Schriftelijke vragen : De toepassing van module D in product-LCA’s voor milieuprestaties van bouwproducten
Vragen van de leden Bontenbal en Vedder (beiden CDA) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de toepassing van module D in product-LCA’s voor milieuprestaties van bouwproducten (ingezonden 23 mei 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Product LCA's waardeloos met module D»1 waarin wordt gesteld dat het gebruik van module D in Life Cycle Assessment (LCA’s)
leidt tot een onbetrouwbare en onvolledige milieubeoordelingen van bouwproducten?
Vraag 2
Wat is uw reactie op de kritiek dat de huidige toepassing van module D in product-LCA’s
leidt tot systematische vertekening van milieuprestaties in de bouw, dat dit koplopers
schaadt koplopers en dat het systeem hiermee tandeloos wordt?
Vraag 3
Klopt het dat deze module is bedoeld om in de verre toekomst mogelijk hergebruik te
waarderen, maar dat deze nu vooral wordt ingezet om huidige vervuiling weg te rekenen,
waardoor fabrikanten met een hoge milieubelasting kunnen op papier schoon lijken,
zolang ze aannemelijk maken dat hun producten ooit hergebruikt worden? Acht u deze
ontwikkeling wenselijk?
Vraag 4
Deelt u de analyse dat deze situatie tot de volgende problemen leidt?
• De milieuprestatieberekeningen zijn niet meer geloofwaardig. Producten met hoge milieukosten
krijgen alsnog een Milieu Prestatie Gebouwen (MPG)-score richting 0 door toekomstige
besparingen in mindering te brengen op de huidige uitstoot;
• Koplopers worden gestraft. Producenten die vandaag investeren in schonere processen
worden weggeconcurreerd door partijen die uitsluitend leunen op theoretische verbetering;
• Het systeem stimuleert op deze wijze géén directe verduurzaming. De motivatie om nu
emissies te reduceren verdwijnt, omdat die uitstoot tóch wegvalt in de module D.
Vraag 5
Kunt u inhoudelijk reageren op de drie hierboven geschetste problemen?
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat als milieuprestatieberekeningen minder geloofwaardig worden
dit uiteindelijk ook een vertragend effect zal hebben op de bouw, doordat er onduidelijkheid
en onzekerheid voor alle spelers in het bouwproces zal sluipen?
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat als koplopers worden gestraft en als het systeem geen directe
verduurzaming stimuleert, dit tevens een vertragend effect kan hebben op de bouw omdat
deze koplopers dan minder hun aanjagende en innovatie-stimulerende rol kunnen spelen
in de bouwwereld?
Vraag 8
Welke mogelijkheden ziet u om de toepassing van module D in LCA’s te herzien of te
vervangen door een methodologie die beter aansluit bij de circulaire economie en de
werkelijke milieuprestaties van producten?
Vraag 9
Welke mogelijkheden ziet u bijvoorbeeld voor:
• een tijdelijke opschorting van module D in nationale toepassing;
• een herijking van de bepalingsmethode in samenspraak met marktpartijen;
• meer transparante communicatie richting aanbestedende diensten en producenten.
Indieners
-
Gericht aan
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Indiener
Henri Bontenbal, Kamerlid -
Medeindiener
Eline Vedder, Kamerlid