Lijst van vragen : Verslag houdende een lijst van vragen inzake Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)(Kamerstuk 36725-XVII)
2025D23621 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over
de Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII)
voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 36 725 XVII, nr. 1).
De voorzitter van de commissie,
A. de Vries
De griffier van de commissie,
Meijers
Nr
Vraag
1
Welke mutaties op verschillende begrotingsartikelen hangen samen met de inzet voor
Oekraïne?
2
Wat is de budgettaire ruimte op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp?
3
Kan worden aangegeven wat het totale budget voor Ontwikkelingssamenwerking zou zijn
in de jaren 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029, als de berekening zou worden gehanteerd
zoals die tot vorig jaar werd gebruikt (Ontwikkelingsbudget = (0,7% x BNI) + intensiveringen
– bezuinigingen)?
4
Klopt het dat slechts gecompenseerd wordt voor de economische groei tussen september
2024 (MEV 2025) en voorjaar 2025 (CEP 2025)? Klopt het dat de economische groei tussen
voorjaar 2024 en september 2024 niet is meegenomen in het nieuwe budget?
5
Klopt het dat er jaarlijks tientallen miljoenen van het ontwikkelingsbudget worden
afgeroomd door het beperken van de inflatiecompensatie, zoals op pagina 71 van de
Voorjaarsnota staat vermeld? Kan worden aangegeven welke bedragen hiermee zijn gemoeid
in 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029?
6
Kan worden aangegeven hoeveel hoger dan nu het geval is, het totale budget voor Ontwikkelingssamenwerking
zou zijn voor de jaren 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029 als de oude berekeningswijze
voor de koppeling aan het bni gehanteerd zou worden (zoals verzocht in o.a. de aangenomen
motie Huizenga c.s., Eerste Kamer, 36 600 XVII-M)?
7
Welke beleidsopties zijn in de voorbereiding verkend met betrekking tot de uitvoering
van de gewijzigde Motie-Huizinga-Heringa c.s. uit de Eerste Kamer (36 600 XVII, M) over het waarborgen van de koppeling van het ODA-budget aan het BNI?
8
Wordt met de nieuwe koppeling aan de eisen van de motie in de Eerste Kamer Huizinga-Heringa c.s.
(36 600 XVII, M) voldaan?
9
Hoe wordt de extra ruimte van € 55,7 miljoen binnen de begroting Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp concreet verdeeld over de verschillende beleidsartikelen?
10
Wat is het verwachtte effect van de intensivering van € 44 miljoen structureel op
migratiepartnerschappen? Hoe en door wie wordt effectiviteit gemeten?
11
Welke ruimte blijft er over binnen het ODA-plafond gezien de extra EU-rekening van
€ 61 miljoen per jaar?
12
Hoe is de EU-toerekening in artikel 5.4 berekend?
13
Kunt u toezeggen dat onderbouwingen conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW
3.1) voor 2025 nog tijdens de behandeling van deze suppletoire begroting naar de Kamer
worden gestuurd, zodat de Kamer haar budgetrecht goed geïnformeerd kan uitoefenen?
Zo nee, kunt u dan toelichten op welk moment de Kamer deze zal ontvangen en hoe zich
dat tot het budgetrecht van de Kamer verhoud?
14
Wat zijn de beleidsmatige gevolgen van de extensivering op klimaat?
15
Wat zijn de beleidsmatige gevolgen van de extensivering op vrouwenrechten en gender
gelijkheid?
16
Kunt u toelichten wat er valt onder overige mutaties?
17
Kunt u verder toelichten waar de meevaller van € 1,3 miljard vandaan komt en hoe wordt
deze overgeheveld van de begroting van Asiel en Immigratie naar de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp?
18
Kunt u voor elk van de afgelopen 10 jaar (vanaf 2015) en voor het lopende jaar (2025),
en voor zover mogelijk ook voor 2026, inzichtelijk maken hoe het Nederlandse ODA-budget
is verdeeld over: (1) EU-gerelateerde bijdragen die als ODA worden meegeteld, (2)
kosten voor eerstejaarsopvang van asielzoekers binnen Nederland, en (3) overige ontwikkelingsprogramma’s,
waaronder bilaterale hulp, multilaterale bijdragen en humanitaire hulp? Kunt u daarbij
per jaar het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) en het ODA-percentage ten opzichte van
het BNI vermelden?
19
Zijn de intensiveringen genoemd in de toelichting onder 13–17, bovenop de intensiveringen
die in de beleidsbrief worden gedaan? Waarom is er voor gekozen om hierin te intensiveren
in plaats van het terugdraaien van bepaalde extensiveringen?
20
Kan in een overzicht worden aangegeven hoeveel het totale ODA-budget zou stijgen in
de jaren 2026 t/m 2030 wanneer volledig zou worden gekoppeld aan 0,7% en Bruto Nationaal Inkomen?
Hoeveel zou het totale ODA-budget stijgen wanneer zou worden gekoppeld aan 0,44%?
Kan dit worden aangevuld in de tabel zoals op pagina 110 van de beslisnota?
21
Is de 768 miljoen euro toevoeging aan het ODA-budget voor de jaren 2026 t/m 2030 zowel
het prijs- als volume-effect? Waarom wordt alleen het volume-effect gekoppeld aan
het Bruto Nationaal Inkomen en ook ingezet voor opplussen van posten in de begroting?
Waarom lijkt het net dat zowel het volume als het prijseffect wordt ingezet voor opplussen
van posten in de begroting zoals IDA en migratiepartnerschappen? Waarom wordt het
prijseffect niet gelijk aan de inflatiecorrectie gesteld?
22
Waarom wordt er gekozen voor een nieuwe systematiek van koppelen, wat het ODA-budget
alleen maar minder transparant maakt?
23
Waarom wordt er door de Minister van Financiën en de fractievoorzitters van de coalitiepartijen
besloten over de besteding van de extra middelen als gevolg van de koppeling van het
totale ODA-budget aan het Bruto Nationaal Inkomen (BNI)?
24
Kunt u uitleggen waarom u in de suppletoire begroting schrijft dat het ODA-budget
cumulatief met € 768 miljoen stijgt in de jaren 2026 t/m 2030 vanwege koppeling van
het ODA-budget aan het Bruto Nationaal Inkomen, terwijl u in feitelijke antwoorden
op de miljoennota hebt geschreven: «indien de MEV verwerkt was in de begroting op
basis van een koppeling van 0,7%, dan het zou het ODA-plafond tot en met 2029 cumulatief
gestegen zijn met zo’n € 2 miljard»? Hoe verklaart u het verschil tussen € 768 miljoen
en € 2 miljard?
25
Waarom staat Mondiale Gezondheidszorg en SRGR niet genoemd als één van de thematische
dossiers waarop wordt geïntensiveerd, terwijl het de wens van de Kamer was om dit
toe te voegen als speerpunt aan het BHO-beleid?
26
Hoeveel van de extra middelen voortvloeiende uit de lagere asielraming blijven op
artikel 5.4 staan? Hoeveel van de extra middelen voortvloeiende uit de lagere asielraming
zijn in totaal ingezet als intensivering op één van de begrotingsartikelen BHO?
27
Klopt het dat het prijseffect slechts gedeeltelijk is gecompenseerd in het ODA-budget?
28
Welk aandeel of percentage van de loon- en prijsbijstelling valt af door de taakstelling?
29
Welke garanties en aan welke bedrijven worden de garanties van 3 miljoen euro toegekend
bij het Dutch Trade and Investment Fund?
30
Waarom wordt de inzet op (jeugd)werkgelegenheid in ontwikkelingslanden drastisch teruggebracht
tot 1 miljoen euro dit jaar, en in 2030 tot 0 euro? Wat zijn de implicaties van dit
beleid, mede gezien de demografische ontwikkelingen en werkloosheid onder jongeren
in partnerlanden?
31
Kunt u toelichten hoe de intensivering van € 2,8 miljoen en de gelijktijdige bezuiniging
van € 4,8 miljoen voor Nexus onderwijs en werk zich tot elkaar verhouden? Wat blijft
er per saldo beschikbaar in 2025 en welke onderdelen van dit programma komen daardoor
te vervallen?
32
Kunt u toelichten hoe de «nog te verdelen middelen» van € 10 miljoen in 2025 en € 45 miljoen
in 2026 en 2027 op artikel 1.3 worden aangewend?
33
Worden deze «nog te verdelen» middelen ingezet voor versterking van handelsbevordering
en het ondernemersklimaat in partnerlanden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
34
Op welke wijze worden de additionele € 193 miljoen in 2025 op artikel 2 aan verplichtingen
aangegaan? Worden hiervoor nieuwe tenders of subsidiebeschikkingen gestart?
35
Wanneer publiceert u de beleidskaders voor de speerpunten van het kabinet: «watermanagement,
voedselzekerheid en gezondheid»? Per wanneer zal het regeringsbeleid op deze beleidsterreinen
starten?
36
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, en voor welke bedragen, maatschappelijke organisaties
financiering kunnen verwachten binnen deze speerpunten?
37
Kunt u, gezien de verlaging van het budget voor hernieuwbare energie binnen de begroting
van maar liefst 222 miljoen over 5 jaar, toelichten hoe dit zich verhoudt tot de inzet
op het bepalen van internationale klimaatdoelen?
38
Kunt u toelichten op weke manier de verlaging van het budget voor hernieuwbare energie
(222 miljoen over 5 jaar) de ondersteuning van lopende of geplande projecten in partnerlanden
beïnvloed, met name in relatie tot energietoegang tot schone energie en de inzet op
een duurzame energiemix?
39
Kunt u toelichten uit welke afzonderlijke mutaties de afname van de verplichtingen
op artikel 3 in 2025 (–€ 1,05 miljard) is opgebouwd?
40
Kunt u uiteenzetten hoe u de Nederlandse bijdrage aan het nieuwe klimaatfinancieringsdoel
van € 300 miljard beschouwd en hoe groot de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering
zal zijn de komende jaren?
41
Kan een overzicht worden gemaakt van de toekomstige bijdragen van de programma’s voedselzekerheid
en watermanagement wat in 2024 respectievelijk 41% en 44% bedroeg?
42
Kunt u uiteenzetten waarom u het ambtelijk advies om klimaat als belangrijke component
voor de effectiviteit van programma’s op te nemen niet heeft overgenomen?
43
Gezien het percentage klimaatrelevantie wel 90% is bij specifieke klimaatinvesteringen,
hoe moeten voedsel- en waterprogramma’s de forse bezuinigingen op klimaatprogramma’s
compenseren?
44
Hoeveel van de Nederlandse bijdragen aan klimaatfinanciering voor de jaren na 2025
hebben betrekking op adaptatie, en hoeveel op mitigatie? Hoeveel van de Nederlandse
bijdrage zal gericht zijn op vrouwen en meisjes? Hoe verhoudt dit zich tot internationale
afspraken en gemaakte commitments van Nederland?
45
Kan ook voor het geld dat van het bedrijfsleven gemobiliseerd gaat worden, aangegeven
worden hoeveel aan mitigatie en hoeveel aan adaptatie ten goede komt? Indien dit niet
bekend is, kan een voorspelling worden gedaan op basis van ervaringen uit het verleden?
46
Kunt u toelichten hoe de verlaging van de verplichtingen de continuïteit en planning
van langlopende projecten binnen het BHO-beleid beïnvloedt? Specifiek, welke maatregelen
worden genomen om te waarborgen dat bestaande en geplande programma’s niet worden
onderbroken of vertraagd als gevolg van deze budgettaire aanpassingen?
47
Welke gevolgen verwacht u van de verlaging van bijdragen aan WHO/PAHO voor de multilaterale
coördinatie in wereldwijde gezondheidscrisis, gezien het terugtrekken van de Verenigde
Staten uit de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO)?
48
Kan onder artikel 3.1 worden uitgesplitst hoeveel uitgaven specifiek aan SRGR worden
uitgegeven?
49
Kunt u in een tabel een overzicht geven, met toelichting, vanuit welke mutaties de
afname van de verplichtingen op artikel 3 voor 2025 is opgebouwd?
50
Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen van ruim 23 miljoen euro op de mensen in
getroffen landen die gebruikmaken van UNAIDS?
51
Kan het verdwijnen van de € 23 miljoen voor de bijdrage aan UNAIDS worden toegelicht?
52
Kan de bezuiniging van € 5,3 miljoen op partnershipprogramma’s worden uitgesplitst?
53
Kunt u toelichten op welke manier de bezuinigingen de komende jaren op subsidies (regelingen)
in het maatschappelijk middenveld (artikel 3.3) invloed hebben op partnerschappen
met maatschappelijke organisaties en het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden,
en welke subsidies en regelingen geraakt worden inclusief het bedrag en implicatie?
54
Kunt u toelichten welke type opdrachten door de daling in de opdrachtenpost met € 3,6 miljoen
dit jaar en ruim € 60 miljoen de komende jaren (artikel 3.4 onderwijs) niet langer
uitgevoerd kunnen worden en wat dit betekent voor kennisoverdracht en de toegang tot
scholen van kinderen en volwassenen in ontwikkelingslanden?
55
Kan een overzicht van de subsidies voor versterking maatschappelijk middenveld worden
gegeven voor de jaren 2026 tot en met 2030? Is het budget van ongeveer 100 miljoen
euro jaarlijks voor de toekomstige versterking van het maatschappelijk middenveld?
56
Hoe verhouden de bezuinigingen op het hoger onderwijs zich tot de ambitie om via onderwijs
bij te dragen aan vredesopbouw en het versterken van democratische instituties in
kwetsbare landen?
57
Wat is de reden dat het bedrag van € 901 miljoen niet wordt verplicht in 2025? In
hoeverre wordt dit bedrag doorgeschoven naar 2026 en voor welk doel? Waarom wordt
overwogen dit geld niet in te zetten voor actuele urgente thema’s zoals humanitaire
hulp, voedselzekerheid of vrouwenrechten, waarvoor in 2025 juist tekorten zijn?
58
Kunt u bevestigen dat ondanks de door u aangegeven algehele stop met projecten die
uitsluitend gericht zijn op gendergelijkheid of vrouwenrechten er nog wel specifieke
aandacht voor deze doelgroep blijft binnen de toekomstige projecten en programma’s?
59
Op welke wijze wordt good goverance geïncorporeerd in artikel 3.2? Blijft er geld
beschikbaar voor maatschappelijke organisaties die zich hiervoor inzetten? Zo ja op
welke wijze? Zo nee, waarom niet?
60
Kunt u de toename van de verplichtingen op artikel 4 over de jaren 2026 tot en met
2030 toelichten? Op welke beleidsonderdelen worden deze verhoogd? Worden met deze
toename nieuwe tenders of subsidies gestart in het kader van veiligheid of migratie
of op andere doelstellingen?
61
Kunt u de toename van de verplichtingen op artikel 4 over de jaren 2026 tot en met
2030 toelichten? Op welke onderdelen worden deze verhoogd?
62
Kunt u toelichten welke gevolgen de bezuiniging van 15,5 miljoen euro op het uitgavenbudget
voor humanitaire hulp (noodhulpprogramma’s) heeft voor lopende en geplande humanitaire
hulpactiviteiten en om welke dat gaat, met name in crisisgebieden waar de behoefte
aan hulp groot is?
63
Kunt u bevestigen dat de bijdrage aan UNRWA in 2025 de laatste is en dat er in de
begroting geen verplichtingen meer voor UNRWA zijn opgenomen voor de jaren 2026 t/m
2030? Indien dit onjuist is, kunt u toelichten onder welke post in de begroting de
bijdrage voor UNRWA in 2030 is opgenomen en waarom deze nog resteert ondanks aangekondigde
afbouw?
64
Kunt u toelichten waarom in het jaar 2030 de bijdrage voor UNRWA op € 14 miljoen staat,
terwijl er dan is afgebouwd naar € 1 miljoen?
65
Waarom is in de meerjarige uitgavenreeksen voor artikel 4.1 tot en met 2030 geen jaarlijkse
afbouw van de bijdrage aan UNRWA zichtbaar?
66
Kunt u de toename van de verplichtingen op artikel 4 over de jaren 2026 tot en met
2030 toelichten? Op welke beleidsonderdelen worden deze verhoogd? Bestaat de toename
uit verplichtingen of beleidsmatige reserveringen?
67
Kunt u toelichten waarom er in de suppletoire begroting voor 2025 opnieuw verplichtingen
zijn voorzien voor UNRWA in 2030, terwijl eerder was aangegeven dat de Nederlandse
bijdrage aan UNRWA zou worden afgebouwd? Betreft dit een beleidsmatige heroverweging,
een extrapolatie zonder beleidsmatige onderbouwing, of een reservering voor toekomstige
verplichtingen?
68
Kunt u toelichten waarom het nader gewijzigd amendement (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 50), waarin wordt voorzien in een structurele afbouw van de bijdrage aan UNRWA (van
€ 15 miljoen in 2025 naar € 1 miljoen in 2029), wel is verwerkt in 2025, maar niet
voor de latere jaren in de tabellen en de toelichting bij artikel 4.1?
69
Waarom ontbreekt een toelichting over de herallocatie van de middelen die via het
nader gewijzigd amendement (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 50) zijn vrijgemaakt, naar andere noodhulpprogramma’s binnen artikel 4.1?
70
Kan er verdere duiding worden gegeven over de invulling van de middelen met betrekking
op de intensivering op artikel 4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking?
71
Waarvoor is het bedrag van € 45 miljoen dat in de komende jaren wordt toegevoegd aan
artikel 4 beleidsmatig gereserveerd? Kunt u dit zo precies mogelijk aangeven?
72
Kunt u toelichten op welke wijze de additionele € 252 miljoen voor Oekraïne in 2026
(artikel 5.3) besteed zullen worden? Wordt dit nog uitgewerkt in CW3.1-kaders?
73
Op welke manier wordt het extra ODA-budget dat beschikbaar komt door het herstel van
de BNI-koppeling verdeeld over beleidsdoelen en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
74
Waarom daalt de post «nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen»
op artikel 5.4 van € 252 miljoen in 2026 naar slechts € 7.442 in 2029? Is deze daling
het gevolg van reeds ingevulde bestedingen, of van het verlagen van het ODA-plafond
vanaf 2027?
75
Hoe worden de vrijgekomen middelen als gevolg van de bezuiniging onder artikel 5.4
herverdeeld over andere artikelen of programma’s binnen de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Zijn er specifieke prioriteiten of criteria die
worden gehanteerd bij deze her-allocatie?
76
Bij de Voorjaarsnota is afgesproken dat de koppeling van het ODA-budget aan het BNI
deels hersteld wordt – kunt u de formule weergeven van de nieuwe en de oude koppeling
(voorheen aangeduid met «gebruikelijke systematiek»)? Kunt u daarbij aangeven hoe
in beide specificaties het ODA-budget zou wijzigen gegeven een bni-stijging van 100
miljoen euro?
77
Welke borging is er dat de € 252 miljoen voor niet-militaire steun aan Oekraïne in
2026 doelmatig besteed wordt?
78
Kunt u toelichten welke gevolgen de koppeling van het ODA-budget met het BNI heeft
voor de omvang van de meerjarige verplichtingen en op welke wijze de extra middelen
over de beleidsartikelen worden verdeeld? Graag een overzicht.
79
Kunt u toelichten, analoog aan de tabel in de HGIS-nota, hoe de cumulatieve stijging
van het ODA-budget (zoals genoemd: € 768 miljoen) is berekend en hoe dit verwerkt
is binnen de verschillende begrotingsartikelen?
80
Wat wordt het ODA-percentage over de jaren 2025 tot en met 2030 bij de koppeling aan
het BNI?
81
Kunt u toelichten hoe de «overboekingen binnen BHO» tot stand komen?
82
Kunt u toelichten welke gevolgen de koppeling van het ODA-budget met het bni heeft
voor de omvang van de meerjarige verplichtingen en op welke wijze de extra middelen
over de beleidsartikelen worden verdeeld?
83
Kunt u toelichten wat het ODA-percentage met deze koppeling wordt over de jaren 2025
tot en met 2030?
84
Hoeveel budget zou er in 2025 worden toegevoegd als de koppeling van het ODA-budget
aan de groei van het Bruto Nationaal Inkomen met terugwerkende kracht in 2025 zou
worden aangepast?
85
Kunt u nader toelichten hoe de cumulatieve stijging van het ODA-budget (€ 768 miljoen
vanaf 2026) is berekend en verwerkt in de verschillende begrotingsartikelen?
86
Wat is het ODA-percentage van het BNI over de jaren 2025 t/m 2030, uitgaande van de
huidige CEP-raming?
87
Zijn de middelen die voortvloeien door een lagere asielraming voor de jaren 2026 t/m
2030 al ingezet of worden die op het verdeelartikel 5.4 geplaatst? Indien ja, waarom
worden deze extra middelen niet pas bij de betreffende begroting van dat jaar ingezet
zodat het parlement ook bij de toekomstige begrotingen hierover in debat kan gaan?
88
Wat is het precieze verschil tussen de berekening waarbij het ODA-budget in deze Voorjaarsnota
aan de economische groei is gekoppeld, en de «traditionele» formule die werd gehanteerd
om het ODA-budget te koppelen aan de economische groei waarbij de 0,7% als uitgangspunt
werd genomen?
89
Kunt u per jaar een overzicht geven met het traditionele mechanisme van de ODA-BNI
koppeling en de gekozen variant en hoeveel miljoen per jaar dat naar verwachting verschilt
voor de komende vijf jaren?
90
Kunt u toelichten welke gevolgen de koppeling van het ODA-budget met het bni heeft
voor de omvang van de meerjarige verplichtingen en op welke wijze de extra middelen
over de beleidsartikelen worden verdeeld?
91
Kan in een overzicht worden aangegeven hoeveel het totale ODA-budget zou stijgen in
de jaren 2026 t/m 2030 wanneer volledig zou worden gekoppeld aan 0,7% en Bruto Nationaal
Inkomen volgens de oude systematiek?
92
Hoeveel zou het totale ODA-budget stijgen wanneer zou worden gekoppeld aan 0,44%?
Kan dit worden aangevuld in de tabel zoals op pagina 110 van de beslisnota bij de
Voorjaarsnota?
93
Kan een vergelijkende tabel worden gemaakt waarin wordt vergeleken wat het ODA-budget
in euro’s en de ODA-prestatie als percentage van het BNI zou zijn voor 2026–2030,
als de oude systematiek en koppeling van de kabinetten Rutte was gehanteerd, en wat
het ODA-budget en de ODA-prestatie nu worden door de nieuwe systematiek en koppeling
van het kabinet Schoof bij de Voorjaarsnota?
94
Waarom wordt er door de Minister van Financiën en de fractievoorzitters van de coalitiepartijen
besloten waar de extra middelen als gevolg van de koppeling van het totale ODA-budget
aan het Bruto Nationaal Inkomen aan worden besteed?
95
Hoeveel budget zou er in 2025 worden toegevoegd als de koppeling van het ODA-budget
aan de groei van het Bruto Nationaal Inkomen met terugwerkende kracht in 2025 zou
worden aangepast?
96
Kan een soortgelijk overzicht zoals tabel 13 ook voor de jaren 2026 tot en met 2030
worden gemaakt? Hoeveel budget zou er per jaar nog niet zijn gealloceerd?
97
Kunt u toelichten hoe de kasschuif door de lagere raming voor asieluitgaven van 1,3 miljard
euro werkt?
98
Kunt u toelichten hoe HGIS besluitvorming met betrekking tot de International Development
Association (IDA) werkt? Op welk kader is dit gebaseerd?
99
Kunt u toelichten waarom de uitgaven aan IDA hoger zijn dan begroot en waarom dit
niet verrekend wordt op de begroting van het Ministerie van Financiën zelf, aangezien
de Minister van Financiën de pledge doet tijdens de pledge meeting van de IDA?
100
Waarom wordt er gekozen voor een post IDA dat wel onder het ODA-budget valt maar op
de begroting van het Ministerie van Financiën staat? Waarom wordt u bij deze keuze
niet betrokken?
101
Welk percentage van de programma’s voor de combi-aanpak wordt besteed via maatschappelijke
organisaties en vakbonden? Hoe verhoudt dit zich tot het bedrag dat wordt besteed
via bedrijven en consultancies?
102
Wordt er budget besteed aan flankerend beleid in productielanden op het gebied van
internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, begroot voor 2026–2027?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.