Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 V Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 3 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij
brief van 30 mei 2025 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Klaver
De griffier van de commissie, Westerhoff
Vragen en antwoorden
1
Hoeveel ambassades zijn er door de bezuinigingen op het postennet gesloten sinds september?
Antwoord:
Er zijn nog geen ambassades gesloten door bezuinigingen op het postennet.
2
Welke ambassades zijn er gesloten of bent u van plan te sluiten naar aanleiding van
de bezuinigingen op het postennet?
Antwoord:
Er zijn nog geen ambassades gesloten door bezuinigingen op het postennet. Zoals in
de Kamerbrief «Adequaat postennet in tijden van taakstelling» van 17 april 2025 is
opgenomen, is het voornemen om vijf ambassades en twee consulaten-generaal te sluiten:
1. Bujumbura (Burundi)
2. Havanna (Cuba)
3. Juba (Zuid-Soedan)
4. Tripoli (Libië)
5. Yangon (Myanmar)
Twee Consulaten-generaal (CG):
1. CG Antwerpen (België)
2. CG Rio de Janeiro (Brazilië)
Om de taakstelling verder in te vullen is het noodzakelijk om de komende periode nog
vier posten te sluiten. Geopolitieke en economische ontwikkelingen nemen we daarbij
in overweging. Op een later moment vullen we dit voornemen verder in.
3
Welke posten worden het hardst geraakt door de bezuinigingen op het postennet?
Antwoord:
De posten die gaan sluiten worden het hardst geraakt (zie antwoord op vraag 2). Daarnaast
is het ministerie is nu bezig om de effecten van de bezuinigingen voor de posten die
open blijven verder uit te werken. Op dit moment is nog niet aan te geven welke posten
op welke wijze worden geraakt.
4
Wat is uw inzet op de «Women, Peace and Security»-agenda? Welke projecten lopen er
momenteel onder die noemer?
Antwoord:
Nederland financiert vanuit non-ODA middelen verschillende projecten op dit thema.
Vanuit het Stabiliteitsfonds draagt Nederland bij aan het Ukrainian Women Fund gericht op het bevorderen van Vrouwen, Vrede en Veiligheid in Oekraïne. Ook het Elsie Initiative Fund wordt vanuit het Stabiliteitsfonds gefinancierd dat de volledige en gelijkwaardige
participatie van geüniformeerde vrouwen binnen VN Vredesoperaties ondersteunt. Met
BZ-financiering organiseert het Ministerie van Defensie samen met Spanje trainingen
voor civiele en militaire professionals ten behoeve van het integreren van genderperspectief
in internationale missies in fragiele staten. Via het Women in Cyber Fellowship draagt Nederland bij aan de deelname van vrouwelijke overheidsvertegenwoordigers
aan de onderhandelingen van de VN Eerste Commissie over cyberveiligheid. Naast bovengenoemde
geeft het kabinet invulling aan deze agenda via financiering uit ODA middelen en (bilaterale
en multilaterale) inzet.
5
Wat is de budgettaire ruimte op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord:
Bij de eerste suppletoire begroting wordt conform de Rijksbegrotingsvoorschriften
voor programmamiddelen alleen gerapporteerd welk gedeelte van de uitgaven juridisch
verplicht is. Over de verdere splitsing tussen bestuurlijk gebonden en beleidsmatig
gereserveerd wordt alleen bij de ontwerpbegroting gerapporteerd.
Het totale programmabudget (beleidsartikelen 1 t/m 4) van deze eerste suppletoire
begroting bedraagt circa EUR 11,9 miljard. Van deze budgetten is circa EUR 11,8 miljard
juridisch verplicht. De overige uitgaven zijn bestuurlijk gebonden of beleidsmatig
gereserveerd. Het apparaatsbudget (artikel 7) is volledig gereserveerd voor personele
en materiële uitgaven.
6
Welke middelen zijn juridisch verplicht, welke zijn bestuurlijk gebonden, welke zijn
beleidsmatig belegd en hoeveel middelen zijn nog vrij te besteden?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 5.
7
Hoeveel bedraagt naar verwachting de onderuitputting in 2025 en hoeveel bedragen naar
verwachting de kasschuiven van 2025 naar latere begrotingsjaren?
Antwoord:
Het budget voor 2025 is grotendeels juridisch verplicht en wordt naar verwachting
uitgeput. Het kan voorkomen dat gedurende het jaar ontwikkelingen plaatsvinden waardoor
geplande uitgaven vertraging oplopen. Indien noodzakelijk kunnen bij de tweede suppletoire
begroting (wijziging samenhangend met de Najaarsnota) budgetten worden aangepast.
Hierover wordt uw Kamer op dat moment geïnformeerd. Daarnaast informeren we uw Kamer
bij de decemberbrief over de voornaamste budgettaire mutaties ten opzichte van de
tweede suppletoire begroting.
8
Kunt u toelichten uit welke mutaties de toename van de verplichtingen op artikel 2
van per saldo € 58 miljoen zijn opgebouwd?
Antwoord:
De verplichtingenmutatie op artikel 2 wordt met name veroorzaakt door een aanvullende
bijdrage aan het Ukraine Comprehensive Assistance Package (UCAP) trust fund van de
NAVO van EUR 75 miljoen en extra uitgaven van EUR 10 miljoen voor het versterken van
de cyberweerbaarheid van Oekraïne. Hier staat een verlaging van het verplichtingenbudget
tegenover als gevolg van een overheveling naar het Ministerie van Defensie voor de
BSB (Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten) beveiliging van een aantal hoog-risicoposten
van EUR 25,2 miljoen.
9
Kunt u toezeggen dat onderbouwingen conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW
3.1) voor 2025 nog tijdens de behandeling van deze suppletoire begroting naar de Kamer
worden gestuurd, zodat de Kamer haar budgetrecht goed geïnformeerd kan uitoefenen?
Antwoord:
Voor de uitgaven in het kader van de NAVO-top is recent een CW 3.1 formulier aan uw Kamer gestuurd. Met de ontwerpbegroting zal
nog een CW 3.1 formulier worden meegestuurd betreffende de mutaties in de huisvestingsportefeuille.
10
Kunt u een overzicht geven van de stand van het huisvestingsfonds in 2025 en de verschillende
mutaties bij de suppletoire begroting?
Antwoord:
De stand van de middelenafspraak is EUR 63,7 miljoen. Dit bedrag was niet uitgeput
in 2024 en is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan het budget van 2025.
Dit is ook weergegeven in het jaarverslag, zie ook onderstaande tabel.
11
Kunt u toelichten met welke grote verkoop de mutatie van € 452,5 miljoen in 2026 op
artikel 7 is gemoeid?
Antwoord:
Zoals ook verder is toegelicht in het jaarverslag van het Ministerie van BZ over 2024,
Kamerstuk 36 740 V, nr. 1, wordt de wereldwijde vastgoedportefeuille van het Ministerie van BZ aangestuurd
op basis van een professioneel portfoliomanagement, langs de lijnen van de huisvestingsvisie
van het ministerie. In dat kader kan in voorkomende gevallen worden aangestuurd op
het aankopen en/of verkopen van vastgoedobjecten. Via het jaarverslag wordt de Kamer
daarover meer in detail geïnformeerd. Zoals wordt vermeld in de memorie van toelichting
worden over lopende vastgoedtransacties geen mededelingen gedaan. Dit hangt samen
met het commercieel-vertrouwelijke karakter van dergelijke transacties zo lang als
de onderhandelingen daarover nog lopen.
12
In hoeverre is in de raming van de afdrachten aan de Europese Unie (EU) rekening gehouden
met de voorgenomen bezuiniging van € 1,6 miljard op de verhoogde EU-afdrachten vanaf
2028?
Antwoord:
In lijn met de budgettaire afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord zet het kabinet in
op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting
met 1,6 miljard ten opzichte van de meerjarige raming. De maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord
is structureel verwerkt in de raming. De meerjarige raming van de EU-afdrachten beweegt
mee met inschattingen van de economische ontwikkeling, inflatie en marktrente.
13
Hoeveel middelen zijn er in totaal vrijgemaakt in de Voorjaarsnota voor het bevorderen
van de digitale soevereiniteit van uw departement en de relevante zelfstandige bestuursorganen
(zbo’s) en agentschappen?
Antwoord:
In de Voorjaarsnota zijn niet expliciet middelen opgenomen inzake de realisatie van
«digitale soevereiniteit» van het departement. BZ streeft zeggenschap en controle
over digitale middelen na door in verwerving van digitale diensten een zo groot mogelijk
handelingsperspectief t.a.v. de leverancier na te streven en daarbij eisen te stellen
over controle en zeggenschap in het kader van dataopslag en -verwerking.
14
Met hoeveel is het EU-Bruto Nationaal Inkomen (BNI) in de periode 2023–2028 toegenomen?
Antwoord:
De eerste realisatie cijfers uit de AMECO-database (macro-economische databank van
de Commissie) wijzen op een bruto nationaal inkomen (bni) van de Europese Unie van
circa 17,2 biljoen euro in 2023. Op basis van verwachte groeipercentages en gehanteerde
aannames ramen we dat het EU-bni zal stijgen naar 20,5 biljoen euro in 2028.
15
Klopt het dat de ontvangsten van de «grote verkoop» in 2026 geraamd zijn op circa
€ 450 miljoen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 11. Over de details van lopende vastgoedtransacties worden
om de voorgenoemde reden geen mededelingen gedaan.
16
Met hoeveel stijgen de juridisch verplichte contributies aan de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO), de Verenigde Naties (VN), de West-Europese Unie (WEU) en het Internationaal
Strafhof exact?
Antwoord:
In deze eerste suppletoire begroting zijn in 2025 de volgende verhogingen voor bovengenoemde
verplichte contributies verwerkt op basis van de meest recente kasramingen:
1. Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO): EUR 750.000
2. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO): EUR 2,1 miljoen.
3. Verenigde Naties (VN): EUR 150.000
4. West-Europese Unie (WEU): EUR 140.000
5. Internationaal Strafhof: EUR 590.000
17
Klopt het dat de stijging van de juridisch verplichte contributies aan de NAVO, de
OESO, de VN, de WEU en het Internationaal Strafhof lager is dan de € 10 miljoen die
wordt weggehaald van het budget voor crisisbeheersingsoperaties?
Antwoord:
De verlaging van EUR 10 miljoen betreft EUR 8,5 miljoen non-ODA en EUR 1,5 miljoen
ODA, omdat 15% van het budget voor VN-Crisisbeheersingsoperaties wordt toegeregend
aan ODA. De EUR 8,5 miljoen is grotendeels ingezet voor contributiestijgingen van
de NAVO, VN, OESO, WEU, OVSE, het Internationaal Strafhof, de Raad van Europa en de
Benelux. De EUR 1,5 miljoen ODA is gedeeltelijk ingezet voor het ODA-deel van de verhoogde
contributies met een ODA-component. Het resterende ODA-saldo is conform geldende systematiek
overgeheveld naar de BHO-begroting.
18
Welke dossiers zijn herbeoordeeld in het kader van de nabetaling op de Traditionele
Eigen Middelen?
Antwoord:
In 2024 is op meerdere momenten in het jaar intern analyse en herbeoordeling van de
Douane-boekhouding gedaan. Daarnaast heeft naar aanleiding van correspondentie met
de Europese Commissie op een aantal momenten herbeoordelingen plaatsgevonden. In deze
herbeoordelingen worden meerdere dossiers geanalyseerd. Deze herbeoordelingen kunnen
leiden tot bevindingen (bv. onjuist ingehouden perceptiekosten, aanvaarding financiële
aansprakelijkheid door Nederland) en worden correcties aangebracht.
19
Kunt u toelichten wat concreet de effecten zijn van het structureel verlagen van het
budget voor crisisbeheersingsoperaties met € 10 miljoen?
Antwoord:
De Nederlandse bijdrage aan VN-Crisisbeheersingsoperaties betreft een verdragsrechtelijke
contributie. De hoogte van de verplichte Nederlandse contributie is afhankelijk van
het aantal missies dat de VN uitvoert. Afgelopen jaren was er structureel sprake van
onderuitputting op het budget van VN-Crisisbeheersingsoperaties. Daarom is besloten dit budget te verlagen om knelpunten elders
op de begroting in te passen. Als blijkt dat het lagere budget onvoldoende is om dit
jaar aan de verplichte contributie te voldoen zal het budget bij de tweede suppletoire
begroting worden opgehoogd.
20
Staat de daling van de subsidies (regelingen) van het mensenrechtenfonds van € 430.000
in directe relatie tot de stijging van de bijdrage (internationale organisaties) mensenrechtenfonds
van € 438.000? Zo ja, klopt het dat er een stijging is van het budget van het mensenrechtenfonds
en waar bestaat deze uit?
Antwoord:
Ja, er bestaat een directe relatie tussen de verlaging van het onderdeel «subsidies»
en de verhoging van het onderdeel «bijdrage aan internationale organisaties». Een
aantal voorgenomen financieringen valt niet onder de subsidiewetgeving, dit betreft
een bedrag van EUR 430.000 en wordt overgeheveld naar «bijdrage aan internationale
organisaties». Daarnaast is op verzoek van een post een bedrag van EUR 8.000 toegekend
uit de eindejaarsmarge aan de betreffende post.
21
Kunt u de overheveling van € 430.000 van subsidies mensenrechtenfonds naar de € 438.000
bijdrage mensenrechtenfonds toelichten?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 20
22
Kunt u de contributieverhoging voor het Internationaal Strafhof van meer dan tien
procent nader toelichten? Betalen alle landen die aangesloten zijn bij het Strafhof
eenzelfde (procentuele) verhoging? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De door de Vergadering van Verdragspartijen (Assembly of States Parties) vastgestelde verhoging van het budget voor 2025 houdt hoofdzakelijk verband met
inflatiekosten, het noodzakelijke onderhoud van het gebouw, de kosten voor de versterking
van de (cyber)veiligheid, extra (tijdelijk) personeel en de tijdelijke verlenging
van het mandaat van drie rechters, zodat zij een reeds lang lopende strafzaak kunnen
afronden.
Het budget van het Internationaal Strafhof (ISH) wordt door alle 125 verdragspartijen
betaald op basis van een verdeelsleutel (scales of assessment), die is gebaseerd op de verdeelsleutel van de VN. De verdeelsleutel van de VN wordt
iedere drie jaar opnieuw vastgesteld en in 2024 is de verdeelsleutel vastgesteld voor
de periode 2025–2027. Door veranderingen in de verdeelsleutel betalen niet alle verdragspartijen
eenzelfde (procentuele) verhoging.
Daarnaast leidt de wijze waarop de door Nederland verstrekte lening voor het gebouw
van het ISH wordt afgelost tot verschillen in de hoogte van de verplichte contributies.
Sommige verdragspartijen hebben in een eerder stadium hun aandeel in de aflossing
van deze lening al in één keer betaald, andere verdragspartijen betalen ieder jaar
een deel van de aflossing en de rente.
23
Met welke rekenformule wordt de contributie voor het Strafhof vastgesteld? Kunt u
een overzicht geven van alle landen die contributie betalen aan het Internationaal
Strafhof inclusief de bedragen?
Antwoord:
Zie voor de rekenformule het antwoord op vraag 22. De hoogte van de contributies van
individuele verdragspartijen is geen openbare informatie en kan derhalve niet in dit
verband worden gedeeld.
24
Waaruit bestaat de verhoging van het budget voor het Stabiliteitsfonds?
Antwoord:
Het budget van het non-ODA deel van het Stabiliteitsfonds wordt in 2025 eenmalig opgehoogd
met EUR 6 miljoen ten behoeve van non-lethale steun aan de Lebanese Armed Forces (LAF),
waarvoor het Stabiliteitsfonds technisch als budgetplaats dient. Daar tegenover staan
twee overboekingen vanuit het Stabiliteitsfonds naar het Matra-programma en het budget
voor Contra-terrorisme van respectievelijk EUR 600.000 en EUR 630.000 EUR wat resulteert
in de mutatie van EUR 4,77 miljoen onder art. 2.4.
25
Klopt het dat het Ukraine Women Fund uit het Stabiliteitsfonds wordt gefinancierd?
Antwoord:
Ja, dit project wordt vanuit het Stabiliteitsfonds gefinancierd.
26
Klopt het dat het Ukraine Women Fund uit het stabiliteitsfonds wordt wegbezuinigd?
Zo ja, is hier een impactanalyse van gemaakt? Welke projecten vallen er precies weg?
Kunt u ook toelichten waarom deze bezuiniging plaatsvindt?
Antwoord:
Nee. De oorspronkelijke looptijd van dit project was van 1 januari 2022 tot 1 december
2024, maar het project is verlengd tot 31 augustus 2025. De reden hiervoor is dat
het UWF het geld nog niet volledig had besteed. Er is nog geen verzoek voor vervolgfinanciering
ingediend.
27
Kunt u de overheveling van € 1.564.000 voor «accountability Oekraïne» onder «bijdrage
aan internationale organisaties» naar € 1.064.000 voor «accountability Oekraïne» onder
subsidies toelichten?
Antwoord:
Het budget voor accountability Oekraïne is in zijn geheel toegekend op «bijdrage aan
internationale organisaties». Er zijn echter uit die bijdrage ook organisaties gefinancierd
die onder de subsidiewetgeving vallen. Vandaar dat de financiering voor die organisaties
is overgeheveld naar «subsidies».
28
Op welke manier zal Nederland bijdragen aan cyberweerbaarheid van Oekraïne?
Antwoord:
Middelen worden ingezet ten behoeve van cybersecurity-projecten die enerzijds gericht
zijn op de versterking van overheidsorganisaties met de meest kwetsbare IT-systemen.
Anderzijds, steunt Nederland samen met andere partners – zoals het Verenigd Koninkrijk
– de digitale veiligheid van organisaties die het meest cruciaal zijn voor de Oekraïense
cybersecurityarchitectuur en, of daardoor, het meest in de belangstelling staan van
Rusland. In beide gevallen is het doel niet om Oekraïne volledig te behoeden voor
cyberaanvallen, maar om het land een minder aantrekkelijk doelwit te maken voor cyberaanvallen
omdat overheidsorganisaties beter beveiligd zijn en cyberincidenten sneller en effectiever
worden gemitigeerd. De implementerende partners zijn NGO’s of cybersecurity bedrijven
met een actieve presentie in Oekraïne.
Oekraïne bepaalt welke problemen het meest urgent zijn.
29
Wanneer ontvangt de Kamer de verantwoording en controle van de € 267.046.000 die Nederland
aan de Europese Vredesfaciliteit bijdraagt?
Antwoord:
Om parlementaire controle op de Europese Vredesfaciliteit (EPF) zo goed mogelijk te
faciliteren wordt uw Kamer uitvoerig geïnformeerd over de inzet van dit instrument.
Gedurende het jaar gebeurt dat voorafgaande de besluitvorming wanneer het een voorstel
tot het leveren van lethale steun betreft, bijvoorbeeld via de geannoteerde agenda
van een Raad Buitenlandse Zaken. Daarnaast ontvangt uw Kamer een periodieke terug-
en vooruitblik.
De formeel opgestelde Raadsdocumenten met betrekking tot EPF steunmaatregelen zijn
voor Kamerleden direct toegankelijk op het EU Delegates Portal en het uiteindelijke Raadsbesluit wordt gepubliceerd op EUR-Lex. Het jaarlijkse auditrapport
van het externe toezichthoudende College van Auditors is op dit moment alleen toegankelijk
voor het kabinet. Omdat het kabinet hecht aan transparantie, heeft het Kabinet bij
de recent afgeronde herziening van de EPF ingezet op het versterken van het financiële
toezicht en beleid binnen de EPF en op het vergroten van transparantie.1 Als gevolg van deze inzet is – in lijn met de motie Jasper van Dijk en Omtzigt c.s.2 – in het EPF Raadsbesluit opgenomen dat na goedkeuring van het EPF-comité, audit
rapporten, opinies en jaarverslagen (gedeeltelijk) openbaar gemaakt kunnen worden.
Het kabinet zet zich ervoor in dat aankomende auditrapporten en jaarverslagen voor
eenieder openbaar worden gemaakt.
30
Kunt u toelichten wat de daling van de post publieksdiplomatie met € 287.000 inhoudt?
Antwoord:
Het budget voor Publieksdiplomatie is onderdeel van het totale KPF non-ODA budget
en wordt in de komende jaren verder gekort. Deze daling heeft betrekking op de kortingen
die bij de voorjaarsnota op de budgetten (subsidies) van de posten zijn doorgevoerd.
Publieksdiplomatie is een strategisch instrument dat als doel heeft begrip en draagvlak
te vergroten voor het geïntegreerde buitenlandbeleid (HGIS) en het eenduidig versterken
van de beeldvorming over Nederland in het buitenland. De veranderende geopolitieke
realiteit en de kortingen op het budget vragen om een verdere aanscherping van de
keuzes voor de inzet van het budget voor Publieksdiplomatie. Dit houdt in dat strategische
posten en regio’s voor de beleidsdoelen van het kabinet voorrang zullen krijgen op
een deel van het (gedelegeerde) budget. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over belangrijke
PV’s bij multilaterale instellingen, posten in landen waar Nederland binnen de EU
strategische relaties mee heeft, voor Nederland belangrijke strategische posten in
de ring om Europa, grote belangrijke bondgenoten buiten de EU en posten in landen
waar Nederland nieuwe strategische partnerschappen mee wil sluiten, denk aan BRICS
en ASEAN landen.
Het centraal beheerde deel van het budget wordt ingezet voor de ontwikkeling van publieksdiplomatiemiddelen
en instrumenten die makkelijk door alle posten (kleinere posten en posten in niet
prioritaire regio’s) ingezet kunnen worden.
31
Kunt u specifiek toelichten waar, naast de circa € 11 miljoen aan consulaire dienstverlening,
de € 43,9 miljoen structureel aan extra externe inhuur aan wordt uitgegeven?
Antwoord:
De mutatie van EUR 43,9 miljoen is een technische mutatie om inhuur externen zo realistisch
mogelijk te ramen en in lijn te brengen met de realisatie van de afgelopen jaren.
Dit betreft niet extra externe inhuur, maar voortzetting van bestaande externe inhuur.
Naast het realistisch ramen is het externe inhuurbudget van beleidsartikel 4 overgeheveld
naar niet beleidsartikel 7 conform Rijksbegrotingsvoorschriften zoals vermeld in de
Decemberbrief Buitenlandse Zaken 2024. Dit betreft circa EUR 11 miljoen m.b.t. consulaire dienstverlening.
Het uitgavenbudget voor inhuur externen wordt voornamelijk uitgegeven aan ICT-gerelateerde
inhuur en inhuur voor consulaire dienstverlening. Dit is in lijn met inhuuruitgaven
in voorgaande jaren.
Zie ook antwoord op vraag 39.
32
Hoeveel van artikel 6.1 is gereserveerd voor loon- en prijsbijstelling?
Antwoord:
Het geheel van begrotingsartikel 6 is in beginsel gereserveerd voor loon- en prijsbijstelling
(LPB). Derhalve is LPB van EUR 5,0 miljoen (2025), EUR 7,9 miljoen (2026), EUR 8,2 miljoen
(2027), EUR 8,4 miljoen (2028), EUR 8,5 miljoen (2029) en EUR 8,8 miljoen (2030) in
het voorjaar 2025 toegekend aan diverse HGIS-budgetten op departementale begrotingen.
Dit betreft de departementen van BZ, BHO, J&V, BZK, OCW, FIN, DEF, I&W, EZ, LVVN,
SZW en VWS.
In het voorjaar 2025 is door de taakstelling op LPB een meerjarige reeks afgeroomd
door FIN ten behoeve van het generale beeld. Deze meerjarige taakstelling is EUR 12,5
miljoen (2025), EUR 13,3 miljoen (2026), EUR 12,1 miljoen (2027), EUR 11,1 miljoen
(2028), EUR 10,7 miljoen (2029) en EUR 10,4 miljoen structureel vanaf 2030.
Daarnaast worden soms onvermijdelijke incidentele claims en incidentele tegenvallers
gefinancierd vanuit artikel 6.
33
Kunt u een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22 procent besparing
op apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
De totale apparaatstaakstelling voor de komende vijf jaar is opgenomen in onderstaande
tabel. Hierbij is de aanvullende taakstelling van EUR 7,395 miljoen vanuit het amendement
Bontenbal inbegrepen.
Taakstelling op begrotingsartikel 7 Apparaat
Bedragen in miljoenen EUR
2025
2026
2027
2028
2029
Structureel
34,595
64,395
92,695
121,095
132,495
132,495
Zowel het kerndepartement van BZ als het postennet maken onderdeel uit van de grondslag.
De taakstelling op het postennet is in het Regeerprogramma verlaagd van 22% naar 10%
ten behoeve van de instandhouding van een adequaat postennet.
34
Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang
voor 2025?
Antwoord:
De taakstelling start in 2025 en is structureel vanaf 2029. Voor 2025 is deze volledig
ingevuld met beleidsarme technische maatregelen. Deze zijn verwerkt in de voorjaarsnota.
35
Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel
vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kent een bezuiniging op het ODA budget, een
bezuiniging op de non-ODA programmagelden en een apparaatstaakstelling. De taakstelling
op het apparaat wordt grotendeels ingevuld door bezuinigingen op personele en materiële
budgetten. Een minimaal deel wordt ingevuld door programmageld.
36
Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling
op apparaatskosten?
Antwoord:
In het Hoofdlijnenplan BZ is opgenomen dat het ontwikkelbudget voor I-vernieuwingsprojecten
structureel wordt verlaagd. I-vernieuwingsprojecten zijn projecten met een IT-component
en een vernieuwingscomponent. Door de taakstelling op de apparaatskosten zijn de komende
jaren minder personele en materiële middelen beschikbaar voor het I-(vernieuwings)portfolio. Het structurele karakter van de korting beperkt de mogelijkheden om in
de komende jaren I-vernieuwingsprojecten op te starten. Dit zal ertoe leiden dat er
scherpe keuzes gemaakt moeten worden en er meer nadruk zal liggen op projecten ten
behoeve van de continuïteit van BZ-processen, het voldoen aan wet- en regelgeving
en vervanging van end-of-life/end-of-support applicaties. ICT-vernieuwing met oog
op verhoging van de cyberweerbaarheid en met het oog op ontwikkeling van AI zal wel
zoveel mogelijk doorgang vinden.
37
Welk deel van deze taakstelling valt neer bij uitvoeringsorganisaties en wat zijn
hier de operationele gevolgen van?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kent formeel geen uitvoeringsorganisaties zoals
deze bij andere ministeries binnen de Rijksoverheid zijn ingericht. Echter zijn er
binnen Buitenlandse Zaken naast ondersteunende directies met uitvoerende werkzaamheden,
zoals o.a. de Financiële Service Organisatie (FSO), de Hoofddirectie Bedrijfsvoering
(HDBV) en Wereldwijd Werken (3W) ook de uitvoering van de consulaire dienstverlening
aan de burger binnen de Hoofddirectie Consulaire Zaken (HDCV). De taakstelling zal
effect hebben op al deze werkzaamheden.
Het postennet dat opereert ten dienste van het gehele rijk kent een taakstelling van
10%.
38
Welke kaders hanteert u voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
In een tijd die vraagt om een slagvaardige diplomatie, moet het Ministerie van Buitenlandse
Zaken het doen met minder geld en minder mensen. Dit dwingt ons nog scherper te kiezen
voor wat minimaal nodig is om op te komen voor het Nederlands belang. Voor de invulling
van de apparaatstaakstelling is daarom gekeken naar inhoudelijke keuzes zoals onder
meer zijn opgenomen in de beleidsbrief voor Ontwikkelingshulp en Buitenlandse Handel.
Tevens is ervoor gekozen om beleidsterreinen die raken aan veiligheid en verdienvermogen
relatief te ontzien. Ditzelfde geldt voor dienstverlening aan de burger, zoals consulaire
dienstverlening. Tot slot is een efficiencyslag toegepast op de gehele organisatie.
39
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen
vijf jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
De externe inhuur wordt jaarlijks gepubliceerd in het jaarverslag en was in de jaren
2020–2024 als volgt:
Externe inhuur 2020–2024
Per categorie (bedragen in EUR x 1.000)
2020
2021
2022
2023
2024
interim management
784
969
818
635
377
Organisatie- en formatieadvies
–
–
181
12
41
Beleidsadvies
1.061
866
545
557
2.068
Communicatieadvisering
–
106
326
211
130
Beleidsgevoelig
1.845
1.941
1.870
1.414
2.616
Juridisch advies
69
55
119
2
177
Advisering opdrachtgevers automatisering
54
1.537
727
–
81
Accountancy, financien en administratieve organisatie
210
126
173
–
1
(Beleids)ondersteunend
333
1.718
1.019
2
259
Uitzendkrachten
32.490
40.844
46.948
55.726
62.051
Ondersteuning bedrijfsvoering
32.490
40.844
46.948
55.726
62.051
Totaal uitgaven inhuur externen
34.668
44.503
49.838
57.142
64.925
Het merendeel van de inhuur ter ondersteuning van de bedrijfsvoering betreft IT-specialisten
die bij automatiseringsprojecten worden ingezet, waaronder de (door)ontwikkeling van
systemen voor de consulaire dienstverlening.
Het doel voor de komende vijf jaar is om binnen de Roemernorm te blijven (norm:10%,
realisatie BZ in 2024: 9,17%). Via een taakstellende korting op de inhuurbudgetten
is dit geborgd.
Beleidsinhoudelijk sluit BZ aan bij de Rijksbrede aanpak zoals verwoord in de Kamerbrief
Terugdringen externe inhuur van 18 april 2025.
40
Zijn de gevolgen van de aangekondigde sluitingen van diplomatieke posten voor de inzet
voor mensenrechten, vrouwenrechten en het uitdragen van Nederlandse waarden in kaart
gebracht? Kunt u uitsplitsen wat er allemaal wegvalt?
Antwoord:
De programmatische bezuinigingen op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken alsmede de taakstelling zullen weerslag hebben op de reikwijdte van het Nederlandse
mensenrechtenbeleid. Het sluiten van de posten in Bujumbura (Burundi), Havana (Cuba),
Juba (Zuid-Soedan) en Tripoli (Libië) betekent dat het mensenrechtenfonds niet meer
direct ingezet kan worden in deze landen. Voor 2024 bedroeg het mensenrechtenfondsbudget
in deze 4 landen: EUR 4.335.000.
De mensenrechteninzet voor Myanmar zal ondanks het sluiten van de post in Yangon doorgezet
kunnen worden via de ambassade in Thailand. De reikwijdte van deze inzet zal echter
ingeperkt worden door de fysieke afwezigheid in Myanmar zelf.
In de betreffende landen worden geen non-ODA middelen ingezet op het gebied van het
bevorderen en of beschermen van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Lastens het ODA
budget lopen verschillende programma’s op dit terrein tot eind december 2025.
Nederland blijft zich via diplomatieke inzet en via multilaterale fora hard maken
voor mensenrechten inclusief vrouwenrechten, en zal het belang van bescherming en
bevordering van mensenrechten, democratie en internationale rechtsorde blijven uitdragen,
ook ten aanzien van landen waar de diplomatieke posten niet meer aanwezig zijn.
41
Hoe is de ondersteuning van vrouwen in huwelijkse gevangenschap in het buitenland
momenteel ingericht? Wat is het beleid? Hoe is de informatievoorziening richting die
vrouwen?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand aan slachtoffers
van huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap en achterlating in het buitenland, waarbij
nauw wordt samengewerkt met het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating
(LKHA). Het ministerie levert een financiële bijdrage aan het noodfonds van het LKHA
dat bedoeld is om de terugkeer naar Nederland van slachtoffers van huwelijksdwang,
huwelijkse gevangenschap en achterlating te bekostigen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt per individuele casus waarin sprake
is van huwelijkse gevangenschap in het buitenland samen met het LKHA de mogelijkheden
om het slachtoffer zo goed mogelijk bij te staan. Daarbij wordt onder andere rekening
gehouden met lokale wetgeving, met name als sprake is van een strafbaar feit, aangezien
dat valt onder de jurisdictie van het desbetreffende land.
Tevens verspreidt het Ministerie van Buitenlandse Zaken actief informatie over dit
thema. Nederlanders kunnen duidelijke en toegankelijke hulp- en contactinformatie
vinden op de webpagina van NederlandWereldwijd voor slachtoffers van huwelijksdwang
en achterlating. Ook financierde het ministerie in 2024 een social media-campagne
op Schiphol en radiostation Fun-X om potentiële slachtoffers van huwelijksdwang en
achterlating te informeren over hulp die het ministerie in het buitenland kan bieden.
42
Wat kunt u zeggen over de effectiviteit van het huidige beleid tegen huwelijkse gevangenschap?
Hoe vaak wordt een beroep op Nederlandse consulaire dienstverlening gedaan over dit
onderwerp? Kan de Kamer hier een rapportage over ontvangen?
Antwoord:
Het is niet eenvoudig de effectiviteit van het Nederlandse beleid tegen huwelijkse
gevangenschap nauwkeurig te beoordelen, aangezien betrouwbare en gedetailleerde cijfers
over de omvang van dit probleem ontbreken. Huwelijkse gevangenschap is een complex
en grotendeels verborgen probleem, mede doordat slachtoffers zich niet altijd als
zodanig herkennen of vanwege culturele en familiale loyaliteiten geen hulp zoeken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent jaarlijks in enkele gevallen consulaire
bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap. Cijfers
over consulaire bijstand worden opgenomen in de jaarlijkse publicatie: Staat van het
Consulaire.
43
Bent u bereid de Meerjarenprogrammering Vastgoed met de Kamer te delen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 11 over de werking van het portfoliomanagement-systeem van
het Ministerie van BZ. De Kamer wordt via het jaarverslag geïnformeerd over de belangrijkste
ontwikkelingen binnen de wereldwijde vastgoedportefeuille van BZ. De Meerjarenprogrammering
Vastgoed is een opsomming van alle lopende en geplande grote projecten en transacties.
Om de reden genoemd in het antwoord op vraag 11 en in voetnoot 1 van de MvT worden
over de lopende transacties geen mededelingen gedaan. Dat geldt eveneens voor de nog
geplande transacties en voor de besluitvormig daarover. Om die reden kan de Meerjarenprogrammering
niet publiekelijk met de Kamer worden gedeeld.
44
Hoeveel objecten bent u voornemens in 2026 af te stoten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 11 over de werking van het portfoliomanagement-systeem van
het Ministerie van BZ. De Kamer wordt via het jaarverslag geïnformeerd over de belangrijkste
ontwikkelingen binnen de wereldwijde vastgoedportefeuille van BZ. Op dit moment wordt
wereldwijd gewerkt aan de verkoop van iets meer dan tien vastgoedobjecten. Omdat voor
dergelijke transacties met name ook de omstandigheden en de concrete vraag in de markt
belangrijke bepalende factoren zijn, zal in de praktijk de planning van zulke transacties
relatief vaak worden bijgesteld, mede ten behoeve van het optimaliseren van de opbrengst.
In dat licht geef ik er de voorkeur aan om geen exacte uitspraken te doen over het
op dit moment geplande aantal verkopen.
45
Wanneer staan onomkeerbare stappen in de verkoop van objecten in de planning?
Antwoord:
In de aansturing van een wereldwijde vastgoedportefeuille zoals die van het Ministerie
van BZ, worden op tal van momenten meer en minder onomkeerbare stappen gezet, zowel
rondom de aankoop als de verkoop van objecten. De besluitvorming hierover is ingericht
aan de hand van het portfoliomanagement-systeem waarnaar al in een aantal voorgaande
antwoorden is verwezen en dat meer in detail is toegelicht in het jaarverslag van
het Ministerie van BZ over 2024, Kamerstuk 36 740 V, nr. 1. Gedetailleerde informatie over lopende vastgoedtransacties zal in beginsel worden
verstrekt na afronding van de betreffende transactie, om de reden die wordt genoemd
in voetnoot 1 van de MvT.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier