Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Heite over het screenen van wetenschappers en studenten door hogeronderwijsinstellingen omwille van de nationale veiligheid en wie dit moet bekostigen
Vragen van het lid Heite (Nieuw Sociaal Contract) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Justitie en Veiligheid, van Defensie en van Economische Zaken over het screenen van wetenschappers en masterstudenten door hoger onderwijsinstellingen omwille van de nationale veiligheid en wie dit moet bekostigen (ingezonden 10 april 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Ministers
van Justitie en Veiligheid, van Defensie en van Economische Zaken (ontvangen 23 mei
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1983.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Screeningswet gaat universiteiten tientallen miljoenen
kosten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het wetsvoorstel screening kennisveiligheid als voornaamste doel heeft
het verminderen van risico's voor de nationale veiligheid?
Antwoord 2
Ja, dit klopt. De aanpak kennisveiligheid maakt onderdeel uit van de Rijksbrede Veiligheidsstrategie
voor het Koninkrijk der Nederlanden en de brede aanpak tegen statelijke dreigingen.2
3 Doel van het wetsvoorstel is het voorkomen van ongewenste kennis- en technologieoverdracht
via onderzoekers, studenten en technisch ondersteunend personeel, die toegang krijgen
tot sensitieve technologie aan Nederlandse kennisinstellingen. De screening is het
sluitstuk van het kennisveiligheidsbeleid en onderdeel van een breder pakket aan beleidsmaatregelen
op nationaal niveau waarmee risico’s voor de nationale veiligheid worden verminderd
en de weerbaarheid van kennisinstellingen en Nederland wordt vergroot.
Vraag 3
Erkent u dat kennisveiligheid inderdaad een gezamenlijk nationaal belang dient en
dat dit weerspiegeld moet worden in de wijze waarop de verantwoordelijkheden en de
financiering hiervan maatschappelijk worden geregeld?
Antwoord 3
Ja, met de ontwikkeling van het kennisveiligheidsbeleid wordt een bijdrage geleverd
aan de nationale veiligheid. Het kabinet zet met een overheidsbrede en maatschappijbrede
aanpak in op de bescherming van de nationale veiligheid. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid
is terug te zien in de verdeling van de financiële lasten voor de beleidsontwikkeling
omtrent kennisveiligheid. Deze verdeling wordt binnen de Rijksoverheid gehanteerd en tussen de Rijksoverheid en de kennissector. De uitvoeringskosten van de wet screening kennisveiligheid
worden bijvoorbeeld gedeeltelijk betaald met middelen die eerder zijn toebedeeld onder
de noemer Justitie en Veiligheid. Deze middelen zijn al overgeboekt naar OCW. Dit
is een voorbeeld waarbij binnen de Rijksoverheid financiële invulling gegeven wordt
aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid.
In de aanpak kennisveiligheid slaan de Rijksoverheid en de kennissector de handen
ineen om de nationale veiligheid adequaat te beschermen. In de ontwikkeling van het
beleid is deze gedeelde verantwoordelijkheid ook zichtbaar. De verschillende beleidsinstrumenten
zijn interdepartementaal ontwikkeld. Denk hierbij aan de Leidraad Kennisveiligheid
die samen met de verschillende overheidspartijen en kennissector is opgesteld en op
dit moment wordt geactualiseerd. Het Loket Kennisveiligheid is een Rijksbreed loket.
Verschillende departementen en diensten dragen bij aan het leveren van relevante input
voor het Loket, hier is capaciteit voor vrijgemaakt vanuit o.a. OCW en EZ. In 2023
is vanuit het Loket de learning community gelanceerd. Via de learning community informeert
het Loket de kennisinstellingen actief over bijvoorbeeld buitenlandse regelgeving
die ertoe kan leiden dat gedeeld intellectueel eigendom wordt toegeëigend door een
staat, en op welke punten de kennisinstellingen daarbij kunnen letten. Om ervoor te
zorgen dat het beleid goed aansluit bij de praktijk van kennisinstellingen, betrek
ik kennisinstellingen nauw bij de beleidsontwikkeling. Dat doe ik onder andere door
middel van dialoogsessies die sinds 2022 worden gehouden met bestuurders van kennisinstellingen.
Vraag 4
Erkent u dat kennisveiligheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid is die niet uitsluitend
bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belegd mag worden?
Antwoord 4
Ja. Er is sprake van een kabinetsbrede verantwoordelijkheid vanwege het belang van
het beschermen van nationale veiligheid die bovendien samen met de instellingen moet
worden ingevuld. Voor de aanpak kennisveiligheid wordt daarom samengewerkt binnen
de overheid, met onder andere Justitie en Veiligheid, Economische Zaken, Buitenlandse
Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie, en met hogescholen, universiteiten en andere
kennisinstellingen, zoals TO2. Instellingen en overheid werken via het loket Kennisveiligheid
aan een gezamenlijke kennispositie over de mogelijke kennisveiligheidsrisico’s die
kunnen voortkomen uit internationale samenwerking.
Vraag 5
Klopt het dat het bewaken van de nationale veiligheid nergens in de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, noch in enige andere wet, als wettelijke
taak van hoger onderwijsinstellingen is vastgelegd?
Antwoord 5
Dat klopt. De kennissector heeft zich, ondanks het ontbreken van een wettelijke taak,
desondanks al jaren geleden gecommitteerd aan de aanpak kennisveiligheid. De voortrekkersrol
wordt herkend in het buitenland. Het gezamenlijke belang is het beschermen van de
kennissector. Door te voorkomen dat onze hoogwaardige kennis en technologie weglekt
dragen we bij aan onze nationale veiligheid.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat het bewaken van de nationale veiligheid een wezensvreemde
taak is voor een hoger onderwijsinstelling?
Antwoord 6
Het is niet een kerntaak, maar kan gezien de maatschappelijke en economische waarde
van kennis niet los ervan gezien worden. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
bij kennisveiligheid. Kennisinstellingen hebben de sleutel tot succes van Nederlands
onderzoek en wetenschap door hun kennis over technologieën, openheid en internationale
samenwerking. Tegelijkertijd weten we dat internationale actoren de hier ontwikkelde
kennis en technologieën voor hun eigen doelen willen inzetten.4
5 Daarom werken de Rijksoverheid en kennisinstellingen nauw samen, om de nationale
veiligheid, weerbaarheid6, en de wetenschappelijke integriteit, academische vrijheid en ontwikkeling van technologie
te beschermen.
Vraag 7
Erkent u dat het wetsvoorstel screening kennisveiligheid hoger onderwijsinstellingen
primair een verplichting oplegt in het belang van de nationale veiligheid, en niet
in het eigenbelang van de instellingen?
Antwoord 7
Nee, nationale veiligheid is ook in het belang van de instellingen. Het wetsvoorstel
dient twee belangen waartussen het balanceert: een open en veilige wetenschap, én
de nationale veiligheid. Om de Nederlandse toppositie in de wetenschap te behouden,
is het van groot belang dat het internationaal uitwisselen van informatie veilig gebeurt
en mogelijk blijft. Daarom is de kennissector hier al jaren proactief mee bezig en
zet dit kabinet in op de ontwikkeling van de screening kennisveiligheid. Hierbij is
en blijft het motto «open waar mogelijk en beschermen waar nodig» voorop staan.
Bovendien is er een inhoudelijke bijdrage die hogeronderwijsinstellingen kunnen leveren.
Defensie zet nadrukkelijk in op het verbreden van het kennislandschap, zie ook vraag
17. Daarmee worden hogeronderwijsinstellingen in staat gesteld om een bijdrage te
leveren aan de maatschappelijke weerbaarheid.
Vraag 8
Erkent u dat het feit dat de screening ook in het directe belang van de instellingen
zelf kan zijn hier niets aan verandert, en dat deze onverschilligheid relevant is
voor de vraag bij wie de financiële lasten van deze nationale opgave moeten worden
gelegd?
Antwoord 8
Om de nationale veiligheid adequaat te beschermen hanteert het kabinet een overheidsbrede
en maatschappijbrede aanpak. Er ligt een maatschappelijke opgave om weerbaarder te
worden. Hieraan dragen naast de Rijksoverheid, ook andere publieke alsmede private
partners, maatschappelijke organisaties en burgers bij. Ook voor de kennissector geldt
dat er een brede aanpak gehanteerd wordt. Kennisinstellingen hebben reeds een verantwoordelijkheid
om te zorgen voor fysieke en digitale beschermingsmaatregelen. Ik erken dat de invoering
van de screeningsplicht voor instellingen een intensivering kan betekenen. Deze investering
zorgt ervoor dat de randvoorwaarden om veiliger te kunnen werken op orde zijn.
Vraag 9
Welk ministerie is volgens u eindverantwoordelijk voor het bewaken van kennisveiligheid
in het kader van de nationale veiligheid, en bent u het ermee eens dat er minstens
een gedeelde verantwoordelijkheid bestaat tussen de betrokken ministeries?
Antwoord 9
Als Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap coördineer ik het kennisveiligheidsbeleid.
Ik ben het ermee eens dat er een gedeelde verantwoordelijkheid bestaat. Zoals eerder
aangegeven is de aanpak kennisveiligheid gebaseerd op interdepartementale samenwerking,
en is dit niet alleen belegd bij mijn ministerie. Ik werk samen met onder andere Justitie
en Veiligheid, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie.
Samen met de instellingen en de andere betrokken Ministers werk ik aan een gebalanceerde
aanpak. Naast de belangen van de nationale veiligheid, benadruk ik daarbij het belang
van een vrije open kennissector.
Vraag 10
Acht u het doelmatig om publieke middelen, die bestemd zijn voor het bekostigen van
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in te zetten voor doeleinden op het
gebied van nationale veiligheid?
Antwoord 10
Voor het borgen van doelmatige en doeltreffende besteding van middelen, is risicomanagement
van groot belang. Risico’s, en bij uitstek veiligheidsrisico’s, kunnen namelijk een
negatief effect hebben op het doel dat wordt beoogd. Daarom is het mitigeren van risico’s
een doelmatige besteding.
Vraag 11
Acht u het rechtmatig om publieke middelen, die bestemd zijn voor het bekostigen van
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in te zetten voor nationale veiligheidsdoeleinden?
Antwoord 11
Ja, hogescholen en universiteiten dragen verantwoordelijkheid voor het op orde hebben
van beveiliging en het mitigeren van deze risico’s. Zoals aangegeven in vraag 3 wordt
de financiering zowel binnen de Rijksoverheid als tussen de Rijksoverheid en de kennissector
verdeeld. De bekostiging die hogeronderwijsinstellingen ontvangen is bedoeld voor
alle taken die zij moeten uitvoeren. Dit omvat zowel de hoofdtaken uit de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (het verzorgen van onderwijs en onderzoek)7, als het verzorgen van randvoorwaarden zoals infrastructuur en het naleven van andere
wet- en regelgeving en het toepassen van risicomanagement om een veilige leer- en
werkomgeving te bieden voor onderwijs en onderzoek. Het is voor een hogeschool of
universiteit daarom niet onrechtmatig om uitgaven te doen die het doel hebben om veiligheidsrisico’s
te mitigeren. Voor iedere wet geldt overigens dat er voldoende juridische grondslag
moet zijn om de bekostiging die hogeronderwijsinstellingen ontvangen in te zetten
voor de activiteiten zoals omschreven in die wet. Vanzelfsprekend zal daar ook bij
het wetsvoorstel screening kennisveiligheid voor worden gezorgd.
Vraag 12
Klopt het dat het bewaken van de nationale veiligheid de verantwoordelijkheid is van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Defensie, en dat de
financiële middelen die zij tot hun beschikking hebben, onder andere voor dit doel
aan hen worden verstrekt?
Antwoord 12
Zoals toegelicht in het regeerprogramma zet het kabinet met een overheidsbrede en
maatschappijbrede aanpak in op de bescherming van de nationale veiligheid. Het klopt
dat de verantwoordelijkheid primair bij de Minister van Justitie en Veiligheid ligt.
Zoals aangegeven hebben hogescholen en universiteiten ook in de bescherming van de
nationale veiligheidsbelangen een rol, in het bijzonder waar het gaat om het mitigeren
van kennisveiligheidsrisico’s. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid is terug te
zien in de verdeling van de financiële lasten voor de beleidsontwikkeling omtrent
kennisveiligheid. De uitvoeringskosten van de wet screening kennisveiligheid worden
bijvoorbeeld gedeeltelijk betaald met middelen die eerder zijn toebedeeld onder de
noemer Justitie en Veiligheid. Deze middelen zijn al overgeboekt naar OCW. Op deze
manier wordt bijvoorbeeld invulling gegeven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Vraag 13
Zo ja, bent u het ermee eens dat als hoger onderwijsinstellingen financiële middelen
nodig hebben om een maatschappelijke opdracht in het kader van de nationale veiligheid
uit te voeren, het in de rede ligt dat deze middelen ook door deze ministeries aan
hen worden verstrekt?
Antwoord 13
De bekostiging die hogeronderwijsinstellingen ontvangen is bedoeld voor alle taken
die zij moeten uitvoeren. Dit omvat zowel de hoofdtaken uit de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek, als het verzorgen van randvoorwaarden zoals huisvesting
en het naleven van andere wet- en regelgeving en het toepassen van risicomanagement
om een veilige leer- en werkomgeving te bieden voor onderwijs en onderzoek. Dit is
niet anders dan dat hogeronderwijsinstellingen brandveiligheidseisen, de Arbowet,
of de Algemene verordening gegevensbescherming moeten naleven zonder dat hier een
specifieke bijdrage voor gegeven wordt.
Vraag 14
Kent u, naast Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, nog andere landen die een dergelijke
screeningsplicht hanteren?
Antwoord 14
Ja, er zijn ook andere landen bezig met screening. In Australië en Japan wordt bijvoorbeeld
een vergelijkbaar screeningsinstrument ingezet. Ook zijn er landen, waaronder Canada
en de Verenigde Staten, waar screening plaatsvindt op de financieringsstromen van
onderzoek en de achtergrond van onderzoekers.
Vraag 15
Zo nee, bent u het ermee eens dat het wetsvoorstel screening kennisveiligheid in de
eerste plaats een nationale politieke keuze is, die om een forse legitimering vraagt
als de rekening hiervoor enkel bij kennisinstellingen komt te liggen?
Antwoord 15
De rekening hiervoor ligt niet enkel bij kennisinstellingen, zie ook vraag 3 en 11.
Individuele landen nemen beleidsmaatregelen passend bij hun nationale context. Nederland
zet in op een internationaal gelijk speelveld. Dit betekent dat ik mij in internationaal
verband blijf inzetten voor de ontwikkeling van kennisveiligheidsbeleid, waaronder
maatregelen gericht op risico’s omtrent het toelaten van individuen tot sensitieve
technologie. In alle gevallen vraagt wetgeving om een forse legitimering, ongeacht
waar de rekening ligt. Deze legitimering geldt uiteraard ook voor dit wetsvoorstel.
Vraag 16
Deelt u de opvatting dat naast hoger onderwijsinstellingen ook andere organisaties,
zoals ASML, een net zo grote verantwoordelijkheid hebben voor kennisveiligheid in
het kader van de nationale veiligheid en weerbaarheid? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor
te zorgen dat dit ook bij deze organisaties geborgd wordt?
Antwoord 16
Zeker. Kennisontwikkeling beperkt zich niet tot universiteiten en hogescholen. Het
bedrijfsleven speelt ook een belangrijke rol in de ketens van kennisontwikkeling en
innovatie. Ongewenste kennis- en technologieoverdracht doet zich daar net zo goed
voor. Daarom werk ik ook nauw samen met de Minister van Economische Zaken en de Minister
van Justitie en Veiligheid in de aanpak economische veiligheid. Economische veiligheid
richt zich onder meer op ongewenste kennis- en technologieoverdracht bij het bedrijfsleven.
Onderdeel van deze aanpak is het ondersteunen van het bedrijfsleven om adequaat om
te gaan met economische veiligheidsrisico’s, een belangrijk instrument in dit kader
is het Ondernemersloket Economische Veiligheid. Uw Kamer zal voor de zomer een brief
over de voortgang van de kabinetsbrede aanpak op gebied van economische veiligheid
ontvangen.
Vraag 17
Bent u het eens dat kennisveiligheid een noodzakelijke voorwaarde is voor verdere
samenwerking tussen defensie en het hoger onderwijs? Zo ja, welke rol ziet u voor
uzelf in het realiseren van deze samenwerking, gezien de urgente en grote defensieopgave
waarvoor ons land staat?
Antwoord 17
Ja. Kennisveiligheid is een voorwaarde in de samenwerking tussen publieke kennisinstellingen
en Defensie. In de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–2029 (D-SII)
van Defensie wordt hier expliciet aandacht aan besteed.8 Ik herken de urgentie en de omvang van de defensieopgave, en vind het belangrijk
dat ook kennisinstellingen daar aan bij kunnen dragen. Defensie sluit aan bij de Nationale
Aanpak Kennisveiligheid om ongewenste kennis- en technologieoverdracht te voorkomen
en draagt actief bij aan de kennisontwikkeling op dit punt. Uitwisseling van informatie
op het thema kennisveiligheid vindt plaats binnen reguliere overleggen tussen Defensie
en OCW, daarnaast vindt uitwisseling van kennis en expertise op werkniveau plaats
en wordt overleg tussen koepelverenigingen, instellingen en organisaties zoals NWO
door beide departementen veelal gezamenlijk aangelopen.
In de D-SII en de Strategische Actieagenda Industrie, Innovatie en Kennis (STRAIIK-D)9 wordt beschreven hoe Defensie blijft bouwen aan haar kennisbasis. Defensie stelt
35 miljoen beschikbaar tussen 2025–2029 om onderzoek te programmeren via NWO. Ook
draagt Defensie nu al bij aan interdepartementale calls binnen de Nationale Wetenschapsagenda,
waaronder de call die betrekking heeft op kennisveiligheid. In aanvulling op de initiatieven
die Defensie zelf neemt ten aanzien van kennisveiligheid en de samenwerking met kennisinstellingen
ben ik met het kennisveld in gesprek om de aansluiting tussen beide werelden zo goed
mogelijk te maken.
Vraag 18
Bent u bereid om gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen voor kennisveiligheid
en om de financiële lasten hiervoor evenwichtiger en op een meer principiële wijze
te verdelen?
Antwoord 18
Ja. Bij deze gezamenlijke verantwoordelijkheid past een gezamenlijke financiering.
Zo zijn de uitvoeringskosten van de wet screening kennisveiligheid voor een deel betaald
met middelen die eerder zijn toebedeeld onder de noemer Justitie en Veiligheid. Die
zijn al overgeboekt naar OCW. Het dossier kennisveiligheid blijft ook in de toekomst
een gezamenlijke inspanning vragen van de betrokken departementen.
Vraag 19
Zijn er Europese financieringsmogelijkheden, bijvoorbeeld onder de European Economic
Security Strategy of het onderzoeksprogramma Horizon Europe, die universiteiten kunnen
ondersteunen bij het uitvoeren van screeningsverplichtingen op het gebied van kennisveiligheid,
zodat onderwijs- en onderzoeksbudgetten niet extra belast hoeven te worden?
Antwoord 19
Er zijn momenteel geen Europese financieringsmogelijkheden beschikbaar voor het uitvoeren
van de screeningsverplichtingen. De Economische Veiligheidsstrategie van de EU kondigde
een aantal beleidsvoorstellen aan die bijdragen aan de economische weerbaarheid en
veiligheid van de EU, waaronder de Raadsaanbeveling ter verbetering van de onderzoeksveiligheid
die 23 mei 2024 is aangenomen door de Raad. Er zijn geen fondsen gekoppeld aan de
strategie of de Raadsaanbeveling. Horizon Europe financiert onderzoeks- en innovatieprojecten.
Er zijn in de regeling voorwaarden opgenomen om de kennisveiligheid te borgen, maar
het programma biedt geen ruimte voor de financiering van kennisveiligheidsmaatregelen,
waaronder nationale screeningsverplichtingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken -
Mede namens
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.