Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Reactie op verzoek commissie over concrete actie m.b.t. het onderzoek over effecten van behandelingen en medicatie op vrouwen (Kamerstuk 31765-912)
2025D24023 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 7 april 2025 inzake Reactie op verzoek van de commissie
over concrete actie m.b.t. het onderzoek over effecten van behandelingen en medicatie
op vrouwen (Kamerstuk 31 765, nr. 912).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II.
Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
verzoek van de commissie over concrete actie m.b.t. het onderzoek over effecten van
behandelingen en medicatie op vrouwen en hebben hierover geen aanvullende vragen en/of
opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over concrete acties met betrekking tot het onderzoek over effecten van behandelingen
en medicatie op vrouwen. Zij zouden allereerst willen zeggen dat zij blij zijn dat
er aandacht is voor vrouwen en hun gezondheid. Er is helaas nog te weinig kennis over
en onderzoek naar problemen die vrouwen hebben, zoals bijvoorbeeld endometriose, Polycysteus
Ovarium Syndroom (PCOS) en overgangsproblemen. Ook worden vrouwen nog steeds te vaak
niet serieus genomen op het moment dat zij problemen hebben met hun gezondheid of
zorgen hebben over hun gezondheid. Genoemde leden zijn daarom erg blij dat het Erasmus
Medisch Centrum, The Netherlands Women’s Health Research & Innovation Center heeft
geopend. Daarnaast zijn er ook nog andere instituten en organisaties die zich bezig
houden met vrouwengezondheid en onderzoek daarnaar. Kan de Minister een overzicht
aanleveren van welke onderzoeksinstellingen, ziekenhuizen, instituten, etc. in Nederland
zich bezig houden met vrouwengezondheid en onderzoek daarnaast? Kan daarbij ook worden
toelichten om welke activiteiten dit gaat?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister steeds meer activiteiten
ziet plaatsvinden in het veld. Kan de Minister een overzicht aanleveren van alle activiteiten
die momenteel plaatsvinden met betrekking tot vrouwengezondheid en onderzoek daarnaar?
Welke rol heeft het kennisprogramma van ZonMw tot nu toe hierin gehad? Kan de Minister
ook reflecteren op de effecten die dit heeft op het maatschappelijke dialoog en het
bewustzijn omtrent vrouwengezondheid?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in de richtlijnen voor geneesmiddelenontwikkeling
is opgenomen dat effecten van sekse onderzocht moeten worden bij de ontwikkeling van
nieuwe geneesmiddelen. Dit vinden zij ook belangrijk. Zij zien echter ook dat niet
alleen geneesmiddelen een ander effect kunnen hebben, maar ook bepaalde ziektebeelden
en aandoeningen, met als gevolg dat vrouwen niet tijdig de juiste diagnose ontvangen.
Zo zien we dat hartproblemen, maar ook autisme en AD(H)D zich anders presenteren in
vrouwen ten opzichte van mannen. Welke maatregelen neemt dit kabinet om meer bewustzijn
te creëren over de wijzen waarop aandoeningen zich anders kunnen presenteren in vrouwen
ten opzichte van mannen? Daarnaast is er ook erg weinig bekend over mentaal welzijn
bij vrouwen en ervaren vrouwen vaak dat zij niet serieus genomen worden als zij hulp
proberen te krijgen hiervoor. Hoe reflecteert de Minister hierop? Hoe kijkt de Minister
naar het feit dat vrouwen in hun leven bijna twee keer vaker de diagnose van een depressieve
stoornis krijgen ten opzichte van mannen? Deelt de Minister de mening dat het van
belang is dat er goed onderzoek wordt verricht naar het mentaal welzijn van vrouwen
en de genderverschillen in mentale gezondheid? Welke rol ziet de Minister voor zichzelf
in het aanjagen van onderzoek naar oorzaken voor genderverschillen in mentale gezondheid?
Welke stappen gaat de Minister zetten om de genderverschillen op het gebied van mentale
gezondheid te verkleinen en de effectiviteit van behandelingen binnen de jeugd-GGZ
te verbeteren en voor meisjes in het bijzonder? Hoe kijkt de Minister naar het feit
dat op de basisschool het percentage leerlingen met emotionele problemen ruim twee
keer zo hoog is bij meisjes als bij jongens (33% ten opzichte van 14%) en in het voortgezet
onderwijs zelfs ruim drie keer zo hoog (44% ten opzichte van 13%)? Welke concrete
maatregelen neemt de Minister om bijvoorbeeld het taboe rondom postpartum depressie
en psychose te verminderen en om vrouwen voor te lichten over de opties voor hulp
bij postpartum depressie en psychose?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich tevens zorgen dat er nog onvoldoende
aandacht is voor preventie en genderverschillen hierin. Zo is er bij vrouwenvoetbal
meer kans op blessures en lopen voetballende vrouwen vaker een hersenschudding op
bij koppen dan mannen. Deze leden maken zich ernstig zorgen over het feit dat bij
preventie, in het bijzonder bij sport en het maken van sportmaterialen, vaak het mannelijke
lichaam als uitgangspunt wordt genomen. Hierdoor wordt er vaak niet goed rekening
gehouden met vrouwen en dit kan negatieve gevolgen hebben. Is de Minister voornemens
om onderzoek met betrekking tot vrouwen en sport te stimuleren? Zo ja, op welke concrete
wijze zal zij dit doen? Op welke wijze worden vrouwen en trainers momenteel ingelicht
over de risico’s op sportblessures, met name blessures waar vrouwen een grotere kans
op hebben, zoals bijvoorbeeld kruisbandletsel? Op welke manier wordt er bewustzijn
gecreëerd over blessurepreventie-oefeningen die de kans op veel voorkomende blessures
bij vrouwen verkleinen? Op welke wijze zou de Minister het gebruik van deze oefeningen
kunnen stimuleren bij sportclubs?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook zorgen over de beschikbaarheid
en toegankelijkheid van betrouwbare informatie over anticonceptie voor vrouwen. Zo
hebben deze leden eerder aandacht gevraagd voor de opeenstapelende problemen bij het
Ballerine-spiraaltje. Genoemde leden vinden het verschrikkelijk dat het spiraaltje
slecht of maar deels verwijderd kon worden bij vrouwen waarbij het spiraaltje is ingegroeid
en dat zij als gevolg hiervan nu mogelijk vruchtbaarheidsproblemen kunnen krijgen.
Daarom vragen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie aan de Minister om direct actie
te nemen door erop toe te zien dat vrouwen proactief persoonlijk benaderd worden om
het Ballerine-spiraaltje te laten verwijderen, bij voorkeur bij een zorgverlener die
veel ervaring heeft met het verwijderen van dit type spiraal. Genoemde leden zouden
tevens graag meer actie en gevoel van urgentie willen van de Minister om dit soort
situaties in de toekomst te voorkomen. Hiervoor is onafhankelijke informatie over
de betrouwbaarheid van anticonceptie, ook bij spiraaltjes die geclassificeerd worden
als medisch hulpmiddel, van groot belang.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben onlangs de oproep gelezen van organisaties
zoals WOMEN Inc. aan de Kamer en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Kan de Minister op ieder van de aanbevelingen apart reageren en toelichten op welke
wijze zij wordt meegenomen in de Nationale Strategie Vrouwengezondheid? Kan de Minister
tevens nader kunnen toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering
van de motie van de leden Slagt-Tichelman en Westerveld over het werkveld faciliteren
bij een pilot om AI in te zetten als hulpmiddel bij bevolkingsonderzoek naar borstkanker
bij vrouwen met dicht klierweefsel?1 Kan de Minister hierbij ook reageren op het nieuws dat een verkorte MRI-scan om borstkanker
op te sporen net zo goed werkt?2 Kan de Minister ook nader toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot
de uitvoering van de motie van het lid Slagt-Tichelman over meer aandacht voor vrouwspecifieke
klachten zoals nicheklachten na een keizersnede?3 Zou de Minister ook nader kunnen toelichten wat de huidige stand van zaken is met
betrekking tot de uitvoering van de motie van het lid Slagt-Tichelman c.s. over meer
stappen zetten om pijnbehandeling bij het plaatsen van een spiraaltje mogelijk te
maken?4
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over concrete
actie met betrekking tot het onderzoek over effecten van behandelingen en medicatie
op vrouwen. Wat deze leden betreft is vrouwengezondheid al te lang een onderbelicht
onderwerp. Daarom vroegen zij eerder al om een Nationale Strategie Vrouwengezondheid
en hebben zij een commissiedebat hierover geagendeerd. De leden van de VVD-fractie
zijn blij met de groeiende aandacht voor het onderwerp, maar zien tegelijkertijd dat
er nog genoeg te doen is. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Het initiatief van het Erasmus Medisch Centrum wordt door de leden van de VVD-fractie
gewaardeerd. Zij lezen dat er in ziekenhuizen en universitair medische centra (umc’s)
behoefte is aan bundeling en samenhang. Hoe wordt versnippering voorkomen? Op welke
manier speelt het kennisprogramma van ZonMw een rol in uitwisseling van kennis en
data en door wie of wat wordt deze kennisdeling gecoördineerd? Daarnaast vragen deze
leden naar het tussentijds rapport over de impact en opbrengsten van de Taakopdracht
Gender en Gezondheid. Klopt het dat dit niet aan de Kamer is gestuurd?
Eerder riep de Minister de academische centra en tweedelijnsziekenhuizen op om de
vrouwspecifieke zorg «voldoende prioriteit» te geven. De leden van de VVD-fractie
vragen of de Minister kan toelichten wat zij daarmee bedoelt. Welke concrete verwachtingen
heeft de Minister hierbij richting deze instellingen?
De leden van de VVD-fractie vragen regelmatig meer aandacht voor sekseverschillen
als het gaat om geneesmiddelenonderzoek. Symptomen, maar ook het verloop van bepaalde
ziektes, bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, zijn anders bij vrouwen dan bij mannen.
Genoemde leden lezen dat dit in richtlijnen is opgenomen, maar vragen in hoeverre
dit in de praktijk wordt uitgevoerd. Op welke manier wordt hierop toegezien, bijvoorbeeld
in de beoordeling voor de toelating van nieuwe geneesmiddelen? En hoe wordt de inclusie
van vrouwen van verschillende leeftijden in dergelijke studies gereguleerd?
Ook bij oudere geneesmiddelen kunnen verschillen in werking tussen seksen aan het
licht komen, geeft de Minister aan. De leden van de VVD-fractie herkennen dit en vragen
waar deze inzichten toe hebben geleid als het gaat om richtlijnen, doseringen maar
ook informatievoorziening richting de zorgprofessionals en patiënten.
Tijdens het rondetafelgesprek in de Kamer d.d. 23 april jl. werd gesproken over genderverschillen
en hoe ook deze invloed hebben op de communicatie met vrouwen over klachten en de
reactie daarop. In hoeverre is er in de medische opleidingen en nascholing aandacht
voor deze aspecten? En als het gaat om preventie en leefstijlpreventie, in hoeverre
is er voldoende kennisontwikkeling en aandacht daarvoor? Krijgt dit alles een plek
in de Nationale Strategie Vrouwengezondheid?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat ruim 30% van de vrouwen gehinderd
wordt door vrouwspecifieke aandoeningen, met substantiële gevolgen voor werk en ziekteverzuim.
In hoeverre wordt in de Nationale Strategie Vrouwengezondheid aandacht besteed aan
arbeidsparticipatie? Wordt hierin samengewerkt met het Ministerie van SZW om gezondheidsbelemmeringen
op de werkvloer te signaleren en aan te pakken? Op welke wijze worden vrouwen ondersteund
om, ook bij gezondheidsproblemen, aan het werk te blijven of terug te keren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op verzoek van de
commissie over concrete actie m.b.t. het onderzoek over effecten van behandelingen
en medicatie op vrouwen. Deze leden merken op dat de Minister aangeeft dat er in het
veld steeds meer activiteiten plaatsvinden en dat er behoefte is aan bundeling en
samenhang. Kan de Minister toelichten op welke manier zij deze bundeling en samenhang
wil realiseren? Welke stappen worden hiervoor genomen, en welke partijen worden hierbij
betrokken?
Daarnaast lezen deze leden dat de Minister spreekt over een noodzakelijke inhaalslag.
Kan zij toelichten welke doelen zij daarbij dit jaar nog nastreeft? Wanneer moet die
inhaalslag zichtbaar zijn volgens de Minister?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de brief van de
Minister over de kwaliteit van zorg. Daartoe hebben deze leden verdere vragen.
De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat er meer onderzoek komt
naar het verschil van effecten van behandelingen en medicatie op mannen en vrouwen.
Daarnaast vinden deze leden het ook erg belangrijk dat er meer kennis en bewustwording
ontstaat over verschillende sekse- en genderspecifieke ziektebeelden. Het gebeurt
nog te vaak dat vrouwen onjuist gediagnosticeerd worden, met alle gevolgen van dien.
De leden van de D66-fractie zijn blij om te lezen dat de Minister aandacht besteedt
aan dit onderwerp.
In haar brief erkent de Minister dat ruim 30% van vrouwen met vrouwspecifieke aandoeningen
zoveel hinder ervaart dat het dagelijks functioneren en werk hierdoor negatief beïnvloed
worden. Dit heeft grote gevolgen voor het ziekteverzuim en brengt aanzienlijke maatschappelijke
kosten met zich mee, die worden geschat op enkele miljarden euro’s per jaar. Echter
speelt dit probleem niet alleen bij vrouwspecifieke aandoeningen: ook bij negatieve
gevolgen van medicatie die niet naar behoren werkt of bij onjuiste diagnoses speelt
dit een rol. Daartoe vragen de leden van de D66-fractie of de Minister bereid is een
maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te laten voeren die de bredere impact van
sekseverschillen in diagnostiek en medicatiegebruik in kaart brengt. Daarnaast vragen
deze leden of er een inschatting van de kosten kan worden gemaakt van verzuimkosten
als gevolg van onjuiste diagnoses of negatieve gevolgen van medicatie die niet naar
behoeve werkt, als gevolg van verschillende werking op mannen en vrouwen.
Voor 7 op de 10 geneesmiddelen is het onduidelijk of het gebruik veilig is tijdens
de zwangerschap. Dit kan veel nadelige gevolgen hebben, zowel voor vrouwen die ervoor
kiezen om deze geneesmiddelen toch te blijven gebruiken, als voor vrouwen die ervoor
kiezen om van het gebruik af te zien. De leden van de D66-fractie vinden het schrijnend
dat deze kennis nog steeds ontbreekt. Daartoe vragen deze leden of er binnen de ZonMw-agenda
ruimte is voor (onderzoek naar) medicijnveiligheid tijdens zwangerschap. Daarnaast
vragen deze leden of de Minister voornemens is hier actie op te ondernemen.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of zorgprofessionals momenteel voldoende
worden opgeleid in het herkennen van vrouwspecifieke symptomen van aandoeningen zoals
hart- en vaatziekten of ADHD. Indien dat niet het geval is: welke acties overweegt
de Minister om deze kennis structureel te verbeteren in opleidingen en bij- en nascholing?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op verzoek van de
commissie over concrete actie m.b.t. het onderzoek over effecten van behandelingen
en medicatie op vrouwen. Genoemde leden hebben geen vragen aan de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
de commissie over concrete actie m.b.t. het onderzoek over effecten van behandelingen
en medicatie op vrouwen. Zij hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie benadrukken dat er met name bij geneesmiddelen die niet
recent zijn ontwikkeld nog veel gebrek aan kennis is over de werking in vrouwenlichamen,
omdat deze enkel op mannenlichamen zijn getest. Genoemde leden lezen in de brief «[n]adat
een geneesmiddel op de markt is, [...] effectiviteit en bijwerkingen [worden] geëvalueerd.
Voor oudere geneesmiddelen kunnen op die manier ook verschillen in werking tussenseksen
aan het licht komen.» Zij vragen in hoeverre daarbij ook expliciet onderzoek wordt
gedaan naar sekseverschillen, of dat dit enkel wordt bekeken wanneer dit toevallig
aan het licht komt. Bij hoeveel geneesmiddelen heeft dit inmiddels geleid tot aangepaste
samenstellingen, doseringen en/of gebruiksvoorschriften voor vrouwen?
De leden van de SP-fractie stellen dat niet alleen de overheid en zorgpartijen hun
verantwoordelijkheid moeten nemen als het gaat om passendere behandelingen en geneesmiddelen
voor vrouwen, maar ook de farmaceutische industrie. Die heeft namelijk een belangrijke
rol gehad bij het onvoldoende testen en afstemmen van geneesmiddelen voor vrouwen,
maar maakt ondertussen daarmee wel miljardenwinsten. Is de Minister bereid om ook
stappen te nemen om de farmaceutische industrie diens verantwoordelijkheid te laten
nemen om geneesmiddelen beter af te stemmen op vrouwenlichamen?
De leden van de SP-fractie benadrukken dat het voor het beter afstemmen van nieuwe
behandelingen en geneesmiddelen op vrouwenlichamen het essentieel is dat er ook voldoende
vrouwen meedoen aan klinische onderzoeken en deze deelname ook afmaken. Dit lijkt
echter in de praktijk vaak niet het geval te zijn. Welke stappen is de Minister van
plan te zetten om hierin verandering te brengen?
De leden van de SP-fractie zijn positief over het feit dat er wordt gewerkt aan een
Nationale Strategie Vrouwengezondheid. Zij hebben nog wel vragen over wat precies
de opzet daarvan is. In hoeverre wordt daarbij ook ingegaan op de interactie met andere
vormen, zoals sociaaleconomische gezondheidsverschillen, waar de Kamer om heeft verzocht
via de motie Dobbe c.s.?5 In hoeverre wordt er in de strategie ook tegemoet gekomen aan de prioriteiten die
zijn gesteld door de organisaties die in eerste instantie de oproep voor een Nationale
Strategie Vrouwengezondheid hebben gedaan?6
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.