Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over het artikel 'Zaanstad publiceert lijst met vermeende bijstandsfraudeurs'
Vragen van het lid Welzijn aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Zaanstad publiceert lijst met vermeende bijstandsfraudeurs» (ingezonden 15 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
21 mei 2025)
Vraag 1
Welke stappen heeft de gemeente Zaanstad gezet voordat zij overging tot het publiceren
van een lijst met vermeende bijstandsfraudeurs en op basis waarvan is geoordeeld dat
er géén lichter middel meer beschikbaar was?1
Antwoord 1
Allereerst wil ik benadrukken dat de gepubliceerde lijst betrekking heeft op personen
die een vastgestelde schuld of lening met betrekking tot de Participatiewet hebben
bij de gemeente Zaanstad en op dit moment niet in de Basisregistratie Personen (BRP)
staan ingeschreven.
Voor publicatie van de lijst, is bij alle personen een bestuursrechtelijke weg voorafgegaan.
De gemeente heeft een onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de uitkering. Uit
dit onderzoek is gebleken dat een beëindiging, herziening en/of intrekking van de
uitkering diende plaats te vinden. In een besluit is vervolgens deze conclusie en
eventuele terugvordering gemotiveerd medegedeeld, waarbij is gewezen op de mogelijkheid
van bezwaar en in een beslissing op bezwaar de mogelijkheid van beroep. In het besluit
wordt belanghebbende verzocht om binnen 6 weken de schuld te voldoen, dan wel contact
op te nemen met de gemeente om een betalingsregeling te treffen. Wettelijk gezien
moet een dergelijk besluit bekendgemaakt worden aan belanghebbende. Dit doet de gemeente
door het besluit te verzenden naar het laatst bekende adres waar een persoon stond
ingeschreven. Indien niet wordt gereageerd op het verzoek ontvangt belanghebbende
na 6 weken een schriftelijke herinnering. Wanneer er wederom geen reactie volgt wordt,
indien hiervan gegevens bekend zijn bij de gemeente, een e-mail gestuurd aan belanghebbende
of telefonisch contact opgenomen.
Als er na deze stappen nog geen contact is gelegd met belanghebbende, wordt een dwangbevel2 aangemaakt. Het dwangbevel wordt aangetekend verstuurd omdat belanghebbende wettelijk
gezien verplicht is hiervan kennis te kunnen nemen. Dit is tevens een juridisch vereiste
voor een deurwaarder om de invordering in behandeling te nemen.
Indien van belanghebbende geen adres bekend is, heeft de gemeente – na dossier- en
adresonderzoek in de BRP – per individueel geval beoordeeld of het besluit op een
ander (wettelijk) geschikte wijze bekend gemaakt moet worden. Een dwangbevel treedt
immers niet in werking voordat het bekendgemaakt is aan belanghebbende. Daarnaast
is bekendmaking nodig om de rechtsgeldigheid van de vordering te behouden. Indien
een burger langer dan 5 jaar niet meer in de BRP staat ingeschreven en de gemeente
hem of haar niet heeft kunnen aanschrijven om te vordering te stuiten danwel het dwangbevel
kenbaar te maken, is invordering juridisch gezien niet meer mogelijk. Het stuiten
van de vordering dient derhalve ook de rechtsgelijkheid. Een burger die wel traceerbaar
is moet immers ook zijn vordering betalen.
De gemeente heeft hierbij per individueel geval bekeken of publicatie daadwerkelijk
de laatst mogelijke stap was en er geen enkele andere mogelijkheid was om contact
op te nemen met belanghebbende.
Vraag 2
Heeft de gemeente contact gezocht via een laatst bekend adres en wat waren de bevindingen?
Antwoord 2
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 staat beschreven heeft de gemeente Zaanstad meerdere
keren getracht contact op te nemen met belanghebbenden door het besluit naar het laatst
bekende adres te verzenden. In alle gevallen heeft dit niet geleid tot reactie van
de personen op de gepubliceerde lijst.
Vraag 3
Heeft de gemeente familieleden en/of hulpverleners, maatschappelijk werkers en/of
schuldhulpdiensten geraadpleegd en wat waren de bevindingen?
Antwoord 3
Het raadplegen van familieleden is in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG). Indien er van de betreffende persoon bekend is dat hulpverlening, maatschappelijk
werkers en/of schuldhulpdiensten bekend zijn, zijn deze als eerste benaderd met de
vraag of er contact opgenomen kon worden met de gemeente.
Vraag 4
Heeft de gemeente een deurwaarder ingezet om vermeende schulden terug te vorderen?
Waarom wel of niet? En wat waren de bevindingen?
Antwoord 4
Nee, de (rechtsgeldige) bekendmaking van het dwangbevel aan belanghebbende is eerst
nodig om de vordering over te kunnen dragen aan een deurwaarder.
Vraag 5
Vindt u het wenselijk dat gemeenten zulke stappen zetten zonder voorafgaand advies
van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Waarom wel of niet?
Antwoord 5
Ik vind het wenselijk dat het zetten van een dergelijke stap zorgvuldig gebeurt en
dat daarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van publicatie voor de mensen
die het aangaat. De gemeente Zaanstad heeft voorafgaand aan de publicatie uitgebreid
informatie ingewonnen van experts over de juridische houdbaarheid. Uit dit onderzoek
is gebleken dat de publicatie past binnen de huidige wet- en regelgeving en dat deze
werkwijze vaker, ook door andere gemeenten, wordt toegepast.
In het kader van zorgvuldigheid raad ik gemeenten aan om in dergelijke gevallen wel
eerst advies te vragen van de AP. De verantwoordelijke wethouder van de gemeente Zaanstad
heeft ook aangegeven dat zij dit advies alsnog van de AP hebben gevraagd. Ten tijde
van het uitgaan van deze beantwoording was dit advies echter nog niet binnen.
Vraag 6
Kunt u klip en klaar aangeven of en waarom u deze actie van de gemeente Zaanstad wel
of niet proportioneel vindt?
Antwoord 6
Ik vind het belangrijk dat er zorgvuldig met gegevens van mensen wordt omgegaan. Het
publiceren van dergelijke gegevens kan ingrijpende gevolgen hebben voor mensen. Daarbij
past het dat gemeenten hier al vooraf rekening mee houden.
Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat onterecht verstrekte uitkeringen door
het college teruggevorderd moeten worden.
Gemeenten gaan hierbij zelf over de wijze van invordering van de teveel verstrekte
uitkeringen. Hierbij dienen gemeenten zich uiteraard te houden aan de geldende wet-
en regelgeving en dienen zij daarbij de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit
mee te wegen. De gemeente Zaanstad heeft aangegeven voorafgaand aan de publicatie
zorgvuldig (juridisch) onderzoek te hebben gedaan naar de publicatie van de persoonsgegevens.
Ook hebben zij aangegeven de AP (alsnog) om een advies te vragen.
Vraag 7
Hoe heeft de gemeente het risico op schade voor eventueel betrokken kinderen gewogen?
Antwoord 7
Het doel van de publicatie was volgens de gemeente met name om in contact te komen
met deze personen. Niet enkel om ten onrechte ontvangen gemeenschapsgeld te kunnen
terughalen maar juist ook om betrokkenen hulp aan te kunnen bieden waar nodig, bijvoorbeeld
door het maken van afspraken over de wijze van terugbetaling van de vordering of te
wijzen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. De gemeente heeft het risico op
schade voor eventueel betrokken kinderen tot op zekere hoogte gewogen. Het belang
van een terugvordering en het eventueel toepassen van een hardheidsclausule is in
het eerste stadium (en daarna eventueel in bezwaar en beroep) reeds beoordeeld. Het
publiceren van de gegevens in het stadsblad is een middel dat slechts wordt ingezet
als alle eerdere pogingen om contact te krijgen met de betrokken personen onsuccesvol
zijn geweest.
Vraag 8
Hoe heeft de gemeente het risico van de kans op werk bij screening door een potentiële
werkgever gewogen?
Antwoord 8
Voorafgaand aan de publicatie in het stadsblad zijn door de medewerkers van de gemeente
alle mogelijke stappen ondernomen om contact te krijgen met de betreffende personen.
Om de vordering op deze personen alsnog te kunnen innen was daarom een bekendmaking
van het besluit nodig. Bij de keuze voor het publiceren van de namen is door de gemeente
een zorgvuldige afweging gemaakt over de wijze van bekendmaking en wat hiervan de
consequenties zouden kunnen zijn voor de betrokkenen.
Vraag 9
Vindt u dat gemeenten de onder vraag 4 en 5 genoemde zaken zou moeten wegen? Waarom
wel of niet?
Antwoord 9
Gelet op de onderwerpen van vragen 4 en 5 ga ik er bij beantwoording van deze vraag
vanuit dat u bedoelt dat de gemeente de onder vraag 7 en 8 genoemde zaken zou moeten
wegen.
Ik begrijp dat het openbaar publiceren van persoonsgegevens ingrijpend kan zijn voor
de personen die het aangaat. Het past dan ook dat gemeenten kijken naar wat de gevolgen
zijn voor betrokken en zijn of haar gezin en of publicatie van gegevens mogelijk gevolgen
heeft voor de toekomst van deze personen. Het uitgangspunt van de Participatiewet
is dat onterecht verstrekte uitkeringen door het college teruggevorderd moeten worden.
Het is belangrijk dat gemeenten bij de schuldinning altijd kijken of zij hiertoe het
minst ingrijpende middel inzetten en dat dit middel wel passend is. Dit wordt ook
door wettelijke regels voorgeschreven.
Vraag 10
Bent u bereid gemeenten landelijke kaders te bieden over hoe om te gaan met privacy
bij schuldinning? Waarom wel of niet?
Antwoord 10
De AVG biedt Europese kaders ten aanzien van de omgang van privacy van betrokkenen.
Kort gezegd heeft een ieder een recht op privacy, wat enkel doorbroken kan worden
wegens één van de grondslagen aldaar genoemd. Het uitvoeren van schuldinning is een
wettelijke taak, waarvoor gemeenten privégegevens mogen en kunnen verwerken. Deze
wetgeving schrijft voor dat bij verwerking van die gegevens, de beginselen van subsidiariteit
en proportionaliteit moeten worden nageleefd. Gemeenten moeten dus afwegen of een
bepaalde inbreuk op de privacy gerechtvaardigd is, gelet op het doel dat daarmee gediend
is, en of er geen middel is dat minder inbreuk maakt. Nadere landelijke kaders op
dit gebied hebben daarmee geen toegevoegde waarde, omdat de afweging bij uitstek iets
is dat in een individueel geval gemaakt moet worden. In algemene zin kan ik wel zeggen
dat het belang van schuldinning zwaar weegt, en dat ik het gerechtvaardigd vind dat
gemeenten doen wat binnen hun (juridische) mogelijkheden ligt om betrokkenen die anderszins
niet vindbaar zijn aan te schrijven.
Vraag 11
Bent u bereid hierover bestuurlijke afspraken te maken met gemeenten? Waarom wel of
niet?
Antwoord 11
De afweging of een bepaalde inbreuk op de privacy gerechtvaardigd is, gelet op het
doel dat daarmee gediend is, en of er geen middel is dat minder inbreuk maakt, is
iets dat door een gemeente in een individueel geval gemaakt moet worden. Ik heb er
vertrouwen in dat gemeenten zich hierbij aan wettelijke regels en de beginselen van
subsidiariteit en proportionaliteit houden en slechts van deze bevoegdheid gebruik
maken als er echt geen ander middel kan worden ingezet waarbij er minder inbreuk wordt
gemaakt op de privacy.
Vraag 12
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor het commissiedebat Armoede- en schuldenbeleid
van 22 mei?
Antwoord 12
Ja, daartoe ben ik bereid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.