Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Pijpelink en Westerveld over het bericht 'Ouders die kind van school houden vanwege geloofsovertuiging worden niet meer vervolgd'
Vragen van de leden Pijpelink en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Ouders die kind van school houden vanwege geloofsovertuiging worden niet meer vervolgd» (ingezonden 10 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 27 mei 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2071.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ouders die kind van school houden vanwege geloofsovertuiging
worden niet meer vervolgd»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van het besluit van het Openbaar Ministerie (OM)
om per direct te stoppen met de vervolging van ouders die hun kinderen thuishouden
omdat ze vinden dat het onderwijs niet aansluit bij geloofs- of levensovertuiging?
Antwoord 2
Op 25 maart hebben wij vernomen dat het OM dit besluit genomen had. Het OM heeft laten
weten zaken waarin op formele gronden ten onrechte een beroep op de vrijstelling wegens
richtingsbezwaren wordt gedaan, zoals beroepen voor kinderen die al ingeschreven hebben
gestaan op een school, nog wel te vervolgen. De overige zaken met betrekking tot deze
vrijstelling vervolgt het OM inderdaad niet meer. Hiertoe is het OM overgegaan omdat
de wettelijke bepalingen met betrekking tot richtingsbezwaren verschillend worden
geïnterpreteerd. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de jurisprudentie. Hieruit komt
geen eenduidige lijn naar voren en dit leidt naar het oordeel van het OM tot een onvoorspelbare
uitkomst van strafrechtelijke procedures. Omdat de wettelijke bepalingen verschillend
worden geïnterpreteerd kan er sprake zijn van ongelijke behandeling. Onder deze omstandigheden
meent het OM dat het niet langer verantwoord is om strafrechtelijke vervolging voort
te zetten. Ik betreur dat het OM zich genoodzaakt ziet om dit besluit te nemen en
dat het Ministerie van OCW hier niet van te voren op de hoogte is gesteld. Op dit
moment worden alle mogelijkheden bezien die er zijn om te zorgen dat ook deze kinderen
onderwijs krijgen.
Vraag 3
Heeft er overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) en het OM om tot dit besluit te komen? Zijn partijen als Ingrado betrokken geweest
bij dit besluit?
Antwoord 3
Nee, er heeft niet op voorhand overleg plaatsgevonden over dit besluit. Naderhand
heeft er wel ambtelijk overleg plaatsgevonden met het OM over het besluit en de gevolgen
daarvan. De wenselijkheid van de strafrechtelijke status van de Leerplichtwet is in
meer algemene zin het meest recentelijk aan de orde geweest in het beleidsoverleg
Leerplicht met Ingrado, het Ministerie van OCW, het Ministerie van JenV en gemeenten
van november 2024.
Vraag 4
In Trouw2 noemt u de situatie onwenselijk, wat gaat u aan deze situatie doen? Zeker omdat u
in hetzelfde artikel ook zegt dat «de wet ook op dit punt moet worden gehandhaafd»?
Antwoord 4
De afweging van het OM en het op dit moment ontbreken van andere handhavingsmogelijkheden
maakt de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 minder effectief en dat vind ik onwenselijk.
Ik ben in afstemming met het OM, het Ministerie van J&V, VNG en Ingrado aan het bezien
of er naast strafrechtelijke vervolging ook andere handhavingsmogelijkheden zijn.
Ik informeer uw Kamer daarover voor de zomer.
Vraag 5
Hoe verhoudt dit besluit zich tot de aangenomen motie van de leden Kwint/Westerveld3 waarin de regering wordt verzocht om alleen vrijstellingen van de leerplicht toe
te staan voor leerlingen die om lichamelijke en psychische redenen niet in staat zijn
om onderwijs te volgen en op welke manier is deze motie uitgevoerd?
Antwoord 5
In oktober 2023 is een aantal moties aangenomen over thuisonderwijs. Een deel van
de moties riep op tot meer onderzoek naar thuisonderwijs en naar het starten van een
pilot op het vlak van kwaliteitsborging.4 Ik heb als eerste gepoogd om te komen tot voorwaarden om te garanderen dat terwijl
de vrijstelling blijft bestaan wordt geborgd dat kinderen goed onderwijs zouden krijgen.
Dat doe ik met het wetsvoorstel «waarborgen thuisonderwijs», waarmee we de verplichting
opleggen aan ouders met een vrijstelling om vervangend onderwijs te verzorgen. In
het voorstel worden inhoudelijke eisen gesteld aan het vervangende onderwijs en er
wordt toezicht op geregeld. Nu de situatie anders wordt, zal ik mij opnieuw beraden
op de mogelijkheden, waaronder de mogelijkheid om de vrijstelling wegens richtingsbezwaren
te schrappen.
Vraag 6
Deelt u de zorgen van Ingrado dat het aantal vrijstellingen zal gaan toenemen als
het OM stopt met handhaven?
Antwoord 6
Ik deel de zorg dat door het ontbreken van handhaving een ongewenste groei van het
aantal beroepen op vrijstellingen kan ontstaan.
Vraag 7
Deelt u ook de zorgen van Ingrado5 over hoe het recht op onderwijs voor kinderen van wie de ouders zich beroepen op
een vrijstelling 5 onder b na dit besluit kan worden gewaarborgd? Komt het recht op
onderwijs door dit besluit niet in gedrang?
Antwoord 7
Ik heb al langere tijd zorgen over deze groep leerlingen en ik wil dat hun recht op
onderwijs geborgd wordt. Het besluit van het OM verandert die situatie niet, behalve
dat de groep potentieel groter wordt. Er is op dit moment geen verplichting voor ouders
met een vrijstelling om vervangend onderwijs te verzorgen. Zoals reeds aangegeven
werk ik in dit verband aan een wetsvoorstel. In het kader van de uitwerking daarvan
zal ook rekening moeten worden gehouden met recente ontwikkelingen. Ik zie mijzelf
nu genoodzaakt te onderzoeken in hoeverre de vrijstellingsmogelijkheid wegens richtingsbezwaren
in stand kan blijven.
Vraag 8
Hoe verhoudt dit besluit van het OM zich tot het stijgende aantal kinderen dat thuiszit
en verstoken is van onderwijs? Deelt u de zorgen dat dit besluit niet helpt om het
aantal thuiszittende kinderen te verminderen?
Antwoord 8
Ik vind het risico groot dat de groep thuiszittende kinderen met dit besluit verder
stijgt als gevolg van een stijging van ouders die een beroep doen op een vrijstelling.
Het besluit van het OM, dat op basis van inhoudelijke redenen als toegelicht onder
het antwoord op vraag 2 tot stand is gekomen, en het op dit moment ontbreken van andere
handhavingsmogelijkheden dragen zeker niet bij aan de vermindering van het aantal
thuiszittende kinderen en baart mij dan ook zorgen. Ook hierover ben ik met alle betrokken
partijen in gesprek.
Vraag 9
Heeft u zicht op hoeveel ouders een vrijstelling aanvragen omdat ze vinden dat er
in de buurt geen school is die aansluit op hun levensovertuiging? Hoe vaak worden
die vrijstellingen ook daadwerkelijk toegekend? Kunt u een overzicht geven van het
aantal aanvragen en toekenningen van de afgelopen tien jaar, specifiek op vrijstelling
voor levensovertuiging?
Antwoord 9
Jaarlijks wordt met uw Kamer de leerplichttelling gedeeld waarin de relatieve en absolute
verzuimcijfers per gemeente worden vermeld.6 Wanneer de leerplichtambtenaar het verzoek tot vrijstelling afwijst, kan er een proces-verbaal
opgemaakt worden. In 2024 ging dit om zo’n 160 strafzaken. Dat is minder dan 8 procent
van het totaal verleende vrijstellingen.
De cijfers van de afgelopen 10 jaar zijn als volgt voor het aantal beroepen op de
vrijstelling vanwege richtingsbezwaren:
2013–2014
575
2014–2015
619
2015–2016
705
2016–2017
813
2017–2018
931
2018–2019
1097
2019–2020
1280
2020–2021
1556
2021–2022
1771
2022–2023
2124
2023–2024
2475
Vraag 10
Hoe vaak heeft het OM de afgelopen tien jaar boetes uitgedeeld aan ouders die hun
kind ongeoorloofd thuishouden?
Antwoord 10
De strafbaarstelling bij het mogelijk niet voldoen aan de vereisten voor de vrijstelling
artikel 5b Leerplichtwet valt onder de bredere overtreding van artikel 2 Leerplichtwet.
Exacte cijfers over overtredingen die specifiek betrekking hebben op het onjuist toepassen
van de vrijstelling kunnen niet uit de systemen van het OM worden gedestilleerd. Een
(handmatige) inventarisatie van het aantal zaken op basis van artikel 5b Leerlichtwet
wijst uit dat er landelijk zo’n 60 zaken in behandeling waren in april 2025. Wel zijn
er totale cijfers beschikbaar over de algemene overtreding van artikel 2 van de Leerplichtwet.
In de afgelopen 10 jaar zijn er in totaal 1.739 zaken door het OM vervolgd op grond
van een overtreding van dit artikel. De wijze van afdoening verschilde per zaak. Bij
veroordeling wordt de overtreding veelal afgedaan met opleggen van een boete.
Vraag 11
Ingrado7 roept op niet langer te wachten met het afschaffen van vrijstellingen op grond van
een geloofs- of levensovertuiging en het recht op thuisonderwijs wettelijk te verankeren
zodat er beter toezicht kan worden gehouden, hoe staat u hier tegenover?
Antwoord 11
In Nederland hebben we een rijk en divers scholenaanbod. Mijn uitgangspunt blijft
onverminderd dat ieder kind naar school moet gaan, behoudens die gevallen waar op
grond van de wet vrijstelling voor is verkregen, en dat alleen in zeer uitzonderlijke
gevallen vrijstelling van de leerplicht mogelijk zou moeten zijn.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kisteman (VVD),
ingezonden 9 april 2025 (vraagnummer 2025Z06861).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.