Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over hervorming van de Europese elektriciteitsmarkt en het oprichten van een e-faciliteit
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over hervorming van de Europese elektriciteitsmarkt en het oprichten van een e-faciliteit (ingezonden 9 april 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 26 mei 2025). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2004.
Vraag 1
Bent u bekend met het stuk «The future of the supply and pricing of electricity in the EU»1 van het European Economic and Social Committee (EESC) met daarin onder andere het
voorstel voor het oprichten van een e-faciliteit?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat hervorming van de Europese elektriciteitsmarkt zich naast het
doel van klimaatneutraliteit in 2050 ook moet richten op het borgen van leveringszekerheid
en stabiele en betaalbare prijzen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, het kabinet deelt deze mening. Het in balans houden van de publieke belangen van
duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid vormt de basis van zowel Europees
als nationaal beleid ten aanzien van de elektriciteitsmarkt.
Vraag 3
Deelt u tevens de mening dat deze doelen alleen kunnen worden behaald met een combinatie
van overheidsoptreden en marktmechanismen?
Antwoord 3
Ja, het kabinet deelt deze mening. De ordening en regulering van de elektriciteitsmarkt
– die veelal in Europese wetgeving zijn vastgelegd – vormen een belangrijke basis
voor een goed functionerende elektriciteitsmarkt. Markt en overheid vervullen daar
beide een belangrijke rol in. Marktmechanismen hebben een belangrijke rol in die zin
dat ze zorgen voor concurrentie, efficiënte prijsvorming en keuzevrijheid voor consumenten.
Dit komt de betaalbaarheid van het energiesysteem ten goede. Dit wordt ook onderschreven
door Strategy& in het onderzoek naar borging van de publieke belangen in de energiesector2, waarover de Minister voor Klimaat en Energie de Kamer in september 2023 heeft geïnformeerd.
De overheid is verantwoordelijk voor de ordening en regulering van de energiemarkt
en het toezicht daarop om zo eventuele negatieve effecten van marktwerking te mitigeren.
Gerichte overheidsinterventies worden ingezet om de publieke belangen te borgen.
Vraag 4
In hoeverre en op welke wijze zou het oprichten van een e-faciliteit, een van overheidswege
opgericht bedrijf dat op de elektriciteitsmarkt als marktmaker fungeert met als doel
klimaatneutraliteit, voorzieningszekerheid en het realiseren van stabiele en betaalbare
prijzen, daarbij volgens u een rol kunnen spelen?
Antwoord 4
Het oprichten van een e-faciliteit zoals deze wordt beschreven in het genoemde EESC-rapport
ziet het kabinet als een zeer vergaande wijziging van het huidige marktmodel voor
de elektriciteitsmarkt. Dit marktmodel is gebaseerd op vrije concurrentie en prijsvorming.
Dit model heeft de afgelopen decennia een grote welvaartswinst opgeleverd voor Europa
en Nederland. Het kabinet acht het risicovol om over te stappen naar een model waarbij
de overheid een bedrijf opricht dat op de elektriciteitsmarkt als «marktmaker» gaat
functioneren, waarbij de toegevoegde waarde hiervan niet evident is. Het kabinet ziet
daarom, in de context van de huidige goed functionerende Europese elektriciteitsmarkt
en de interventiemogelijkheden die het kabinet op dit moment al tot zijn beschikking
heeft, geen reden tot het oprichten van een e-faciliteit. Wel werkt het kabinet aan
de vormgeving van nieuw beleid om de leveringszekerheid op langere termijn te borgen,
zoals aangegeven in de recente Kamerbrief over leveringszekerheid3 naar aanleiding van de gepubliceerde Monitor Leveringszekerheid (MLZ) van TenneT4. Het invoeren van een capaciteitsmechanisme is hierbij één van de beleidsopties die
overwogen wordt. In deze afwegingen wordt ook betaalbaarheid als een belangrijke factor
meegenomen.
Vraag 5 en 6
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om een dergelijke e-faciliteit (met financiële
steun van de staat of via rechtstreeks staatseigendom) via aanbestedingsprocedures
langetermijncontracten af te laten sluiten met elektriciteitsproducenten en deze elektriciteit
vervolgens te verkopen aan distributiebedrijven en/of rechtstreeks aan grote elektriciteitsgebruikers?
In hoeverre ziet u het model van de e-faciliteit als een goede manier om de grote
risico’s die producenten en afnemers van groene elektriciteit nu lopen te verminderen
en daarmee ook de kosten van de energietransitie te verlagen?
Antwoord 5 en 6
Het kabinet ziet geen reden om aan te nemen dat een dergelijke e-faciliteit beter
in staat is om langetermijnrisico’s te beperken dan momenteel door marktpartijen met
bestaande instrumenten wordt gedaan. Op dit moment hebben zowel producenten als afnemers
van elektriciteit verschillende mogelijkheden om langetermijncontracten af te sluiten,
bijvoorbeeld via elektriciteitsbeurzen of door gebruik te maken van Power Purchase Agreements (PPA’s) tussen producenten en afnemers. Deze contracten bevatten een marktconforme
risicopremie die representatief is voor het risico op lange termijn dat marktpartijen
wensen af te dekken. Ook de huidige SDE++ dekt een groot deel van het prijsrisico
af voor wind- en zonprojecten. Het kabinet is daarmee van mening dat marktpartijen
al voldoende mogelijkheden hebben om langetermijnrisico’s af te dekken.
Dit neemt niet weg dat het kabinet positief staat tegenover het versterken van de
Europese langetermijnmarkten. In de herziening van de elektriciteitsverordening die
in 2024 in werking is getreden (EMD-pakket), is hier al een aanzet voor gedaan. Een
aantal van de voorstellen gericht op versterking van Europese lange termijnmarkten
zal nader uitgewerkt worden in de herziening van de EU Forward Capacity Allocation Regulation (FCA-verordening) die in 2026 wordt verwacht.
Vraag 7
Wat is uw visie op de mogelijkheid om de e-faciliteit te laten bieden op specifieke
elektriciteitsbronnen, om een optimale mix te bereiken waarmee de vereiste CO2-reductie voor de elektriciteitsmarkt kan worden gehaald? Acht u deze mogelijkheid
haalbaar en wenselijk?
Antwoord 7
Via het Europese ETS en ander overheidsbeleid wordt gestuurd op een zo efficiënt mogelijke
CO2-reductie waarbij eerlijke concurrentie centraal staat om kosten te minimaliseren.
Het huidige model maakt hierbij geen onderscheid tussen verschillende technologieën
(technologieneutraliteit), iets wat ook door Europese regelgeving geborgd wordt. Het
laten bieden op specifieke elektriciteitsbronnen, zoals voorgesteld in het EESC-rapport,
lijkt te impliceren dat bepaalde bronnen de voorkeur krijgen boven andere. Het kabinet
geeft er de voorkeur aan om vast te houden aan het genoemde uitgangspunt van technologieneutraliteit.
Het stimuleren van specifieke technologieën kan bovendien een negatief effect hebben
op nieuwe innovatieve technologieën, die door de voorkeurspositie van bestaande technologieën
minder kans zouden maken op eerlijke toetreding tot de markt.
Vraag 8
Kunt u reageren op de drie door het EESC geschetste fasen van het hervormen van elektriciteitsmarkt
en de rol die een e-faciliteit in elke fase kan spelen:
– «in fase 1 (nu tot 2030) zal de e-faciliteit haar portefeuille uitbreiden met een
gewenste mix van (CO2-vrije) elektriciteitsopwekking. Gedurende deze periode zal de handel in elektriciteit
plaatsvinden op basis van day-aheadprijzen, maar zal de invloed van de e-faciliteit
op de markt toenemen;
– in fase 2 (2030–2040) zal de e-faciliteit haar positie als marktmaker bereiken en
een passend deel van de aanbodzijde van de markt door middel van leveringscontracten
controleren. De rol van day-aheadhandel zal in deze periode veranderen ten gevolge
van de positie van de e-faciliteit als marktmaker;
– in fase 3 (2040–2050) zal de e-faciliteit de aanbodzijde van elektriciteit optimaliseren
om vanaf 2050 een duurzame langetermijnlevering van elektriciteit met een nettonuluitstoot
van broeikasgassen op een stabiel en voorspelbaar prijsniveau te waarborgen»?
Antwoord 8
Zoals benoemd in vraag 4 en 5, is het kabinet geen voorstander van het oprichten van
een e-faciliteit. Om deze reden vindt het kabinet het niet opportuun om te reflecteren
op de rol die een e-faciliteit kan spelen in de geschetste fasen.
Vraag 9
Deelt u het pleidooi van het EESC voor EU-brede coördinatie over hoe voor de laagst
mogelijke en meest stabiele energieprijzen kan worden gezorgd en coördinatie tussen
lidstaten over de vereiste capaciteit, de netwerkinfrastructuur en de aanvullende
energiemix? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ja, het kabinet hecht veel waarde aan een brede coördinatie binnen de EU over deze
vraagstukken van capaciteit, infrastructuur en de energiemix. Gegeven de onderlinge
verbondenheid binnen de Europese elektriciteitsmarkt is het kabinet voorstander van
Europese afstemming. Coördinatie op Europees niveau bevordert lage en stabiele prijzen.
Deze afstemming krijgt ook steeds meer vorm op het niveau van de Europese Unie, op
bilateraal niveau, maar ook binnen de regionale energiesamenwerking in het Pentalaterale
Forum en de North Sea Energy Cooperation (NSEC).
Vraag 10
Welke rol zou coördinatie tussen nationale e-faciliteiten in overheidsbezit op EU-niveau
kunnen spelen in het verder harmoniseren en optimaliseren van de Europese elektriciteitsmarkt?
Antwoord 10
Het kabinet heeft geen signalen ontvangen dat in andere lidstaten wordt gewerkt aan
het oprichten van een e-faciliteit. Om die reden vindt het kabinet het niet opportuun
om een oordeel te vellen over de mogelijke coördinatie tussen dergelijke nationale
e-faciliteiten.
Vraag 11
Klopt het dat het uiteindelijk aan EU-lidstaten zelf is om te beslissen of zij al
dan niet een e-faciliteit op willen zetten?
Antwoord 11
In beginsel is dit aan lidstaten zelf. Het instellen van een e-faciliteit zoals voorgesteld
in het EESC-rapport zou echter een fundamentele wijziging van het huidige marktmodel
van de Europese elektriciteitsmarkt betekenen. Elektriciteitsmarkten zijn binnen de
EU sterk geïntegreerd; om die reden is het niet aannemelijk dat lidstaten zelfstandig
zullen kiezen voor het inrichten van een e-faciliteit.
Vraag 12
Wat zijn de belangrijkste afwegingen die gemaakt moeten worden indien Nederland zou
overwegen om een e-faciliteit op te richten en welke eventuele obstakels bestaan daarvoor?
Antwoord 12
De belangrijkste afweging die gemaakt dient te worden, is of het oprichten van een
e-faciliteit de borging van de publieke belangen rondom betaalbaarheid, duurzaamheid
en betrouwbaarheid in de energiesector ten goede zou komen, en een verbetering ten
opzichte van de huidige situatie teweeg zou brengen. Hiervan is het kabinet niet overtuigd
en het rapport van het EESC geeft hier onvoldoende onderbouwing voor. Het rapport
van Strategy& uit 2023 waarnaar het antwoord op vraag 3 verwijst, laat duidelijk zien
dat het huidige marktmodel goed in staat is geweest om deze publieke belangen te borgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.