Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 710 Wijziging van de Mediawet 2008 houdende aanpassing van de rijksmediabijdrage
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 4 juni 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer heeft
verslag uitgebracht over het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 houdende
aanpassing van de rijksmediabijdrage. De regering dankt de leden voor hun vragen en
zal deze beantwoorden, waarbij de indeling van het verslag wordt gevolgd.
I Algemeen
De leden van de fractie van D66 hebben grote zorgen over de bezuinigingen van dit
kabinet op de publieke omroep en vragen de regering om een onderbouwing van de besparing
op de publieke omroep.
Daarnaast lezen de leden van de fractie van D66 dat «de regering vond dat de publieke
omroep een niet-commercieel platform moest zijn met programmering vanuit een onafhankelijk
perspectief. Ook zou grotere afhankelijkheid van reclame-inkomsten een grillige inkomstenbron
zijn, met budgettaire tegenvallers als gevolg. In de consultatie van het wetsvoorstel
is hier opnieuw aandacht voor gevraagd.»1 Hoe verhoudt zich dat tot de bezuiniging die de regering nu doorvoert door de reclame-inkomsten
te verhogen, zo vragen deze leden. Wordt hierin ook meegenomen wat de effecten zijn
op regionale – en lokale omroepen, als de publieke omroep meer moet ophalen? En op
commerciële partijen, zo vragen de leden.
Het nu voorliggende wetsvoorstel komt voort uit de besluitvorming bij de Voorjaarsnota
2023 door de toenmalige regering. Vanwege de dekking van rijksbrede problematiek is
toen besloten om de rijksmediabijdrage met € 24,3 miljoen te verlagen. Om te voorkomen
dat dit tot een besparing bij de landelijke publieke omroep zou leiden, is tegelijkertijd
besloten om de voorgenomen afbouw van de lineaire reclamezendtijd niet verder af te
bouwen en daarmee dus de afhankelijkheid van reclame-inkomsten niet verder te verlagen.
Er is geen sprake van dat de reclame-inkomsten door dit besluit zijn verhoogd. De
maximaal toegestane hoeveelheid zendtijd voor reclame op de lineaire kanalen neemt
door dit voorstel niet toe maar blijft constant op 8%. Daardoor is er geen effect
op andere partijen.
Het huidige kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord besloten om de rijksmediabijdrage
voor de landelijke publieke omroep vanaf 2027 met € 100 miljoen te verlagen. De subsidietaakstelling
uit het Hoofdlijnenakkoord wordt deels ingevuld door een verlaging van de rijksmediabijdrage
voor de landelijke publieke omroep van € 6,7 miljoen per 2027. Deze besparing van
in totaal € 107 miljoen komt voort uit de afwegingen die het kabinet heeft gemaakt
bij de inzet van middelen. Dit kabinet wil de overheidsfinanciën gezond houden, zorgen
dat mensen meer geld in de portemonnee hebben en investeren in onder andere defensie.
Dat betekent dat er ook bezuinigd moet worden.
Verder is bij de behandeling van de onderwijsbegroting 2025 het amendement Bontenbal
c.s. aangenomen.2 Met dat amendement is de rijksmediabijdrage verder verlaagd met € 50 miljoen per
2027, waarbij de regering wordt gevraagd de mogelijkheden om inkomsten uit (online)
reclame bij de landelijk publieke omroep te genereren, te vergroten om zo die additionele
structurele verlaging op te vangen.
Ik heb een impactanalyse aangekondigd om inzicht te krijgen in de gevolgen van het
vergroten van de reclameruimte bij de landelijke publieke omroep voor private mediapartijen.
Mede op basis van de uitkomsten van deze impactanalyse zal ik een besluit nemen over
de toekomstige rol van reclame bij het financieren van de landelijke publieke omroep.
Ik wil uw Kamer hierover voor de zomer van 2025 informeren.
Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het publieke domein wat hen betreft slechts
beperkt mag concurreren met commerciële mediapartijen, zeker wanneer het aankomt op
het genereren van reclame-inkomsten. In dat licht vragen de leden de regering om helderheid
over hoe wordt gewaarborgd dat het behouden van de huidige reclamemogelijkheden geen
oneigenlijke marktdruk creëert voor commerciële omroepen.
Ook met het behouden van de huidige reclamemogelijkheden zijn de mogelijkheden voor
reclame op de publieke omroep beperkt ten opzichte van de mogelijkheden bij commerciële
omroepen. Met het nu voorliggende voorstel zijn de mogelijkheden ook nog steeds kleiner
dan in de situatie vóór de maatregelen uit de visiebrief van toenmalig Minister Slob
om de reclame op de landelijke publieke omroep af te bouwen. Daarmee ontstaat er door
het voorstel om de lineaire reclameruimte niet verder af te bouwen geen oneigenlijke
marktdruk voor commerciële omroepen.
De leden van de NSC-fractie zijn van oordeel dat als de NPO vanwege noodzakelijke
maatschappelijke bezuinigingen moet rekenen op minder publieke middelen voor haar
bekostiging, het onder bepaalde voorwaarden geoorloofd is om het wegvallen van deze
middelen te compenseren met inkomsten uit het aanbieden van advertentieruimte aan
commerciële partijen. Klopt het dat de regering dit standpunt onderschrijft en dat
het ten grondslag ligt aan haar besluit om, ter compensatie van de verlaging van de
rijksmediabijdrage, de huidige zendruimte voor reclameboodschappen in stand te houden?
Het nu voorliggende wetsvoorstel komt voort uit de besluitvorming bij de Voorjaarsnota
2023 door de toenmalige regering. Vanwege de dekking van rijksbrede problematiek is
toen besloten om de rijksmediabijdrage met € 24,3 miljoen te verlagen.
Of en hoe het geoorloofd wordt gevonden om het wegvallen van publieke middelen te
compenseren met inkomsten uit reclame op de kanalen van de publieke omroep is een
afweging die per situatie moet worden gemaakt. De vorige regering heeft inderdaad
de afweging gemaakt de verlaging van de rijksmediabijdrage op te vangen met reclame-inkomsten
door de maximaal toegestane zendtijd voor reclame op de lineaire kanalen van de landelijke
publieke omroep niet verder af te bouwen.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering de opvatting van deze leden deelt
dat het in stand houden van één van de twee geldstromen onvoldoende is om het wegvallen
van (een deel van) de andere geldstroom te compenseren, zeker nu de omvang daarvan
naar verwachting zelfs zal afnemen door de afname van lineair tv-kijken? Zo ja, is
de regering het ermee eens dat als compensatie gepast is en compensatie het doel is,
dat deze maatregel alleen niet voldoende is en dat er meer gedaan moet worden?
De afname van lineair kijken en daarmee de verwachte afname van de opbrengsten van
reclame op de lineaire kanalen is één van de aanleidingen geweest om een impactanalyse
uit te laten voeren om inzicht te krijgen in de gevolgen van het vergroten van de
reclameruimte bij de landelijke publieke omroep voor private mediapartijen. Mede op
basis van de uitkomsten van deze impactanalyse ga ik een besluit nemen over de toekomstige
rol van reclame bij het financieren van de landelijke publieke omroep. Ik wil uw Kamer
hierover voor de zomer van 2025 informeren.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
heeft aangegeven naar een stabielere financiering voor de publieke omroep en het medialandschap
te streven. Hoe verhouden continue aanpassingen in de financiering zich tot deze wens
van de Minister, zo vragen deze leden. En is de regering het met hen eens dat aanpassing
op aanpassing juist leidt tot meer instabiliteit in de financiering? Is de regering
bereid om bezuinigingen te heroverwegen, zo vragen deze leden.
De publieke omroep is inderdaad gebaat bij een stabiele en voorspelbare financiering.
Het duale financieringsstelsel kan hieraan bijdragen. Zo kon de vorige regering de
afweging maken de verlaging van de rijksmediabijdrage op te vangen met het niet verder
verlagen van de toegestane zendtijd voor reclame op de lineaire kanalen van de landelijke
publieke omroep. Op deze manier kon de financiering van de landelijke publieke omroep
gelijk blijven.
Het huidige kabinet heeft besloten de rijksmediabijdrage per 2027 te verlagen omdat
er andere afwegingen zijn gemaakt bij de inzet van de beschikbare middelen. Die ingangsdatum
geeft de publieke omroep tijd om zich op die verlaging voor te bereiden. De regering
is niet bereid deze bezuiniging te heroverwegen.
De regering deelt de mening dat aanpassing op aanpassing niet bijdraagt aan de stabiliteit
en voorspelbaarheid. Ik wil daarom voor de zomer een voorstel doen voor een duurzame
financiering van de landelijke publieke omroep en de rol van reclame daarbij, mede
gebaseerd op de uitkomsten van de aangekondigde impactanalyse. Daarbij betrek ik ook
het amendement Bontenbal c.s. dat eind vorig jaar bij de behandeling van de onderwijsbegroting
is aangenomen. Met dat amendement is de rijksmediabijdrage verder verlaagd met € 50 miljoen
per 2027, waarbij de regering wordt gevraagd om de mogelijkheden om inkomsten uit
(online) reclame bij de landelijk publieke omroep te genereren, te vergroten om zo
die additionele structurele verlaging op te vangen.
Gevolgen voor stakeholders
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of dit wetsvoorstel niet het begin
is van een ontwikkeling naar verdergaande initiatieven om de programmering vanuit
de Ster-inkomsten te financieren.
De maatregel om de huidige ruimte van maximaal 8% toegestane zendtijd voor reclameboodschappen
op de lineaire kanalen te behouden is op zichzelf geen begin van een ontwikkeling
naar verdergaande initiatieven om programmering vanuit de Ster-inkomsten te financieren.
De reclamemogelijkheden zijn met deze maatregel nog steeds kleiner dan in de situatie
vóór de maatregelen uit de visiebrief van toenmalig Minister Slob om de reclame op
de landelijke publieke omroep af te bouwen, toen er sprake was van 10% maximaal toegestane
zendtijd.
Ik informeer uw Kamer voor de zomer van 2025 over mijn besluit over de toekomstige
financiering van de publieke omroep en de rol van reclame daarbij, mede op basis van
de uitkomsten van de impactanalyse die nu wordt uitgevoerd.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of, en zo ja hoe onderzocht is
om binnen de huidige mogelijkheden de reclame-inkomsten te optimaliseren zonder dat
afgezien wordt van de voorgenomen afbouw van het percentage toegestane zendtijd voor
reclameboodschappen.
Uit de ramingen van de Ster blijkt dat eventuele extra inkomsten die kunnen worden
behaald binnen de bestaande mogelijkheden niet opwegen tegen de verwachte afname van
de inkomsten bij een verdere afbouw naar 5% maximaal toegestane zendtijd. De verlaging
van de rijksmediabijdrage van € 24,3 miljoen had in dat geval dus niet kunnen worden
opgevangen met extra Ster-inkomsten, wat zou leiden tot een bezuiniging op het beschikbare
budget voor de landelijke publieke omroep.
Consultatie en toetsen
De leden van de VVD fractie vragen de regering op welke wijze de belangen van commerciële
mediaorganisaties worden gewogen in toekomstige beleidskeuzes en hoe de nu lopende
impactanalyse van invloed zal zijn op eventuele toekomstige besluiten over het reclamebeleid
bij de publieke omroep.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de mogelijke gevolgen
van de aangekondigde impactanalyse kunnen zijn.
De uitkomsten van de nu lopende impactanalyse ga ik gebruiken om een besluit te nemen
over de duurzame financiering van de landelijke publieke omroep en de rol van reclame
daarbij. De impactanalyse maakt eventuele effecten van het verruimen van de reclamemogelijkheden
bij de landelijke publieke omroep op private mediapartijen inzichtelijk. Dit maakt
het mogelijk het belang van de financieringspositie van de landelijke publieke omroep
af te wegen tegen de mogelijke effecten op private mediapartijen. Mede op basis van
de uitkomsten van deze impactanalyse ga ik een besluit nemen over de toekomstige rol
van reclame bij het financieren van de landelijke publieke omroep. Ik wil uw Kamer
hierover voor de zomer van 2025 informeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.