrang krijgen. Dat is een praktijk die we in Suriname proberen
toe te passen en elders ook. Ik hoor weleens dat er niettemin toch hobbels zijn, dus
ik wil er zeker naar kijken of de wachttijden, de besluittijden en dergelijke verder
kunnen worden teruggebracht. Maar daar wordt dus echt aan gewerkt. Die trend gaat
op dit moment eerder de goeie kant op dan de verkeerde kant.
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog andere vragen zijn. De heer Ceder heeft een vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Hierop doorgaand: het is fijn dat er werk van wordt gemaakt en dat er positievere
resultaten zijn, maar het is wel zo dat spoedaanvragen theoretisch wel kunnen, terwijl
er ook gezinnen zijn bij wie het niet lukt. Dat is natuurlijk zeer spijtig. Dit is
een anekdotisch punt van mijn kant, dat volgens mij wel een bredere weerklank vindt.
Zou u kunnen nagaan of dit geregeld voorkomt ten aanzien van specifiek spoedbeleid?
En zou u daarop kunnen terugkomen? Ik zie niet alleen vragen bij de ambassade, maar
ook bij de Surinaamse vertegenwoordiging. Als blijkt dat dit inderdaad tot problemen
leidt, kunt u dan terugkoppelen wat daaraan gedaan kan worden? Het kan niet zo zijn
dat iemand uit Trinidad hierheen kan komen voor een begrafenis, maar iemand met Surinaamse
betrekkingen – waarbij er overigens heel veel verkeer over en weer is – dat niet zou
kunnen. Dus ik hoop ook dat we dit met spoed kunnen oppakken. Kan ik deze toezegging
krijgen? Dan weet ik ook zeker dat ernaar gekeken wordt en dat de Minister hierop
terugkomt in een Kamerbrief.
Minister Veldkamp:
Ja, dat kan ik toezeggen. Ik vind dit soort anekdotische informatie vaak erg belangrijk.
Juist bij u als Kamerleden komen signalen uit de samenleving binnen. Die signalen
komen eerder bij u binnen dan dat ze bij mij op mijn bureau terechtkomen. Ik vind
het van belang dat dit wordt gesignaleerd en dat we hier goed naar kijken. We kunnen
het bijvoorbeeld ook meenemen in de Staat van het Consulaire.
De voorzitter:
Verder zijn er geen vragen, zie ik. Ik heb zelf nog wel een vraag, dus ik stel voor
dat de heer Paternotte weer even de voorzittershamer hanteert.
Voorzitter: Paternotte
De heer De Roon (PVV):
Ik heb nog geen antwoord gehoord op mijn suggestie dat het, gelet op alle ontwikkelingen
die er zijn en de hoeveelheid onzekerheden die er op dit moment zijn – en die we de
komende tijd zullen hebben – over hoe het verdergaat met Suriname, wellicht zinnig
is als de Minister ons een periodieke review kan toezeggen, wellicht jaarlijks, maar
dat laat ik aan de Minister over. Ik zou daar wel graag een reactie op willen hebben,
mits de Kamer zelf aangeeft dat graag te willen ontvangen.
Minister Veldkamp:
Ik ben uiteraard bereid naar de Kamer te komen als de Kamer dat wenst, en ook informatie
te verstrekken wanneer de Kamer dat wenst. Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat,
als ik in Suriname ben geweest, ik na afloop daarvan een verslagbrief naar de Kamer
stuur, op grond waarvan we verder kunnen kijken en waarin een aantal dingen die we
vandaag hebben besproken specifiek kunnen worden meegenomen.
De heer De Roon (PVV):
Dat lijkt mij een goed voorstel om mee te beginnen.
De voorzitter:
Uitstekend. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer De Roon.
Voorzitter: De Roon
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de
Minister. Ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn van de kant van de Kamer.
Ik zie dat u jaknikt, dus dan geef ik daarvoor nu het woord aan de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. We hebben in dit debat gehoord dat de Minister een bezoek
gaat brengen aan Suriname en dat hij dit zal proberen te doen vóór de begrotingsbehandelingen
van Buitenlandse Zaken. Ik denk dat dit heel goed nieuws is. Het is een goede stap.
We hebben het ook over de economie gehad. De Minister verwees daarbij naar collega's
die Suriname wel in hun beleidsplannen hebben staan, maar ook naar de beperkingen
van ons instrumentarium. Dat is natuurlijk ook waar u tegenaan loopt. Veel Chinese
bedrijven hoeven zich niet aan de wetten van de markt te houden. Zij kunnen ook met
verliezen meedoen aan aanbestedingen. Voor Nederlandse bedrijven is dat een stuk lastiger.
Het gevolg daarvan is dat je overal altijd die opdrachten verliest en dus ook de kans
om mee te doen. Dat gaat dan niet goed. Dat is iets waar Europa, wellicht samen met
de Raad van State, een antwoord op moet gaan vinden. Ik zou de Minister willen vragen
om zich ook daarvoor in te zetten. Het zou ook goed zijn als bij dat bezoek een collega
meegaat, van Energie of van Economische Zaken, die ook bij andere ministeries een
rol kan spelen.
Dan heb ik nog twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de meeste landen in Latijns-Amerika zonder Schengenvisum naar en
door de EU kunnen reizen;
overwegende dat er intensief personenverkeer is tussen Nederland en Suriname, mede
vanwege de diepe historische en maatschappelijke banden;
overwegende dat de uitsluiting van Suriname voor visumvrij reizen naar de EU en Schengen
nadelig is voor zowel Suriname als Nederland;
verzoekt de regering er bij de Europese Commissie voor te pleiten om nog dit kalenderjaar
te komen met een voorstel voor visumvrijstelling voor Surinamers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Piri, Ceder, Boswijk, Koekkoek,
Van Baarle en Kahraman.
Zij krijgt nr. 224 (20 361).
De heer Paternotte (D66):
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regeling voor Surinaamse oud-Nederlanders die hun Nederlandse
nationaliteit verloren ten tijde van de onafhankelijkheid afloopt op 30 juni 2025;
overwegende dat het, mede door de korte looptijd, moeilijk bleek de gehele doelgroep
te bereiken, waardoor mensen die recht hebben op een verblijfsvergunning, deze nu
mislopen;
verzoekt de regering om deze regeling met ten minste enkele maanden te verlengen en
om actief de bekendheid van deze regeling onder de doelgroep te vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Podt en Ceder.
Zij krijgt nr. 225 (20 361).
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de toezeggingen. Het is fijn dat
hij ook die kant opgaat. Ik had een motie over Makandra, maar ik ben blij met de toezegging
die aan de heer Kahraman gedaan is.
Ik wil een aantal moties indienen. Ik zal ze voorlezen. De eerste motie gaat over
de archieven ten aanzien van de jaren tachtig. Ik denk dat er met het overlijden van
de heer Bouterse, maar ook met de komst van een nieuw kabinet een kans is om duidelijkheid
te verschaffen. Je merkt dat dat nog steeds iets is wat breed in de Surinaamse gemeenschap
in Nederland maar ook in Suriname zelf leeft.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er veel belangstelling voor en maatschappelijke behoefte aan transparantie
is over de historische, politieke en bestuurlijke relatie tussen Nederland en Suriname,
met name ten aanzien van de archieven rond de coup in Suriname in de jaren tachtig
en de rol van Nederland hierin;
overwegende dat een aangenomen motie uit 2021 over openbaarmaking van de archieven
momenteel wordt uitgewerkt, maar het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
pas in 2022 is ingesteld en het ACOI nog geen rol heeft bij de uitwerking;
verzoekt de regering:
– om het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding actief te betrekken bij
de verdere uitwerking van het zo veel mogelijk openbaar maken van het archief met
betrekking tot Suriname en met name de gebeurtenissen rond de coup in de jaren tachtig;
– de Kamer voor het einde van het jaar de uitwerking van de volledige afronding van
de motie uit 2021 (20 361, nr. 190) toe te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 226 (20 361).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ten aanzien van het diasporabeleid heb ik een motie met de heer Paternotte. Ik heb
’m dubbelzijdig geprint; ik geef u de moties dus straks terug. Dat is mijn schuld.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een sterke historische, culturele en familiale band bestaat tussen
Nederland en Suriname;
overwegende dat een groot deel van de Surinaamse diaspora in Nederland woont en een
waardevolle brug vormt tussen beide landen;
overwegende dat er binnen deze gemeenschap grote bereidheid en potentieel aanwezig
is om bij te dragen aan de sociaal-economische ontwikkeling van Suriname en wederzijdse
samenwerking en ontwikkeling;
constaterende dat Nederland momenteel geen integraal beleid voert gericht op het activeren
en ondersteunen van de diaspora in het onderhouden en versterken van de banden met
Suriname;
overwegende dat de betrekkingen met Suriname ook vanuit geopolitiek oogpunt belangrijk
zijn en dat in het uitblijven van actieve Nederlandse betrokkenheid andere landen
– waaronder staten met minder gedeelde waarden – het geopolitieke en economische vacuüm
kunnen opvullen;
roept de regering op om een integraal diasporabeleid gericht op de Surinaamse gemeenschap
te verkennen, waarin het faciliteren van maatschappelijke betrokkenheid, kennisuitwisseling,
economische initiatieven en culturele samenwerking tussen Nederland en Suriname wordt
verkend, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Paternotte.
Zij krijgt nr. 227 (20 361).
De heer Ceder (ChristenUnie):
De naam van de heer Paternotte staat er nog niet onder, maar hij hoort er echt bij.
De heer Paternotte (D66):
Ik zal mijn naam erbij zetten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Kijk, wat een samenwerking. D66 is vandaag wel heel collegiaal.
De heer Paternotte (D66):
Vroeger deden we meer samen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is waar, maar dat was vroeger. Tot slot een motie over de exportkredietgaranties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat exportkredietgaranties (EKG's) een belangrijk instrument zijn om
Nederlandse bedrijven te ondersteunen bij investeringen in het buitenland, met name
in opkomende economieën;
constaterende dat Suriname uitgesloten is van EKG's vanwege zorgen over betalingsrisico's,
terwijl Nederlandse ondernemers kansen zien voor duurzame economische samenwerking
in onder andere landbouw, infrastructuur, gezondheidszorg en energie;
overwegende dat Suriname inmiddels serieuze stappen zet richting financieel en economisch
herstel, mede ondersteund door internationale partners als het IMF en de IDB;
van mening dat het in het wederzijds belang is om duurzame Nederlandse investeringen
in Suriname te ondersteunen, onder meer via EKG's, met waarborgen voor transparantie
en maatschappelijk verantwoorde projecten;
roept de regering op om de mogelijkheden te verkennen om Suriname opnieuw in aanmerking
te laten komen voor exportkredietgaranties, onder duidelijke voorwaarden en met oog
voor risicobeheersing,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 228 (20 361).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter. Ik had een motie voorbereid met betrekking tot Makandra, maar de Minister
gaf het belang aan van het programma. Hij zei ook dat hij gaat onderzoeken hoe hij
dit programma kan verlengen en budget kan vinden binnen zijn begroting. Die toezegging
is voor mij voldoende. Daarom zal ik geen motie indienen. Dank ook voor de beantwoording
van de vragen.
Ik wil de Minister nog één ding meegeven. Ik heb wat collega's met banden met Suriname.
Zij gaven ook aan: laten we als Nederland proberen om Suriname echt te helpen om die
stap te zetten en te voldoen aan de visumvrijstelling. Het zou echt heel fijn zijn
voor mensen, vooral als zij met spoed voor een begrafenis naar Nederland kunnen komen.
Mijn collega's hebben hier ook een aantal moties over. Ik hoop dat de Minister ernaar
kan kijken hoe wij Suriname echt kunnen helpen om die stappen te nemen om vrijstelling
te krijgen voor visumaanvragen in Europa.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank voorzitter. Een aantal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een bedrag van 33,3 miljoen euro is gereserveerd voor maatschappelijke
initiatieven, maar dat er nog geen uitvoerder is gevonden conform aanbestedingsregels;
verzoekt de regering zich er maximaal voor in te spannen om vóór de behandeling van
de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een uitvoerder te hebben aangesteld
voor de spoedige uitvoering van de regeling voor maatschappelijke initiatieven in
Suriname,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 229 (20 361).
De heer Van Baarle (DENK):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het een zeer lang gekoesterde wens is om tot visumvrij reizen te
komen tussen Nederland en Suriname;
overwegende dat Suriname hiervoor dient te voldoen aan de eisen die in Europees verband
hiervoor gelden;
verzoekt de regering om aan de Surinaamse regering het aanbod te doen om de Nederlandse
ondersteuning aan Suriname om te voldoen aan de vereisten voor visumliberalisatie
verder te verdiepen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 230 (20 361).
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, tot slot. Ik dank de Minister voor zijn toezegging om met KLM in gesprek
te gaan over de ticketprijzen. Het lijkt onze fractie goed om datzelfde gesprek met
de regering van Suriname te voeren. In dat kader heb ik de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de ervaring van vele mensen de ticketprijzen voor vluchten tussen
Nederland en Suriname relatief hoog zijn, waardoor het een grote financiële uitdaging
is voor mensen om tussen Nederland en Suriname te kunnen reizen;
verzoekt de regering om de ticketprijzen voor vluchten tussen Nederland en Suriname
te bespreken met de Surinaamse regering en te verkennen of er mogelijkheden zijn om
samen met de Surinaamse overheid inspanningen te leveren voor meer betaalbare ticketprijzen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en El Abassi.
Zij krijgt nr. 231 (20 361).
Ik begrijp dat er verder geen behoefte is aan een tweede termijn van de kant van de
Kamer. Dat betekent dat we naar de Minister kunnen voor de beantwoording, als hij
er onmiddellijk op wil en kan reageren.
Minister Veldkamp:
Kan ik, mede vanwege de technische aard van enkele moties, misschien een korte schorsing
krijgen? Tien minuten?
De voorzitter:
Dat kan absoluut. Dan gaan we verder om 17.50 uur.
De vergadering wordt van 17.40 uur tot 17.50 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister is klaar voor de tweede termijn van zijn kant. Ik geef hem daartoe het
woord.
Minister Veldkamp:
Dank u, voorzitter. Ik kom tot een appreciatie van de ingediende moties. De eerste
is de motie op stuk nr. 224, de motie-Paternotte c.s. Die motie gaat over bij de Europese
Commissie pleiten om nog dit kalenderjaar te komen met een voorstel voor visumvrijstelling
voor Surinamers. Die motie krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 224: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De tweede motie, de motie op stuk nr. 225, verzoekt de regering de genoemde regeling
met ten minste enkele maanden te verlengen. Die motie moet ik helaas ontijdig verklaren.
Daar gaat een ander ministerie over, namelijk het Ministerie van Asiel en Migratie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 225: ontijdig. De heer Paternotte heeft daarover een vraag.
De heer Paternotte (D66):
Dit is natuurlijk wel een logisch onderwerp voor dit notaoverleg. Wat mij betreft
was het natuurlijk ook een logische motie. Nu hebben wij acht dagen tot de stemmingen
over deze moties. Kan het idee van ontijdigheid misschien vervangen worden door interdepartementale
beraadslaging gevolgd door een brief naar de Kamer met daarin een appreciatie, bij
voorkeur «oordeel Kamer»?
Minister Veldkamp:
Ik zal de Minister van Asiel en Migratie om een brief verzoeken.
De voorzitter:
Dat betekent dat de motie vooralsnog als ontijdig wordt genoteerd, tenzij we een brief
krijgen waarin een ander oordeel wordt gegeven.
Minister Veldkamp:
De derde motie, de motie op stuk nr. 226, is van de heer Ceder. Die motie gaat over
archivering. Deze motie verzoekt ook het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
hierbij te betrekken. Ik weet niet wat de betrokkenheid van dat adviescollege zal
doen met het proces van de betreffende extra stap. Daarmee wordt het tweede punt van
het dictum, over de volledige afronding van de motie uit 2021 voor het einde van het
jaar, wel een lastige. Als dat tweede punt zou kunnen worden geschrapt, dan kan ik
’m oordeel Kamer geven. Ik weet niet of ik aan dat tweede punt kan voldoen als ik
het eerste punt als extra stap moet inzetten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zou ik kunnen interpreteren dat dit een inspanning is? Ik vind die betrekking daarbij
wel belangrijk. Ook in de discussies rond het archief van de Bijlmerramp zien we dat
het geholpen heeft dat het adviescollege keek wat wel of niet openbaar kon. Ik denk
dat dit van meerwaarde kan zijn om toekomstige discussies te voorkomen, ook op dit
gevoelige onderwerp. Ik hecht er dus waarde aan om hen hierbij te betrekken. Zouden
we kunnen afspreken dat het een inspanning is? Mocht het niet lukken omdat het gewoon
veel langer duurt, dan is dat een acceptabele notie die we dan als Kamer als consequentie
accepteren.
Minister Veldkamp:
Ja. In klaar Nederlands: ik zal mijn best doen, maar pin me er niet op vast. Dan krijgt
de motie op stuk nr. 226 oordeel Kamer.
De voorzitter:
Akkoord, dan krijgt de motie op stuk nr. 226 oordeel Kamer, met de interpretatie over
dat tweede onderdeel van het verzoek zoals die hier is genoteerd. Dan komen we volgens
mij bij de motie op stuk nr. 227.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 227, de vierde motie, gaat over het diasporabeleid. Het is natuurlijk
in de eerste plaats aan het land dat een diaspora heeft. Dat is hier Suriname. Ik
denk dat er meer Surinamers in Nederland zijn dan Nederlanders in Suriname. Maar ik
wil dit zeker verkennen en ik wil met de nieuwe Surinaamse regering bespreken welke
koers ze daarin willen varen en in welke mate wij dat vanuit Nederland verder kunnen
ondersteunen. Daarmee kom ik tot oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 227: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 228 gaat over exportkredietgaranties. We zijn open voor transacties
met Suriname, maar wel gesloten voor transacties met de Surinaamse overheid. Dat heeft
te maken met financiële risico's. Die moeten we bezien. Dit betreft in de eerste plaats
de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse
Handel. Op basis van het contact met de betreffende departementen kan ik aangeven
dat de motie oordeel Kamer krijgt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 228: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 229 is een handgeschreven motie van de heer Van Baarle. De heer
Van Baarle heeft een leesbaar handschrift. De motie betreft een inspanningsverplichting.
Die wil ik aangaan. De motie is oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 229: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Het gevraagde in de motie op stuk nr. 230 – ik zeg het niet vaak – doen we al. Daarmee
kom ik eigenlijk tot de appreciatie overbodig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 230: overbodig.
Minister Veldkamp:
Dan de motie op stuk nr. 231 over de ticketprijzen. Ik herken dat beeld wel. Ik wil
daar echt wel met de Surinaamse regering over spreken. Ik heb toegezegd dat ik het
ook met de KLM zal opnemen. Ik kan geen garantie geven op wat dat betekent. Ik kan
hier niet morgen kortingen verstrekken, maar ik wil ook wel graag weten hoe het zit.
Daarmee krijgt de motie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik verstond niet goed wat u zei, meneer Van Baarle. U wilt nog een vraag stellen.
Dat kan. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank voor het woord, voorzitter. Dank aan de Minister voor de positieve appreciatie
van twee van mijn moties. De motie op stuk nr. 230 krijgt die niet. Ik weet dat de
Nederlandse regering assistentie verleent aan Suriname voor het voldoen aan de criteria.
Mijn oproep is dan ook niet om assistentie op dit niveau te verlenen. In de motie
roep ik op om aan te bieden om naar wegen te kijken om dat verder te verdiepen. Ik
vroeg net aan de Minister aan welke criteria het nog schort. Daar zou de Minister
nog op ingaan. Dan kunnen we kijken naar manieren om meer hulp te bieden bij de criteria
waar nog ontwikkeling moet zijn. Mijn motie ziet dus op het vergroten en verdiepen
van die samenwerking. In dat kader zie ik haar niet als overbodig.
De voorzitter:
Wil de Minister daarop reageren?
Minister Veldkamp:
Als ik haar mag zien als een aanmoediging om me verder te verdiepen in de complexe
materie wat betreft de vraag wat er precies nodig is om aan die voorwaarden te voldoen,
dan kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Is de heer Van Baarle met die interpretatie akkoord? Dat is het geval. Dan krijgt
de motie oordeel Kamer. Dan zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van
de Minister, denk ik. Of wilde u nog iets anders aan de orde stellen?
Minister Veldkamp:
Niets anders, behalve de herhaling dat de nieuwe Surinaamse regering, om het even
welke samenstelling die heeft, en eventueel de nieuwe presidente kunnen rekenen op
een uitgestoken hand vanuit het Nederlandse kabinet.
De voorzitter:
Dan kom ik nu toe aan het voorlezen van de toezeggingen die door de griffier zijn
genoteerd. Het zijn er vier, zo te zien. De eerste toezegging luidt als volgt.
– De Minister van Buitenlandse Zaken zal voor het einde van dit jaar na ontvangst van
de IOB-evaluatie van het Makandra-programma een brief aan de Kamer doen toekomen over
de voortzetting van het programma, mits de IOB-evaluatie positief is en de Surinaamse
regering heeft aangegeven behoefte te hebben aan deze voortzetting.
Akkoord van alle kanten? Ja. Deze toezegging werd trouwens gedaan op voorstel van
de heer Kahraman van NSC, moet ik vermelden. Dan een volgende toezegging, gevraagd
door de heer Paternotte van D66. Die toezegging luidt als volgt.
– De Minister van Buitenlandse Zaken zal voor de begroting Buitenlandse Zaken middels
een brief terugkomen op hoe het komt dat de Surinaamse politieke partijen zo snel
een coalitie hebben gevormd.
Ook allen akkoord? Ja. Nou, prachtig. Dan een toezegging op voorstel van de heer Ceder
van de ChristenUnie. Die toezegging luidt als volgt.
– De Minister van Buitenlandse Zaken zal in de brief met de Staat van het Consulaire
terugkomen op de problemen met het verkrijgen van spoedvisa.
Ook akkoord aan alle kanten? Dan is dat zo genoteerd. Dan de vierde toezegging.
– De Minister van Buitenlandse Zaken zal na zijn bezoek aan Suriname een brief aan de
Kamer doen toekomen over zijn bevindingen tijdens dit bezoek.
Dat was een toezegging naar aanleiding van een vraag van mij. Ook akkoord, Minister?
Ja.
Dan zijn we daarmee door de toezeggingen heen. Dan is er nog de laatste opmerking
die ik zeker moet maken: we zijn nu gekomen aan het eind van de beraadslaging, en
dat de stemmingen over de ingediende moties zullen plaatsvinden volgende week dinsdag,
10 juni. Daarmee sluit ik deze bijeenkomst nog niet, want ik zie dat de heer Van Baarle
nog iets wil zeggen. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Excuus, voorzitter, maar ik miste in de lijst de toezegging van de Minister dat hij
overleg gaat voeren met KLM. Daar ben ik dusdanig erkentelijk voor dat ik het graag
op de lijst zou willen zien.
De voorzitter:
Minister, ziet u dat ook als een toezegging die u heeft gedaan?
Minister Veldkamp:
Ja, hoor.
De voorzitter:
Dan wordt dat ook genoteerd. Dan verklaar ik dit notaoverleg nu voor gesloten.
Sluiting 18.03 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.