Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 753 Wijziging van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en het Wetboek van Strafvordering in verband met de introductie van conservatoire afname van celmateriaal en enkele andere wijzigingen met betrekking tot DNA-onderzoek
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de effectiviteit van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden te vergroten door op een eerder moment in de procedure
celmateriaal af te nemen, de reikwijdte van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
ten aanzien van minderjarigen te beperken en enkele wijzigingen aan te brengen in
de regeling over DNA-onderzoek in het Wetboek van Strafvordering;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van artikel 2 tot artikel 2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2
1. Van de verdachte die wegens verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel
67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering in verzekering is gesteld, wordt
celmateriaal afgenomen, tenzij:
a. de verdachte ten tijde van het feit waarvan hij wordt verdacht de leeftijd van achttien
jaren niet heeft bereikt;
b. op grond van deze wet of het Wetboek van Strafvordering al celmateriaal van de verdachte
is afgenomen en bewaard. Indien dat celmateriaal zou moeten worden vernietigd, blijft
het niettemin bewaard op grond van het eerste lid.
2. Indien gedurende de in het eerste lid bedoelde periode geen celmateriaal is afgenomen
en de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, wordt het celmateriaal alsnog
afgenomen.
3. Aan de verdachte wordt voorafgaand aan de afname van het celmateriaal schriftelijk
kennis gegeven van:
a. het doel van de afname van het celmateriaal;
b. de gevallen waarin het celmateriaal kan worden gebruikt om een DNA-profiel te bepalen
en verwerken;
c. de mogelijkheid, bedoeld in artikel 7, om een bezwaarschrift in te dienen tegen het
bepalen en verwerken van het DNA-profiel.
4. Aan een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de
kennisgeving in een voor hem begrijpelijke taal gedaan.
5. Het op grond van het eerste lid afgenomen celmateriaal wordt bewaard in een beveiligde
centrale opslag. Het kan alleen worden gebruikt voor het bepalen en verwerken van
het DNA-profiel:
a. indien de verdachte wordt veroordeeld en is voldaan aan het bepaalde in artikel 2a,
eerste lid;
b. indien de officier van justitie of de rechter-commissaris DNA-onderzoek verricht als
bedoeld in de artikelen 151a en 195a van het Wetboek van Strafvordering.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het afnemen,
bewaren en vernietigen van het celmateriaal.
B
Artikel 2a (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «beveelt dat van een veroordeelde wegens een misdrijf als
omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, celmateriaal
zal worden afgenomen ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel»
vervangen door «beveelt dat het celmateriaal dat op grond van artikel 2 is afgenomen
van een veroordeelde wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid,
van het Wetboek van Strafvordering wordt gebruikt ten behoeve van het bepalen en verwerken
van zijn DNA-profiel».
2. In het eerste lid, onder a, wordt na «is verwerkt overeenkomstig» ingevoegd «deze
wet of».
3. In het eerste lid, onder b, wordt na «is gepleegd» ingevoegd «, waaronder de leeftijd
van de veroordeelde ten tijde van het misdrijf,».
4. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met
achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien geen celmateriaal is afgenomen op grond van artikel 2 beveelt de officier
van justitie dat van een veroordeelde wegens een misdrijf als omschreven in artikel
67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering celmateriaal zal worden afgenomen
ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, tenzij één van de in
het eerste lid onder a en b genoemde uitzonderingen van toepassing is.
5. In het derde lid (nieuw) wordt in de eerste zin na «is verwerkt overeenkomstig» ingevoegd
«deze wet of» en wordt «het eerste lid, aanhef» vervangen door «het eerste of tweede
lid». In de laatste zin wordt «het eerste lid, aanhef» vervangen door «het eerste
of tweede lid».
6. In het vierde lid (nieuw) wordt na «Het bevel, de tenuitvoerlegging dan wel de verdere
tenuitvoerlegging van het bevel» ingevoegd «, bedoeld in het tweede lid,».
7. In het vijfde lid (nieuw) wordt na «het bevel» ingevoegd «, bedoeld in het eerste
of tweede lid,».
8. In het achtste lid (nieuw) wordt «derde en vierde lid» vervangen door «vierde en
vijfde lid».
C
Artikel 3, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Het bevel, bedoeld in artikel 2a, eerste of tweede lid, is gedagtekend en ondertekend.
Het bevel, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, bevat indien mogelijk tevens de plaats
waar en de datum en het tijdstip waarop het bevel ten uitvoer zal worden gelegd.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef» vervangen door «artikel 2a,
tweede lid».
2. In het zesde lid wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef» vervangen door «artikel 2a,
tweede lid».
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een arts, een verpleegkundige of een persoon die voldoet aan bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur te stellen eisen neemt het celmateriaal af. Zo nodig kan de
arts of de verpleegkundige daarbij de hulp van een opsporingsambtenaar inroepen, of,
voorzover de veroordeelde verblijft in een inrichting of instelling, niet zijnde een
accommodatie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
of als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten, de functionaris, bedoeld in artikel 1, onder
d, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder h, van de Beginselenwet verpleging
ter beschikking gestelden of artikel 1, onder i, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Celmateriaal in de vorm van wangslijm of haarwortels wordt afgenomen door een persoon
die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
Indien bloed moet worden afgenomen, verricht een arts of een verpleegkundige de afname.
3. In het derde lid wordt «over de wijze van uitvoering van dit artikel nadere regels
gesteld» vervangen door «nadere regels gesteld over het afnemen van het celmateriaal».
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De veroordeelde kan tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel een bezwaarschrift
indienen bij de rechtbank die in eerste aanleg vonnis heeft gewezen, dan wel de rechtbank
in het arrondissement waar tegen de strafbeschikking verzet had kunnen worden gedaan.
De zesde afdeling van Titel I van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering
is van overeenkomstige toepassing.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het vierde tot en met
zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
2. Het bezwaarschrift wordt ingediend binnen veertien dagen na de dag waarop het bevel,
bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef, in persoon is betekend, dan wel, indien
toepassing is gegeven aan artikel 2a, tweede lid, binnen veertien dagen na de dag
waarop het celmateriaal is afgenomen. Indien toepassing is gegeven aan artikel 6,
wordt het bezwaarschrift ingediend binnen veertien dagen na de dag waarop de mededeling,
bedoeld in artikel 6, derde lid, is betekend.
3. Als het bevel, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef, niet in persoon is betekend,
wordt het bezwaarschrift ingediend binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid
heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat het bevel de veroordeelde bekend is.
3. Het zesde lid (nieuw) komt als volgt te luiden:
6. Zolang tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel een bezwaarschrift kan
worden ingediend en zolang een ingediend bezwaarschrift niet is ingetrokken of daarop
niet is beslist, wordt op basis van het celmateriaal van de veroordeelde geen DNA-profiel
bepaald. In afwijking van de eerste zin mag van de veroordeelde een DNA-profiel worden
bepaald en verwerkt wanneer het bevel, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef,
niet in persoon is betekend en er veertien dagen zijn verstreken sinds de dag van
de betekening.
4. In het zevende lid (nieuw) wordt «terstond» vervangen door «binnen een week» en wordt
een zin toegevoegd, luidende: Indien van de veroordeelde al een DNA-profiel is verwerkt
en bepaald, moet ook het DNA-profiel dat uit dat celmateriaal is verkregen worden
vernietigd, evenals het verslag van de resultaten van het DNA-onderzoek en andere
gegevens over de veroordeelde die zijn bewaard.
G
In artikel 13 wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef» vervangen door «artikel 2a, eerste
lid».
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 151a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De officier van justitie geeft, ingeval het onderzoek heeft plaatsgevonden aan op
grond van het eerste lid afgenomen celmateriaal, de onderzochte persoon zo spoedig
mogelijk schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek. Indien het onderzoek
heeft plaatsgevonden aan ander celmateriaal, waaronder celmateriaal dat is afgenomen
op grond van artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, geeft hij de verdachte,
indien deze bekend is, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat schriftelijk
kennis van de uitslag van het onderzoek. Buiten het geval, bedoeld in het vierde lid,
wijst hij de verdachte daarbij op het bepaalde in het zesde en zevende lid.
2. In het tiende lid wordt «232» vervangen door «228, vierde lid,».
B
Artikel 151b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een arts, een verpleegkundige of een opsporingsambtenaar neemt het celmateriaal af.
Zo nodig kan de arts of de verpleegkundige daarbij de hulp van een opsporingsambtenaar
inroepen. Celmateriaal in de vorm van wangslijm of haarwortels wordt afgenomen door
een opsporingsambtenaar die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
te stellen eisen. Indien bloed moet worden afgenomen, verricht een arts of een verpleegkundige
de afname.
2. In het vierde lid wordt in de laatste zin, na «of aan celmateriaal, dat» ingevoegd
«op grond van artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is genomen of dat».
C
Na artikel 151b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 151ba
1. Indien al celmateriaal van de verdachte is afgenomen en bewaard op grond van de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden, wordt het onderzoek, bedoeld in artikel 151a, eerste
lid, verricht met dat celmateriaal. Indien het niet gaat om een verdachte van een
misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, tegen wie ernstige bezwaren bestaan,
kan het celmateriaal alleen worden gebruikt met schriftelijke toestemming van de verdachte.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien in het belang van het onderzoek opnieuw
celmateriaal van de verdachte moet worden afgenomen.
D
Artikel 151da wordt als volgt gewijzigd:
1. De derde zin van het eerste lid vervalt.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan worden gegeven in geval van verdenking
van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid. Indien het DNA-onderzoek
wordt verricht met behulp van het merendeel of alle DNA-profielen, die zijn verwerkt
overeenkomstig dit wetboek of een andere wet, kan het bevel alleen worden gegeven
in geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en een van de misdrijven omschreven
in de artikelen 109, 110, 141, tweede lid, onder 1°, 181, onder 2°, 182, 247, 248a,
248b, 249, 281, eerste lid, onder 1°, 290, 300, tweede en derde lid, en 301, tweede
lid, van het Wetboek van Strafrecht en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris
op vordering van de officier van justitie. Indien een DNA-onderzoek als bedoeld in
artikel 151a, eerste lid, leidt tot het vaststellen van verwantschap, kan de officier
van justitie dit resultaat in het opsporingsonderzoek gebruiken.
3. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. DNA-profielen worden slechts verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en
berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het verwerken
van DNA-profielen en celmateriaal.
E
Artikel 195a, vierde lid, komt te luiden:
4. De rechter-commissaris geeft, ingeval het onderzoek heeft plaatsgevonden aan op grond
van het eerste lid afgenomen celmateriaal, de onderzochte persoon zo spoedig mogelijk
schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek. Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden
aan ander celmateriaal, waaronder celmateriaal dat is afgenomen op grond van artikel
2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, geeft hij de verdachte, indien deze
bekend is, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat schriftelijk kennis van
de uitslag van het onderzoek. Buiten het geval, bedoeld in het derde lid, wijst hij
de verdachte daarbij op het bepaalde in artikel 195b.
F
Artikel 195d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een arts, een verpleegkundige of een opsporingsambtenaar neemt het celmateriaal af.
Zo nodig kan de arts of de verpleegkundige daarbij de hulp van een opsporingsambtenaar
inroepen. Celmateriaal in de vorm van wangslijm of haarwortels wordt afgenomen door
een opsporingsambtenaar die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
te stellen eisen. Indien bloed moet worden afgenomen, verricht een arts of een verpleegkundige
de afname.
2. In het vierde lid wordt in de laatste zin, na «of aan celmateriaal, dat» ingevoegd
«op grond van artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is afgenomen of
dat».
G
Na artikel 195d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 195da
1. Indien al celmateriaal van de verdachte is afgenomen en bewaard op grond van de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden, wordt het onderzoek, bedoeld in artikel 195a, eerste
lid, verricht met dat celmateriaal. Indien het niet gaat om een verdachte van een
misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, tegen wie ernstige bezwaren bestaan,
kan het celmateriaal alleen worden gebruikt met schriftelijke toestemming van de verdachte.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien in het belang van het onderzoek opnieuw
celmateriaal van de verdachte moet worden afgenomen.
H
Artikel 195g wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan worden gegeven in geval van verdenking
van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid. Indien het DNA-onderzoek
aan de hand van het merendeel of alle verwerkte DNA-profielen wordt verricht, kan
het bevel alleen worden gegeven in geval van verdenking van een misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en
een van de misdrijven omschreven in de artikelen 109, 110, 141, tweede lid, onder
1°, 181, onder 2°, 182, 247, 248a, 248b, 249, 281, eerste lid, onder 1°, 290, 300,
tweede en derde lid, en 301, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien een
DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 195a, eerste lid, leidt tot het vaststellen van
verwantschap, kan de rechter-commissaris dit resultaat gebruiken bij onderzoekshandelingen
die hij uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 verricht.
2. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. DNA-profielen worden slechts verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en
berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het verwerken
van DNA-profielen en celmateriaal.
ARTIKEL III
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9:11, eerste en derde lid, wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden» vervangen door «artikel 2a, tweede lid, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden».
ARTIKEL IV
De Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt
als volgt gewijzigd:
In artikel 51, eerste en derde lid, wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden» vervangen door «artikel 2a, tweede lid, van de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden».
ARTIKEL V
De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 33, eerste en vierde lid, wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden» vervangen door «artikel 2a, tweede lid, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden».
ARTIKEL VI
De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 22, eerste en derde lid, wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden» vervangen door «artikel 2a, tweede lid, van de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden».
ARTIKEL VII
De Penitentiaire beginselenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 28, eerste en vierde lid, wordt «artikel 2, eerste lid, aanhef, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden» vervangen door «artikel 2a, tweede lid, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden».
ARTIKEL VIII
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.