Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Vos over het sturen van uitkeringen en inkomsten door statushouders en migranten naar hun land van herkomst
Vragen van het lid De Vos (FVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Asiel en Migratie over het sturen van uitkeringen en inkomsten door statushouders en migranten naar hun land van herkomst (ingezonden 14 maart 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Asiel en Migratie en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(ontvangen 26 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2006.
Vraag 1
Bent u bekend met de spanningen die binnen de Eritrese gemeenschap zijn ontstaan met
betrekking tot de Eritrese regering, onder meer wegens de verplichte afdracht van
hun Nederlandse inkomen aan deze regering?1
Antwoord 1
Het kabinet is bekend met spanningen die bestaan tussen personen met een Eritrese
afkomst in Nederland en die zichzelf rekenen tot de Eritrese gemeenschap. Zoals eerder
aangegeven in de beantwoording van vragen van de leden Dobbe en Van Nispen (beiden
SP) is echter het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig
eenduidig. Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een
direct gevolg is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland
op personen van Eritrese afkomst.2
Vraag 2
Hoeveel statushouders en migranten uit Eritrea ontvangen op dit moment Nederlandse
uitkeringen en toeslagen?
Antwoord 2
Het Ministerie van SZW houdt niet alle gevraagde informatie bij. Er zijn verschillende
(openbare) bronnen waarmee een deel van de vraag beantwoord kan worden. Dat zijn de
Dashboard Asiel en Integratie (DAI) en de monitor Statistiek Wet Inburgering (SWI) van het CBS en de factsheet statushouders en gezinsmigranten van Divosa.
Het CBS voert in opdracht van het Ministerie van SZW het DAI en SWI uit. In het DAI
wordt het percentage statushouders met uitkering per specifiek cohort over de tijd
gevolgd na het verkrijgen van een verblijfsvergunning (inclusief mensen met de Eritrese
nationaliteit). In de tabel hieronder worden voor een aantal cohorten de uitkeringspercentages
per verblijfsjaar weergegeven. Op https://dashboards.cbs.nl/v5/asielenintegratie/ zijn alle cohorten vanaf 2014 te vinden. Uit deze gegevens blijkt dat 38% van de
Eritrese statushouders die tussen 1 januari 2014 en medio 2024 asiel in Nederland
hebben gekregen per medio 2024 een uitkering ontvangt. Hieruit blijkt ook dat naarmate
het desbetreffende cohort langer in Nederland verblijft, het aandeel uitkeringsontvangers
daalt.
In de monitor SWI wordt ook gekeken naar uitkeringsafhankelijkheid (bijstand, WW en
arbeidsongeschiktheid) van statushouders, maar hierin worden alleen inburgeringsplichtige
statushouders gevolgd. Een ander verschil met de DAI is dat bij de SWI gekeken wordt
naar uitkeringsafhankelijkheid vanaf het moment van huisvesting. SWI laat zien dat
van 86%van de mensen uit het cohort 2022 drie maanden na huisvesting een uitkering
heeft en 77% van de mensen uit datzelfde cohort 12 maanden na huisvesting een uitkering
heeft.
In de factsheet statushouders en gezinsmigranten van Divosa wordt onder meer gekeken
naar het totaalpercentage van alle statushouders bij elkaar in de bijstand op een
specifiek moment. De meest recente factsheet stamt uit 2023 en daaruit valt op te
maken dat in juni 2022 55,1% van de statushouders een bijstandsuitkering had.
Het is niet mogelijk om de uitgaven aan uitkeringen uit te splitsen naar achtergrondkenmerken
zoals nationaliteit, omdat het uitgekeerde bedrag per individu verschilt.
Tabel: percentage statushouders met een Eritrese nationaliteit met een uitkering per
cohort, per aantal jaar na vergunningverlening
2014
2016
2018
2020
2021
2022
1 jaar
79%
87%
84%
72%
68%
58%
2 jaar
92%
82%
78%
71%
68%
3 jaar
80%
65%
70%
62%
4 jaar
57%
54%
57%
5 jaar
40%
47%
51%
6 jaar
38%
39%
7 jaar
32%
36%
8 jaar
27%
9 jaar
27%
9,5 jaar
28%
Bron:
https://dashboards.cbs.nl/v5/asielenintegratie/
Vraag 3
Hoeveel statushouders en migranten uit andere (Afrikaanse) landen ontvangen op dit
moment Nederlandse uitkeringen en toeslagen?
Antwoord 3
Op basis van de data uit DAI zijn in onderstaande tabel de percentages van mensen
met een uitkering per cohort per aantal jaar na vergunningverlening opgenomen. Het
gaat hierbij om mensen die een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen, inclusief
nareizigers en reguliere gezinsherenigers die zich in deze periode hebben herenigd
met deze statushouders. Zie verder ook het antwoord op vraag 2.
Tabel: percentage statushouders met een uitkering per cohort, per aantal jaar na vergunningverlening
2014
2016
2018
2020
2021
2022
1 jaar
86%
88%
85%
78%
73%
70%
2 jaar
89%
83%
78%
77%
73%
3 jaar
76%
67%
68%
65%
4 jaar
58%
55%
54%
5 jaar
46%
49%
46%
6 jaar
43%
41%
7 jaar
38%
38%
8 jaar
33%
9 jaar
31%
9,5 jaar
30%
Bron:
https://dashboards.cbs.nl/v5/asielenintegratie/
Vraag 4
Kunt u bevestigen of uitkeringen zoals de bijstand, Algemene Ouderdomswet (AOW), kinderbijslag
en huurtoeslag door statushouders en migranten (structureel) worden overgemaakt naar
hun land van herkomst? Zo ja, in welke mate? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken
en bij te houden?
Antwoord 4
Het Ministerie van SZW houdt geen overzicht bij van de besteding van uitkeringen door
ontvangers. Het kabinet is niet voornemens om de besteding van uitkeringen van ontvangers
van uitkeringen in kaart te brengen. Tenzij anders is voorzien in wet- en regelgeving,
geldt voor sociale uitkeringen zoals de AOW dat ontvangers zelf bepalen op welke wijze
het uitgekeerde bedrag wordt ingezet.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel primair is bedoeld
om Nederlandse burgers en inwoners – wanneer zij hier zelf niet toe in staat zijn
– in hun levensonderhoud te voorzien en niet om (familie in) landen van herkomst van
statushouders en migranten te financieren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Het sociale zekerheidsstelsel in Nederland heeft als doel om personen of gezinnen,
die vanwege bepaalde omstandigheden in financiële problemen komen, te helpen. Het
Ministerie van SZW maakt hierbij geen onderscheid naar (land van) herkomst of andere
gronden.
Aan de basis hiervan ligt het gelijkheidsbeginsel, dat stelt dat mensen die in Nederland
verblijven in gelijke gevallen gelijk behandeld worden, en het verbod op discriminatie,
dat ook in artikel 1 van de Grondwet is vastgelegd. Deze beginselen zijn ook op het
sociale zekerheidsstelsel van toepassing.
Vraag 6
Deelt u de mening dat wanneer statushouders en migranten in staat zijn een significant
deel van hun uitkering af te staan aan (familie in) het buitenland, deze uitkering
blijkbaar hoger is dan noodzakelijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Belangrijk uitgangspunt is dat de mensen die in aanmerking komen voor sociale voorzieningen
zelf de verantwoordelijkheid en vrijheid hebben om de uitkering in te zetten waarvoor
deze is bedoeld. Daarom gelden er stringente voorwaarden voor wie gebruik maken wil
maken van sociale voorzieningen in het kader van het sociale zekerheidsstelsel. De
hoogte van uitkeringsbedragen worden op verschillende wijzen vastgesteld. De manier
waarop dit gebeurt is vastgelegd in de wetgeving waarin sociale voorzieningen en sociale
verzekeringen zijn verankerd. Een verlaging van de bijstandsuitkering is bijvoorbeeld
bij wijze van uitzondering alleen mogelijk als algemeen noodzakelijke bestaanskosten
zich naar het oordeel van de gemeente in mindere mate of niet voordoen. Hierbij wordt
geen onderscheid gemaakt naar gronden zoals etnische afkomst (discriminatieverbod).
Vraag 7
Welke concrete maatregelen worden momenteel genomen om te voorkomen dat Nederlands
belastinggeld via uitkeringen en toeslagen belandt bij buitenlandse overheden of mogelijk
buitenlandse terroristische netwerken?
Antwoord 7
De Nederlandse overheid controleert of mensen in het buitenland echt recht hebben
op een uitkering uit Nederland. Als er geen afspraken met een land zijn gemaakt over
de controle van bepaalde uitkeringen dan krijgen mensen in dat land die uitkeringen
meestal niet.3 Mensen die in het buitenland wonen ontvangen bijvoorbeeld geen bijstand uit Nederland.
Daarnaast komt niet iedereen in aanmerking voor het ontvangen van een uitkering of
een toeslag vanwege de voorwaarden die daarvoor gelden en is het de verantwoordelijkheid
van de ontvanger van een uitkering of toeslag om deze in te zetten waarvoor deze bedoeld
is (zie ook antwoord op vraag 6).
Daarnaast helpen verschillende bestaande maatregelen om te voorkomen dat geld vanuit
Nederland kan worden gebruikt om terrorisme te financieren. Bij de bestrijding van
terrorismefinanciering ligt de focus niet zozeer op de herkomst van het geld, maar
op de bestemming ervan.4 De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) heeft als
doel witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Het is verplicht voor meldingsplichtige
instellingen (zoals financiële instellingen, banken, makelaars, notarissen, advocaten)
om cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te melden bij de
Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU). Indien er aanwijzingen zijn voor de financiering
van terrorisme, kunnen deze door het OM worden onderzocht op aanknopingspunten voor
een strafrechtelijk onderzoek. Op grond van resolutie 1373 van de Verenigde Naties
kan door Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën
en de Minister Justitie en Veiligheid, een nationale bevriezingsmaatregel worden opgelegd
(plaatsing op de nationale sanctielijst terrorisme) wanneer het gegronde vermoeden
bestaat van terroristische activiteiten of ondersteuning daarvan. Het gevolg van de
maatregel is dat de financiële tegoeden van de personen en organisaties die op de
lijst staan moeten worden bevroren door financiële instellingen. Tegelijkertijd is
het verboden voor anderen om financiële tegoeden en op geld waardeerbare middelen
aan deze personen of organisaties ter beschikking te stellen. De nationale bevriezingsmaatregel
is complementair aan plaatsing op de EU terrorismelijst en de uitgebreide VN financiële
sancties.
Vraag 8
In wlke mate draagt het huidige beleid bij aan de belastingdruk voor Nederlandse burgers
en de houdbaarheid van onze voorzieningen?
Antwoord 8
Dat is niet bekend. Zoals aangegeven bij vraag 4 wordt er door het Ministerie van
SZW ook geen overzicht bijgehouden van de besteding van uitkeringen en toeslagen door
de ontvangers.
Op basis van beschikbare gegevens is het ook niet mogelijk om gefundeerde uitspraken
te doen op welke wijze het gemaakte keuzes die ten grondslag liggen aan het sociale
zekerheidsstelsel zich verhouden tot de belastingdruk in Nederland en de houdbaarheid
van bestaande voorzieningen.
Vraag 9
Bent u bereid om de regels rondom uitkeringen aan statushouders en migranten te verscherpen,
bijvoorbeeld door te korten op de verstrekte uitkering of toeslag? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 9
Dit is niet mogelijk. Het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de Grondwet
om onderscheid te maken tussen Nederlanders en migranten of statushouders als het
gaat om de vormgeving en rechten op sociale zekerheid. Dat neemt niet weg dat het
woonlandbeginsel onverminderd van toepassing blijft, zoals vastgelegd in de Wet woonlandbeginsel
in de sociale zekerheid. Het woonlandbeginsel ziet er op toe dat voor een aantal uitkeringen
en toeslagen de hoogte van een uitkering in verhouding staat tot het kostenniveau
van het land waar de ontvanger woont. Op die manier houdt het kabinet toezicht op
de export van uitkeringen naar landen buiten de EU, EER en Zwitserland.
Vraag 10
Hoe kijkt u in het licht van vraag 9 naar het remigratiebeleid? Bent u bijvoorbeeld
bereid statushouders en migranten die hun financiële focus op hun land van herkomst
leggen, aan te moedigen om daar vrijwillig doch permanent naartoe terug te keren?
Antwoord 10
Het Ministerie van SZW kent een remigratieregeling voor bepaalde doelgroepen uit bepaalde
landen waarmee Nederland arbeid gerelateerde historische banden heeft, alsook voor
vluchtelingen.
In 2017 is besloten deze regeling met ingang van 2025 in te trekken, omdat deze niet
meer paste bij het streven om zoveel mogelijk arbeidskrachten voor de Nederlandse
arbeidsmarkt te behouden. Een andere reden hiervoor was dat remigratie een weloverwogen
(persoonlijke en financiële) keuze is van personen die daartoe willen overgaan en
deze personen hiervoor zelf maatregelen dienen en vaak ook kunnen treffen.
Daarmee is de regeling vanaf 2025 uit gefaseerd, zodat er geen nieuwe instroom meer
mogelijk is. Als gevolg hiervan, maar ook vanwege het doel waarvoor deze remigratieregeling
oorspronkelijk is ingesteld, is het niet (meer) mogelijk om deze regeling in te zetten.
Overigens kunnen mensen die zelfstandig vertrekken uit Nederland nog wel in aanmerking
komen voor vertrekondersteuning (basisvertrekondersteuning en in sommige gevallen
ook herintegratieondersteuning).
Deze ondersteuning bestaat uit extra financiële ondersteuning en/of ondersteuning
in natura, om het mogelijk te maken een nieuw bestaan op te bouwen in het land van
herkomst en wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Dienst Terugkeer
en Vertrek van het Ministerie van Asiel en Migratie.5
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.