Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 690 Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 30 mei 2025
De regering is dankt de vaste commissie van Buitenlandse Zaken voor het verslag bij
het wetsvoorstel tot goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen
Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie
en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8)
De regering is de leden van de fracties van VVD, D66 en SGP erkentelijk voor de gemaakte
opmerkingen en de gestelde vragen en heeft daarop in de hiernavolgende tekst gereageerd.
Daarbij is zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden.
Voor de goede leesbaarheid zijn de antwoorden op de gestelde antwoorden vetgedrukt.
Inhoudsopgave
A.
ALGEMEEN DEEL
2
1.
Algemene inleiding
2
1.1
De Europese Unie en Maleisië
3
1.2
Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
3
1.3
Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
3
1.4
Aard van de partnerschapsovereenkomst
5
2.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
5
Preambule
5
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 4)
6
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)
6
Samenwerking inzake internationale vrede, veiligheid en stabiliteit (artikelen 5 tot
en met 9)
6
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 10 tot en met 17)
7
Samenwerking inzake justitie en veiligheid (artikelen 18 tot en met 24)
8
Samenwerking in andere sectoren en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie
(artikelen 25 tot en met 46)
8
Vormen van samenwerking (artikelen 47 tot en met 49)
8
Institutioneel kader (artikel 50)
8
Slotbepalingen (artikelen 51 tot en met 60)
8
3.
EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
8
4.
KONINKRIJKSPOSITIE
8
A. ALGEMEEN DEEL
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Goedkeuring
van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een
partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds,
en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8) en hebben daarover enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Goedkeuring
van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een
partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds,
en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8) en hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Partnerschapsovereenkomst
tussen Maleisië enerzijds en de EU en haar lidstaten anderzijds. Zij danken de regering
voor het toezenden daarvan. De aan het woord zijnde leden zijn overwegend positief
over het gesloten verdrag en hebben nog enige vragen en opmerkingen.
1. Algemene inleiding
Kan de regering het besluit voor een gemengde overeenkomst nader toelichten en daarbij
de voor- en nadelen schetsen, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Het besluit tot een gemengde overeenkomst is in dit geval genomen op voorstel van
de Europese Commissie, en met instemming van de Raad.
Een gemengde overeenkomst houdt in dat het verdrag tussen de EU, en de lidstaten,
enerzijds, en een derde land, anderzijds, wordt gesloten. Een dergelijk akkoord behoeft
goedkeuring door de nationale parlementen van de EU-lidstaten, en dient vervolgens
ook door die EU-lidstaten geratificeerd te worden. Pas hierna kan de EU het verdrag
ratificeren. Een gemengde overeenkomst verschilt van een zogeheten EU-only akkoord omdat een dergelijk akkoord alleen tussen de EU, enerzijds, en een derde land,
anderzijds, wordt gesloten. Een EU-only akkoord wordt door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd waarna het door de
EU geratificeerd wordt. Het wordt niet door ieder van de lidstaten apart geratificeerd.
Elke lidstaat richt de positiebepaling in de Raad op eigen wijze in. In Nederland
is uw Kamer nauw betrokken bij de positiebepaling van Nederland in de Raad, voorafgaand
aan eventuele besluitvorming.
De aard van een akkoord wordt bepaald aan de hand van de inhoud en het onderwerp van
de afspraken uit het akkoord. In het geval de EU exclusief bevoegd is op alle onderdelen
van het te sluiten akkoord, wordt een EU-only akkoord gesloten. Indien het akkoord naast exclusieve EU-bevoegdheden, ook niet exclusieve
EU-bevoegdheden bevat (zogenaamde «parallelle bevoegdheden»), dan is een EU-only of een gemengd akkoord mogelijk. Welk type verdrag wordt gesloten, wordt per verdrag
afgewogen.
In dit akkoord is sprake van een verdeling van zowel exclusieve als niet-exclusieve
(parallelle) EU-bevoegdheden, en is dus zowel een EU-only als een gemengd akkoord mogelijk. Gelet op het krachtenveld binnen de EU heeft de
Europese Commissie destijds ervoor gekozen om het verdrag als gemengde overeenkomst
aan de Raad voor te leggen.1 Hiermee heeft de Raad ingestemd.2
1.1 De Europese Unie en Maleisië
1.2 Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
De leden van de VVD-fractie constateren dat er in de wetsvoorstellen geen aandacht
wordt besteed aan samenwerking met individuele ASEAN-landen op het gebied van kritieke
grondstoffen. Dit terwijl individuele ASEAN-landen wel interessant zijn om mee samen
te werken op het gebied van kritieke grondstoffen. Daarom vragen deze leden hoe de
regering kijkt naar de samenwerking tussen de EU en individuele ASEAN-landen op het
gebied van kritieke grondstoffen. Hoe zet de regering zich in voor samenwerking tussen
de EU en individuele ASEAN-landen op het gebied van kritieke grondstoffen?
1.3 Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het wetsvoorstel niet expliciet verwezen
wordt naar samenwerking met Maleisië op het gebied van kritieke grondstoffen. Dit
terwijl samenwerking met Maleisië op het gebied van kritieke grondstoffen wel interessant
kan zijn voor de EU. Deze leden vragen de regering waarom kritieke grondstoffen niet
in het voorstel voorkomen. Hoe zetten de EU en Nederland zich verder in voor samenwerking
met Maleisië op het gebied van kritieke grondstoffen?
Antwoord
De overeenkomst biedt een breed kader voor samenwerking. Zo zetten partijen zich in
voor duurzame ontwikkeling en voeren zij een dialoog over handels- en investeringsaangelegenheden.
Hieronder kunnen ook activiteiten in de kritieke-grondstoffenketen vallen.
Daarnaast werkt de EU aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen
via de Critical Raw Materials Act, die in mei 2024 in werking is getreden. De EU zet in op Europese mijnbouw en raffinage,
diversificatie, en circulariteit. De EU is in dat kader veertien grondstoffenpartnerschappen
(via Memoranda of Understanding) met grondstofrijke landen, waaronder Canada, Oekraïne, Kazachstan, Namibië, Argentinië,
Chili, DRC, Zambia, Groenland, Rwanda, Noorwegen, Oezbekistan, Australië en Servië,
overeengekomen. Ook kan de EU via handelsakkoorden met grondstofrijke landen afspraken
maken over kritieke grondstoffen. Zo wordt er momenteel met Thailand onderhandeld
over een hoofdstuk over kritieke grondstoffen in een handelsakkoord, en is de kans
groot dat dit onderwerp ook aan bod zal komen in de aankomende onderhandelingen met
Maleisië.
De regering werkt aan de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen via de Nationale
Grondstoffenstrategie3, met vijf pijlers: 1. Kennisopbouw en monitoring 2. Circulariteit en innovatie 3. Europese
mijnbouw en raffinage 4. Diversificatie 5. Verduurzaming grondstoffenketens. In het
kader van diversificatie kijkt de regering hoe Nederland kan bijdragen aan invulling
van de EU-grondstoffenpartnerschappen. Daarnaast wordt gekeken naar mogelijkheden
voor bilaterale samenwerking, middels bijvoorbeeld grondstoffenovereenkomsten die
bij de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp zijn belegd, en heeft
de regering bijvoorbeeld al een samenwerkingsverband met Vietnam, Quebec, en Zuid-Korea.
In de strategie wordt tevens de rol die Nederlandse bedrijven, financiële instellingen
en kennisinstellingen in de waardeketen van kritieke grondstoffen kunnen spelen, waaronder
in de ASEAN-landen, bezien. Niet alleen met het oog op vergroting van leveringszekerheid,
maar ook met het oog op verdienkansen. Zo werkt Nederland samen met de Vietnamese
Geologische Dienst aan het in kaart brengen van reserves van kritieke grondstoffen
en het verbeteren van regelgeving in de mijnbouwsector. In Indonesië onderzoekt een
Nederlands bedrijf met steun van de Nederlandse ambassade de haalbaarheid van de winning
van lithium uit geothermisch pekelwater, in samenwerking met een Indonesisch staatsbedrijf.
In Maleisië is de Nederlandse ambassade initiatiefnemer om met enkele gelijkgezinde
EU-lidstaten kansen te identificeren voor mogelijke samenwerking op gebied van duurzame
winning van kritieke grondstoffen.
De leden van de D66-fractie zijn groot voorstander van het versterken van de banden
met Maleisië. Het is ook in het belang van Nederland om een tegenwicht te bieden aan
de regionale druk van China. Daarnaast bieden dergelijke partnerschappen de mogelijkheid
tot dialoog over het bevorderen van mensenrechten.
De leden van de D66-fractie constateren dat lhbtiq+ personen in Maleisië anno 2025
helaas nog steeds worden geconfronteerd met hoge straffen en discriminatie. Kan de
regering toezeggen de ruimte binnen deze overeenkomst te gebruiken om de rechten van
lhbtiq+ personen aan de orde te stellen, zo vragen deze leden.
Antwoord
De overeenkomst biedt ook handvatten in het kader van mensenrechten. Zo herbevestigen
partijen in de preambule van het verdrag dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging
van de democratische beginselen en de mensenrechten, neergelegd in de Universele Verklaring
van de rechten van de mens, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties («AVVN») op 10 december 1948, en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten
die op hen van toepassing zijn. Daarnaast spreken partijen af om, ingevolge artikel
25, samen te werken op door de partijen overeen te komen terreinen ter bevordering
en bescherming van de mensenrechten. Deze samenwerking kan, onder meer, de uitwisseling
van optimale werkwijzen met betrekking tot de ratificatie en tenuitvoerlegging van
verdragen, de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen en de rol en werking
van de nationale instellingen van de partijen op het gebied van de mensenrechten,
de totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog en samenwerking
met de relevante VN-organen op het gebied van de mensenrechten, omvatten.
De overeenkomst biedt dan ook ruimte om consequent aandacht te vragen voor de Nederlandse
prioritaire mensenrechtenthema’s, waaronder de gelijke rechten van lhbtiq+ personen.
Dit is dus ook mogelijk als onderdeel van de dialogen met Maleisië.
1.4 Aard van de partnerschapsovereenkomst
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Preambule
De leden van de SGP-fractie constateren dat er veel gedeelde waarden en toewijding
aan mensenrechten en internationaal recht opgenomen zijn en waarderen dat. Wat betreft
de aan het woord zijnde leden is een van de belangrijkste rechten daarvan godsdienstvrijheid.
Christenvervolging is nog een groot probleem in Maleisië en het land is nog maar kort
geleden van de Open Doors Ranglijst af. Wat deze leden opvalt is dat er fatwa’s tegen
kerkbezoek worden uitgevaardigd in deelstaten (CVandaag, 12 april 2023, «Staat in
Maleisië verbiedt moslims via fatwa de toegang tot kerken») en dat een ontvoering
van een dominee, met vermoedelijk overheidsbetrokkenheid, nog steeds niet is opgelost
(Open Doors, 8 november 2023, «Rechter bezoekt plek waar Raymond Koh is ontvoerd»).
Deze leden vragen graag welke handvatten de waarden uit de preambules en de bepalingen
van artikel 1 en 25 bieden om christenvervolging aan te pakken en geloofsvrijheid
te verbeteren voor de christenminderheid in Maleisië.
Antwoord
De overeenkomst biedt handvatten om op het gebied van mensenrechten tussen partijen
samen te werken. Zo herbevestigen partijen in de preambule van het verdrag dat de
partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten,
neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, aangenomen door
de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) op 10 december 1948, en in
andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten die op hen van toepassing
zijn. Daarnaast spreken partijen af om, ingevolge artikelen 1 en 25, samen te werken
op door de partijen overeen te komen terreinen ter bevordering en bescherming van
de mensenrechten. Deze samenwerking kan, onder meer, de uitwisseling van optimale
werkwijzen met betrekking tot de ratificatie en tenuitvoerlegging van verdragen, de
ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen en de rol en werking van de
nationale instellingen van de partijen op het gebied van de mensenrechten, de totstandbrenging
van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog en samenwerking met de relevante
VN-organen op het gebied van de mensenrechten, waaronder de vrijheid van religie en
levensovertuiging, omvatten.
De overeenkomst biedt dan ook ruimte om consequent aandacht te vragen voor de voor
Nederland prioritaire mensenrechtenthema’s, waaronder geloofsvrijheid. Dit is dus
ook mogelijk als onderdeel van de dialogen met Maleisië.
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 4)
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)
Samenwerking inzake internationale vrede, veiligheid en stabiliteit (artikelen 5 tot
en met 9)
De leden van de SGP-fractie constateren dat het verdrag een interessante bepaling
bevat voor misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, waar ook de misdaad
van agressie onder valt. Welke handvatten biedt dit artikel en overige diplomatieke
inzet om de Maleisische houding te bespreken inzake Oekraïne en Rusland, zo vragen
de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
De partijen bij de overeenkomst bevestigen in artikel 6, eerste lid, dat ernstige
misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel aangaan niet ongestraft mogen
blijven en moeten worden aangepakt door op nationaal of internationaal niveau de nodige
maatregelen te treffen, overeenkomstig de wetgeving en internationale verplichtingen
van de partijen. Deze maatregelen kunnen diplomatieke, humanitaire en andere vreedzame
middelen omvatten, alsmede [samenwerking met] internationale straftribunalen en rechtbanken.
Daarnaast spreken partijen in het tweede lid van dat artikel af dat zij internationale
straftribunalen, waaronder het Internationaal Strafhof, beschouwen als een belangrijke
ontwikkeling voor internationale vrede en rechtvaardigheid. In dat kader herhalen
partijen het belang van samenwerking met dergelijke tribunalen en rechtbanken, overeenkomstig
hun wetgeving en internationale verplichtingen, en werken zij samen met het oog op
de bevordering van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome
inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13) (artikel 6, derde en vierde lid).
Ten slotte merkt de regering op dat de oorlog in Oekraïne regelmatig onderwerp van
gesprek is bij diplomatieke contactmomenten met Maleisië. De overeenkomst biedt derhalve,
middels onder meer dit artikel, aanvullende mogelijkheden om hieromtrent standpunten
uit te wisselen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de oorsprong van artikel 9 en of deze in veel
andere verdragen is vastgelegd of dat het hier een unicum betreft. En waar en hoe
pleit de regering voor meer gematigdheid in internationale betrekkingen?
Antwoord
De SGP-fractie verwijst naar de preambule en artikel 9 van de PSO. In de preambule
van de overeenkomst erkennen partijen de noties van tolerantie, aanvaarding en wederzijds
respect binnen een diverse, rijk geschakeerde internationale gemeenschap, alsmede
het belang van gematigdheid. In artikel 9 van de overeenkomst spreken partijen daarnaast
af gematigdheid te betrachten in hun dialogen over vraagstukken van gemeenschappelijk
belang. Hierbij betrachten partijen, waar passend, gematigdheid in regionale en internationale
fora (artikel 9, tweede lid). Ook spreken partijen af om samen te werken om gematigdheid
te bevorderen, onder andere door activiteiten daartoe te faciliteren en te ondersteunen
en door optimale werkwijzen, informatie en ervaringen uit te wisselen (artikel 9,
derde lid).
De regering ziet dit principe als een inspanningsverplichting voor de partijen bij
deze overeenkomst om met wederzijdse tolerantie en respect voor elkaars (mogelijk)
uiteenlopende inzichten op te treden. Dit uitgangspunt betracht de regering ook buiten
de toepassing van deze overeenkomst.
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 10 tot en met 17)
De leden van de D66-fractie constateren dat in januari is aangekondigd dat de onderhandelingen
tussen de Europese Commissie en Maleisië over een vrijhandelsakkoord opnieuw zijn
gestart. Deze leden staan hier positief tegenover, ook in het licht van de positionering
van de Verenigde Staten (VS) ten aanzien van de handel met Europa en de onzekerheid
die dit veroorzaakt bij ondernemers, bedrijven en consumenten. Meer handelsbanden
met derde landen los van de VS en China maakt Europa minder kwetsbaar, menen deze
leden. Kan de regering aangeven wat haar verwachting met betrekking tot het verdere
proces van deze onderhandelingen is en hoe de regering naar deze vrijhandelsovereenkomst
kijkt, zo vragen zij.
Antwoord
Op 20 januari 2025 kondigden de EU en Maleisië aan de onderhandelingen over een handelsakkoord
te hervatten. Het tijdspad voor de onderhandelingen ligt nog niet vast, maar de verwachting
is dat in de komende maanden de eerste onderhandelingsronde plaats zal vinden. Op
dit moment vindt een inventarisatie van de Nederlandse belangen bij dit akkoord plaats.
De regering heeft over het algemeen een positieve grondhouding tegenover het onderhandelen
en sluiten van handelsakkoorden, zo ook een handelsakkoord met Maleisië. Handelsakkoorden
dragen bij aan het versterken van relaties met derde landen, het diversifiëren van
handelsstromen en het verkleinen van afhankelijkheden. Bovendien kunnen via handelsakkoorden
afspraken gemaakt worden over duurzame ontwikkeling, wat bijdraagt aan een gelijk
speelveld. Uiteraard zal de regering zich gedurende de onderhandelingen inzetten voor
een akkoord dat aansluit bij de Nederlandse belangen en zal bij de appreciatie van
een uiteindelijk onderhandelaarsakkoord getoetst worden of dit het geval is alvorens
overgegaan wordt tot besluitvorming.
Samenwerking inzake justitie en veiligheid (artikelen 18 tot en met 24)
Samenwerking in andere sectoren en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie
(artikelen 25 tot en met 46)
Vormen van samenwerking (artikelen 47 tot en met 49)
Institutioneel kader (artikel 50)
Slotbepalingen (artikelen 51 tot en met 60)
3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
4. KONINKRIJKSPOSITIE
De leden van de SGP-fractie constateren dat het verdrag geldt voor het Europese deel
van het koninkrijk, en dat is vaker zo bij verdragen. Dat begrijpen deze leden mede
gelet op de bijzonderheden van de behandelde onderwerpen. Ook begrijpen de aan het
woord zijnde leden dit gelet op de gemengde overeenkomst tussen de EU en haar lidstaten
met Maleisië. Zijn er hierdoor voordelen van dit verdrag en andere verdragen die het
Caribische deel van ons Koninkrijk mist?
Antwoord
Evenals eerdere samenwerkingsverdragen van de EU met derde landen zal het onderhavige
verdrag, mede ingevolge artikel 55 van het verdrag, voor wat het Koninkrijk der Nederlanden
betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland kunnen gelden. Dit vloeit voort
uit artikel 52, tweede lid van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen
Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74; hierna: «VEU») jo. Artikel 355 VWEU en de omstandigheid dat deze verdragen alleen voor Europees Nederland
zijn bekrachtigd. De overeenkomst zal derhalve niet kunnen gelden (ook wel: «medegelden»)
voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten (hierna: «de CAS-landen»), en evenmin voor Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba (hierna: «de BES-eilanden»). De CAS-landen en de BES-eilanden
genieten – ingevolge artikelen 52 VEU en 355, tweede lid, VWEU jo. Besluit 2021/1764 van de Raad van 5 oktober 20214 – wel de status van Landen en Gebieden Overzee (hierna: «LGO») waarmee zij onder het LGO-Associatieregime vallen.
Aangezien dit verdrag, en vergelijkbare samenwerkingsverdragen, niet voor het Caribische
deel van het Koninkrijk kunnen gelden, zijn de voordelen, maar bovendien ook de verplichtingen,
die uit deze verdragen voortvloeien, in beginsel niet rechtstreeks dan wel indirect
op hen van toepassing.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken