Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 14 mei 2025, over de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling op 26 mei 2025
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 291 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 3 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft op 14 mei 2025
overleg gevoerd met mevrouw Klever, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 9 mei
2025 inzake geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 26 mei
2025 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 276);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 21 februari
2025 inzake verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 10 en 11 februari
2025 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 275).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Hirsch
Griffier: Van der Graaf
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bamenga, Ceder, Dobbe, Hirsch, Kamminga,
De Korte en Ram,
en mevrouw Klever, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. We gaan beginnen met het debat ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse
Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Welkom aan de Minister. We hebben elkaar gisteren
ook uitgebreid gesproken. Welkom aan de Kamerleden hier aanwezig, die ik even aan
iedereen wil voorstellen: de heer Ceder van de ChristenUnie, mevrouw Dobbe van de
SP, de heer Ram van de PVV, meneer Bamenga van D66 en mevrouw Kamminga van de VVD.
Ikzelf ben Daniëlle Hirsch, ik zit voor maar zal ook een inbreng doen namens GroenLinks-PvdA.
We hebben drieënhalf uur de tijd voor deze vergadering. Laten we gewoon doen wat we
altijd doen, namelijk vier interrupties in eerste termijn en in principe ook vier
in tweede termijn, met het verzoek om de interrupties efficiënt te houden. Ik ga wel
weer timen, want de enige manier om te weten te komen of een interruptie efficiënt
is of niet, is door te kijken of jullie onder de minuut blijven. Welkom ook aan mevrouw
De Korte van NSC.
Dat is wat er als start gezegd moest worden. Dan wil ik het woord geven aan de heer
Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik zie net dat ik de verkeerde tekst voor me heb liggen. Vergeeft
u mij. Dat gaat toch niet van mijn spreektijd af, voorzitter?
De voorzitter:
Dat hangt ervan af hoelang u over uw tijd heengaat.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is de tekst over een heel ander onderwerp. Dat gaan we maar niet opnieuw doen.
Voorzitter. De les van de covidpandemie was confronterend: de wereld staat onlosmakelijk
in verbondenheid met elkaar. Ieder land heeft er belang bij dat het goed gaat met
een ander land, want als het slecht gaat met een ander land, zal Nederland daar onvermijdelijk
de gevolgen van ondervinden. Deze les van een paar jaar geleden lijkt alweer een eeuwigheid
geleden en inmiddels ebt die ook politiek en beleidsmatig steeds meer weg. Hoe dwaas
kan de mensheid zijn, denk je dan.
De wereld verandert snel en de uitdagingen waar we voor staan, zijn complex. Maar
juist in zo'n tijd is het een morele plicht om solidariteit te tonen met mensen die
leven in extreme armoede, in conflictgebieden, in kwetsbare omstandigheden. Ik heb
de geannoteerde agenda gelezen en zie ook de zorgen. Ik wil juist op het gebied van
die solidariteit mijn zorg uitspreken.
Voorzitter. De ontmanteling van USAID heeft diepe sporen nagelaten in het wereldwijde
stelsel van ontwikkelingssamenwerking. We weten dat de humanitaire gevolgen immens
zijn. Daar kunnen we onze ogen niet voor sluiten. Het Europees Parlement heeft in
een eigen initiatiefrapport terecht opgeroepen om dat gat niet verder te laten voortbestaan.
Europa moet verantwoordelijkheid nemen. Ook de motie-Ceder, die oproept om in Europees
verband het nemen van stappen te bepleiten, is aangenomen door de Kamer. Mijn vraag
is hoe de Minister die motie nu uitvoert en hoe ze die oproep de komende dagen wanneer
zij samenkomt met de andere Ministers, verder gevolg gaat geven.
Voorzitter. Juist daarom is het aankomende Meerjarig Financieel Kader van de Europese
Unie zo cruciaal, niet alleen als begrotingsoefening, maar juist ook als moreel sturingselement,
waaruit zou moeten blijken dat we een waardengemeenschap zijn. Daar ligt dus ook een
uitgelezen kans voor de Raad om een krachtig politiek signaal af te geven ten aanzien
van de Commissie.
Voorzitter. Ik wil op drie punten inzoomen. Allereerst: handhaaf afzonderlijke financiële
instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. Instrumenten zoals
NDICI, HUMA en IPA hebben ieder een eigen mandaat, logica en uitvoeringspraktijk.
Het samenvoegen ervan, dat door sommigen wordt voorgesteld onder het mom van efficiëntie,
zou leiden tot verwatering van doelstellingen, ondoorzichtige besluitvorming en competitie
om middelen tussen sectoren, die juist elk hun eigen bestaansrecht hebben.
Het kabinet heeft terecht het belang van stabiliteit en voorspelbaarheid onderstreept.
Daarom ook de volgende vragen. Kan de Minister bevestigen dat Nederland zich in de
Europese Raad actief inzet voor het behoud van afzonderlijke financiële instrumenten
voor ontwikkelingssamenwerking, voor humanitaire hulp en voor toetredingssteun? Ik
hoor graag een concreet antwoord op die vraag en overweeg een motie. Wordt in de voorbereiding
van het nieuwe MFK expliciet rekening gehouden met de noodzaak om concurrentie te
voorkomen tussen kortetermijnbelangen en ontwikkelingsdoelen op de lange termijn?
Voorzitter. Mijn tweede punt. Wij verschillen hierover van mening in de Kamer, maar
juist met het wegvallen van USAID is het belangrijk om de 0,7-norm van het bni voor
ontwikkelingshulp te herbevestigen. Het is geen gunst, het is een verantwoordelijkheid
en zou ook gezien kunnen worden in lijn met de aangenomen motie-Ceder. Het is tevens
een investering in stabiliteit, veiligheid en gedeelde welvaart op lange termijn.
Voorzitter. Mijn laatste punt is een op mensenrechten gebaseerde benadering. Ontwikkelingssamenwerking
is geen verlengstuk van migratiebeheersing of ander kortetermijndenken, en moet in
dienst staan van mensen. Wat ons betreft moet het VN-principe Leave No One Behind
richtinggevend zijn. Geen geopolitiek calculerend beleid voorop, maar een waardengedreven
koers, wat uiteindelijk ook goed voor Nederland zal zijn, juist vanwege die mondiale
verbondenheid.
Daarom vraag ik aan de Minister hoe het kabinet borgt dat de ontwikkelingsmiddelen
niet worden ingezet voor nationale of Europese belangen, maar daadwerkelijk gericht
blijven op armoedebestrijding en mensenrechten. Is Nederland bereid om in EU-verband
te pleiten voor een duidelijke scheiding tussen de middelen voor ontwikkelingsdoelen
en die voor bijvoorbeeld migratie- of veiligheidsdoelen? Op welke manier wordt de
Leave No One Behind-agenda van de VN momenteel vertaald in de Nederlandse inzet, in
nationaal beleid maar ook in de onderhandelingen in Brussel over het MFK?
Voorzitter. Als Nederland niet in het vacuüm stapt dat anderen achterlaten, dan zullen
anderen dat wel doen. Dat is niet goed voor de wereld, dat is niet goed voor de landen
daar en het is ook niet goed voor ons.
Dank u wel, voorzitter. Daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de heer Ceder. Ik sloeg aan op een van de laatste onderwerpen die de heer
Ceder aansneed, want daarin leek hij te suggereren dat hulp nooit hulp kan zijn als
je er zelf ook iets aan hebt. U weet dat de VVD daar anders naar kijkt en vindt dat
hulp, duurzame hulp, veel beter is als die via economische ontwikkeling en groei verloopt.
Ik ben er toch nog wel nieuwsgierig naar of de heer Ceder die scheiding echt zo strak
ziet als hij die in zijn inbreng formuleerde.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is inderdaad goed dat, als wij geld geven of investeren, Nederland daar ook profijt
van kan hebben, economisch of op andere wijze. Daar ben ik het helemaal mee eens,
maar het is kortzichtig om dat als primair doel te nemen. Waarom? Uit onderzoeken
blijkt, hoewel het kabinet een andere keuze maakt – dat weet mevrouw Kamminga ook –
dat elke euro die je investeert in ontwikkelingssamenwerking, op zich al een return
on investment betekent. Je hoeft daarnaast niet nog specifiek te eisen dat Nederlandse
bedrijven of de Nederlandse economie daarvan zouden moeten profiteren. Dat gebeurt
al doordat je investeert.
Die tegenstelling zie ik dus niet. Ik denk dat het een valse tegenstelling is en dat
het en-en is. Het zou uiteraard mooi zijn als Nederlandse bedrijven kunnen meedoen
en mee-investeren. Daar ben ik niet op tegen, maar ik ben er wel op tegen om dat centraal
te stellen, omdat we daarmee geen recht doen aan het feit dat investeren op zich al
rendement oplevert en dat, dieperliggend, Nederland er belang bij heeft dat het goed
gaat met andere landen. Op het gebied van armoedebestrijding zakken we door het ijs.
Het wegvallen van USAID heeft mensenlevens gekost en zal nog mensenlevens kosten.
Het is naïef om te denken dat Nederland van de effecten daarvan op het gebied van
gezondheid en migratiestromen gevrijwaard zal blijven. Het is ook in het belang van
Nederland dat het goed gaat met andere landen. Wij hebben er ook de financiële middelen
voor om daar mondiaal een bijdrage aan te leveren.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Het was een heel lang antwoord. Dank daarvoor. Mijn vraag betrof eigenlijk heel sec
die scheiding, maar de heer Ceder ziet dus wel degelijk dat het en-en is. Dat vind
ik belangrijk. Dan kunnen we best van mening verschillen over de nuance en dan kunnen
we een politieke discussie voeren over de vraag hoever u daarin gaat, maar het kan
dus nadrukkelijk en-en zijn.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, het kan en-en zijn. Ik hoop wel dat de VVD er oog voor heeft dat er in de huidige
beleidskeuzes wel een disproportionele afslag wordt genomen, want daarin lijkt het
en-en niet vanzelfsprekend. Als mevrouw Kamminga dat met mij eens is, zou zij ook
juist kritisch moeten zijn op het beleid van de Minister, volgens mij. Daar kunnen
we elkaar op vinden, en ook op de insteek om het beleid van de Minister recht te trekken.
De heer Ram (PVV):
Ik heb toch nog een vraag aan de heer Ceder over USAID. Is het niet gewoon primair
de verantwoordelijkheid van een land als Amerika om zelf te bepalen waar het zijn
geld aan uitgeeft? Dezelfde keuzes worden ook gemaakt in Groot-Brittannië. Labour
heeft daar ook de afslag genomen om te korten op ontwikkelingshulp. Dat zijn keuzes
die landen zelf maken. Daar zijn ze toch primair zelf verantwoordelijk voor? Een land
als Nederland kan toch nooit zo'n gat dichten, als we dat al zouden willen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
De VS gaan er zelf over hoe ze hun geld uitgeven, maar de consequentie is wel dat
er nu al mensen zijn overleden en het gevolg is wel dat er nog meer mensen zullen
overlijden. De VS mogen doen wat ze willen, maar zij zullen wel de consequenties daarvan
moeten dragen. Wij mogen daar ook iets van vinden. Ik heb gezegd dat wij er belang
bij hebben om ervoor te zorgen dat de stabiliteit in landen gewaarborgd wordt. Zeggen
dat we gaan minderen met ontwikkelingshulp mag en kan, maar het is heel wat anders
om te zeggen: we stoppen er per direct mee; we schorten het per direct op. Dan hebben
organisaties, landen, kwetsbare mensen nauwelijks de kans om mitigerende maatregelen
te treffen. Ik vind dat dus iets te kort door de bocht; het ontslaat beleidsmakers
in de Verenigde Staten van het besef dat met verantwoordelijkheid keuzes komen, dat
met macht verantwoordelijkheid komt. Zo zwart-wit zie ik het dus niet.
De voorzitter:
Er zijn geen verdere interrupties. Dan geef ik het woord aan mevrouw Dobbe. Ja, u
mag de Kamerbel afwachten. Hoelang duurt die bel? Een minuut? Ik zou zeggen: haal
even diep adem.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Als ik door de bel heen praat, dan schijnt het allemaal niet
zo goed te verstaan te zijn. Ik zou graag mijn inbreng willen beginnen met het kopje
actuele ontwikkelingen, want dat staat ook op de geannoteerde agenda van de Raad.
Ik denk wel dat we hier ook de situatie in Gaza moeten bespreken.
Sinds 2 maart is Gaza hermetisch afgesloten voor humanitaire hulp. Als gevolg hiervan
lijdt een half miljoen mensen daar catastrofale honger en staat hun een langzame,
pijnlijke dood te wachten. In een brief van de regering van deze week beschrijft dit
kabinet de situatie in de Gazastrook als «catastrofaal». Kinderen sterven nu een gruwelijke
hongerdood. Tegelijkertijd staan duizenden vrachtwagens met humanitaire hulp voor
de grens te wachten, maar die kunnen niet naar binnen. Het is hartverscheurend. Er
kan ook niet worden gewacht. Er is nu hulp nodig. Daarom moet ook volgens ons deze
Minister hier in Europa aandacht voor vragen. Er staat hierover namelijk niks op de
geannoteerde agenda voor de komende RBZ, maar misschien is de Minister bereid om ervoor
te zorgen dat dit onderwerp wel wordt besproken in Europa. Wat gaat de Minister dan
voorstellen om de druk op de Israëlische regering uit te oefenen en te vergroten om
de humanitaire hulp direct weer op gang te krijgen? Deelt zij de mening van haar collega-Minister
Veldkamp dat Israël als bezettingsmacht een verantwoordelijkheid heeft om ervoor te
zorgen dat Palestijnen die wonen in het bezette gebied, toegang hebben tot voldoende
voedsel en humanitaire hulp? Deelt de Minister ook de mening dat humanitaire hulp
altijd neutraal en onafhankelijk moet zijn, en niet mag worden ingezet als oorlogswapen
of als drukmiddel? Dit schept namelijk ook een gevaarlijk precedent voor andere humanitaire
crisissen en ook voor het werk van humanitaire organisaties, die op andere plekken
ook werken.
De Israëlische regering heeft aangekondigd een nieuw registratiebeleid in te voeren
voor internationale hulporganisaties die actief zijn in Palestijnse gebieden. Meer
dan 50 van deze organisaties hebben hier onlangs een brandbrief over geschreven. Ik
vroeg mij af of de Minister deze heeft gelezen. Zo ja, wat is haar reactie? Wil zij
de oproep van deze organisaties ook meenemen naar de Raad? Is de Minister het met
de SP eens dat deze wijziging van het beleid door Israël onacceptabel is? Wil zij
zich er in Europees verband hard voor maken dat dit nieuwe beleid van registratie
van hulporganisaties niet doorgaat?
We hebben het hier net ook even kort over USAID gehad. Niet alleen de hoeveelheid
weggevallen financiering is een enorm probleem, maar ook dat het van de ene op de
andere dag is gebeurd, zodat er geen enkele kans was om de noodzakelijke hulp op een
andere manier te organiseren. Het Aidsfonds bijvoorbeeld ziet nu al desastreuze gevolgen
omdat medicijnen opraken. Hiv-medicatie stopt. Als een persoon stopt met die medicatie,
dan komt het virus terug. De reactie van de Minister in de geannoteerde agenda op
het wegvallen van USAID is dat Nederland niet alles kan opvangen wat de VS laten vallen.
Mondiale gezondheid is echter wel een van de prioriteiten van deze Minister. Aids
wordt nu in rap tempo weer een nieuwe wereldwijde bedreiging omdat er te weinig toegang
is tot hiv-medicatie. Daar hebben wij hier in Nederland ook last van.
Een andere prioriteit van deze Minister is dat ontwikkelingshulp het Nederlandse belang
moet dienen. Is de Minister het er dan mee eens dat een nieuwe aidsepidemie Nederland
niet zal overslaan en dat het daarom ook in het Nederlandse belang is om te zorgen
dat mensen toegang houden tot medicatie om een epidemie zo veel mogelijk te voorkomen?
Is de Minister bereid om hiervoor wat extra's te doen en ook dit in Europees verband
bij de Raad te bespreken en ervoor te pleiten dat we dit wel gaan opvangen?
Voorzitter, tot slot. Sudan staat niet op de agenda, maar EU-Afrikarelaties wel. Als
we hier iets aan willen doen, moet volgens mij niet alleen Nederland, maar ook Europa
zich hiervoor blijven inzetten, omdat in Sudan op dit moment een humanitaire ramp
gaande is, maar ook omdat de toegang van hulporganisaties nog steeds heel beperkt
is. Ik vroeg mij af of de Minister bereid is om dit ook te bespreken in de Raad. Wat
gaat zij daar dan voorstellen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties; klopt dat? Dan geef ik het woord aan de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ontwikkelingshulp dreigt steeds verder af te glijden naar
een geopolitiek instrument zonder democratische controle. Onder het mom van de Global
Gateway stroomt belastinggeld naar projecten die eerder Brussel dan de Europese burger
dienen. De PVV waarschuwt hier al jaren voor. In het coalitieakkoord is afgesproken
dat ontwikkelingsgeld vaker gekoppeld moet worden aan nationale belangen. In het regeerprogramma
staat dan ook dat Nederland zich zal inzetten voor een effectievere, voorwaardelijke
inzet van de EU-gelden. Maar als we kijken naar de praktijk, dan zien we de oude patronen
weer terug: geld zonder voorwaarden en hulp zonder zichtbaar en aantoonbaar resultaat.
De PVV wil dat de EU nationale belangen gaat dienen.
Neem bijvoorbeeld het EU-Jordaniëpakket van 3 miljard. In plaats van afdwingbare resultaten
op het gebied van migratiebeheersing gaat het geld rechtstreeks naar hun begrotingstekort.
De PVV vindt dan ook dat we direct moeten stoppen met het financieren van Jordanië.
We zullen daar een motie over indienen.
Ook het EU-partnerschap met Mauritanië is wat ons betreft geen vrijbrief voor ongerichte
hulp. Er moet kritisch gekeken worden naar de effectiviteit, transparantie en wederkerigheid,
naar migratie en terugkeer. Ontwikkelingshulpgeld is geen blanco cheque. Hier zullen
we ook een motie over indienen.
Voorzitter. De Europese Commissie was vernietigend over de controle op de EU-financiering
van ngo's. Er is gebrek aan transparantie en in sommige gevallen is er zelfs sprake
van betrokkenheid bij mensensmokkel. De PVV wil verplichte openheid van zaken en uitsluiting
van ngo's die hier een schakel in vormen. Wij werken aan voorstellen, die we op korte
termijn zullen indienen.
Daarnaast wil de PVV dat er een einde komt aan de EU-gelden voor de financiering van
organisaties zoals UNRWA, in lijn met wat de Tweede Kamer eerder heeft besloten over
de afbouw van de Nederlandse steun aan UNRWA. De Nederlandse regering moet zich hiervoor
actief inzetten in Brussel. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?
Tot slot, voorzitter. Wij willen dat Europees ontwikkelingsgeld wordt ingezet voor
de oprichting van gezamenlijke asielhubs buiten Europa en voor het bestrijden van
immigratie, niet als een technocratisch project, maar als een daadkrachtige oplossing
voor irreguliere migratieproblemen. Op dit punt wil ik ook een motie indienen.
Voorzitter. Ontwikkelingshulp mag geen doel op zich zijn. Het moet onze veiligheid,
economie en grip op migratie dienen. De PVV kiest voor concrete belangen in plaats
van dure beloften.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte heeft een vraag.
Mevrouw De Korte (NSC):
Er komen bij mij toch heel veel vragen op. Het ontwikkelingsgeld moet vooral ten aanzien
van asiel besteed worden, maar zou het niet andersom moeten zijn? Als we landen helpen
zich te ontwikkelen, dan komen mensen niet naar ons toe. Zolang landen instabiel zijn,
er armoede is en dat soort dingen, ontstaat er migratie. Is het dus niet andersom?
Moeten we daar niet op een andere manier naar kijken? U gaat aan het eind van de keten
staan, maar we zouden eigenlijk aan het begin van de keten van het probleem moeten
staan. Hoe kijkt u daartegen aan?
De heer Ram (PVV):
Op twee manieren. Als we kijken naar de ontwikkelingshulp die de afgelopen decennia
gegeven is, dan zien we dat dat nauwelijks met voorwaarden gedaan is. Je kunt inderdaad
ontwikkelingshulp geven om de economie in dat land op gang te helpen en mensen uit
de armoede te helpen, zoals mevrouw De Korte zegt, maar dan moet je ook voorwaarden
stellen, bijvoorbeeld dat mensen kunnen terugkeren naar het land van herkomst. Waarom
zouden we ontwikkelingshulp geven zonder bijvoorbeeld een voorwaarde van terugkeer?
Ik denk dat er wederkerigheid moet zijn. Het moet niet zo zijn dat wij maar geld blijven
pompen in een project dat niks oplevert. Daarnaast willen wij dat het aantoonbaar
resultaat oplevert. Dat zou mevrouw De Korte ook moeten vinden. Het zou een goed streven
moeten zijn dat je ziet dat je beleid daadwerkelijk iets oplevert. Daarbij willen
wij natuurlijk dat de nationale belangen worden gediend. Dat kan een economisch belang
of een migratiebelang zijn, maar dit kan natuurlijk ook wederkerig zijn. Het hoeft
niet per se alleen onze eigen belangen te dienen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Het is goed om te horen dat de heer Ram zegt dat het niet alleen onze eigen belangen
hoeft te dienen, want dat hoor ik te vaak. Resultaten zijn natuurlijk ook ontzettend
belangrijk, maar als het gaat om gezondheidszorg, bijvoorbeeld de kindervaccinaties,
wat is dan het resultaat? Dat is gelukkig dat kinderen gezonder zijn, dat kinderen
naar school kunnen gaan. Toch is het niet meteen meetbaar op een andere manier. Hoe
kijkt u daar dan tegen aan? Moeten we dat dan ook stoppen of kunnen we dat toch door
laten gaan omdat gezondheidszorg heel erg belangrijk is, ook al heeft het geen direct
economisch resultaat? Dat heeft het misschien later op termijn wel.
De heer Ram (PVV):
Het punt van de gezondheidszorg stond niet in het coalitieakkoord. Wat ons betreft
had dat ook niet gehoeven. Het punt is natuurlijk dat landen zelf primair verantwoordelijk
zijn voor hun eigen gezondheidszorg. Er is duidelijk wel een Kamermeerderheid ervoor
om gezondheidszorg te borgen. Daar hebben we ons bij neergelegd. Onze Minister voert
dat nu ook uit. Daar kunnen wij ook voordeel uit halen, als het gaat om het nationaal
belang. Wij zijn natuurlijk hartstikke goed in gezondheidszorg. Daar hebben we heel
veel goede bedrijven voor en goede samenwerkingen wereldwijd om een verschil te maken.
Het is niet zo dat we daar alleen mensen of kinderen helpen met een vaccinatie. We
kunnen ook kijken hoe we daar gezondheidszorg, in combinatie met onze eigen bedrijven,
een boost kunnen geven. Daarin kun je ook zoeken naar die wederkerigheid. Dat is het
antwoord op de vraag van mevrouw De Korte.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan geef ik het woord aan de heer Bamenga van D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. We leven in een tijd waarin de noodzaak voor humanitaire hulp
en ontwikkelingssamenwerking misschien wel groter is dan ooit. Als gevolg van gewelddadige
conflicten in Palestina, Sudan, Congo, Syrië en Jemen, maar ook door de toenemende
effecten van klimaatverandering zal de wereldwijde behoefte aan humanitaire hulp de
komende jaren niet afnemen. Wereldwijd zijn er nu al naar schatting meer dan 360 miljoen
mensen afhankelijk van humanitaire hulp. Dat is 1 op 22 mensen in de wereld. Tegelijkertijd
zien we wereldwijd dat de financiering van hulp flink onder druk staat. Zowel in Amerika
als in Europa worden miljarden bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Hierdoor ontstaan
enorme tekorten, met als gevolg dat miljoenen mensen een gebrek hebben aan eten, drinkwater,
medicijnen, toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Is de Minister het met D66 eens
dat ontwikkelingssamenwerking ook het belang van Nederland dient en bijdraagt aan
welvaart, veiligheid en stabiliteit? Is de Minister het met D66 eens dat we daarom
er alles aan moeten doen om de financiering van ontwikkelingssamenwerking rond te
krijgen?
Voorzitter. De onrust in de wereld baart Nederlanders enorm veel zorgen. Mensen zien
dagelijks op televisie en sociale media wat er elders in de wereld gebeurt. Beelden
van geweld jegens onschuldige mensen en uitgehongerde kinderen tasten ook ons gevoel
van veiligheid aan en zijn niet te verdragen. Mensen voelen zich verbonden met wat
daar gebeurt. Mensen willen bijdragen aan verandering en kunnen niet langer toekijken.
Het is nodig dat wij politieke moed en leiderschap tonen en hierbij de samenleving
betrekken.
Voorzitter. Het is nu tijd om op zoek te gaan naar creatieve oplossingen. Dat betekent
onder andere serieus kijken naar hoe we de kracht van bedrijven kunnen inzetten en
meer privaat kapitaal kunnen mobiliseren, niet als vervanging van hulp maar als versterking,
door samen te investeren in duurzame ontwikkeling en innovatieve financiering. Nederlandse
bedrijven kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Is de Minister het met D66 eens
dat de private sector hier een bijdrage aan kan leveren? Wil de Minister toezeggen
dat zij zich hier hard voor gaat maken op Europees en internationaal niveau? Om hier
een stap in te zetten, is het belangrijk dat we de private sector weten te mobiliseren.
D66 ziet een top voor zich waar bedrijven voor worden uitgenodigd die willen verkennen
welke bijdrage zij kunnen leveren. Is de Minister bereid om toe te zeggen dat zij
deze top mogelijk maakt voor bedrijven uit de private sector?
Daarnaast moet er een belangrijke rol komen voor diasporastrategieën. Ontwikkelingsbeleid
moet hand in hand gaan met onze relatie met Afrika. Daarom roept D66 op tot een Europese
en internationale diasporastrategie. Mensen met wortels in Afrika die nu in Europa
wonen, zijn bruggenbouwers. Ze brengen kennis, kapitaal en verbondenheid. Investeer
in die kracht. Maak de diaspora structureel onderdeel van beleid, van ontwikkeling
tot implementatie. Deelt de Minister deze visie van D66 over het belang van de diaspora
in ontwikkelingssamenwerking? Zou de Minister willen toezeggen dat ze zich hiervoor
sterk wil maken op Europees en internationaal niveau? Is de Minister bereid om een
top te organiseren in Nederland hierover?
Voorzitter. Tot slot wil ik terugkeren naar de catastrofale humanitaire situatie in
Gaza, die ons allemaal in de greep houdt. 93% van de bevolking verkeert inmiddels
in een acute hongersituatie. Al 73 dagen is er sprake van een blokkade. Dat is een
grove schending van het internationaal humanitair oorlogsrecht. Dan is er nog een
Israëlisch plan om hulp onder militair toezicht te brengen, dat eigenlijk is bedoeld
om hulpverlening te controleren en te conditioneren. Dit dreigt noodhulp te veranderen
in een politiek instrument: geen hulp tenzij mensen zich verplaatsen.
Voorzitter. Het is geen humanitaire operatie, maar een middel voor etnische zuivering.
Ik wil de Minister vragen om zich ondubbelzinnig tegen dit plan uit te spreken, want
humanitaire hulp moet altijd gebaseerd zijn op nood, niet op politieke voorwaarden.
Hoe zit het met de uitvoering van de motie die wij ingediend hebben om de nodige maatregelen
te nemen om ongehinderde toegang van humanitaire hulp tot Gaza mogelijk te maken?
Graag een reactie van de Minister hierop.
Na de gruwelijke moord op inmiddels tientallen hulpverleners door Israël vraag ik
aan de Minister of zij bereid is om zich actief in te zetten voor de bescherming van
internationale hulpverleners.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de ervaren voorzitter, want ik zou zelf een vraag aan de heer Bamenga
willen stellen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Zal ik het even van u overnemen, voorzitter?
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van mevrouw Hirsch namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Meneer Bamenga doet een oproep voor het organiseren van een bijeenkomst om te kijken
hoe de private sector een bijdrage kan leveren. Het is natuurlijk al een paar keer
eerder gebeurd. We zijn daarmee begonnen in Johannesburg in 2002. Toen kwam het idee
van publiek-private samenwerking op. Ik denk dat we daarvan hebben geleerd. Bedrijven
zijn al aanwezig in veel van de landen waar de heer Bamenga het over heeft. Kan de
heer Bamenga aangeven of er wat hem betreft voorwaarden gesteld moeten worden aan
de bedrijven en, zo ja, welke voorwaarden hij dan zou stellen om daadwerkelijk kwalitatief
goede samenwerking op poten te zetten?
De heer Bamenga (D66):
Uiteraard is het heel belangrijk dat de private sector gemobiliseerd wordt. Ik ben
heel erg benieuwd of de Minister bereid is om zo'n top te organiseren om te kijken
hoe wij met z'n allen op een creatieve en impactvolle manier impact kunnen hebben
in die landen. Uiteraard zit daar een voorwaarde aan, namelijk dat het duurzaam moet
zijn. Het moet duurzaam gebeuren. Het is niet alleen maar iets van bedrijven die komen
en daar vervolgens alles voor zichzelf uit halen. Het gaat er juist om dat ze bijdragen
aan de ontwikkeling daar en dat dat op een duurzame en verantwoorde maatschappelijke
manier gebeurt.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Gisteren hebben we een debat gehad over de rol van bedrijven die internationaal ondernemen
en die lange waardeketens hebben. In reactie op een aantal vragen gaf de Minister
toen aan dat zij niet langer het respecteren van de OECD Guidelines als voorwaarde
gaat stellen, omdat we Omnibuswetgeving of de CSDDD hebben, terwijl we allemaal zien
dat juist de voorgestelde afzwakking de OECD Guidelines ondermijnt. Vindt de heer
Bamenga net als ik dat bedrijven alleen maar goede kandidaten zijn als zij de OECD
Guidelines expliciet respecteren?
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij moeten we niet samenwerken met bedrijven die niet maatschappelijk verantwoord
willen ondernemen. Dan heb ik het niet over de afzwakking die op dit moment plaatsvindt,
maar over bedrijven die niet de volledige verantwoordelijkheid willen nemen om te
voorkomen dat er misstanden plaatsvinden en om als er misstanden zijn geweest, die
volledig te herstellen, ook in hun eigen waardeketen.
De voorzitter:
Ik geef u het voorzitterschap terug, mevrouw Hirsch.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Dank u wel. Als er geen andere interrupties zijn op de heer Bamenga, dan geef ik het
woord aan mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Zoals bekend, pleit de VVD al langer voor het aanbrengen van
meer focus op het gebied van ontwikkelingshulp en om ontwikkelingshulp beter te laten
aansluiten op onze bredere prioriteiten en de in Nederland beschikbare kennis en kunde.
De VVD is dan ook blij dat het kabinet hiermee aan de slag is gegaan. Ik wil de Minister
aansporen om ook in EU-verband te pleiten voor het aanbrengen van meer focus en om
bovendien dubbelingen in de inzet van individuele lidstaten te voorkomen. Dat is eens
te meer nodig nu we in EU-verband fors meer willen investeren in defensie en we het
geld immers maar één keer kunnen uitgeven.
Nog te vaak zien we dat we in EU-verband samenwerken en dat alle lidstaten vervolgens
ook in dezelfde landen soortgelijke projecten financieren. Dat zouden we echt beter
moeten kunnen doen, al dan niet in EU-verband. Ik wil de Minister aansporen om te
kijken hoe ze dat in de bilaterale gesprekken met de EU-collega's kan doen, zodat
we niet allemaal in hetzelfde land dezelfde projecten doen, maar we elkaar daarin
kunnen ondersteunen en we wellicht ook tot een division of efforts kunnen komen, om
maar een mooie Nederlandse term te gebruiken.
Ik ben blij, voorts, om te lezen dat het kabinet nadrukkelijk inzet op het vergroten
van de eigen inkomsten van ontwikkelingslanden. Want het versterken van de economische
ontwikkeling, het sturen op betere belastingheffing in die landen, het tegengaan van
onwettige geldstromen en corruptie, en het versterken van de private sector zorgen
voor een duurzame ontwikkeling. Daar ben ik dus blij mee. De vraag is alleen wel hoe.
Er staan mooie woorden in dit stuk, die de VVD, zo zeg ik nogmaals, helemaal onderschrijft,
maar hoe gaan we dat dan doen? Welke stappen zet de Minister? Kan zij daar wellicht
wat inkleuring aan geven? Welke stappen zet zij nationaal en welke stappen wil zij
in EU-verband zetten?
Voorzitter. Op welke wijze krijgt dit een plek in de VN-conferentie? Kan de Minister
aangeven wat de belangrijkste nog openstaande discussiepunten zijn in aanloop naar
die conferentie? Want in de geannoteerde agenda lezen we dat er nog wat discussiepunten
zijn, maar voor de VVD is het onduidelijk wat die punten precies zijn en waar de inzet
van de Minister op zit. Is daar nog discussie over in de EU of zit het tussen de EU
en andere landen? Ik zou daar graag wat meer inkleuring bij willen, zodat we niet
verrast zijn over de uitkomst.
Zoals gezegd is het een mogelijkheid om de private sector te verstevigen om ngo's
meer toegang te geven tot EU delegated cooperation. Er zijn veel gelden in de EU.
We hebben er als VVD al vaker aandacht voor gevraagd, want volgens mij is dit uiteindelijk
duurzamer dan het sec geven van geld. Deelt de Minister dit standpunt? Zo ja, hoe
gaat zij zich hiervoor dan inspannen? Zijn er al stappen gezet? Ik weet dat de Minister
hier al vaker naar gekeken heeft, dus ik ben vooral benieuwd naar de voortgang.
De VVD is verder blij om te lezen dat de Minister onderstreept dat het van groot belang
is dat we Oekraïne onverminderd blijven steunen, ook niet-militair. Dat juicht de
VVD toe, want juist nu is het essentieel om Oekraïne de best denkbare uitgangspositie
voor de onderhandelingen te geven. Wat verwacht de Minister daarover nog aan discussies
in deze Raad?
Voorzitter. Gelet op de tijd – ik weet niet helemaal hoe ik op de klok zit – denk
ik dat ik het hier maar bij laat.
De voorzitter:
U had nog 1 minuut en 10 seconden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat geeft mij de gelegenheid om nog een vraag te stellen aan mevrouw Kamminga. Dan
kan zij die minuut alsnog invullen. Ik heb een vraag over het wegvallen van de financiering
van USAID. Dat staat ook op deze agenda. Ik ken mevrouw Kamminga van de VVD als iemand
die mondiale gezondheid, en daarbinnen de gezondheid van vrouwen, belangrijk vindt.
Door het wegvallen van de financiering van USAID zien we grote problemen ontstaan,
bijvoorbeeld door een gebrek aan hiv-remmers, de medicatie om ervoor te zorgen dat
aids zich niet ontwikkelt bij baby's die nog geboren moeten worden en aan wie moeders
het virus niet willen doorgeven. Dat is ook niet iets wat op een eiland gebeurt. Als
er weer een epidemie komt die niet onder controle is, hebben wij daar in Nederland
ook last van, nog los van alle mensen daar die er last van hebben. Ik snap dat we
niet het hele financieringsgat kunnen dichten, maar is mevrouw Kamminga het met mij
eens dat we wel iets extra's moeten doen en daarvoor in Europees verband moeten pleiten?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Een terecht punt. Volgens mij heeft de VVD samen met onder andere de SP ervoor gestreden
om deze onderwerpen weer op de agenda te krijgen. In eerste instantie stonden ze niet
in de ambities van de Minister, maar gezondheidszorg is nadrukkelijk opgenomen. Daar
hebben wij hard voor gevochten, dus dat deel ik helemaal en daar blijf ik ook voor
staan.
Het is natuurlijk weer een ander vraagstuk of wij als Nederland alles moeten opvangen
wat een ander land niet meer doet. Ik denk dat dat niet realistisch is. Wij doen als
Nederland nog steeds ontzettend veel. We hebben het hier steeds over de bezuinigingen,
maar er wordt heel vaak vergeten hoeveel we nog gewoon doen, juist ook op dit onderwerp.
Dus ja, we doen wat; we doen meer dan eigenlijk beoogd was bij aanvang van dit kabinet.
Daar ben ik blij mee, maar het is ook een illusie om te denken dat wij alles moeten
kunnen opvangen wat de VS of welk ander land dan ook niet meer doen. Je kunt niet
zeggen dat als we dat niet opvangen, we het onderwerp dus niet meer belangrijk vinden.
Dat vind ik echt een valse tegenstelling. Ik zeg overigens ook niet dat mevrouw Dobbe
dat zei; dat merk ik er meteen bij op. Ja, de VVD vindt dat belangrijk. De VVD blijft
daarvoor staan. Binnen de middelen die we hebben, zullen we ervoor knokken dat daar
middelen voor beschikbaar zijn. Ik denk ook dat het goed is als er een signaal richting
de VS gaat om daar nog eens goed naar te kijken. Ik zie dat de VS aan het kijken zijn
wat ze nog wel en wat ze niet meer willen doen. Uiteindelijk gaan zij daarover. Wij
gaan over onze eigen inzet en ik ben blij dat wij als Nederland ons wel blijven inzetten
voor deze onderwerpen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zou graag willen dat wij alles zouden kunnen opvangen wat de VS laten liggen, maar
ik snap ook dat dat niet kan. Dat is ook niet wat ik heb gevraagd. Ik snap ook het
antwoord: dat het antwoord niet kan zijn dat we alles gaan opvangen. Maar mijn vraag
is: zouden we niet nu, op dit moment, omdat van de ene op de andere dag de financiering
is gestopt en er nú een probleem is – er moet nog gepraat worden met de VS; misschien
willen zij toch wel doorgaan – iets extra's moeten doen, om te zorgen dat er geen
problemen ontstaan die we straks niet meer kunnen oplossen, ook als de VS de financiering
weer zouden voortzetten?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor die verduidelijking. Volgens mij doen wij als Nederland al heel erg veel,
en ook als Europa. Dus volgens mij is de boodschap vooral dat we dat moeten blijven
doen, dat we moeten blijven uitstralen dat dat belangrijk is en dat de gezondheidszorg
in die landen niet alleen belangrijk is voor de mensen daar, maar ook voor de veiligheid
in Europa en onze veiligheid. Want we hebben open grenzen in de wereld; de heer Ceder
refereerde daar al aan in zijn inbreng over de coronapandemie. We zijn gewoon ontzettend
kwetsbaar. Dus nog los van het feit dat we het als VVD belangrijk vinden dat er goede
gezondheidszorg beschikbaar is voor iedereen, is het ook nog eens in ons belang. We
doen al heel veel. We doen als Europa ook heel veel. Ik zou zeggen: laten we dat blijven
doen. Of we nu ook iets extra's moeten doen? Ik weet niet eens of dat op zo'n korte
termijn mogelijk is. Ik zie nog niet meteen een mogelijkheid daar een extra stap in
te zetten, maar als de Minister die ziet, zou ik dat van harte toejuichen. Daar ben
ik zeker niet op tegen.
De heer Bamenga (D66):
In de plannen van dit kabinet gaan de investeringen in de jeugdwerkgelegenheid naar
nul. Ik vroeg me af hoe de VVD hierin staat.
De voorzitter:
Een mooie korte interruptie.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Excuus, kunt u dat nog een keer herhalen?
De heer Bamenga (D66):
Dit is geen tweede interruptie, hè? Het gaat om de jeugdwerkgelegenheid. In de plannen
van dit kabinet gaan de investeringen daarin volledig naar nul, terwijl ik denk dat
het heel erg belangrijk is om daarin te investeren. Hoe kijkt de VVD aan tegen deze
plannen?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dan had ik het toch goed gehoord. Ik was even abuis omdat het over de jeugdwerkloosheid
gaat. Ik zie niet zo goed in wat voor relevantie dat heeft met het debat dat hier
voorligt. Als u dat wilt, kunt u daar met mijn collega Daan de Kort of met de heer
Aartsen een debat over voeren. Ik zie dit als buiten de orde, in alle eerlijkheid.
De voorzitter:
Even om te voorkomen dat meneer Bamenga hier een nieuwe interruptie aan wijdt: het
gaat over de begroting van Ontwikkelingssamenwerking, waarop gekort wordt. Als ik
het goed begrijp.
De heer Bamenga (D66):
Ik bedoel Afrikaanse jeugdwerkloosheid.
Mevrouw Kamminga (VVD):
O, u bedoelt Afrikaanse jeugdwerkloosheid. Dat is een heel belangrijk probleem. Daarom
ben ik waarschijnlijk verward. Ik dacht dat de heer Bamenga toch weet hoe wij vinden
dat je jeugdwerkloosheid oplost. Dat doe je niet door allemaal geld in die potjes
te gaan storten, door allemaal mensen wat geld te geven en de uitkeringen op te hogen.
Dat doe je door te investeren in economische ontwikkeling. Ik dacht eigenlijk dat
dat juist een punt was waar ik het met de collega's van D66 altijd over eens was.
We moeten daar investeren en zorgen dat er banen komen, zodat mensen aan het werk
kunnen. Dat is hoe je jeugdwerkloosheid helpt voorkomen, niet door te zeggen: dan
geven we je wel geld. Nee, we creëren banen door de economie te stimuleren. Excuus
aan de heer Bamenga, ik verbaasde me zo over de vraag dat ik hem niet eens kon plaatsen.
De heer Bamenga (D66):
Ik weet nog steeds niet of collega Kamminga mijn vraag goed begrijpt. We weten allemaal
dat de groep die geen banen heeft en geen mogelijkheden heeft voor de toekomst, uit
jongeren bestaat. Dat zijn jongeren die bijvoorbeeld in Afrika verblijven en vervolgens
door het gebrek aan mogelijkheden uiteindelijk besluiten om te migreren. Ik begrijp
dat het doel van dit kabinet is om er alles aan te doen om dat te voorkomen en dus
om ze kansen te bieden. Dan begrijp ik niet waarom in de begroting vervolgens de investering
in de jongeren naar nul gaat. Daar stel ik de vraag over. Hoe moet ik dat plaatsen?
Enerzijds zegt dit kabinet: we vinden het belangrijk dat mensen daar kansen hebben,
zodat ze niet hoeven te migreren. Hoe rijmt dat met het feit dat die post in de begroting
vervolgens naar nul gaat? Dat is mijn vraag.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de heer Bamenga. Mijn antwoord is wederom: wij gaan er juist vol op inzetten
dat de economische ontwikkeling op gang komt. Het is toch niet de verantwoordelijkheid
van een land als Nederland om ervoor te zorgen dat de jeugdwerkloosheid opgelost wordt
door daar allerlei projecten te financieren? De rol van andere landen is juist ervoor
zorgen dat die overheden in staat zijn om de economie te laten bloeien. Ik denk dat
we daar een forse bijdrage aan kunnen leveren. Dat doen we met deze begroting. Dat
doen we ook met de inzet van deze Minister. De VVD zal daar altijd op blijven inzetten.
Het gaat om banen. Het gaat om duurzame ontwikkeling, zodat de jeugd daar niet alleen
maar een projectje voor een halfjaar of een dagbesteding voor een maand heeft. Het
gaat erom dat ze een baan krijgen waar ze hun gezin van kunnen onderhouden en waar
ze een toekomst mee kunnen opbouwen. Dat is waar de VVD op inzet. Dat zou het doel
moeten zijn van ontwikkelingshulp.
De heer Bamenga (D66):
Het klinkt wederom als hele mooie woorden, maar qua daden is het uiteindelijk gewoon
nul. Dit zien we wel vaker, zeker vanuit de VVD: hele mooie woorden, maar dan kijk
je in de begroting hoeveel er wordt besteed en dan is dat gewoon nul.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wat de heer Bamenga hier loopt te verkondigen, dat wij nul doen, is gewoon de grootst
mogelijke onzin. Er gaat ontzettend veel geld die kant op. Kijk eens hoeveel bedrijven
aan het investeren zijn in die landen en hoeveel bedrijvigheid er is, juist door Nederland.
Kijk ook naar de EU. We zagen in de geannoteerde agenda van de Minister staan dat
de EU juist kijkt hoe wij ontwikkelingshulp en handel combineren. Dat kijken ze van
ons af, omdat het zo effectief is. Dat is een punt waar de VVD voor gestreden heeft
en waar de voorgangster van deze Minister, mevrouw Schreinemacher, zich voor heeft
ingezet. Deze Minister neemt dat over. Dus het is de grootst mogelijke onzin om te
zeggen dat wij nul daden hebben. Juist door VVD-inzet en juist door die focus aan
te brengen, zijn we die inzet aan het maken en dragen we bij aan het voorkomen van
jeugdwerkloosheid. Dus ik ga echt niet mee in dat frame.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere vragen aan mevrouw Kamminga. Dan geef ik het woord aan mevrouw
De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Er lijkt geen einde aan te komen. Er zijn humanitaire rampen
gaande in Afrika en in het Midden-Oosten. Amerika heeft drastisch gekort op USAID;
dat is net al vaker gezegd. We lezen ook dat de 22 DAC-landen de ontwikkelingshulp
7% hebben gekort. Wellicht zijn er straks nog meer kortingen van andere landen te
verwachten. Hebben we wel zicht op wat dit betekent voor landen die altijd hulp hebben
gekregen? Gaat de gezondheidszorg achteruit? Gaan de mensenrechten achteruit? Wat
zijn de gevolgen voor de stabiliteit? Want dit heeft eigenlijk ook gevolgen voor de
migratie. Dat hebben we liever niet.
Vele organisaties hebben grote zorgen over de gevolgen van de wereldwijde bezuinigingen
die al zichtbaar zijn, zoals het stopzetten van de vaccinatieprogramma's. Kinderen
mogen daar niet de dupe van worden. NSC roept de Minister op om op te komen voor de
kinderen, zodat zij in ieder geval de zorg krijgen die nodig is en de vaccinaties
krijgen. Want zonder vaccinaties kunnen ziektes zoals polio, difterie en andere ziektes
die in Nederland allang zijn uitgebannen, weer opkomen en zich daar toch weer verspreiden.
We hebben ook onze zorgen over hulpverlening. We hebben het daar in een eerder debat
over Congo en Sudan al over gehad. Er speelt zich daar al jaren een humanitaire ramp
af. Hulpverleners worden daar geplunderd. Hulpverleners raken gewond, worden gekidnapt
of worden zelfs gedood. Dat geldt ook voor de hulpverleners in Gaza, Libanon, Mali,
Nigeria en noem maar op. NSC vraagt de Minister om ook in EU-verband druk uit te oefenen
om hulpverleners in conflictgebieden meer te steunen en te beschermen. NSC vraagt
de Minister om ook in EU-verband aan te dringen op een volledige documentatie van
aanvallen op zowel internationale als lokale hulpverleners, zodat incidenten volledig
in internationale rapportages kunnen worden opgenomen en er beter bescherming geboden
kan worden.
Voorzitter. Er zijn veel conflictgebieden en dat levert ook weer armoede op. Er is
heel veel aandacht voor het opschalen van defensie – daar gaan echt miljarden naartoe –
maar wat doet Europa ten aanzien van de vrede? NSC vraagt aan de Minister of zij er
in de Raad ook voor kan pleiten dat Europa een grotere rol gaat spelen in vredesprocessen.
Wellicht kan Nederland hierin een rol spelen. We hebben daar eerder ook al eens iets
over genoemd. We hebben in Den Haag al het Vredespaleis en het Hof van Arbitrage.
Kan daar niet in Europees verband een hof van mediation aan toegevoegd worden, een
hof dat tot het hoogste niveau werkt aan vrede? Want vrede is de basis voor een land
om zich verder te ontwikkelen.
Dank u wel.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wat betreft het einde van het betoog van mevrouw De Korte vraag ik mij af hoe zij
reflecteert op de bezuinigingen die nu plaatsvinden op de diplomatieke posten en de
diplomatie als het gaat over vrede. Maar ik wil vooral iets vragen over gezondheid.
Daar vraagt mevrouw De Korte ook aandacht voor. Zij ziet net als wij dat veel financiering
van gezondheid door donors wordt teruggeschroefd. Dat geldt voor USAID, maar ook voor
andere instanties. Zij maakt zich zorgen over vaccinaties. Dat doen wij ook, net zoals
over het wegvallen van de hiv/aids-medicatie. Nu is het risico natuurlijk dat de financiering
zo meteen wel wordt hervat omdat er nu een oplossing moet worden gevonden voor dit
probleem, maar er schade is toegebracht aan vaccinatieprogramma's, er ziektes zijn
ontstaan of hiv/aids zich heeft ontwikkeld op een manier die niet meer terug te draaien
is. Daarom vraag ik mevrouw De Korte of zij het ermee eens is dat we nu in ieder geval
moeten kijken hoe we die periode kunnen overbruggen, zodat er in ieder geval een kans
is om naar een oplossing te zoeken voordat er onherroepelijke schade is ontstaan.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb me specifiek gericht op de kinderen. Kinderen kunnen inderdaad ook problemen
krijgen als de moeder hiv heeft; dan kan het ook weer overgegeven worden aan de kinderen.
Dat kan ook bij de geboorte gebeuren. Ook wij maken ons daar dus zorgen over. Er zijn
echt een aantal prioritaire zaken die aangepakt moeten worden in Europees verband.
Daarom hebben wij ook gevraagd: «Wat betekent dit nu? Hebben we daar overzicht over?
Wat zijn echt noodsituaties waarin er nu geholpen moet worden?» Daar moeten keuzes
in gemaakt worden. Wat ons betreft zit hiv daar, naast de vaccinaties, ook bij.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb er nog eentje, toch, voorzitter? Ja. Dank u wel. Het is in principe heel goed
dat NSC daar aandacht voor vraagt. Maar ik begrijp dat NSC de Minister nu alleen maar
vraagt om die punten in kaart te brengen, terwijl nu al duidelijk is dat er op dit
moment acute problemen ontstaan. Het zou in ieder geval goed zijn om die periode waarin
dit in kaart wordt gebracht, te overbruggen. Het zou goed zijn om nu wat extra financiering,
wat extra middelen, vrij te maken, of om daar in Europees verband voor te pleiten,
zodat in ieder geval die periode kan worden overbrugd. Dan weten we wat de effecten
zijn en kunnen we die ook opvangen. Want op dit moment is het op zich wel duidelijk
dat er een acuut probleem is ontstaan. Is mevrouw De Korte het eens met het idee om
daar samen voor te pleiten?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank aan mevrouw Dobbe voor deze verhelderende vraag. We vragen niet alleen om dit
in kaart te brengen, we vragen ook om te kijken of er specifieke aandachtspunten zijn,
ook in Europees verband. Om direct te zeggen dat daar meer geld voor nodig is ...
We denken dat dit met de huidige budgetten moet kunnen. We moeten kijken of in ieder
geval de meest noodzakelijke dingen voortgezet kunnen worden. Als dingen voortgezet
moeten worden omtrent de hiv- en aidsmedicaties, dan is het belangrijk dat de Minister
dat ook in Europees verband gaat doen.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties meer.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Dan zal ik even het voorzitterschap overnemen zodat u uw inbreng kunt doen namens
GroenLinks-PvdA, mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Voor het eerst in decennia neemt het aantal conflicten wereldwijd
toe, groeit de armoede en neemt de vrijheid af. Ondertussen verliest Europa snel invloed
op het Afrikaanse continent. Deze wereldwijde uitdagingen worden verergerd door het
wegvallen van Amerika als donor en als pilaar onder de naoorlogse internationale orde.
Dit heeft rampzalige gevolgen. De VS zelf voorspellen dat 2 tot 3 miljoen meer mensen
zullen sterven door het gebrek aan vaccinaties. 12 miljoen mensen in Oost- en West-Afrika
zullen door het wegvallen van de Amerikaanse steun honger gaan lijden. Human Aid vreest
dat er 6 miljoen meer aidsdoden zullen vallen. Laat het voor iedereen heel helder
zijn dat deze ellende voorkomen kan worden als wij, het rijke Westen, bereid zijn
om andere keuzes te maken. Want ook Europa zet de trend van bezuinigingen op armoedebestrijding
wereldwijd door. Ook wij hebben nog niet ingegrepen als het gaat om de samenwerking
met Israël, ondanks de gruwelijke situatie in Gaza. Ik steun daarom de oproep die
mevrouw Dobbe eerder in haar betoog deed.
Dit is niet alleen een stuitend gebrek aan solidariteit, maar het geeft ook ruimte
aan China en Rusland om hun invloedssfeer uit te breiden en het maakt Europa onveiliger.
Afrikaanse landen vragen ons om afspraken na te komen op het gebied van klimaat, omdat
de schade door klimaatverandering, die wij helpen veroorzaken, hen verder in de schulden
duwt. Ook willen zij industrieën opbouwen. Ze willen gelijkwaardig behandeld worden.
Hoe denkt de Minister de uitbreiding van de Russische en Chinese invloedssfeer in
Afrika tegen te gaan? Hoe gaat de Minister zich in Europa inzetten voor de drie punten
waar Afrika om vraagt? Hoe rijmt ze die punten met haar inzet op eigenbelang?
Het antwoord op de bezuinigingen van Europa en Nederland is een inzet op het vergroten
van private financieringen. Waarom, vraag ik de Minister. Want deze financiering is
vooral interessant voor ondernemers die al goed gepositioneerd zijn, maar bereikt
mensen in de informele sector, die vooral voor lokale markten produceren en waarvan
het grootste deel vrouw is, nauwelijks. Kan de Minister aangeven hoe zij ervoor gaat
zorgen dat deze groepen wel bereikt worden? Kan zij garanderen dat zaken rond de milieu-
en arbeidsomstandigheden die gepaard gaan met deze investeringen, gewaarborgd zijn?
Een van de effecten van private betrokkenheid is een steeds complexere en groeiende
schuldenproblematiek. De Minister noemt een betere belastingheffing door ontwikkelingslanden
als oplossing. Dat is terecht, want het is hoog tijd dat multinationals gaan bijdragen
aan de maatschappijen van waaruit zij hun grondstoffen winnen en hun producten laten
maken. Wat is haar visie op het tegengaan van belastingontwijking door internationaal
opererende bedrijven? Voorziet de Minister een verandering in het Nederlandse beleid,
dat vooralsnog juist helpt om internationale belastingontwijking mogelijk te maken?
Welke andere beleidsvoorstellen doet ze om de schuldenproblematiek aan te pakken?
Voorzitter. Er staat ook een informele discussie over het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader op de agenda. Terwijl de noden wereldwijd groeien, wordt de EU voor reguliere
noodhulp steeds afhankelijker van reserves, terwijl die juist voor acute en onverwachte
noodsituaties bedoeld zijn. Erkent de Minister dat het risico op de uitbreiding van
conflicten groot is? Wat is haar brede beleid om dat te voorkomen? Gaat zij zich inzetten
voor het verhogen van het noodhulpbudget in het volgende MFK?
Onderdeel van die discussie is het gesprek over de samenvoeging van de EU-instrumenten
voor ontwikkelingshulp, nabuurschapsbeleid en humanitaire hulp. Dat is opmerkelijk,
omdat effectieve humanitaire hulp een hele andere benadering vereist dan internationale
samenwerking die de weerbaarheid van samenlevingen vergroot. Is de Minister het ermee
eens dat elk instrument een specifiek doel heeft? Hoe beoordeelt zij de doeltreffendheid
van de mogelijke samenvoeging van het instrumentarium? Welke eisen gaat zij stellen
aan transparantie en effectiviteit?
Voorzitter, tot slot. Oekraïne. Er zijn grote zorgen over het wegvallen van de steun
van de VS. Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat deze hulp zo effectief mogelijk wordt
ingezet, via de overheid en via de brede netwerken aan burgerinitiatieven? Hoe staat
het kabinet tegenover uitgaven in de toekomst, mochten die nodig zijn om tot een sterk
herstel van Oekraïne te komen?
Voorzitter. Het valt niet te ontkennen dat onze geglobaliseerde wereld voor grote
uitdagingen staat. Nederland is gebaat bij stabiliteit. Dat vraagt om Europese solidariteit
en de bereidheid om verder te kijken dan het eigenbelang op de korte termijn. Ik hoop
van harte dat de Raad deze inzet gaat delen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik kijk heel even rond; ik zie geen interrupties. Dan geef ik het voorzitterschap
aan u terug.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn. Er zijn
een hoop vragen gesteld. Zullen we om 11.30 uur hier weer terugkomen? Ja.
De vergadering wordt van 10.55 uur tot 11.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan door met een debat ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking,
die over anderhalve week plaatsvindt in Europa. Wij hebben de eerste termijn van de
Kamer gehad, met de inbreng van alle leden. Nu zijn we toe aan de eerste termijn van
de Minister. Ik stel voor om gewoon weer vier interrupties te doen, waarbij ik hoop
dat de Kamerleden zich net als in hun eerste termijn houden aan een goede vraagstelling
en niet te veel tijd nemen voor hun interruptie.
Dan geef ik het woord aan de Minister. Mijn v... Ja, punt.
Minister Klever:
Voorzitter?
De voorzitter:
Ik wilde zeggen dat het misschien handig is om eerst de blokjes af te laten lopen
en dan pas vragen te stellen, maar die keuze laat ik aan mijn collega's.
Minister Klever:
Voorzitter, dank u wel. Ik zal eerst even de blokjes vermelden. Mijn eerste blokje
gaat over het Meerjarig Financieel Kader. Daar zijn wat vragen over gesteld. Dan heb
ik Financing for Development, een blokje USAID, een blokje Gaza, een blokje Oekraïne
en een blokje overig.
Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag met elkaar van gedachten wisselen over Europese
ontwikkelingshulp, in aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 26 mei
in Brussel. Tijdens die Raad zal worden gesproken over financiering voor ontwikkeling,
de relaties tussen de Europese Unie en Afrika, actuele ontwikkelingen, waaronder naar
verwachting Oekraïne, en het nieuwe Meerjarig Financieel Kader van de EU. Een intensieve
agenda met onderwerpen die raken aan de kern van mijn ontwikkelingshulpbeleid: veiligheid,
stabiliteit en economische kansen. Daarom is de inzet van de EU op deze terreinen
belangrijk.
Ik neem u kort mee in de Nederlandse inzet op de belangrijkste agendapunten van de
RBZO. Ten eerste zal de Raad een eerste informele discussie voeren over de toekomstige
begroting voor het EU externe beleid en het nieuwe Meerjarig Financieel Kader vanaf
2028. Het kabinet deelt naar verwachting na het zomerreces met de Kamer de appreciatie
van het Commissievoorstel voor het Meerjarig Financieel Kader en de deelverordeningen,
waaronder de voorstellen voor het externe beleid van de EU. Nederland pleit voor een
moderne, toekomstbestendige begroting, die de strategische prioriteiten van de EU
adequaat weerspiegelt. Het kabinet stuurde uw Kamer in maart een brief over de hoofdlijnen
van de inzet voor de onderhandelingen over het MFK van de EU voor de periode vanaf
2028.
Het kabinet zet in op een extern instrumentarium dat de belangen van Nederland en
andere Europese landen behartigt en tegemoetkomt aan de behoeften van onze partnerlanden.
Alleen wanneer met beide rekening gehouden wordt, kan het effectief zijn. Voor Nederland
ligt hierbij de nadruk op belangen op het terrein van handel en economie, veiligheid
en stabiliteit, en migratie. Nederland zet in op brede partnerschappen met landen,
omdat wij ervan overtuigd zijn dat we op een brede basis onze belangen het beste kunnen
dienen, onder andere op het gebied van migratie. We vinden het belangrijk dat de krachten
van hulp, handel en diplomatie gebundeld worden, omdat we denken dat we de positie
van de Europese landen daarmee het beste kunnen versterken.
Nederland heeft ruime ervaring met het combineren van hulp en handel en past die combinatie
onder meer toe in het kader van de Global Gateway-strategie. Deze strategie biedt
kansen om de relevantie en effectiviteit van ontwikkelingshulp te vergroten en de
internationale positie van Europa te versterken. Daarmee kan het Nederlandse verdienvermogen
worden vergroot via kansen voor onze bedrijven in opkomende markten en kan ook de
kennis en kunde van Nederlandse bedrijven worden ingezet voor ontwikkeling. Verder
blijft het van belang om de werkwijze aan te passen aan de context. Fragiele contexten
vereisen immers een andere aanpak voor het bevorderen van stabiliteit en duurzame
ontwikkeling. Nederland vindt het belangrijk dat humanitaire hulp gebaseerd blijft
op humanitaire principes.
Dan kom ik op de vragen over dit onderwerp. De heer Ceder vroeg of ik mij in de Raad
actief kan inzetten voor het behoud van afzonderlijke financiële instrumenten voor
ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp en toetredingssteun. Het eventueel samenvoegen
van de financiële instrumenten staat niet op de agenda. Dat komt later pas op de agenda.
Dan komt er ook een appreciatie naar de Kamer toe. Waar het kabinet zich op dit moment
wel voor inzet, is het behoud van de doelstellingen van de afzonderlijke instrumenten.
Die doelstellingen zijn dus humanitaire hulp gebaseerd op humanitaire principes, en
aparte doelstellingen voor EU-ontwikkelingshulp en nabuurschap, en middelen voor toetreding.
De heer Ceder vroeg ook of ik wil pleiten voor een duidelijke scheiding tussen de
middelen voor ontwikkelingsdoelen en die voor migratie- en veiligheidsdoelen. Nederland
zet in EU-verband in op brede partnerschappen met landen, omdat we ervan overtuigd
zijn dat we met een brede basis onze belangen het beste kunnen dienen, onder andere
op het gebied van migratie, maar ook op het gebied van veiligheid. We vinden het belangrijk
dat daarbij de krachten van hulp, handel en diplomatie gebundeld worden. Inzet op
ontwikkelingshulp en ontwikkelingsdoelen is daar dus onderdeel van. Een scheiding
tussen migratie en ontwikkelingshulp is niet zomaar te maken; migratie is een onderdeel
van de ontwikkelingsproblematiek. Daar is ook internationale overeenstemming over.
De heer Ceder vroeg ook naar de Leave No One Behind-agenda van de VN. Zoals gezegd
vinden wij het belangrijk dat diplomatie, handel en ontwikkelingshulp gebundeld worden
in de EU, ook via Global Gateway, en dat de EU ook de instrumenten aanpast. Dit alles
is gericht op economische ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden en daarmee
ook op de armoedebestrijding en de Leave No One Behind-agenda.
Mevrouw Kamminga vroeg of de ontwikkelingshulp beter kan aansluiten op Nederlandse
prioriteiten en of er focus kan worden aangebracht als het gaat om het voorkomen van
dubbelingen met individuele lidstaten. Mijn beleidsinzet is om de inzet van ontwikkelingshulp
nog directer te verbinden aan de Nederlandse belangen. We gaan doelgericht te werk
en focussen ons op wat aansluit bij de Nederlandse belangen en op de behoeften van
de landen waarmee we samenwerken. Onze eigen belangen, zoals gedefinieerd in mijn
ontwikkelingshulpbrief, zijn daarbij het uitgangspunt: handel en economie, veiligheid
en stabiliteit en migratie. Deze inzet is ook mijn insteek in de EU en in bilaterale
contacten, waarbij ik me zeker inzet op het voorkomen van dubbelingen met andere Europese
landen. Overigens heb ik geen aanwijzingen dat dat op grote schaal gebeurt; volgens
mij gebeurt dat bijna niet. Maar ik zal daar scherp op toezien.
De heer Ram van de PVV vroeg naar het inzetten van Europees ontwikkelingsgeld voor
de oprichting van gezamenlijke asielhubs buiten Europa en voor het bestrijden van
immigratie. Nederland kijkt wat mogelijk is. We zijn koploper in de EU wat betreft
innovatieve oplossingen, maar we moeten wel volgens de regels van de ODA blijven handelen.
Nederland roept de Europese Commissie op tot het uitwerken en opzetten van pilots.
Om dit mogelijk te maken is het van belang dat innovatieve oplossingen onderdeel zijn
van gelijkwaardige partnerschappen. De Europese ontwikkelingshulprelatie is een belangrijk
onderdeel van de dialogen met mogelijke partnerschapslanden. Daar zet het kabinet
ook op in.
De heer Ram vroeg ook naar controle op EU-financiering van ngo's. Het kabinet hecht
waarde aan het verbeteren van de transparantie van onder andere het werk van de ngo's.
Zo zijn wij betrokken bij onderhandelingen over het voorstel voor de Richtlijn transparantieverplichtingen
belangenvertegenwoordiginsgsdiensten buiten de EU. Dat is een mond vol. Deze richtlijn
voorziet in een aantal transparantievereisten voor belangenvertegenwoordigers, onder
andere voor ngo's, zoals inschrijving in het transparantieregister.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Ik heb een vraag aan de Minister. Die gaat even over dat vorige punt, die asielhubs.
Dat is een belangrijk punt voor mijn partij; we willen het strengste asielbeleid ooit.
Daar willen we op inzetten, ook binnen de Europese Unie. Ik ben blij dat de Minister
daarmee aan het werk gaat en daar pilots voor ontwikkelt. Een andere vraag die mij
nog bezighoudt, is: kan er binnen de Europese Unie ook aandacht komen voor het idee
dat terugkeer een voorwaarde wordt voor ontwikkelingshulp, zodat we niet alleen maar
geven, maar het ook wederkerig wordt?
Minister Klever:
Zoals gezegd zetten wij in op brede partnerschappen. Migratie is daar ook expliciet
een onderdeel van. We verbinden die zaken dus wel aan elkaar, maar het blijft uiteindelijk
een heel pakket. We zetten in op brede partnerschappen.
Mevrouw Hirsch vroeg hoe ik de doeltreffendheid van een mogelijke samenvoeging van
het instrumentarium beoordeel ... Eigenlijk heb ik die vraag net al beantwoord met
mijn antwoord aan de heer Ceder. Die voorstellen worden pas rond de zomer verwacht.
De precieze samenstellingen daarvan zijn nog niet bekend, maar die voorstellen zullen
in ieder geval gewogen worden op basis van verschillende criteria: doeltreffendheid,
om zo de afzonderlijke doelstellingen van de EU te kunnen behalen op het terrein van
internationale partnerschappen en ontwikkeling, humanitaire hulp en pretoetredingssteun.
Dat zijn allemaal criteria die daarbij meewegen. Het kabinet verwacht na het zomerreces
een appreciatie van het Commissievoorstel voor het Meerjarig Financieel Kader en de
deelverordeningen, waaronder de voorstellen voor het externe beleid van de EU, naar
de Kamer te sturen.
Mevrouw Hirsch vroeg ook nog of ik erken dat het risico op uitbreiding van conflicten
groot is. Zij vroeg wat het beleid is om dat te voorkomen en of ik mij ga inzetten
voor het verhogen van het noodhulpbudget in het volgende MFK. Ik deel de zorgen van
de Kamer die hier breed werden benoemd, over conflicten en geweld in de wereld. Na
de zomer stuurt het kabinet de appreciatie van het Commissievoorstel voor het MFK
met die deelverordeningen naar de Kamer. Voorstellen voor het externe beleid en het
noodhulpbudget van de EU zullen daar ook in zitten.
Voorzitter. Tot zover de antwoorden op vragen over het Meerjarig Financieel Kader.
De voorzitter:
Ik check heel even of er geen vragen zijn. Is er twijfel, mevrouw Kamminga?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de Minister voor de toelichting. Mijn aarzeling zit in het volgende. Ik begrijp
dat ... Wellicht kan de Minister hier nu nog geen antwoord op geven – dat zeg ik al
op voorhand en daar heb ik ook alle begrip voor in dit stadium – maar verwacht de
Minister ook nog een bredere discussie over het deel van het MFK dat nu naar ontwikkelingshulp
gaat? Met alle discussies die er verder spelen als we kijken naar wat er moet gebeuren
op het gebied van defensie en om de economische groei en het industriebeleid verder
vorm te geven, verwacht zij dan nog een wat grotere, meer fundamentele discussie over
hoeveel we gaan inzetten, nog los van hoe we het inzetten? Of is dat niet aan de orde?
Minister Klever:
Daar kan ik nu nog niet op ingaan. Ik heb geen aanwijzingen dat dat vanuit andere
lidstaten gebeurt. Daar kan ik nog niet op antwoorden. Dat is nog voorbarig.
De voorzitter:
Meneer Ceder, wilt u ook een vraag stellen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Op mijn vraag of de Minister zich actief wil inzetten voor het behoud
van afzonderlijke financiële instrumenten gaf zij het enigszins positieve antwoord
dat ze dat wel zou willen doen. Mijn vraag was of zij wil inzetten op het behoud van
specifiek deze instrumenten. Het is voor ons namelijk wel belangrijk dat we verwatering
voorkomen. Ik snap dat de Minister hiervoor wil pleiten in beleid. Maar ik vraag me
af of ze actief wil pleiten voor het behoud van de instrumenten die er al zijn. Dan
heb ik het over NDICI, HUMA en IPA.
Minister Klever:
Het uitgangspunt is natuurlijk dat de doelstellingen behouden blijven. Maar ik zal
nu hier niet gaan pleiten voor het samenvoegen van die instrumenten.
De voorzitter:
Dan zijn er volgens mij geen vragen meer bij het blokje MFK. Dan gaan we nu naar Financing
for Development.
Minister Klever:
Ja, Financing for Development. De Raad spreekt over de gezamenlijke EU-inzet voor
de vierde VN-conferentie over ontwikkelingsfinanciering, de Financing for Developmenttop.
Deze vindt plaats van 30 juni tot 3 juli in Sevilla. Dit is het moment om internationale
afspraken over financiering van wereldwijde ontwikkeling verder te helpen. Het is
ook een spannend moment, in een geopolitiek onzekere tijd. Daarom is succes belangrijk.
Dit helpt te voorkomen dat landen verder uiteendrijven. Dat is in niemands belang.
Wat is succes? Nederland zet in op het vergroten van financiering voor ontwikkeling
die minder of niet afhankelijk is van officiële ontwikkelingshulp. We pleiten onder
meer voor aandacht voor betere belastingheffing, voor het tegengaan van onwettige
geldstromen en corruptie en voor het duurzaam herstructureren van onhoudbare schulden.
Dat zijn allemaal onderwerpen waar Nederland ontwikkelingslanden bij ondersteunt.
Nederland onderstreept de rol van de private sector, handel en duurzame waardeketens.
Ik noem hierbij ook het vrijmaken van private financiering ten behoeve van ontwikkeling.
Op dit terrein heeft Nederland mooie voorbeelden. Vrouwen en kwetsbare groepen dragen
ook sterk bij aan de ontwikkeling van landen. Onze programma's worden effectiever
als we daar expliciet rekening mee houden. Tot slot blijven we aandringen op hervorming
van multilaterale ontwikkelingsbanken; dat kan efficiënter, transpanter en met betere
onderlinge samenwerking. De Kamer kan het verslag over de top in Sevilla na het zomerreces
tegemoetzien als onderdeel van het verslag van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties.
Dan kom ik bij de vragen. Mevrouw Kamminga is blij met de inzet wat betreft het vergroten
van de inkomsten van ontwikkelingslanden en het tegengaan van corruptie. De vraag
blijft voor haar hoe we dat gaan doen. Het is haar onduidelijk wat de punten van discussie
zijn voor wat betreft de VN-conferentie. Ze zou graag wat kleuring willen. Ze vraagt
welke stappen ik in EU-verband en nationaal zet. Het zijn een heleboel vragen. De
onderhandelingen voor de VN-conferentie over financiering voor ontwikkeling zijn op
dit moment in volle gang. Ze moeten eind juni tot een consensus leiden. De EU treedt
in deze onderhandelingen gezamenlijk op. De EU-positie en de positie van de G77 – dat
is de groep van 134 ontwikkelingslanden – loopt uiteraard, zou ik bijna zeggen, uiteen.
Op elk onderwerp wordt nog onderhandeld. Thema's waarop nog grote verschillen bestaan,
zijn onder meer het internationale financiële systeem, sancties en over meer of minder
ontwikkelingshulp. Dan heb ik het ook over de hervorming van de ontwikkelingsbanken,
de IFI's. Als prioriteiten binnen de onderhandeling zet Nederland in op meer aandacht
voor belastingheffing, privaat kapitaal, het tegengaan van onwettige geldstromen en
corruptie, en het duurzaam herstructureren van onhoudbare schulden. Dat heb ik net
ook genoemd.
De heer Bamenga vraagt of ik meer wil inzetten ...
De voorzitter:
Sorry, eerst is er een interruptie van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de Minister. Nogmaals, ik deel die hele inzet helemaal. Dat heb ik ook in
mijn inbreng gezegd. Ik ben er blij mee. Tegelijkertijd roept het de vraag op hoe
we het gaan doen. Ik snap wel dat het niet uitentreuren kan, maar ik wil er wel een
beetje gevoel bij krijgen. Ik wil namelijk voorkomen ... Ik zeg niet dat de Minister
dat doet, want ik zie de inzet die ze heeft. Ik geloof haar daar helemaal in. Maar
hoe gaan we nou zorgen dat we de stappen om de corruptie terug te dringen, ook gaan
zetten? Gaan we er voorwaarden aan stellen als mensen dat niet doen? Gaan we ze helpen
met steun? Vanuit welk artikel doen we dat dan? Dus: waar en hoe gaan we zorgen dat
ze de belastingen op orde krijgen, dat we de corruptie terugdringen en dat een aantal
van die andere zaken gedaan worden? Nogmaals, ik steun die van harte.
Minister Klever:
Een goede vraag van mevrouw Kamminga. Ik begrijp dat zij dat wat concreter wil weten.
Zoals ze weet, hebben we een aantal belangen. Een van die belangen is natuurlijk economische
ontwikkeling: hulp en handel. Op dat gebied gaan we heel veel meer inzetten op de
bestrijding van corruptie. We hebben daar veel meer aandacht voor. Daarnaast roep
ik er bij elke vergadering, bijvoorbeeld bij de Wereldbank of bij andere internationale
instellingen, toe op dat corruptiebestrijding en belastingheffing in die landen een
prioriteit moeten zijn. Er wordt ook echt naar Nederland geluisterd. Nederland is
ondanks de bezuinigingen nog steeds een grote donor en een grote aandeelhouder bij
de ontwikkelingsbanken. Ook daar ligt dus een rol weggelegd om die doelen te bereiken.
De heer Bamenga roept mij op om meer privaat kapitaal te mobiliseren en om Nederlandse
bedrijven een belangrijke rol te geven. Dat moet duurzaam. De financieringsbehoefte
van ontwikkelingslanden is groot. De ODA-budgetten staan wereldwijd onder druk. Mede
om die reden zet Nederland veel meer in op het mobiliseren van privaat kapitaal. ODA
wordt daarbij als hefboom gebruikt voor private investeringen. Met een beetje ODA-geld
kun je veel meer ophalen op de kapitaalmarkten. Op deze manier kunnen private investeringen
een belangrijke bijdrage leveren aan de uitdagingen die we hebben op het gebied van
water, landbouw en energie.
Ik ben het volledig met de heer Bamenga eens dat de Nederlandse private sector een
belangrijke bijdrage kan leveren. Dat is natuurlijk ook een centraal onderwerp in
de ontwikkelingshulpbrief die ik naar de Kamer heb gestuurd. Nederlandse bedrijven
hebben ongelofelijk veel kennis en kunde, juist op de thema's waarop we inzetten.
Dat zijn voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg. Het mes snijdt op die
manier dus aan twee kanten: we creëren kansen voor onze eigen bedrijven én in lage-
en middeninkomenslanden groeit de lokale economie en daarmee de werkgelegenheid. Dat
is natuurlijk de beste manier om uit de armoede te komen. Die samenwerking ga ik verder
versterken. Samen met VNO-NCW en MKB-Nederland zetten we een strategie op. Dat gebeurt
met bedrijven erbij. We betrekken bedrijven ook op landenniveau.
Ik zal me er ook hard voor maken op EU- en internationaal niveau. Er is bijvoorbeeld
een Global Gatewaytop van de EU in oktober. Daar worden ook Nederlandse bedrijven
voor uitgenodigd. Dat is dus een antwoord op de vraag van de heer Bamenga over het
organiseren van die top. Dat gebeurt in oktober bij de Global Gateway. Ik vind het
dus een goed idee van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dat is fantastisch om te horen. We zitten niet vaak op één lijn, maar hierbij kennelijk
wel. Dat is fijn voor een keer. Ik ben heel erg benieuwd naar wat uiteindelijk de
opbrengsten zullen zijn. De Kamer wordt graag daarover geïnformeerd en meegenomen
in deze plannen. Hopelijk kunnen we daar blijvend over worden geïnformeerd.
Minister Klever:
Ik ben natuurlijk altijd bereid om te communiceren over het succes van mijn beleid!
Dat zeg ik dus toe.
Mevrouw Hirsch had een vraag. «Het antwoord op de bezuiniging is het inzetten van
de private sector. Waarom?» Zij is daar wat kritischer over dan de heer Bamenga. Inzetten
op private financiering doen we niet alleen in reactie op de bezuiniging, maar ook
omdat private financiering een belangrijke bijdrage kan en moet leveren in het licht
van de enorme uitdagingen. Daar zullen publieke middelen nooit voldoende voor zijn.
Dat zien we nu natuurlijk ook al met het wegvallen van de financiering vanuit de Verenigde
Staten. Het is daarnaast ook gewoon een agenda waar kansen liggen om er samen met
investeerders en partnerlanden aan te werken. Deze financiering is niet alleen gericht
op de grote internationals die goed gepositioneerd zijn, maar juist ook op ondernemers
die financiering nodig hebben als een zetje om groei mogelijk te maken. Uiteraard
zorgen we wat betreft private financiering dat de standaarden worden geborgd. Een
voorbeeld hiervan zijn de Performance Standards van de IFC. Die zullen we toepassen.
Voorzitter. Dat was het blokje Financing for Development.
De voorzitter:
Mag ik de voorzittershamer heel even aan iemand anders geven?
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Uiteraard. Zal ik hem even overnemen? Mevrouw Hirsch heeft een interruptie namens
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Volgens mij waren dit de twee blokjes over financiële stromen, dus ik
ga er even van uit dat de vragen over wat Nederland zelf kan doen, beantwoord zijn.
We hebben het veel over de combinatie tussen hulp en handel. Dat wordt door deze coalitie
vooral geïnterpreteerd als: we gaan via hulp meer handel genereren. Maar ook in ons
eigen beleid zitten een aantal knoppen die ertoe kunnen bijdragen. Ik noem bijvoorbeeld
dat bedrijven meer belasting kunnen gaan betalen in de landen waar ze actief zijn.
Nederland is immers een van de landen die een schakel vormen in het internationale
stelsel van belastingontwijking. Volgens mij is daar geen ontzettende discussie over.
Ik vroeg me even het volgende af. Als de Minister bijvoorbeeld op dit gebied gaat
inzetten op het toenemen van de belastinginkomsten van landen waar ook onze ondernemers
actief zijn, is zij dan ook bereid om te kijken naar het beleid dat Nederland zelf
voert wat betreft het faciliteren van belastingontwijking? Hetzelfde vraag ik eigenlijk
op het gebied van corruptie. Mijn vraag is dus eigenlijk: is de Minister bereid om,
coherent met de agenda die ze elders bepleit, te kijken waar de knoppen in Nederland
zitten om een bijdrage te leveren aan haar visie op het stimuleren van ontwikkeling
via economische activiteiten?
Minister Klever:
Mevrouw Hirsch zegt dat de hulp-en-handelagenda «via hulp meer handel» is. Dat is
iets te kort door de bocht. Het betreft juist ook economische ontwikkeling in de partnerlanden.
Zo heb ik bijvoorbeeld een grote Nederlandse tomatenkweker in Tunesië bezocht. Dat
Nederlandse bedrijf zorgt daar ter plekke voor duizenden banen en economische ontwikkeling.
Dat zijn voorbeelden waarbij hulp en handel samengaan. Dat is een win-winsituatie
voor beide landen. Zo zijn er veel meer voorbeelden. We hebben bijvoorbeeld ook nog
de bloemenkwekers in Kenia. Zij zorgen ook voor heel veel werkgelegenheid. We werken
ook met ze samen om infrastructuur te ontwikkelen. Daardoor komt een land verderop.
Het gaat dus verder dan alleen een beetje handel voor Nederland.
Ze had ook een vraag over belastingheffing. We vinden het natuurlijk belangrijk dat
ontwikkelingslanden ook zelf hun eigen inkomsten verhogen en dat ze niet afhankelijk
zijn van de ontwikkelingshulp van andere landen. Daarom zullen we erop inzetten dat
landen zelf meer belasting gaan heffen. Ik weet bijvoorbeeld dat er in Afrika landen
zijn waar gewoon nul belasting wordt geheven. Ze gaan nu denken aan 5% belastingheffing.
Daar kunnen wij hier in Nederland alleen maar van dromen. Als burger dan, moet ik
zeggen, niet als overheid! Dus op dat gebied zullen we inzetten op belastingheffing
in die landen. Daardoor kunnen ze op langere termijn hun eigen financiën ophalen.
De voorzitter:
Ik zie een vervolgvraag.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik zei volgens mij heel duidelijk dat ik zie hoe via hulp handel bevorderd kan worden
en dat daarmee ook ontwikkeling bevorderd kan worden. Daarom vraag ik ook vaak naar
de condities die worden gesteld aan het type financiering dat dan ontstaat. Daar zitten
we op één lijn. Alleen is mijn vraag volgens mij niet beantwoord. Aan de ene kant
hebben we beleid dat inzet op het vergroten van bijvoorbeeld belastinginkomsten van
ontwikkelingslanden en aan de andere kant is het beleid van Nederland nog steeds zo
dat Nederland een spil is in de internationale belastingontwijking. Misschien kan
de Minister mij ervan overtuigen dat die twee prima in overeenstemming zijn te brengen,
maar in mijn optiek ondermijnt het ene doel het andere doel of ondermijnt het ene
beleid het andere beleid. Mijn vraag is dus of zij overweegt om ook te kijken naar
de beleidsterreinen waarop wij in Nederland keuzes maken die in strijd zijn met haar
doelen in de Financing for Development-agenda.
Minister Klever:
Dat is een vraag die vooral op het terrein van mijn collega van Financiën zit. Zij
vraagt namelijk eigenlijk naar de belastingheffing in Nederland en de belastingontwijking
door multinationals. Nederland heeft de afgelopen jaren al veel maatregelen genomen
om die belastingontwijking tegen te gaan, denk bijvoorbeeld aan het invoeren van bronbelasting.
Nederland blijft zich ook inzetten voor het opnemen van antimisbruikmaatregelen in
belastingverdragen en om belastingontwijking door misbruik van belastingverdragen
te voorkomen, zeker ook in die met ontwikkelingslanden. Vanuit mijn begroting financier
ik daarom technische assistentie om ontwikkelingslanden te helpen met kennis en kunde
om belastingontwijking tegen te gaan. Die maatregelen hebben effect. Zo heeft die
conditionele bronbelasting er bijvoorbeeld toe bijgedragen dat de financiële stromen
naar laag belastende jurisdicties zijn afgenomen van 37 miljard in 2019 naar 7 miljard
in 2023. Nederland doet dus al heel veel op dat gebied en dat heeft ook echt effect.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgvraag of neemt u het voorzitterschap over?
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Dan gaan wij volgens mij nu verder met USAID.
Minister Klever:
De Raad spreekt ook over de herziening van de Amerikaanse buitenlandse hulp. De op
20 januari 2025 afgekondigde 90-daagse programmabeoordelingsperiode is nog niet afgerond.
Hoewel er nog geen sprake is van definitieve besluitvorming, is wel duidelijk dat
de herziening van de Amerikaanse buitenlandse hulp, die grotendeels via USAID verliep,
wereldwijd gevolgen heeft. Dit betreft vooral programma's op het gebied van stabiliteit
en veiligheid, migratie, opvang in de regio, humanitaire hulp, internationale rechtsorde,
mensenrechten, rechtsstaatontwikkeling en democratie, en het multilaterale systeem.
Europa en ook Nederland kunnen niet alle gaten dichten, zeker gezien de bezuinigingen
in Nederland en ook in veel andere Europese landen. Nederland zal de Europese Commissie
oproepen om de beschikbare middelen in te zetten waar ze het meeste verschil maken
voor de directe belangen van Nederland en Europa. Deze lijn geeft ook uitvoering aan
de moties van uw Kamer die opriepen tot een stevige EU-discussie over de gevolgen
van de Amerikaanse terugtrekking. Daarbij onderstrepen we juist nu het belang van
structurele oplossingen via de hervorming van de ontwikkelingsfinanciering. Zoals
ik al zei, doen we dat samen met de EU bij de top in Sevilla. Ook de hervormingen
van de Verenigde Naties moeten hieraan bijdragen. Met het oog op de teruglopende financiering
van het VN-systeem, waarbij de bezuinigingen van de VS een grote rol spelen, zal de
VN de mandaten van haar organisaties, inclusief de effectiviteit ervan, opnieuw tegen
het licht houden.
De heer Ceder vraagt naar de motie-Ceder over de ontmanteling van USAID. Hoe voer
ik die motie uit? Het kabinet geeft uitvoering aan zijn motie. Het wegvallen van USAID
heeft gevolgen en raakt ook aan belangen, vooral op het gebied van veiligheid en stabiliteit,
migratie en ... Nou, dat heb ik net eigenlijk al genoemd en ik hoef dat nu niet weer
te noemen. Eigenlijk heb ik het antwoord al gegeven in mijn introductie, voorzitter.
In EU-verband wordt in kaart gebracht wat de impact is op ontvangende landen en organisaties,
hoe het raakt aan EU-belangen en -programma's en wat de EU kan doen.
Ook mevrouw De Korte had zorgen over de korting op USAID en zij had specifiek over
gezondheidszorg en mensenrechten een vraag. «Het wegvallen van USAID ondermijnt de
wereldwijde inzet voor mensenrechten, vrijheden en een gelijk speelveld.» Nederland
blijft zelf inzetten op mensenrechten via het Mensenrechtenfonds en het beleidskader
voor het versterken van maatschappelijke organisaties is daar ook een instrument voor.
Mevrouw De Korte en mevrouw Dobbe vroegen naar de impact op de gezondheidszorg en
dan met name op de hiv/aids-bestrijding. Mevrouw De Korte had verder ook nog zorgen
over kindervaccinaties. De omvang van de financieringsbehoefte door het wegvallen
van USAID is te groot. Nederland kan niet in dat gat springen, want we hebben zelf
een bezuinigingsopgave van 2,4 miljard voor de komende jaren. Ik kan dus geen extra
bijdrage doen. Ik houd wel rekening met de context in de besluitvorming over nieuwe
bijdragen aan multilaterale fondsen en aan maatschappelijke partners vanaf 2026. Ik
ben bijvoorbeeld van plan om opnieuw bij te dragen aan Gavi, de Global Alliance for
Vaccines and Immunization, en het Global Fund, want het tegengaan van hiv en het vaccineren
van kinderen blijven belangrijk. Dus ik zal kijken wat ik kan doen binnen de beschikbare
budgettaire ruimte.
Zoals u weet, heb ik gezondheidszorg als prioriteit toegevoegd vanwege de grote vraag
vanuit de Kamer. Daarom is het ook een belangrijk onderdeel van het ontwikkelingshulpbeleid.
Tot zover USAID.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik ben blij dat de Minister ingaat op de impact van het wegvallen van de financiering
door USAID op gezondheid. Ik hoorde dat namelijk in het rijtje gevolgen daarvan niet
terug. Ik ben daarom blij dat zij toch toezegt dat er een bijdrage komt aan Gavi,
de Global Alliance en het Global Fund. Mijn eerste vraag: wanneer horen wij wat die
bijdrage zal zijn? Het is belangrijk dat die bijdrage niet omlaaggaat. Die moet omhoog,
omdat het nu keihard nodig is! Kan de Minister iets zeggen over wanneer wij daarover
worden geïnformeerd?
Minister Klever:
Nederland draagt in 2025 40 miljoen bij aan de International Finance Facility for
Immunization die Gavi financiert. Over de bijdrage na 2025 moet een bredere afweging
plaatsvinden, juist ook vanwege het wegvallen van de financiering. Het gaat dan om
de financiering voor 2026. Ik kijk heel eventjes naar rechts, naar mijn ambtenaren,
om te horen wanneer we daar meer over gaan horen. Na augustus kan ik de Kamer daarover
informeren!
Mevrouw Dobbe (SP):
De Minister geeft aan dat de omvang van de ondersteuning door USAID die nu wegvalt,
te groot is. Dat snap ik, maar de conclusie van de Minister snap ik dan niet. Er valt
zo veel financiering weg en dat heeft een zo grote invloed op de medicatie om hiv/aids
te bestrijden dat we maar niks extra's doen. Dat vind ik dan niet logisch. Als de
omvang zo groot is en de nood zo hoog is en als duidelijk is dat de Minister die signalen
ook hoort, dan is toch de logische conclusie: we kunnen het misschien niet helemaal
opvangen, maar we gaan wel iets extra's doen, omdat de nood zo groot is. Dat hoeft
verder niet in kaart te worden gebracht, want bij hiv/aids is dat gewoon heel erg
duidelijk. Ik vraag me dus af hoe ze bij de conclusie komt «de omvang is zo groot
dat we niets extra's doen».
Minister Klever:
De VS gaven 43 miljard euro uit aan ontwikkelingshulp en dat kunnen we niet opvangen,
want daar hebben wij geen budget voor. Daarvan ging 3 miljard naar hiv/aids. Ik heb
verder zelf natuurlijk ook te maken met een bezuinigingsopgave van 2,4 miljard. Ik
heb geen geld, maar als mevrouw Dobbe een amendement indient en weet waar ze het geld
daarvoor vandaan kan halen, dan ... Nederland staat zelf ook voor grote opgaves en
het kabinet zit met belangrijke problemen, ook voor Nederland, die we op moeten lossen.
We zijn een klein land in vergelijking met de VS en het is dan ook irreëel om te denken
dat een klein land als Nederland zo'n grote financiering van een zo groot land als
de VS op zou kunnen vangen.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe zegt buiten de microfoon dit geen antwoord op haar vraag te vinden,
maar ik moet als voorzitter concluderen dat de Minister dat antwoord wellicht toch
heeft gegeven. Ik ga het woord geven aan mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank aan de Minister dat zij echt aandacht heeft voor de vaccinatie van kinderen via
Gavi. Maar goed, het is kennelijk nog de vraag of het er in 2026 komt, want de wereld
verandert wel heel erg snel. De Minister gaat nu in Europees verband spreken met haar
collega's en de vraag is dan of de Minister daar dan ook gaat pleiten voor de prioriteiten
die te maken hebben met de gezondheid van kinderen en dat soort dingen. Ik hoor iets
over de hervorming van de ontwikkelingsfinanciering, maar ja: dat klinkt nog allemaal
een beetje vaag. Welke prioriteiten worden er straks dus gesteld in de EU?
Minister Klever:
In mijn introductie heb ik gezegd dat de prioriteiten die Nederland stelt en die ik
in mijn beleidsbrief uiteen heb gezet, ook de prioriteiten zijn die ik in Europa zal
overbrengen. Dus dat is volledig in lijn met mijn ontwikkelingshulpbrief. Daarbij
is zeker ook het wederzijdse belang leidend. Natuurlijk hebben we oog voor het wegvallen
van de financiering voor de bestrijding van hiv/aids en de vaccinatie van kinderen.
Er zal geen extra geld bij komen, maar mogelijk kan er binnen de bestaande budgetten
nog wat verschoven worden om hier aandacht voor te hebben.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik hoor een beetje een algemeen antwoord: we kunnen mogelijk iets verschuiven. Maar
waar gaat de Minister nu echt voor staan? We kunnen niet alles. Dat gaat niet na het
wegvallen van USAID. En ja, dan hoor ik iets over drie grote beleidsterreinen, maar
nogmaals: gaat deze Minister ook concreet voor de vaccinatie van kinderen staan?
Minister Klever:
Ik heb onlangs een beleidsbrief over ontwikkelingshulp naar de Kamer gestuurd en daar
staan exact de prioriteiten in. Dat is volgens mij heel specifiek en daar staan dus
ook de bedragen bij. Ik heb verder gezegd dat ik precies die prioriteiten zal uitdragen
in de EU.
De voorzitter:
Uw derde interruptie.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ja, mijn derde. Dan wil ik toch nog even ingaan op de hervorming van de ontwikkelingsfinanciering,
die, begrijp ik, in Sevilla ter sprake zal komen. Waar gaat het dan precies over?
Gaat er echt een hervorming plaatsvinden? Ik zou graag iets meer specificering daarvan
willen horen.
Minister Klever:
Dat was het vorige blokje. Volgens mij heb ik daarin uitgebreid aangegeven waar Nederland
op inzet. Het zijn uiteraard onderhandelingen tussen ongelooflijk veel landen en waar
het uiteindelijk op uitkomt, is dus nog onbekend. Maar ik heb ook heel duidelijk aangegeven
waar Nederland voor pleit en dat is meer aandacht voor betere belastingheffing, het
tegengaan van onwettige geldstromen en corruptie en het duurzaam herstructureren van
onhoudbare schulden. Dat zijn allemaal onderwerpen waar Nederland ontwikkelingslanden
bij ondersteunt. Ik heb ook aangegeven dat Nederland de rol van de private sector,
handel en duurzame waardeketens onderstreept, net als het belang van het vrijmaken
van private financiering voor ontwikkeling. Dat zijn allemaal thema's waar Nederland
op in gaat zetten. Dus ik vraag me even af waar mevrouw De Korte nog meer naar op
zoek is.
De voorzitter:
Dat is een dilemma voor de voorzitter! We bewaren het nog even, want straks hebben
we hier misschien nog wat tijd voor. Ik ga dan nu naar de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Volgens mij is het de bedoeling van ontwikkelingshulp dat op een gegeven moment onze
hulp voor ontwikkeling niet meer nodig is. Dat is voor mij het primaire doel. Is het
ondanks het wegvallen van USAID ook niet gewoon belangrijk om te kijken naar de landen
zelf? Mevrouw Hirsch gaf net bijvoorbeeld aan dat er meer belasting moet worden geïnd
door die landen. Verder zullen we ook moeten gaan zien dat ze meer verantwoordelijkheid
kunnen nemen voor hun eigen gezondheidszorg. Is het niet beter om daarnaar te streven
en om het gesprek aan te gaan over het belang dat men daar meer inkomsten heeft om
de eigen broek op te houden?
Minister Klever:
Een goede vraag van de heer Ram. Dat is nu precies waar ik op in ga zetten, ook straks
in Sevilla wanneer we spreken over Financing for Development. We moeten ervoor gaan
zorgen dat landen zelf hun belasting kunnen innen en dat ze uiteindelijk onze ontwikkelingshulp
niet meer nodig hebben. Daarom helpen we ze ook bij economische ontwikkeling, zodat
ze uiteindelijk hun eigen economie kunnen op- en uitbouwen en hun eigen belastingen
kunnen heffen. Op die manier kunnen ze hun eigen gezondheidszorg gaan betalen. Wat
de heer Ram zegt, is uiteindelijk dus helemaal in lijn met het doel waar we naar streven.
De voorzitter:
Volgens mij was dat het kopje USAID. Klopt dat? Dat klopt. Dan gaan wij nu naar Gaza.
Minister Klever:
Mevrouw Dobbe, de heer Bamenga, de heer Ram en ook NSC hebben vragen gesteld over
Gaza. Het staat buiten kijf dat de situatie in Gaza catastrofaal is. Ik heb gisteren
gezegd: het kabinet spreekt met één mond en dat geldt ook voor het beleid ten aanzien
van Israël. Ik zeg dat in reactie op de vraag van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe vraagt verder wat ik allemaal ga doen en of ik bereid ben om dit op
te brengen in de RBZ Ontwikkeling. Ten eerste heeft mijn collega Veldkamp een brief
gestuurd naar de Commissie met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de naleving
door Israël van artikel 2 van het EU-Israël-associatieakkoord, vanwege de grote zorgen
over de ontwikkelingen. Het is nu aan de andere lidstaten om te bezien of zij deze
oproep voor een onderzoek steunen. U heeft daar gisteren ook een debat over gehad
met de heer Veldkamp. Verder wordt de brief van de heer Veldkamp tijdens de volgende
RBZ besproken. Dat is op 20 mei en dat is dus voor de RBZ Ontwikkeling. We gaan dus
eerst afwachten wat daaruit komt. Daarna gaan we verdere stappen bespreken.
Ten slotte vroeg mevrouw Dobbe aandacht voor hulpverleners. Ook dat doe ik. Ik bescherm
hulpverleners en in mijn humanitaire hulpbrief heb ik dat ook als prioriteit genoemd.
Daar gaat ook extra geld heen via een organisatie die humanitaire hulpverleners ondersteunt
en traint. Dat is dus een grote prioriteit.
Tot slot. Ik heb 20 miljoen gereserveerd voor de wederopbouw van Gaza. Ik heb besloten
om via UNICEF 10 miljoen te geven aan herstel van de watervoorziening in Gaza.
Dan de vraag of de Minister de mening deelt dat humanitaire hulp altijd neutraal moet
zijn. Ja! Humanitaire hulp moet in lijn zijn met de humanitaire principes: neutraal,
onpartijdig en onafhankelijk. Verder moet het in lijn zijn met het humanitaire oorlogsrecht.
Dat geldt wereldwijd.
Mevrouw Dobbe vroeg ook naar nieuw registratiebeleid voor internationale hulporganisaties.
«Meer dan 50 organisaties hebben hierover een brief geschreven.» Het kabinet is bekend
met de wetten en procedures die het werk van internationale ngo's moeilijker maken
in Israël en de Palestijnse gebieden. Het wordt lastiger voor de ngo's om daar te
opereren en Nederland is daarom voortdurend in overleg met de partnerorganisaties.
Het is verder ook onderdeel van de bilaterale en multilaterale dialoog die het kabinet
voert met Israël. En ook in Europees verband blijft Nederland hier aandacht voor vragen.
De heer Bamenga vraagt of ik mij ondubbelzinnig kan uitspreken tegen het Israëlische
plan om hulpverlening te controleren en te conditioneren, en hoe het zit met de motie
om de nodige maatregelen te nemen om humanitaire hulp mogelijk te maken in Gaza. De
aankondiging van het nieuwe hulpsysteem voor Gaza baart het kabinet zorgen. Er is
nog veel onduidelijk, maar het systeem zou distributie van hulp alleen toestaan op
enkele aangewezen en beveiligde locaties. Een dergelijk mechanisme maakt het voor
een groot deel van de burgers in Gaza moeilijk of onmogelijk om hulp te bereiken.
Dat zou leiden tot nieuwe ontheemding en gevaarlijke situaties. In feite zal hulporganisaties
de toegang tot mensen in nood buiten deze aangewezen locaties worden ontzegd. Het
voorstel staat daarom op gespannen voet met het humanitair oorlogsrecht. Het druist
in tegen de humanitaire principes van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Samen met andere landen en partners binnen en buiten de EU blijft Nederland het belang
van ongehinderde en onvoorwaardelijke toegang van humanitaire toegang benadrukken,
zoals ik net ook al zei.
De heer Ram vraagt: wat vindt de Minister ...
De voorzitter:
Eén moment, Minister.
De heer Bamenga (D66):
Nederland blijft de ongehinderde toegang tot humanitaire hulp benadrukken. De vraag
is meer hoe Nederland van plan is om dat te blijven benadrukken en vooral ook om dat
te garanderen, aangezien de praktijk toch uitwijst dat dat onmogelijk is. Al 73 dagen
is het onmogelijk om de hulp daar te krijgen.
Minister Klever:
Ik erken dat het moeilijk is. Daarom heeft mijn collega Veldkamp die brief aan de
Europese Commissie geschreven om een onderzoek in te lassen. Dat staat op de agenda
van de RBZ die voor deze RBZ is. Daarom heeft het kabinet ook actie ondernomen.
De heer Bamenga (D66):
Ik snap ook wel hoe moeilijk het is. Alleen, wij zien dat er ondanks alle acties en
ondanks alle woorden die wij hier in ieder geval met elkaar uiten, nog steeds meer
en meer mensen in hongersnood terechtkomen en meer en meer mensen geen hulp krijgen,
geen voedsel, geen medicijnen en noem maar op. Dat betekent dus dat iedere dag telt
en voor deze mensen ontzettend belangrijk is. Ik ben dus op zoek naar manieren om
deze mensen echt direct te helpen in plaats van dat wij hier met elkaar mooie woorden
uitwisselen, maar de situatie daar uiteindelijk weinig verandert.
Minister Klever:
Het kabinet doet nou juist alles wat in zijn macht ligt om te zorgen dat er weer toegang
komt voor die humanitaire hulp. Vandaar ook die brief. Dat is echt een flinke stap
die het kabinet gezet heeft. Er wordt uitgebreid over gesproken. U heeft daar gisteren
ook uitgebreid met mijn collega Veldkamp over kunnen spreken in het Midden-Oostendebat.
Daarnaast is de Israëlische ambassadeur ontboden. Het kabinet zet dus alle diplomatieke
middelen die het heeft in om de druk op Israël op te voeren om in ieder geval die
hulp weer toe te laten.
De voorzitter:
Mevrouw Kamminga had een interruptie. O, het hoeft niet meer. Dan is mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel voor deze beantwoording. Het kabinet zet natuurlijk niet alle diplomatieke
middelen die er zijn in om de hulp toe te laten. Maar dat terzijde, want ik heb gisteren
ook geconstateerd dat dat niet zo is.
Mijn vraag was om het op de agenda te zetten voor deze RBZO. Het staat er nu niet
op. Het is een beetje gek en wereldvreemd om het daar niet te bespreken. Er vindt
nu zo'n humanitaire crisis plaats dat het daar ook besproken moet worden, ongeacht
wat de uitkomst is van de RBZ die op 20 mei plaatsvindt. Mijn vraag is dus of de Minister
het daarmee eens is en dat registratiebeleid voor internationale hulporganisaties
daar dan ook op de agenda wil zetten, want dat is voor dat O-gedeelte heel erg belangrijk.
Dit kan namelijk ook precedenten scheppen, niet alleen maar voor wat er in Gaza gebeurt,
maar ook voor andere humanitaire crisissen waar humanitaire hulporganisaties nu actief
zijn. Dat is heel concreet mijn vraag aan deze Minister.
Minister Klever:
Het staat op dit moment niet op de agenda van de RBZO. Het staat wel op de agenda
van de RBZ. Die RBZ is voor de RBZO. Ik wil eerst afwachten wat er in de RBZ besproken
wordt. Daarna kan ik altijd nog kijken of dat in de RBZO ook besproken moet worden.
Ik denk dat we even de goede volgorde moeten aanhouden. Het wordt eerst in de RBZ
besproken.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ons verzoek is dus om het nu wel alvast voor de RBZO te agenderen. Ongeacht de uitkomst
van de RBZ is het namelijk belangrijk om dit hier te bespreken. Ongeacht of het onderzoek
waar de Nederlandse regering in de RBZ naar vraagt er komt of niet, is het voor deze
Minister heel belangrijk om dat op de RBZO te bespreken en daar ook het registratiebeleid
van humanitaire organisaties in mee te nemen. Dat is dus ons verzoek. Ik hoop dat
deze Minister deze oproep gestand wil doen, want de humanitaire crisis, deze enorme
crisis, ook internationaal gezien, en de precedenten die worden geschapen, zijn na
de RBZ op 20 mei ook niet voorbij. Het is dus echt van belang dat deze Minister het
daar ook op de agenda weet te krijgen.
Minister Klever:
Ik begrijp de oproep van mevrouw Dobbe. Ik deel de mening van de Kamer dat het een
ernstige situatie is. Het staat niet officieel op de agenda. Er staat wel een kopje
actualiteiten op de agenda. Ik zou dit onderwerp onder het kopje actualiteiten kunnen
meenemen, zodat we het ook op de RBZO kunnen bespreken. Dat kan ik doen.
De voorzitter:
Is dat een toezegging?
Minister Klever:
Ja, dat is dan bij dezen een toezegging.
De voorzitter:
Dat krijgen we dan terug te lezen in het verslag?
Minister Klever:
Ja, dat komt dan in het verslag. Dan neem ik het brede Israël-Gazabeleid mee.
De voorzitter:
Oké. Zijn er nog andere vragen over dit punt? Zijn we klaar met Gaza? Ik weet het
eigenlijk niet.
Minister Klever:
Nee, ik heb nog een paar vragen. Ik heb hier nog de vraag of ik mij in EU-verband
wil inzetten voor de veiligheid van hulpverleners. Ik heb eigenlijk al gezegd dat
dat een prioriteit van dit kabinet is. Er gaat ook extra geld naar de organisatie,
INSO, die zich daarvoor inzet. Dat heb ik eigenlijk al gezegd.
Dan heb ik nog zo'n zelfde vraag. O, nee, dit blokje is klaar.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Het is goed om te horen dat de Minister het belang van humanitaire hulp onderstreept.
Ik sloeg heel even aan op wat zij zei over UNICEF en het project over water, wat ik
heel goed vind. Maar is het dan zo dat UNICEF daar nog wel zijn werk kan doen? Dat
zou ik wel hoopvol vinden. Dit vraag ik gewoon even uit nieuwsgierigheid. Nogmaals,
steun voor extra geld daarnaartoe, want dit is natuurlijk een belangrijk doel. Maar
ik vroeg me dat af omdat we natuurlijk steeds geluiden horen dat daar eigenlijk geen
internationale organisaties meer aan het werk kunnen.
Minister Klever:
Dat klopt. Water is natuurlijk essentieel en de humanitaire noden zijn hoog. Het kabinet
had geld voor wederopbouw gereserveerd; we hebben nu 10 miljoen gereserveerd voor
het herstel van water via UNICEF. Dat kan pas starten zodra de blokkade opgeheven
wordt. Maar goed, dan kunnen ze ook gelijk aan de slag.
Dan kom ik bij het blokje Oekraïne. Onder het kopje actuele ontwikkelingen staat Oekraïne
ook officieel genoemd. Aandacht zal uitgaan naar financiële steun en steun voor herstel
en wederopbouw, waaronder ook de energie-infrastructuur van Oekraïne. Zoals uw Kamer
bekend is, blijft Nederland Oekraïne actief en onverminderd militair steunen, maar
zeker ook niet-militair. In de Voorjaarsnota is hiervoor 252 miljoen gereserveerd
voor 2026.
Mevrouw Kamminga vroeg: wat verwacht de Minister van de discussie in de Raad over
Oekraïne? Daar wordt ook gesproken over het belang van de steun van de EU en de EU-lidstaten.
Denk ook aan macrofinanciële steun en steun voor kritiek herstel van infrastructuur.
Dit houdt Oekraïne maatschappelijk en financieel op de been, maar helpt ook om Oekraïne
zo sterk mogelijk te positioneren voor de onderhandelingen. Dat was Oekraïne.
Volgens mij ben ik daarmee aan het einde ... O nee, ik heb nog een blokje overig.
Dat is een ander stapeltje. De heer Bamenga vroeg naar de strategie om de diasporagemeenschap
meer te betrekken. Hij vroeg of ik mij daar sterk voor wil maken op Europees en internationaal
niveau. Dat doen wij al. In 2020 werd de regering verzocht om te onderzoeken hoe de
transactiekosten van remittances, dus van het overmaken van geld, in Nederland verlaagd
kunnen worden en hoe de toegang tot formele financiële dienstverlening voor migranten
verbeterd kan worden. In 2022 is het eindrapport gepubliceerd, met daarin aanbevelingen
om belemmeringen bij remittances te verminderen. Zoals hierin wordt genoemd, sluit
Nederland aan bij internationale doelstellingen om wereldwijd de transactiekosten
voor geldovermakingen door migranten terug te dringen tot minder dan 3% en ervoor
te zorgen dat er geen corridors meer zijn met transactiekosten die hoger zijn dan
5%. Daarnaast heb ik aan het nieuwe beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld
een instrument toegevoegd dat particuliere initiatieven ondersteunt. Het gaat daarbij
ook uitdrukkelijk om particuliere initiatieven van diasporagemeenschappen.
Mevrouw De Korte vroeg wie zich inzet voor vrede.
De voorzitter:
Wilt u iets vragen? Sorry, ik zag de body language even niet.
De heer Bamenga (D66):
Dank dat de Minister daar al in 2020 en 2022 actie op heeft ondernomen, maar ik wil
mij niet beperken tot de acties die de Minister in het verleden al heeft ondernomen.
Het gaat er juist om dat we, zeker in deze tijden, deze groep nog veel meer betrekken.
Ik kan me zo voorstellen dat daarvoor een top wordt georganiseerd waarbij deze mensen
betrokken worden en dat er gekeken wordt naar een strategie om deze groep veel beter
te betrekken bij het beleid. Het is dus veel breder dan alleen de transactiekosten
en het wegnemen van de barrières daaromtrent. Volgens mij gaat het hier om het verbeteren
van de Financing for Development, zeker in relatie tot Afrika, middels een diasporastrategie.
Daar is heel veel behoefte aan, wereldwijd, maar ook hier in Nederland. Daarom vraag
ik de Minister of zij daarin meer kan betekenen en bijvoorbeeld, heel concreet, iets
kan organiseren en haar mobiliserende kracht kan gebruiken om dit mogelijk te maken.
Minister Klever:
Dat is een mooie oproep van de heer Bamenga. Wij kijken in hoeverre wij die groep
kunnen ondersteunen. Om nu ineens een top te organiseren ligt niet heel erg voor de
hand, moet ik zeggen, want wat willen we dan? Ik denk dat er eerst onderzoek gedaan
moet worden naar wat we willen, wat we willen bereiken en waar de knelpunten zitten.
Ik ben best bereid om eens te laten onderzoeken in hoeverre we daar de diaspora mee
kunnen bereiken, maar nu al gelijk een top toezeggen gaat iets te ver. Ik wil de heer
Bamenga wel tegemoetkomen door daar in ieder geval een onderzoek naar te laten doen.
De voorzitter:
Dat zie ik als een toezegging. Kunt u aangeven wanneer dat onderzoek dan gaat plaatsvinden,
zodat we er een concrete toezegging van kunnen maken? Bij een toezegging hoort namelijk
een tijdlijn.
Minister Klever:
Ik heb op mijn ministerie natuurlijk een taakstelling, dus dat zullen we moeten uitbesteden.
Daar gaat wel tijd overheen; dat kan niet zo een-twee-drie.
De voorzitter:
Voor het einde van het jaar?
Minister Klever:
Nee, ik denk niet dat ... Ik kijk heel even naar mijn ambtenaren. Ik denk dat dat
lastig is, als u echt een goed onderzoek wilt. Ik hoor naast me dat we mikken op het
einde van het jaar.
De voorzitter:
Prima. Mikken is altijd goed. Je moet de lat hoog leggen. Volgens mij was dat de laatste
interruptie van de heer Bamenga. U kunt verdergaan.
Minister Klever:
Mevrouw De Korte merkte op dat er veel aandacht is voor defensie en extra investeringen,
maar zij vroeg zich af wie zich inzet voor vrede. Ik ben het met mevrouw De Korte
eens dat preventie en het ongewapend oplossen van conflicten veel effectiever en goedkoper
zijn en dat die manieren natuurlijk de voorkeur verdienen. Een van de prioriteiten
van mijn beleid wordt gevormd door veiligheid en stabiliteit. Daar zet ik op in en
dat beschrijf ik ook in mijn beleidsbrief. We werken ook samen met Defensie en Veiligheid
en Justitie, juist ook om te zorgen dat er bij hun inzet op veiligheid voldoende aandacht
is voor conflictpreventie, bemiddeling en bescherming van mensen. Dat doen we via
de VN en via de EU, en ook in bilaterale partnerschappen in vredesprocessen.
Dan vraagt mevrouw Dobbe of ik bereid ben om de toegang voor hulporganisaties tot
Sudan te bespreken. We hebben natuurlijk ook al een apart debat gehad over Sudan en
Congo. De humanitaire situatie in Sudan is verschrikkelijk. De situatie en de toegang
van hulp zijn ook verslechterd met de recente aanvallen op Port Sudan. Het kabinet
spant zich ervoor in om de toegang voor humanitaire hulp via meerdere kanalen, waaronder
via Brussel, aan de orde te stellen. We zullen dat ook blijven doen. De EU zet zich
in voor verbetering van humanitaire toegang, onder andere via de diplomatieke inzet
van met name de EU-speciaal gezant voor de Hoorn van Afrika.
Mevrouw Kamminga vroeg nog naar delegated cooperation. Er zijn veel gelden en we hebben
daar al vaker aandacht voor gevraagd, zegt zij. Het kabinet zet er, ook in lijn met
de motie-Kamminga, op in om optimaal gebruik te maken van delegated cooperation, ook
in het licht van de Global Gateway. Het streven hierbij is om het bedrag voor Nederlandse
bij de EU geaccrediteerde organisaties in de komende jaren substantieel te verhogen.
Dit bedrag loopt overigens al gestaag op. Tot op heden is in totaal 992 miljoen euro
aan garanties en directe financiële bijdragen naar Nederland gegaan. Daarnaast is
bijvoorbeeld ook Invest International bezig om zelf ook zo spoedig mogelijk een accreditatie
te krijgen, zodat zij ook gebruik kunnen maken van die delegated cooperation. De verwachting
is dat er binnen een halfjaar duidelijkheid komt over de vraag of zij die accreditatie
krijgen.
De voorzitter:
Mag ik de voorzittershamer even aan u geven, mevrouw Kamminga? Ik heb namens de fractie
van GroenLinks-PvdA een vraag naar aanleiding hiervan.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Uiteraard. Mevrouw Hirsch heeft een interruptie namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Kamminga noemde in haar vraag het belang van die delegated cooperation voor
zowel bedrijven als maatschappelijke organisaties. De Minister zegt, als ik het goed
begrijp, dat dit ook een inzet is in het gesprek en de conferentie over de Global
Gateway. Nu begrijp ik dat juist daarvoor de maatschappelijke organisaties vooralsnog
niet uitgenodigd zijn. Klopt mijn informatie? En als dat inderdaad het geval is, is
de Minister dan bereid om zich er hard voor te maken dat ook die organisaties daarvoor
uitgenodigd kunnen worden?
Minister Klever:
Het antwoord op de vraag of het inderdaad zo is dat die maatschappelijke organisaties
er niet voor zijn uitgenodigd, moet ik u even schuldig blijven. Daar kom ik later
een keer op terug. Ik kijk even wanneer we dat kunnen doen.
De voorzitter:
Dat lukt niet in tweede termijn, begrijp ik.
Minister Klever:
Nou, misschien in de tweede termijn. Laat ik proberen daar in de tweede termijn een
antwoord op te hebben. Als dat niet lukt, kunnen we in de tweede termijn kijken wanneer
er wel een antwoord op komt. Ik moet even nagaan hoe dat zit.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een laatste interruptie, als ik het goed genoteerd heb.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, u heeft een dubbele boekhouding; dat is heel fijn! Die beantwoording krijg
ik graag, maar stel dat mijn informatie klopt, want ik heb die uit betrouwbare bron.
Zou de Minister dan bereid zijn om ervoor te zorgen dat ook maatschappelijke organisaties
bij die belangrijke gesprekken aanwezig kunnen zijn? Het is een belangrijke conferentie,
volgens mij ook binnen het beleid van de Minister. Het is een kwestie van een gesloten
portefeuille en het heeft niets te maken met de financiering door de Minister zelf,
maar het is bedoeld om te zorgen dat ngo's toegang kunnen krijgen tot die delegated
financing. Zou de Minister dus bereid zijn om zich daarvoor hard te maken?
Minister Klever:
Ik begrijp de vervolgvraag, maar laat ik eerst even kijken hoe het precies zit. Dan
geef ik het antwoord op deze vraag tegelijkertijd met het antwoord op de eerste vraag.
Dat lijkt me de juiste weg.
De voorzitter:
Dan noteren we die voor de tweede termijn, en geef ik nu het voorzitterschap terug
aan mevrouw Hirsch.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
En dan geef ik het woord weer aan de Minister.
Minister Klever:
De heer Bamenga vroeg of ik het ermee eens ben dat ontwikkelingshulp ook het Nederlandse
belang dient en we er alles aan moeten doen om de financiering rond te krijgen. Ja,
dat is ook exact mijn beleidsinzet: de inzet van ontwikkelingshulp directer verbinden
aan de Nederlandse belangen. Dat is dus ook mijn inzet. We focussen op wat aansluit
bij de Nederlandse belangen en de behoeften van de landen waarmee we samenwerken.
Het gaat om de wederzijdse belangen; het is een win-winsituatie. Uitgangspunt zijn
wel de Nederlandse belangen, dus handel, economie, veiligheid, stabiliteit en migratie.
Dan vroeg mevrouw De Korte nog naar een hof van mediation. Naast de financiering van
vredesprojecten speelt de EU in verschillende contexten een belangrijke rol in vredesprocessen,
met name via haar EU Special Representatives. In de EU pleiten wij ook voor versterking
van hun mandaat. Interstatelijke conflictbemiddeling is al ondergebracht bij het Permanent
Hof van Arbitrage in Den Haag. Dat doen we dus al. Een nieuw EU-hof voor conflictbemiddeling
zorgt voor dubbeling. Daarom raad ik dat af.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb het Permanent Hof van Arbitrage gebeld en gemaild over wat zij precies doen.
Zij doen arbitrage tussen landen ten aanzien van bedrijven, maar niet zozeer de vredesprocessen
tussen landen. Zit daar geen hiaat?
Minister Klever:
Nee. Interstatelijke conflictbemiddeling is ook ondergebracht bij het Permanent Hof
van Arbitrage. Ik begrijp de vraag van mevrouw De Korte zo dat zij op zoek is naar
extra mediation. Daar hebben we het natuurlijk ook al over gehad in het commissiedebat
over Sudan en Congo. Toen vroeg zij daar ook al naar. Ik heb toen de toezegging gedaan
dat ik een brief ga sturen over mediation. Daarin zal ik ook verder ingaan op conflictbemiddeling,
ook met betrekking tot de EU. Die brief komt voor de zomer naar de Kamer en daarin
zal ik dus uitgebreid ingaan op uw vraag.
Dan de laatste vraag, van mevrouw Hirsch. Hoe denkt de Minister de uitbreiding van
de Russische en de Chinese invloedssfeer tegen te gaan? Veel Afrikaanse landen verbreden
hun internationale partners tot China, Rusland, de Golfstaten, Turkije en noem maar
op. Wij kunnen Afrikaanse landen natuurlijk niet dwingen om een keuze te maken; dat
werkt averechts. Wel moeten we natuurlijk zorgen dat we als EU en als Nederland een
zo interessant mogelijke partner zijn en dat wij een alternatief kunnen bieden voor
landen als Rusland. Daar is de EU-AU-ministeriële bijeenkomst van volgende week een
goed voorbeeld van. Daar kunnen de banden tussen de EU en de Afrikaanse Unie aangehaald
worden.
Voorzitter, dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij nu naar de tweede termijn van de Kamer. U heeft een derde
van de spreektijd in eerste termijn. De klok staat dus op anderhalve minuut.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ten aanzien van het scheiden
van de lijnen zoals ik die eerder benoemd heb, merk ik dat de Minister en ik nog van
mening verschillen over het belang van de instrumenten die er nu al zijn. Om die reden,
en ook vanwege een aantal andere onderwerpen waarover wij van mening verschillen,
zou ik graag een Kameruitspraak willen. Daarom vraag ik een tweeminutendebat aan.
Ik weet dat dat ingewikkeld ligt vanwege de beschikbaarheid van de Minister, maar
ik hoop dat we daarin alsnog een weg kunnen vinden.
Voorzitter. Vervolgens hoop ik dat de Minister de uitgangspunten die we eerder gedeeld
hebben, en waarover volgens mij ook consensus bestond, ten aanzien van de motie-Ceder
over USAID, stevig zal oppakken, ook in de gesprekken met andere Ministers, zowel
in formele als informele zin.
Ik heb verder geen vragen, maar wel een aantal moties die ik wil voorleggen. Daarom
wil ik het hierbij laten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Wat betreft Gaza zou ik de Minister willen vragen om verder te kijken
dan alleen het nu aangekondigde onderzoek naar het associatieakkoord, omdat we weten
dat dit te lang duurt voor de nood die nu in Gaza aan de gang is. Het betekent dus
dat het te weinig en te laat is en dat we dus ook moeten kijken hoe we kunnen zorgen
dat humanitaire hulp op tijd bij de mensen komt, zodat ze niet voor die tijd al zijn
doodgegaan van de honger. Dat is ook echt de portefeuille van deze Minister. Ik wil
de Minister er ook echt toe oproepen om heel kritisch te kijken naar het beleid dat
nu wordt gevoerd ten aanzien van de maatschappelijke en hulporganisaties door Israël,
niet alleen omdat het schadelijk is voor de mensen die die hulp nu nodig hebben, maar
ook omdat het precedenten schept die we niet alleen in Gaza en in de Palestijnse gebieden,
maar ook in de rest van de wereld zullen terugzien als het gaat over humanitaire organisaties
en hoe die kunnen werken.
Dan wil ik nog iets vragen over USAID. Er is nu een extra inspanning nodig. Dat heb
ik in dit debat ook meermaals gezegd. Ik heb ook gehoord wat de Minister zegt en daarom
zullen wij met een motie hierover komen.
Dan Sudan. Ik hoor de Minister zeggen dat er inzet is vanuit Europa, vanuit Brussel.
Maar ik hoor de Minister ook zeggen dat de situatie verslechterd is. Dat zien wij
ook en die signalen krijgen wij ook. Juist daarom is het belangrijk om dat ook in
Europees verband, dus ook bij de RBZO, te blijven bespreken. Die oproep wil ik dus
ook aan de Minister doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Ik zie af van mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de reactie en de antwoorden van de Minister. Ook
dank voor de toezeggingen. Ik heb er een aantal gehoord, in ieder geval over de private
sector en diaspora. Het punt dat ik nog wilde maken, is eigenlijk hetzelfde punt dat
mevrouw Dobbe zojuist gemaakt heeft over humanitaire hulp in Gaza en de blokkade die
op dit moment plaatsvindt. Dat is dermate ernstig en iets dat ik in ieder geval op
deze manier nog niet eerder heb gehoord. We moeten echt met een stevig antwoord komen
op de gruwelijkheid waarmee dat gebeurt. Ik denk inderdaad ook dat wat we tot nu toe
doen als Nederland echt te weinig is. Er zijn mensen die honger hebben en sterven
door het geweld dat daar plaatsvindt. Wij moeten met een zo stevig mogelijke reactie
komen en zorgen dat voedsel, medicijnen en schoon drinkwater terechtkomen bij de mensen
die het nodig hebben. Dat moeten we nú doen. Niet morgen, maar dat moeten we nú doen.
Dat verwacht ik van de Minister die gaat over hulp.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb niet per se nog aanvullende vragen, maar dit zou zomaar
eens mijn laatste debat in deze commissie kunnen zijn. Daarom wilde ik dan toch nog
even zeggen – met het risico dat ik een soort Heintje Davids word omdat we in de komende
weken toch nog een extra debat krijgen – dat ik blij ben dat we meer focus aanbrengen.
Het is een lastige klus. Er ligt gewoon een grote bezuinigingsopgave voor. Volgens
mij heeft de Minister daar met de ambtenaren een ingewikkelde puzzel moeten leggen
in een context die ook internationaal niet makkelijk is. Daar vragen we ook iedere
keer in deze commissie aandacht voor. Ik denk dat we als commissie, ondanks dat we
het niet altijd eens zijn, wel op deze manier die ingewikkelde debatten kunnen voeren.
Ik zou het u allen ook gunnen dat u dat in de toekomst kunt blijven doen, ook in deze
samenwerking. Het gaat namelijk wel ergens over.
Ook dank aan al die bedrijven, ngo's en andere organisaties en mensen die zich actief
inzetten voor deze doelen, zeg ik via u, voorzitter. Want nogmaals: ik weet dat we
als VVD voor die bezuinigingen staan, maar ik heb ook altijd gezegd dat wij echt het
nut en de noodzaak zien van ontwikkelingshulp en alle activiteiten die we in dat kader
uitvoeren. Daar hebben we die organisaties bij nodig, dus die wil ik erg bedanken
voor hun inzet en ook voor hun tijd en aandacht om mij weer bij te praten of ergens
op te wijzen als er iets niet goed dreigde te gaan. Dus dank daarvoor.
De voorzitter:
We hebben een officieel proces van afscheid, maar we gaan nog geen afscheid nemen.
We gaan ons best doen om nog een debat te organiseren!
Het woord is aan mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Heel erg veel
dank dat u zich blijft inzetten voor de vaccinaties voor de kinderen. We hopen dat
dat volgend jaar dan ook weer op de begroting komt. Het is ontzettend belangrijk dat
kinderen over de hele wereld gevaccineerd worden. Ook dank voor uw inzet voor de hulpverleners
en dat u dat ook in de EU aan de orde stelt. Ten aanzien van de vrede: wij kijken
uit naar de brief. We hopen echt dat daar veel aandacht voor is, ook in Europees verband.
Er wordt echt zo veel geld uitgegeven aan defensie. Laten we alsjeblieft als EU daar
ook veel meer op inzetten. We laten dit nu echt liggen als Europa; we laten dit over
aan andere continenten en andere landen. Moeten we daar niet zelf echt meer aan doen?
Ten slotte. Mevrouw Kamminga, als dit echt uw laatste debat is, wil ik u bedanken
voor uw inzet voor deze commissie en de andere commissies. Ik waardeer u als prettige
collega. Heel veel succes met uw nieuwe baan als burgemeester van Groningen!
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik sluit mij in mijn inbreng namens GroenLinks-PvdA aan bij de laatste woorden van
mevrouw De Korte. Ik wil toch even aangeven dat ik eigenlijk best wel teleurgesteld
ben in de reactie van de Minister op de noden die nu ontstaan door het wegvallen van
de VS. Er wordt regelmatig verwezen naar een afgesproken bezuiniging. Die bezuinigingen
zijn natuurlijk afgesproken voordat de wereld geconfronteerd werd met de realiteit
die zich nu aan de overkant van de oceaan voordoet. Ik had stiekem toch de hoop dat
dat aanleiding zou zijn voor de Minister om, zeker in Europees verband, maar wellicht
ook binnen de eigen regering, op korte termijn te gaan pleiten voor het helpen voorkomen
van een aantal van die ongelooflijke effecten.
Maar goed, ik heb de antwoorden goed gehoord. Meerdere Kamerleden hebben daarvoor
gepleit. Ik blijf het teleurstellend vinden. Ik blijf het ook onverstandig vinden
omdat wij, zoals anderen ook hebben gezegd, daar zelf ook last van gaan krijgen.
Dan het laatste. Ik ben blij dat de Minister bereid is om in de EU onder het kopje
overig Gaza te noemen. Ik hoopte eigenlijk stiekem dat zij zou willen vragen of dit
gewoon op de agenda van de Raad kan worden gezet, zodat ook haar collega's van andere
landen zich goed kunnen voorbereiden op dit thema. Misschien stel ik deze vraag dan
in mijn tweede termijn aan de Minister: zou zij eventueel bereid zijn om tijdens de
Raad niet te wachten op het kopje overig? Zou zij, gegeven de acute humanitaire noden
in Gaza en gegeven het feit dat je die het beste via de EU kan oplossen, gewoon voor
willen stellen om het hierover te gaan hebben?
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Het is niet gebruikelijk, maar ik zie dat er een interruptie is. Maar die moet dan
wel kort zijn.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb een vraag aan mevrouw Hirsch. Zo had ik ’m namelijk wel opgevat. Ik had de
woorden van de Minister zo opgevat dat dit een toezegging van haar kant is dat dit,
weliswaar onder een ander kopje, echt op de agenda komt. Ik heb begrepen dat dit punt
zal worden aangekondigd, zodat andere landen zich ook kunnen voorbereiden. Heel fijn
dat u die vraag stelt. Ik ben heel erg benieuwd en ook hoopvol dat de Minister die
vraag ook zo heeft opgevat.
De voorzitter:
Ik denk dat we dat dan gaan horen van de Minister. Maar ik kijk even naar de voorzitter.
Wil zij hier nog als Kamerlid op reageren, of wil ze dit doorgeleiden naar de Minister?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dan geleid ik die vraag door naar de Minister. Mijn excuses als ik dat verkeerd geïnterpreteerd
heb.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Minister, heeft u tijd nodig om u voor te bereiden? Nee? Dan geef ik u nu het woord,
zodat u kunt reageren.
Minister Klever:
Voorzitter. Er staan nog een paar vragen open. Laat ik beginnen met de vraag die mevrouw
Hirsch in de eerste termijn heeft gesteld; ik ben dat even nagegaan. Op de website
van die Global Gatewaytop staat dat het maatschappelijk middenveld gewoon uitgenodigd
is. Overigens is die conferentie verzet van juni naar oktober, maar volgens mijn informatie
zijn ze uitgenodigd. Dat staat op de website.
Dan kom ik bij mevrouw Dobbe, die nog even heel specifiek een toezegging wil dat ik
het onderwerp Gaza en Israël op de agenda van de RBZ zal zetten. Dan gaat het over
het pleiten voor toegang van humanitaire hulp tot Gaza en het beleid van Israël met
betrekking tot de maatschappelijke organisaties. Er is een agendapunt actualiteiten,
of current affairs. Daar staat op dit moment alleen Oekraïne op. Bij dat punt, current
affairs, zal ik het opbrengen.
Zij vraagt ook of ik Sudan op de RBZO wil bespreken. Er is een hoofdstuk EU-Afrikarelaties,
dus daar zal ik het punt Sudan opbrengen. De heer Bamenga vroeg eigenlijk hetzelfde,
dus daarmee is dat antwoord ook gegeven. Dit antwoord is ook aan mevrouw Hirsch gegeven.
Verder zijn er volgens mij geen vragen.
Er is alleen nog het afscheid van mevrouw Kamminga. Ik ga u missen. Ik zou het nog
tegen kunnen houden, want volgens mij moet de benoeming nog door de ministerraad.
Dan hoeven we u niet te missen, maar ik snap ook dat dit een hele mooie uitdaging
is. Ik wil u bedanken voor de fijne debatten. U had altijd een stevige inbreng. U
had ook altijd een duidelijke inbreng en duidelijke taal. Ik wil u danken voor de
samenwerking. Voor een VVD'er had u best een groot hart voor ontwikkelingshulp. Dat
mag ook genoemd worden. Ik wil u heel veel succes wensen als burgemeester van Groningen.
Ik kijk uit naar een werkbezoek aan Groningen, misschien met de portefeuille Handel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we volgens mij aan het einde van de vergadering. Dan moet ik
nu naar de toezeggingen. Die zijn heel veilig opgeschreven. Ik moet even kijken dat
ik het goed zeg.
– Er komt naar aanleiding van de EU-Global Gateway in oktober een update naar de Kamer
over de rol van de private sector. Dat is een toezegging richting de heer Bamenga.
– Na augustus wordt de Kamer geïnformeerd over de bijdrage aan het vaccinatieprogramma
Gavi voor 2026. Dat is een toezegging aan mevrouw Dobbe.
U zei nog dat u zelf ook nog een ander programma heeft.
Mevrouw Dobbe (SP):
En de Global Alliance en het Global Fund, dacht ik.
De voorzitter:
Klopt dat? Ja.
– De derde toezegging. Het brede Israël-Gazabeleid wordt in de RBZO onder het kopje
actualiteiten meegenomen. Het gaat om zowel de toegang voor humanitaire hulp als het
registratiebeleid voor internationale hulporganisaties. Dat is een toezegging aan
mevrouw Dobbe.
– Voor het eind van het jaar wordt onderzocht of het organiseren van de top rond de
diaspora mogelijk is. Dat is een toezegging aan de heer Bamenga.
Minister Klever:
Misschien is het meer hoe we die diaspora gaan bereiken.
De voorzitter:
O, hoe we die diaspora bereiken.
– Het punt Sudan zal de Minister tijdens de RBZ opbrengen onder het agendapunt EU-Afrikarelaties
en zal ook in het verslag vermeld worden.
Minister Klever:
Dat is correct, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan sluit ik hierbij de agenda.
Sluiting 12.55 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier