Schriftelijke vragen : De vergunning voor het doden van een wolf in Gelderland
Vragen van het lid Kostic (PvdD) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de vergunning voor het doden van een wolf in Gelderland (ingezonden 21 mei 2025).
Vraag 1
Klopt het dat uw ministerie inhoudelijk heeft meegewerkt aan de totstandkoming van
de vergunning voor het afschot van een wolf in Nationaal Park De Hoge Veluwe, zoals
u op 6 mei jongstleden publiekelijk heeft verklaard?
Vraag 2
Zo ja, op welke wijze en in welke fase van het besluitvormingsproces heeft deze betrokkenheid
plaatsgevonden? Kunt u alle communicatie hierover met de provincie Gelderland openbaar
maken (artikel 68 Grondwet)?
Vraag 3
Op basis van welk juridisch kader achtte u deze bemoeienis verenigbaar met artikel
1.2, lid 2 van de Wet natuurbescherming (Wnb), waarin expliciet is bepaald dat uitsluitend
de provincie bevoegd is tot het verlenen van vergunningen met betrekking tot strikt
beschermde soorten?
Vraag 4
Klopt het dat bij de opstelling van de vergunning gebruik is gemaakt van definities
van «probleemwolf» en «probleemsituatie» uit een landelijk wolvenplan (Kamerstuk 33 576, nr. 405) dat niet als formeel beleid en regelgeving is vastgesteld?
Vraag 5
Klopt het dat deze definities niet juridisch zijn getoetst aan Europese regelgeving?
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe u de juridische houdbaarheid van de afgegeven vergunning inschat
in de bodemprocedure en een eventueel hoger beroep?
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat het DNA-bewijs dat als onderbouwing dient voor het afschot
niet is afgenomen door een bevoegde forensisch deskundige, en dat de bemonstering
noch onder toezicht van BIJ12, noch door een onafhankelijk laboratorium in Nederland
is uitgevoerd? Zo ja, kunt u een uitgebreide onderbouwing geven hoe dat in overeenstemming
is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (het zorgvuldigheidsbeginsel)?
Vraag 8
Deelt u de mening dat het bovenstaande essentieel is voor de integriteit van het proces
van een vergunningverlening voor het afschot van een wolf? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe de objectiviteit en onafhankelijkheid worden geborgd
en hoe de protocollen eruitzien bij de afname en analyse van monsters die als onderbouwing
worden gebruikt voor de vergunningaanvraag? Kunt u tevens uitleggen wie de objectiviteit
en wettelijk correcte invulling van protocollen toetst en wie de protocollen, indien
nodig, kan wijzigen?
Vraag 10
Erkent u dat het DNA van de betreffende wolf pas voor het eerst in de database is
opgenomen na het incident van 13 april 2025 en dat er dus geen enkel bewijs is van
herhaald gedrag of eerdere betrokkenheid bij incidenten? Zo nee, welk concreet bewijs
heeft u er dan wel van?
Vraag 11
Bent u van oordeel dat de in het besluit aangevoerde grond, namelijk «acute dreiging»,
voor een spoedeisende uitvoering van afschot rechtmatig is? Zo ja, kunt u dat toelichten
en onderbouwen?
Vraag 12
Waarom is het Nationale Park De Hoge Veluwe niet direct na 13 april 2025 overgegaan
tot het afsluiten van het park, als «acute dreiging» de grond is geweest voor het
bespoedigen van de uitvoering (namelijk dat het besluit de tweede dag in werking gaat)?
Vraag 13
Welke concrete en verifieerbare feiten onderbouwen dat alternatieve maatregelen, zoals
bezoekersmanagement, daadwerkelijk zijn geprobeerd en onuitvoerbaar waren? Kunt u
dit uitgebreid onderbouwen?
Vraag 14
Hoe duidt u de rol van de parkdirecteur van De Hoge Veluwe, die direct na het incident
opriep tot afschot, het incident publiekelijk duidde zonder forensische onderbouwing,
en tevens belanghebbende is als jachtrechthebbende? Acht u zijn invloed verenigbaar
met het vereiste van onafhankelijke besluitvorming? Zo ja, hoe onderbouwt u dat?
Vraag 15
Acht u het toelaatbaar dat een park dat monitoring van wolven weigert, BIJ12-medewerkers
de toegang ontzegt en structureel ecologische verbindingen blokkeert, toch invloed
heeft op beleid ten aanzien van strikt beschermde soorten? Zo ja, waarom en hoe onderbouwt
u dat precies?
Vraag 16
Kunt u bevestigen dat het ecologisch rapport dat ten grondslag ligt aan de vergunning
tot afschot van een wolf (mede) is opgesteld door een wolvendeskundige die tevens
in dienst is van landgoed Den Treek, waar rentmeester Nijland actief is, en dezelfde
persoon die eerder het initiatief nam om vergunningen voor afschot aan te vragen zonder
dat er sprake was van concrete incidenten?1
Vraag 17
Hoe beoordeelt u deze verwevenheid van functies en belangen in het licht van het vereiste
van een objectief en onafhankelijk besluitvormingsproces?
Vraag 18
Deelt u de opvatting dat dergelijke belangenverstrengeling de integriteit van het
proces ondermijnt?
Vraag 19
Hoe borgt u dat beleidsvorming en vergunningverlening inzake beschermde fauna, zoals
de wolf, objectief, transparant en juridisch toetsbaar plaatsvindt, zonder onwettige
inmenging of druk van belanghebbenden? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Indieners
-
Gericht aan
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Indiener
Ines Kostić, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.