Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rajkowski over het bericht 'Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet'
Vragen van het lid Rajkowski (VVD) aan de Minister van Asiel en Migratie over het bericht «Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet» (ingezonden 9 april 2025).
Antwoord van Minister Faber – Van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 19 mei
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2210.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land
moeten om procedure af te wachten, doen dat niet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat in 2023 bij slechts 2.420 van de 1440 overdrachtsbesluiten asielzoekers
daadwerkelijk zijn vertrokken naar de EU-lidstaat waar zij hun asielprocedure moeten
afwachten? Kloppen de cijfers van 2024 uit het bericht?
Antwoord 2
In 2023 zijn 11.440 claimverzoeken verstuurd door de IND. Het gaat dan om alle verzoeken
ter vaststelling van de verantwoordelijkheid van de aangezochte lidstaat. In het bericht
wordt gesproken over overdrachtsverzoeken. Op 7960 van deze verzoeken heeft de IND
een akkoord ontvangen. Ongeveer 2450 vreemdelingen zijn daadwerkelijk overgedragen.
De opgenomen cijfers over 2024 schetsen niet het complete beeld. In veel zaken zal
de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen zijn. De standaard
overdrachtstermijn is zes maanden en deze kan onder omstandigheden verlengd worden
tot maximaal 18 maanden. Van de 8830 verzoeken die in 2024 zijn gedaan, waren op 1 april
2025 5780 gehonoreerd en op dat moment waren 1700 personen daadwerkelijk overgedragen.
Voor het bericht zijn de aantallen die bekend waren op 1 maart 2025 gebruikt.
Vraag 3
Hoe verklaart u het feit dat andere EU-lidstaten slechts heel beperkt asielzoekers
in het kader van de Dublinverordening overnemen, terwijl dit volgens bindend Unierecht
wel zou moeten?
Antwoord 3
Of een Dublinclaimant al dan niet wordt overgedragen naar een andere EU-lidstaat hangt
af van verschillende factoren. Het kan voorkomen dat een lidstaat vanwege gegronde
redenen een claim niet accepteert, bijvoorbeeld omdat deze lidstaat meent niet verantwoordelijk
te zijn op basis van de bepalingen uit de Dublinverordening. Ook komt het voor dat
de procedure vanaf het accepteren van een claim tot het moment dat een juridische
procedure is afgerond langer duurt dan de overdrachtstermijn van zes maanden die geregeld
is in de Dublinverordening. Overdracht is na deze periode niet meer mogelijk, tenzij
de termijn is opgeschort of verlengd. Als antwoord hierop heb ik op 15 mei jl. een
wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Raad van State dat regelt dat de overdrachtstermijn
van zes maanden pas aanvangt na afloop van de (hoger)beroepsprocedure. Hiermee maak
ik gebruik van een mogelijkheid die de vigerende Dublinverordening expliciet biedt.
Voorts komt het ook voor dat de daadwerkelijke overdracht niet mogelijk is, omdat
een persoon uit beeld van de betreffende autoriteiten is op het moment dat feitelijke
overdracht zou moeten plaatsvinden. Zoals hierna verder wordt uitgelegd bij de beantwoording
van vraag 5 kan het daarnaast in een beperkt aantal gevallen voorkomen dat overdracht
niet mogelijk is, omdat is vastgesteld dat overdracht naar de betreffende lidstaat
zou leiden tot een risico op schending van artikel 4 van het EU-handvest.
Vraag 4
Hoe vaak nam Nederland in 2023 en 2024 asielzoekers met een Dublin-claim over van
andere EU-lidstaten? Hoe vaak weigerde Nederland dit te doen?
Antwoord 4
In 2023 ontving Nederland 4.875 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 2.723 claims
werden gehonoreerd en 1.216 overdrachten geëffectueerd werden. In 2024 ontving Nederland
5.329 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 3.093 claims gehonoreerd en 901 overdrachten
geëffectueerd werden. Ook bij deze cijfers dient de kanttekening gemaakt te worden
dat in sommige gevallen de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen
hoeft te zijn en overdracht alsnog plaats kan vinden.
Vraag 5
Hoe verklaart u dat rechters regelmatig de overdracht van een Dublin-claimant tegenhouden?
Hoe verhoudt dit zich tot het Unierechtelijke beginsel van wederzijds vertrouwen,
waardoor aangenomen zou moeten worden dat elke lidstaat een veilige en eerlijke asielprocedure
biedt?
Antwoord 5
Binnen de EU wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en daarmee
dat alle EU-lidstaten het EU-recht toepassen en dat de verschillende nationale rechtsordes
in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming te bieden van de in het
EU-Handvest erkende grondrechten. In het kader van Dublin overdrachten betekent dit
dat ervan mag worden uitgegaan dat de behandeling van verzoekers om internationale
bescherming in alle lidstaten voldoet aan de vereisten van het EU-Handvest, het Verdrag
van Genève en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden (EVRM). Alleen in het geval dat blijkt, bijvoorbeeld op basis
van informatie die een asielzoeker inbrengt in de juridische procedure, dat er sprake
is van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest,
gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, moeten de nationale autoriteiten nagaan of de asielzoeker
daadwerkelijk wordt geconfronteerd met een voldoende reëel en voorzienbaar risico
op zo’n behandeling. In de beoordeling door de nationale rechtbanken wordt een dergelijke
risico op schending aangenomen als zij vaststellen dat er sprake is van structurele
tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in de lidstaat waarnaar
de asielzoeker zal worden overgedragen, of wanneer bijvoorbeeld de medische situatie
van de Dublinclaimant zich tegen een overdracht verzet. In een dergelijk geval kan
een overdracht naar de betreffende lidstaat niet plaatsvinden. Zoals blijkt uit het
antwoord op vraag 9 waren in 2023 slechts 12% van de ingediende beroepen tegen overdrachtsbesluiten
gegrond. Dit betekent niet dat de rechter oordeelde dat in al die zaken sprake was
van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest,
gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, in de lidstaat waartoe overdragen had moeten worden.
Een beroep kan ook om andere redenen gegrond zijn.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat veel asielzoekers die naar een ander EU-land zouden moeten vertrekken
in de illegaliteit verdwijnen? Welke stappen onderneemt u om dit te voorkomen en ervoor
te zorgen dat deze asielzoekers toch vrijwillig of gedwongen Nederland verlaten?
Antwoord 6
Het kan zijn dat personen van wie is bepaald dat een andere EU-lidstaat verantwoordelijk
is voor de behandeling van hun asielverzoek een overdracht naar de betreffende EU-lidstaat
proberen te voorkomen door uit het zicht van de autoriteiten te verdwijnen. Samen
met de uitvoerende diensten span ik me ervoor in om te zorgen dat men zich zoveel
mogelijk beschikbaar houdt voor de autoriteiten ten behoeve van de overdracht. Zo
wordt men in vreemdelingenbewaring geplaatst voorafgaand aan de overdracht als er
een (significant) risico is vastgesteld dat personen zich zullen gaan onttrekken aan
het toezicht. Ook is er sprake van een constante verkenning in welke gevallen er mag
worden aangenomen dat de uiterste overdrachtstermijn kan worden verlengd omdat de
vreemdeling zich feitelijk buiten het bereik van de autoriteiten heeft geplaatst teneinde
zijn overdracht te voorkomen.
Vraag 7
Welke impact verwacht u dat het Europese Asiel- en Migratiepact zal hebben op de handhaving
van Europese afspraken over het overnemen van asielzoekers? Bent u met uw Europese
collega’s en de Europese Commissie in gesprek om ervoor te zorgen dat er bij implementatie
van het Pact in ieder geval wel gehandhaafd gaat worden op overdracht? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Onderdeel van het Europese Asiel- en Migratiepact is de opvolger van de Dublinverordening,
de AMMR, waarin is vastgelegd hoe de bepaling van de verantwoordelijkheid voor het
behandelen van een verzoek om internationale bescherming plaatsvindt. Daarnaast heeft
Nederland zich ervoor ingezet om in het nieuwe asielstelsel een aantal waarborgen
in te bouwen voor verbeterde Dublin-implementatie. Zo kunnen lidstaten die systematisch
geen Dublinoverdrachten aannemen geen of minder aanspraak maken op het solidariteitsmechanisme.
In de implementatieplannen hebben lidstaten bovendien verschillende tussenstappen
moeten omschrijven die zij zullen nemen om Dublin-overdrachten weer volledig te kunnen
hervatten, bijvoorbeeld het verhogen van de uitvoeringscapaciteit op de «Dublin-units»
die overdrachten faciliteren, maar ook via het opbouwen van opvangsystemen die volledig
voldoen aan Europees- en internationaal recht. Bovendien heeft het Europees Asielagentschap
met de inwerkingtreding van het Pact de taak gekregen de naleving van het asielacquis
door lidstaten te monitoren. Nederland werkt momenteel mee aan een pilot voor dit
monitoringsmechanisme, om ervaringen op te doen en de methodologie te verbeteren.
Daarnaast bevat het pact ook nieuwe afspraken over opvang en de asielprocedure en
daarmee elementen die een rol spelen bij de vraag of er sprake is van een schending
van artikel 4 van het Handvest, zoals relevant bij Dublinoverdrachten. Ook kent de
AMMR kortere termijnen waardoor procedures sneller kunnen worden doorlopen en wordt
er momenteel gewerkt door de Commissie in afstemming met de EU-lidstaten aan de bijbehorende
uitvoeringsverordening. Daarbij wordt opnieuw gekeken naar de kaders van de procedures
tot en met de overdracht tussen de lidstaten. Ten aanzien van handhaving is het de
taak van de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, toe te zien op de naleving
van de Europese wet- en regelgeving. Het kabinet spreekt de Commissie geregeld aan
op deze rol, ook in het kader van de werking van Dublin.
Vraag 8
Welk percentage van asielzoekers die een overdrachtsbesluit opgelegd heeft gekregen
in 2023 gaan in beroep bij de rechter?
Antwoord 8
In 2023 ging 60 procent van de vreemdelingen die een overdrachtsbesluit opgelegd kregen
in beroep.
Vraag 9
Welk percentage van beroepszaken over overdrachtsbesluiten hield in 2023 stand bij
de rechter?
Antwoord 9
In 12 procent van de ingediende beroepszaken werd het beroep door de rechter gegrond
verklaard en hield het overdrachtsbesluit geen stand. Er kunnen verschillende redenen
voor een gegrondverklaring van een beroep.
Vraag 10
Bent u het eens met de stelling dat Nederland, totdat andere EU-lidstaten zich aan
gemaakte afspraken over Dublin-claimanten gaan houden, erg terughoudend moet zijn
met het overnemen van asielzoekers met een Dublin-claim uit andere EU-lidstaten? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nederland blijft zich committeren aan de verplichtingen die volgen uit het EU-recht
en zet zich ervoor in dat andere lidstaten datzelfde (blijven) doen.
Vraag 11
Bent u het eens met de stelling dat het een prioriteit voor u zou moeten zijn om alleen
mensen in Nederland te hebben die hier zouden moeten zijn en dat mensen die teruggestuurd
worden ook daadwerkelijk weggaan en niet in de illegaliteit verdwijnen? Zo ja, hoe
gaat u dit bereiken, welke rol gaat het EU Migratiepact hierin spelen en welke aanvullende
maatregelen zijn er nodig? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik ben het eens met deze stelling. Ik verwijs voor verdere beantwoording van deze
vraag naar de antwoorden op vragen 6 en 7.
Vraag 12
Bent u het eens met de stelling dat het onbestaanbaar is dat er tienduizenden ongedocumenteerde
mensen in Nederland verblijven en dat dit een onwenselijke situatie is voor die mensen
zelf maar ook voor onze maatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan
doen?
Antwoord 12
Ik ben het eens met deze stelling. Personen van wie is bepaald dat zij niet rechtmatig
in Nederland zijn, zouden hier niet moeten (ver)blijven. Ik zet me ervoor in om hen
over te dragen naar de verantwoordelijke lidstaat dan wel terug te laten keren naar
het land van herkomst.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.