Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Gabriëls en Stultiens over de berichtgeving waarin bedrijven in een manifest de regering oproepen met voortvarender beleid te komen ter stimulans van de circulaire economie
Vragen van de leden Gabriëls en Stultiens (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën over de berichtgeving waarin bedrijven in een manifest de regering oproepen met voortvarender beleid te komen ter stimulans van de circulaire economie (ingezonden 23 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de
            Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 2 juni 2025).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Bedrijven als IKEA, Bol, Strukton en Zeeman waarschuwen:
               overheid is te passief, de circulaire economie staat stil»1 en «Circulaire economie heeft impuls nodig, helpt het om de btw te schrappen»2?
            
Antwoord 1
            
Ja, het kabinet is bekend met deze berichten. De zorgen van het bedrijfsleven over
               het huidige tempo van de circulaire transitie zijn bekend en worden serieus genomen.
            
Vraag 2
            
Hoe kijkt u naar de noodkreet van een deel van het bedrijfsleven dat er momenteel
               sprake is van een «circulaire impasse»?
            
Antwoord 2
            
De signalen onderstrepen de urgentie om de transitie naar een circulaire economie
               te versnellen. De recente Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van het
               Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bevestigt dat de voortgang onvoldoende is om
               de doelen voor 2030 te behalen en dat dit vraagt om aanvullende maatregelen en intensievere
               samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. Tegelijkertijd zijn de beschikbare
               middelen beperkt, dus moeten er slimme keuzes worden gemaakt. In de actualisatie van
               het Nationaal Programma Circulaire Economie, die na de zomer aan de Kamer zal worden
               verzonden, worden deze keuzes opgenomen.
            
Vraag 3
            
Hoe kijkt u naar de oproep van onder andere de bovengenoemde bedrijven om dringend
               maatregelen te nemen ter versnelling van de transitie naar de circulaire economie?
            
Antwoord 3
            
Het kabinet waardeert de betrokkenheid van het bedrijfsleven en ziet hun oproep als
               een ondersteuning van de conclusies van het PBL en een onderbouwing van de noodzaak
               om in te zetten op een circulaire economie. Het kabinet werkt intensief samen met
               het bedrijfsleven en gaat graag in gesprek met de opstellers van het manifest over
               hun oproep om de circulaire transitie te versnellen.
            
Vraag 4
            
Beaamt u dat schaalvergroting lastig te realiseren is zolang bedrijven slechts een
               samenwerkingsnetwerk of een losse tool aangeboden krijgen vanuit het kabinet ter invulling
               van circulair beleid? Deelt u de opvatting dat het voor bedrijven vaak moeilijk is
               om te concurreren tegen lineaire businesscases?
            
Antwoord 4
            
Het kabinet erkent dat het lastig is voor bedrijven met een circulaire businessmodel.
               Het is daarom noodzakelijk om circulaire businesscases economisch aantrekkelijker
               te maken. Het kabinet doet dat onder meer door samen te werken met de financiële sector,
               waarbij Invest-NL een belangrijk rol speelt.
            
Vraag 5
            
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de bedrijven onder het manifest om van hen
               rechtstreeks input te krijgen over wat zij nodig achten om op grotere schaal in circulaire
               businesscases te investeren?
            
Antwoord 5
            
Ja, het kabinet gaat graag in gesprek met de opstellers van het manifest.
Vraag 6
            
Bent u van mening dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft bij het aanjagen van
               de circulaire economie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u zich inzetten voor een
               circulair inkoop- en aanbestedingsbeleid?
            
Antwoord 6
            
Het kabinet ziet inkopen en aanbesteden door de Rijkoverheid en medeoverheden als
               een belangrijke stimulans voor het bereiken van een circulaire economie. De overheid
               heeft een belangrijke voorbeeldrol en gebruikt haar inkoopkracht om de markt te helpen
               versnellen naar een circulaire economie. Circulair inkopen is onderdeel van het Nationaal
               Plan Maatschappelijk Verantwoordelijk Inkopen, dat dit jaar wordt herzien, zoals uiteengezet
               in de Voortgangsbrief Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021–2025.
               Specifiek ten aanzien van Rijksinkoop, zal het Ministerie van BZK dit jaar de actualisatie
               van de Rijksinkoopstrategie «Inkopen met Impact» starten. Met deze acties worden de
               kansen voor hogere ambities ten aanzien van circulariteit onderzocht en meegenomen.
               Verder hebben het Rijk en de koepels van de medeoverheden op 20 maart jl. de overeenkomst
               Krachtenbundeling Circulaire Economie ondertekend3. Eén van de afspraken is dat alle overheidslagen zich inspannen om hun capaciteit,
               kennis en netwerken over circulair inkopen te delen en circulair inkopen op uniforme
               wijze toe te passen.
            
Vraag 7
            
Wat is uw reactie op de zes actiepunten4 gepresenteerd door de coalitie van de betreffende acht bedrijven? Kunt u op alle
               zes de punten individueel reflecteren?
            
Antwoord 7
            
Voor een inhoudelijke reactie op de zes actiepunten wordt verwezen naar de gelijktijdig
               aangeboden Kamerbrief die is opgesteld naar aanleiding van het verzoek om reactie
               op het Manifest door het lid Kostic.
            
Vraag 8
            
Hoe verklaart u het dat het grondstoffengebruik alleen maar toeneemt ondanks het feit
               dat het kabinet tot doel heeft dat het aandeel abiotische grondstoffen dat jaarlijks
               wordt gebruikt in Nederland gehalveerd moet zijn in 2030 ten opzichte van het jaar
               2019?
            
Antwoord 8
            
Het PBL concludeert in de ICER dat het grondstoffengebruik van de Nederlandse economie
               tussen 2020 en 2022 (de meest actuele cijfers) met 3 procent gestegen is. Dit wordt
               verklaard doordat de aanschaf van consumentengoederen is toegenomen en doordat het
               realiseren van extra woningen en de verduurzaming van bestaande woningen veel extra
               grondstoffen vragen.
            
Over een langere termijn terugkijkend, tussen 2016 en 2022, is het grondstoffengebruik
               wel afgenomen, met 10 procent. Deze daling is volgens de ICER echter waarschijnlijk
               niet snel genoeg om het doel van 2030 te halen.
            
Overigens betreft de 2030 doelstelling een halvering van het primair abiotische grondstoffengebruik,
               de specificering primair zorgt voor onderscheid met secundair (gerecycled) materiaal.
               Voor de volledigheid, het referentiejaar is 2016 en niet 2019.
            
Vraag 9
            
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Gabriëls5 die de regering verzoekt om op korte termijn met aanvullende maatregelen te komen
               om op koers te raken richting de circulaire-economiedoelen voor 2030?
            
Antwoord 9
            
De uitvoering van de motie is in gang gezet. Er is gestart met het ontwikkelen van
               aanvullende maatregelen. De Kamer wordt hierover geïnformeerd via de actualisatie
               van het Nationaal Programma Circulaire Economie, die na de zomer aan de Kamer zal
               worden verzonden.
            
Vraag 10
            
Hoe kijkt u naar de conclusies onder hoofdstuk 2.5 in het rapport van CE Delft6 over circulaire beleidsinstrumenten en de te verwachten effecten? Hoe staat het specifiek
               met de verkenning, zoals genoemd in het tweede punt uit de conclusies? En wat gaat
               u doen met de aanbevelingen in hoofdstuk 6.1 uit het rapport?
            
Antwoord 10
            
Het betreffende CE-rapport is opgesteld in opdracht van het PBL. Het PBL heeft de
               conclusies en aanbevelingen meegenomen bij het opstellen van de eerder genoemde ICER.
               De in de ICER opgenomen aanbevelingen worden zoals eerder gesteld, meegenomen in de
               actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie, die na de zomer aan
               de Kamer zal worden gestuurd.
            
Vraag 11
            
Onderschrijft u dat het noodzakelijk is dat de economie circulair en daarmee toekomstbestendig
               wordt? Zo nee, kunt u dan uiteenzetten op welke manier de economie toekomstbestendig
               gemaakt kan worden, gegeven het feit dat veel grondstoffen die nu gebruikt worden
               niet oneindig voorradig zijn? Hoe verhoudt uw antwoord zich tot de in het Hoofdlijnenakkoord
               opgenomen stellingname dat het noodzakelijk is dat de economie gezond is en dat bedrijven
               kunnen floreren om een welvarend Nederland te waarborgen?
            
Antwoord 11
            
Ja, het kabinet onderschrijft dat een circulaire economie essentieel is voor toekomstbestendigheid.
               Het huidige gebruik van grondstoffen is niet houdbaar op de lange termijn. Circulaire
               economie biedt kansen voor ons toekomstig verdienvermogen, onze strategische autonomie
               en de bescherming van onze leefomgeving. Daarmee is de ambitie om te komen tot een
               circulaire economie goed verenigbaar met de inzet van het kabinet dat bedrijven in
               Nederland kunnen verduurzamen, een toekomst kunnen hebben en concurrerend kunnen zijn.
            
Vraag 12
            
Hoe gaat u eraan bijdragen dat de circulaire-economiedoelen wél gehaald gaan worden?
               Bent u bereid het fiscale beleid hierop aan te passen door effectiever te beprijzen?
            
Antwoord 12
            
In het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) staat een veelheid aan maatregelen
               die bijdragen aan de transitie. Naast stimuleren en normeren vormt beprijzen een onderdeel
               van de instrumentenmix. Het fiscale beleid wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend
               met belangrijke maatschappelijke opgaven zoals de circulaire economie. Het kabinet
               benadrukt dat normering en beprijzing bij voorkeur op Europees niveau moeten worden
               ingevoerd om een gelijk speelveld te waarborgen voor bedrijven binnen de EU. Dit voorkomt
               marktverstoring en versterkt de concurrentiepositie van Nederlandse circulaire bedrijven.
               Daar waar nationale maatregelen worden getroffen is het van belang om deze zo goed
               mogelijk te laten aansluiten bij Europese wetgeving om een gelijk speelveld zo goed
               mogelijk te borgen. Op concrete maatregelen wordt ingegaan bij vraag 13.
            
Vraag 13
            
Welke fiscale maatregelen worden er al getroffen om de circulaire economie te bevorderen?
               Welke fiscale maatregelen bent u nog van plan om te treffen?
            
Antwoord 13
            
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken om per 2028 een circulaire polymerenheffing
               in te voeren. In het Regeerprogramma is afgesproken om deze heffing bij de Voorjaarsnota
               2025 te wegen in samenhang met de circulaire plasticnorm, met oog voor economische
               effecten. De circulaireplasticnorm gaat niet door in de huidige vorm. De voorziene
               polymerenheffing gaat ook niet door. Omdat dit leidt tot een budgettaire derving van
               567 mln. vanaf 2028 (prijspeil 2025) neemt het kabinet de volgende alternatieve maatregelen:
            
a) Hervorming afvalstoffenbelasting (met een taakstellende opbrengst): hierbij wordt
                     onder andere gekeken naar verbreding van de grondslag en verhoging van het tarief
                     voor storten met ontheffing. (deze maatregel wordt opgenomen in het pakket Belastingplan
                     2026);
                  
b) Inzetten budgettaire terugsluis opbrengst CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties;
c) Aan de «Plastictafel» vraagt het kabinet om voorstellen. Voor nu stelt het kabinet
                     als technische invulling voor om de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI) aan te scherpen (tarief naar 295
                     euro/ton CO2 in 2030, afbouw van de AVI-correctiefactor vanaf 2030 naar 0 in 2033, handel in dispensatierechten
                     wordt beperkt tot afvalverbrandingsinstallaties onderling) en om de afvalstoffenbelasting
                     te verhogen. Beide maatregelen zullen worden opgenomen in het pakket Belastingplan
                     2026, tenzij de Plastictafel voor aanvang van de augustusbesluitvorming van dit jaar
                     (2025) tot een uitvoerbaar en gedragen alternatief beprijzend voorstel is gekomen
                     dat past binnen de gestelde randvoorwaarden en/of een andere dekking binnen het circulaire
                     domein beter passend blijkt.
                  
Met Prinsjesdag geeft het kabinet een uitgebreidere reflectie over de wijze waarin
               de circulaire economie met fiscale prikkels kan worden ondersteund. De inzichten van
               de Plastictafel neemt het kabinet hierin mee.
            
Vraag 14
            
Welke concrete beleidsmaatregelen overweegt u om de circulaire economie te stimuleren?
Antwoord 14
            
De beleidsmaatregelen die het kabinet zal nemen zullen worden opgenomen in de eerder
               genoemde actualisatie van het NPCE. De Kamer ontvangt deze na de zomer.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Mede namens
 T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
