Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte, Stultiens en Heite over een vragenlijst van de Amerikaanse overheid
Vragen van de leden Paternotte (D66), Stultiens (GroenLinks-PvdA) en Heite (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Buitenlandse Zaken over een vragenlijst van de Amerikaanse overheid (ingezonden 19 maart 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister
van Buitenlandse Zaken (ontvangen 30 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 1949.
Vraag 1
Bent u bekend met het NRC bericht over vragenlijsten voor onderzoekers in Nederland
van de Amerikaans Geologische Dienst?1
Antwoord 1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 2 en 3
Wat vindt u ervan dat er vragen worden gesteld aan onderzoekers over samenwerking
met «communistische, socialistische of totalitaire partijen», over «gepaste maatregelen
ter bescherming tegen gender ideologie» en over «meetbare voordelen voor Amerikaanse
industrieën, personeel of economische sectoren»?
Erkent u dat deze uitvragen een onwenselijke inmenging zijn in Nederlands onderzoek
en wetenschap?
Antwoord 2 en 3
Ik ben bezorgd over het beleid dat de Verenigde Staten voert als het gaat om federale
financiering van onderzoek. In de gevallen waar de Amerikaanse onderzoeksfinanciers
vragenlijsten hebben uitgezet, gaat het om projecten waarbij het onderzoek (deels)
ook door hen gefinancierd wordt. Het is mij niet bekend of en zo ja, in hoeverre de
beantwoording van de vragen (of het instellingsbesluit om deze vragen niet te beantwoorden)
leidt tot verandering in de voorwaarden van financiering.
In algemene zin geldt dat elke onderzoeksfinancier de rechtmatigheid, doelmatigheid
en doeltreffendheid van de bestede middelen mag controleren. Daarbij mag het stellen
van vragen niet leiden tot beperkingen in de academische vrijheid of tot schendingen
van wetenschappelijke integriteit.
Als er sprake is van contractbreuk tussen een Nederlandse instelling en een (internationale)
onderzoeksfinancier, ga ik ervan uit dat instellingen de gepaste juridische stappen
ondernemen. Als blijkt dat een (internationale) onderzoeksfinancier voorwaarden stelt
die de academische vrijheid beperken verwacht ik ook dat de Nederlandse instelling
in kwestie de (internationale) onderzoeksfinancier hierop aanspreekt.
Wanneer blijkt dat een ander land in zijn internationale samenwerking met Nederlandse
instellingen eisen stelt die academische vrijheid in Nederland onder druk zetten,
zie ik een rol weggelegd voor mijzelf als stelselverantwoordelijke Minister om met
vertegenwoordigers van het betreffende land hierover in gesprek te gaan.
Vraag 4
Bent u vooraf geïnformeerd door de Amerikaanse autoriteiten over deze uitvragen? Zo
ja, wat heeft u gedaan om deze uitvragen tegen te houden?
Antwoord 4
Nee, ik ben hierover niet vooraf geïnformeerd.
Vraag 5
Is dit onderwerp van gesprek met de Amerikaanse diplomatieke vertegenwoordiging in
Nederland? Zo ja, op welke manier en wanneer vinden deze gesprekken plaats? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Er is op regelmatige basis contact met de Amerikaanse diplomatieke vertegenwoordiging
in Nederland, waarbij verschillende onderwerpen worden besproken. De ontwikkelingen
in de Verenigde Staten komen daar uiteraard aan de orde. Vanwege de vertrouwelijke
aard van de gesprekken kan ik hier niet verder op ingaan.
Vraag 6
Hoeveel Nederlandse wetenschappers hebben dergelijke vragenlijsten ontvangen van de
Amerikaanse overheid en is dit ook op andere plekken in de wetenschap of het bedrijfsleven
gebeurd?
Antwoord 6
Universiteiten van Nederland (UNL) krijgt berichten binnen dat meerdere Nederlandse
universiteiten de betreffende vragenlijst hebben ontvangen. Ik heb UNL gevraagd een
overzicht hiervoor aan te leveren. Het Ministerie van Economische Zaken onderzoekt
of dergelijke lijsten ook in het Nederlandse bedrijfsleven zijn uitgezet.
Vraag 7
Heeft u informatie over of Amerikaanse autoriteiten invloed uitoefenen door financiering
voor Nederlandse wetenschappers stop te zetten of hen terug te sturen? Zo nee, gaat
u hier onderzoek naar doen en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Zo ja,
zijn er specifieke disciplines of onderzoeksgebieden die hierbij opvallen?
Antwoord 7
Ik heb inderdaad berichten ontvangen dat (een deel van) financiering van een aantal
Nederlandse wetenschappers die werkzaam zijn in de Verenigde Staten is stopgezet.
Voor zover ik kan overzien worden door bezuinigingen en het nieuwe diversiteit- en
inclusiebeleid alle disciplines in de Verenigde Staten getroffen, waaronder klimaatwetenschappen,
sociale wetenschappen en medische wetenschappen. Ik heb geen weet van Nederlandse
wetenschappers die werkzaam zijn in de Verenigde Staten die zijn teruggestuurd. Ik
blijf de ontwikkelingen in de Verenigde Staten nauwlettend volgen en bespreken in
mijn overleggen met het veld, UNL en met het netwerk van Nederlandse academici in
de Verenigde Staten.
Vraag 8
Is er contact met andere Europese landen, ontvangen onderzoeksinstellingen in andere
landen in de Europese Unie vergelijkbare vragenlijsten en wordt er gewerkt aan een
gemeenschappelijke Europese lijn hoe hiermee om te gaan? Zo nee, bent u bereid om
dit in een komend overleg in te brengen?
Antwoord 8
Ik heb vernomen dat er wereldwijd diverse instellingen zijn die dergelijke vragenlijsten
hebben ontvangen. Op dit moment is er geen gemeenschappelijke Europese lijn hoe onderzoekinstellingen
om kunnen gaan met deze vragenlijsten. Ik heb de afgelopen maanden in nauw contact
gestaan met mijn Europese collega’s over de ontwikkelingen in de Verenigde Staten,
bijvoorbeeld bij de Choose Europe for Science bijeenkomst in Parijs die op 5 mei jongstleden
plaatsvond. Zoals ik in vraag 4 heb aangegeven is het controleren van rechtmatigheid,
doelmatigheid en doeltreffendheid van de bestede middelen vanzelfsprekend. Op Europees
niveau is er consensus dat het daarbij van cruciaal belang is dat de academische vrijheid
te allen tijde wordt gewaarborgd.
Vraag 9
Zijn er vergelijkbare situaties met andere landen, zoals China, Rusland en Iran, waarin
vergelijkbare vragen werden gesteld en hoe wordt/werd de privacy en veiligheid van
de betrokken wetenschappers gewaarborgd bij het ontvangen van dergelijke buitenlandse
verzoeken?
Antwoord 9
Er zijn mij geen voorbeelden bekend van andere landen die vergelijkbare vragen stellen
aan Nederlandse wetenschappers. Wel is bekend dat statelijke actoren pogingen doen
om inbreuk te plegen op de privacy van Nederlandse wetenschappers. Dit heeft mijn
volle aandacht, evenals de aandacht van de kennisinstellingen, in het kennisveiligheidsbeleid.
Vraag 10
Ziet u een risico voor de kennisveiligheid van Nederlandse universiteiten, en zo ja,
welke maatregelen neemt u om dat te beperken?
Antwoord 10
De risico’s voor de kennisveiligheid kunnen betrekking hebben op ongewenste overdracht
van kennis en technologie, pogingen tot ongewenste buitenlandse inmenging en samenwerkingen
met partijen in landen waar de grondrechten niet worden gerespecteerd.
Ik zie op dit moment, op basis van de berichtgeving in het NRC, geen concreet risico
voor de kennisveiligheid van Nederlandse universiteiten. Universiteiten beoordelen
zelf van geval tot geval welke risico’s er mogelijk aan de orde zijn en welke maatregelen
daarbij passend zijn. Hierbij nemen zij uiteraard ook recente geopolitieke ontwikkelingen
in acht. Daar ondersteun ik hen bij.
Vraag 11
Welke gevolgen heeft deze Amerikaanse inmenging voor de samenwerking tussen Nederlandse
en Amerikaanse universiteiten?
Antwoord 11
Zoals toegelicht in mijn beantwoording van vraag 2 is het aan instellingen om te bepalen
onder welke voorwaarden zij internationale samenwerkingen aangaan of voortzetten.
Vraag 12
Hoe beoordeelt u deze Amerikaanse inmenging in het licht van de hernieuwde verstandhouding
tussen Amerika en Rusland en vindt u dat het handelen van de Amerikaanse autoriteiten
getuigt van respect voor de Nederlandse nationale soevereiniteit?
Antwoord 12
Zie antwoorden op vraag 2, 3 en 7.
Vraag 13
Erkent u – net als de voorzitter van Universiteiten van Nederland (UNL) – dat er een
verslechtering is van het klimaat voor vrije wetenschapsbeoefening in de VS?
Antwoord 13
Zoals ik bij mijn beantwoording van vraag 2 en 3 aangaf, ben ik bezorgd over het beleid
dat de Amerikaanse overheid voert.
Vraag 14
Welke acties gaat u vóór de zomer nemen om vrije wetenschapsbeoefening in de meest
ruime zin in Nederland te stimuleren?
Antwoord 14
De vrije wetenschapsbeoefening wordt in Nederland het meest gestimuleerd door handhaving
van de rechtstaat, een borging van andere vrijheden en on-geoormerkt (lumpsum) financiering van de wetenschap.
Voor de zomer zal ik uw Kamer informeren middels een brief over academische vrijheid.
In deze brief zal ik tevens ingaan op een motie van het lid Eerdmans die uw Kamer
op 28 januari jl. heeft aangenomen waarin de Kamer mij verzoekt met de hogescholen
en universiteiten een plan te maken met daarin concrete maatregelen die elke instelling
afzonderlijk gaat nemen om de academische vrijheid te versterken. Ik ben hierover
met de instellingen in gesprek.
Vraag 15
Kunt u in beeld brengen welke effecten de Amerikaanse bezuinigingen op onderwijs,
wetenschap en innovatie hebben op de vrije wetenschapsbeoefeningen, op het verdienvermogen
van Nederland en op de kennisveiligheid?
Antwoord 15
Ik kan u geen beeld geven van de effecten van de bezuinigingen in de Verenigde Staten,
omdat er onduidelijkheid bestaat over de gevolgen van deze bezuinigingen; sommigen
worden bijvoorbeeld aangevochten bij de rechter. UNL inventariseert op dit moment
om hoeveel volledig door de Verenigde Staten gefinancierde onderzoeksprojecten aan
Nederlandse universiteiten het gaat en wat de financiële omvang is van die projecten.
Vraag 16
Bent u bereid om het vestigingsklimaat in Nederland te verbeteren om wetenschappers
vanuit de VS naar Nederland te halen en welke stappen gaat u concreet nemen om dit
te realiseren, met wie spreekt u hierover en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord 16
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 20 maart jongstleden heb ik NWO gevraagd
op zeer korte termijn een afgebakend en gericht financieringsinstrument op te zetten
met als doel het aantrekken van internationale topwetenschappers op terreinen die
van evident belang zijn voor Nederland. In de 1e suppletoire begroting van OCW heb ik bekendgemaakt dat het kabinet een bedrag van
€ 25 miljoen tussen 2025 en 2029 beschikbaar stelt voor dit fonds vanuit de loon-
en prijsbijstelling. Verdere details over het fonds zal ik voor de zomer met uw Kamer
delen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.