Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over de hervatte Israëlische aanvallen op Gaza
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over de hervatte Israëlische aanvallen op Gaza (ingezonden 21 maart 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (ontvangen 19 mei 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1906.
Vraag 1
Klopt het dat Israël eenzijdig het staakt het vuren met Hamas geschonden heeft?1
Antwoord 1
Ja. Dit geschiedde nadat onderhandelingen over verlenging van de eerste fase van het
op 19 januari 2025 ingetreden staakt-het-vuren faalden.
Vraag 2
Wat houdt het «aandringen», in uw reactie op X van 18 maart, in?2 Welke acties heeft u concreet ondernomen, naast deze tweet, die onder dit «aandringen»
worden verstaan? Door wie is dit aandringen gebeurd, bij wie, hoe vaak, en op welke
momenten? Kun u daar een compleet antwoord op geven?
Antwoord 2
Waar mogelijk tracht Nederland invloed uit te oefenen bij betrokken landen voor de
terugkeer naar een staakt-het-vuren en tot een overeenkomst te komen gericht op de
vrijlating van alle gegijzelden, directe en ongehinderde toegang van humanitaire hulp,
en het definitief staken van de gewelddadigheden. Deze boodschap draagt het kabinet
uit in alle relevante contacten, zowel op ambtelijk als politiek niveau. Zo heeft
de Minister van Buitenlandse Zaken geregeld contact gehad met de Israëlische Minister
van Buitenlandse Zaken om zorgen te bespreken en kritische boodschappen over te brengen.
Sinds de verbreking van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. is de situatie in de
Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever snel verslechterd. De aanhoudende illegale
blokkade van humanitaire hulp en elektriciteit zorgt voor grootschalig leed. Dit noodzaakt
het kabinet om verdere stappen te nemen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft
daarom op 6 mei 2025 aan Hoge Vertegenwoordiger Kaja Kallas laten weten dat Nederland
een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord
noodzakelijk acht. Hierover is uw Kamer per brief geïnformeerd (32 623, nr. 352).
Vraag 3 en 4
Waarom is na deze nieuwe aanval en schending van het staakt het vuren door Israël
niet overgegaan op het instellen van sancties n.a.v. het geweld in Gaza? Kunt u dat
toelichten?
Wat moet er gebeuren voordat u overgaat op tot het instellen van sancties tegen de
Israëlische regering n.a.v. het geweld in Gaza? Zijn hier criteria voor gesteld? Welke
criteria zijn dat? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 3 en 4
Nederland blijft via diplomatieke weg benadrukken dat alle partijen zo snel mogelijk
moeten terugkeren naar een staakt-het-vuren. Nederland weegt continu af op welke wijze
het beste invloed uitgeoefend kan worden om de situatie op de grond te verbeteren.
Dat gebeurt achter de schermen maar ook publiekelijk via verklaringen, in bilateraal
verband of samen met gelijkgezinde landen. De ontbieding van de Israëlische ambassadeur
op 9 april jl. is hier een voorbeeld van. Voor het kiezen van instrumenten om invloed
uit te oefenen gelden geen vaste criteria; per geval wordt beoordeeld wat het meest
effectief is.
Vraag 5 en 6
Heeft u op enig moment in het afgelopen jaar overwogen om sancties op te leggen tegen
Israël n.a.v. het geweld in Gaza? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Heeft u ambtelijke adviezen ontvangen over de mogelijkheid tot het instellen van sancties
richting Israël n.a.v. het geweld in Gaza? Zo ja, wanneer? Zo ja, mogen wij die ontvangen?
Antwoord 5 en 6
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden
om de situatie op de grond te verbeteren. Hier liggen ook ambtelijke adviezen aan
ten grondslag waarbij op voorhand geen opties worden uitgesloten. In algemene zin
wordt bij de optie van sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit,
waarbij een afweging moet worden gemaakt tussen het politieke doel, de haalbaarheid
(o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Adviezen hierover betreffen
deze elementen en worden om die reden niet gedeeld. Openbaarmaking daarvan zou de
onderhandelingspositie van Nederland ondermijnen en raken aan diplomatieke betrekkingen.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat het inzetten van honger en seksueel geweld als wapen en
het collectief straffen van een bevolking oorlogsmisdaden zijn?
Antwoord 7
Het opleggen van collectieve straffen is als zodanig niet apart strafbaar gesteld
als oorlogsmisdrijf in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ISH).
Wel is collectieve bestraffing van beschermde personen verboden volgens artikel 33
van het Vierde Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd.
In het Statuut van Rome inzake het ISH is het in een internationaal gewapend conflict
opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering
als oorlogsmisdrijf strafbaar gesteld (artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv). In
aanvulling daarop heeft de Vergadering van verdragspartijen (Assembly of States Parties) op 6 december 2019 een amendement op het Statuut van Rome aangenomen, waarin dit
ook als oorlogsmisdrijf strafbaar wordt gesteld in gewapende conflicten die niet internationaal van aard zijn (artikel 8, tweede lid, onder e, sub xix). Een dergelijk
amendement dient door de individuele verdragspartijen geaccepteerd te worden. In het
geval van de Palestijnse Gebieden is het amendement nog niet in werking getreden,
wat niet afdoet aan het eerder genoemde artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv. Ook
het inzetten van seksueel geweld als wapen kan een schending zijn van het humanitair
oorlogsrecht en onder omstandigheden ook als oorlogsmisdrijf worden aangemerkt.
Vraag 8
Bent u van mening dat de regering van Israël in Gaza honger en seksueel geweld als
wapen heeft ingezet en/of de bevolking collectief van Gaza collectief heeft gestraft
in het afgelopen jaar? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 8
Het kabinet heeft meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden
van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht en heeft Israël hier
ook op aangesproken. Mede om deze ontwikkelingen heeft de Minister van Buitenlandse
Zaken op 6 mei de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Kaja Kallas, medegedeeld dat Nederland
een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord
noodzakelijk acht. Hierbij is tevens aangegeven dat Nederland, hangende de evaluatie,
niet zal instemmen met de verlenging van het EU-Israël Actieplan (zie ook het antwoord
op vraag3.
De humanitaire blokkade staat ook op gespannen voet met de afspraken die hierover
zijn gemaakt onder andere in de VN Veiligheidsraad-resolutie 2417 daterend uit 2018.
Deze resolutie veroordeelt het uithongeren van een burgerbevolking als methode van
oorlogsvoering. In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op zijn
verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet roept op tot zorgvuldig
en onafhankelijk onderzoek, naar onder meer de feitelijke omstandigheden, zodat een
bevoegde rechter hierover een uitspraak kan doen.
Vraag 9
Heeft u in het afgelopen jaar overwogen om het Europese Unie (EU) Associatieverdrag
met de regering van Israël op te schorten n.a.v. het geweld in Gaza? Zo ja, wanneer?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 6 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken
op 6 mei aan Hoge Vertegenwoordiger, Kaja Kallas, laten weten dat Nederland een evaluatie
van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord noodzakelijk
acht. Het Nederlands verzoek zal op 20 mei tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken
besproken worden.
Vraag 10
Heeft u ambtelijke adviezen ontvangen over de mogelijkheden tot het opschorten van
het EU Associatieverdrag met de regering van Israël n.a.v. het geweld in Gaza? Zo
ja, wanneer? Zo ja, mogen wij die ontvangen?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 5, 6 en 9. Omdat de adviezen aangaande het EU-Associatieakkoord
informatie bevatten over de positie van Nederland en andere lidstaten in een EU-interne
discussie worden deze stukken niet openbaar gemaakt. De openbaarmaking zou de betrouwbaarheid
van Nederland als partner kunnen schaden en daarmee raken aan de Nederlandse diplomatieke
betrekkingen.
Vraag 11 en 12
Heeft u in het afgelopen jaar overwogen om wapenexport en import en ander defensiematerieel
van en naar Israël op te schorten? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Heeft u ambtelijke adviezen ontvangen over risico’s van wapenexport naar Israël en/of
de mogelijkheden tot het opschorten daarvan? Zo ja, wanneer? Zo ja, mogen wij die
ontvangen?
Antwoord 11 en 12
Het kabinet toetst iedere aanvraag voor de uitvoer van militaire goederen per geval
aan de Europese wapenexportcriteria. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
ontvangt daartoe van de Minister van Buitenlandse Zaken een buitenlandpolitiek advies
dat gebaseerd is op een ambtelijke toetsing aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole.
Daarin wordt ook geadviseerd over de risico’s die al dan niet gepaard gaan met de
betreffende transactie. Daar waar een duidelijk risico bestaat dat militaire goederen
gebruikt worden voor ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht,
wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
In het kader van het in kaart brengen van alle handelingsperspectieven inzake de situatie
in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de bredere regio heeft de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp na 7 oktober 2023 ook informatie ontvangen
over het opschorten van de uitvoer van militaire goederen naar Israël. Gelet op de
zorgvuldige individuele toetsing van vergunningaanvragen, ziet het kabinet geen reden
voor het bij voorbaat opschorten van alle uitvoer naar Israël. Zoals u bekend steunt
dit kabinet het bestaansrecht en het recht op veiligheid van de staat Israël. Om te
kunnen voorzien in zijn legitieme wens tot zelfverdediging moet Israël ook kunnen
beschikken over de daartoe noodzakelijke militaire middelen. Het huidige toetsingsbeleid
volstaat om ongewenste transacties te voorkomen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt
dat ook de voorzieningenrechter van het Gerechtshof in Den Haag op 13 december 2024
in de zaak Al-Haq c.s. tegen de staat oordeelde dat de Staat voldoet aan de (internationaalrechtelijke)
verplichtingen ten aanzien van het beoordelen van vergunningaanvragen en dat er zodoende
geen reden is voor de Staat om een algeheel exportverbod op militaire en dual-use goederen op te leggen.
Omdat deze ambtelijke adviezen concurrentiegevoelige informatie bevatten, worden deze
niet met uw Kamer gedeeld. Daarnaast zou het delen van deze adviezen de Nederlandse
diplomatieke betrekkingen kunnen raken.
Wat betreft de aanpassingen van de algemene vergunningen voor het uitsluiten van Israël
als eindbestemming is uw Kamer op 7 april jl. per Kamerbrief (Kamerstuk 22 054, nr. 454) geïnformeerd.
Op het vlak van de import van militaire goederen geldt dat Defensie, vanwege de toegenomen
dreiging en de veroudering van het huidige materieel, op zeer korte termijn behoefte
heeft aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht te kunnen blijven uitvoeren.
Dit is noodzakelijk voor de veiligheid van Nederland en Europa. Voor bepaalde capaciteiten
komt het beste materieel uit Israël. Tegelijkertijd beoogt het kabinet strategische
afhankelijkheden te verminderen, en de Europese defensie-industrie te versterken.
Sinds vorig jaar weegt het Ministerie van Defensie de herkomst – Nederlands of Europees
– zwaarder mee bij aanschaf, evenals tijdige beschikbaarheid.
Vraag 13
Wat is uw reactie op protesten van burgers, waaronder familie van gijzelaars, die
protesteren tegen het besluit van premier Netanyahu en zijn regering om de oorlog
met Hamas te hervatten?4
Antwoord 13
Het is begrijpelijk dat Israëliërs, die vragen om de terugkeer van gijzelaars en een
einde aan het geweld in Gaza, demonstreren tegen hun regering. Naar mening van het
kabinet dient het staakt-het-vuren te worden hervat; dat is tot nu toe het meest effectieve
middel gebleken om gijzelaars vrij te krijgen en een einde te maken aan het geweld.
Vraag 14
Deelt u de kritiek van de demonstranten en familie dat hiermee de vrijlating van de
gijzelaars in gevaar wordt gebracht? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 14
Voor de vrijlating van alle gijzelaars blijft het cruciaal dat alle partijen zo snel
mogelijk terugkeren naar een staakt-het-vuren en dat onderhandelingen worden hervat.
Nederland blijft dit bij alle partijen benadrukken.
Vraag 15
Constaterende dat u op 19 maart 2025 u op X stelde dat u de situatie heeft «besproken»
met uw collega’s van Israël, Egypte, Qatar en Turkije5; hoe lang duurde dit gesprek? Wat is er met wie besproken? Wat was de uitkomst van
deze gesprekken? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Antwoord 15
In de week van 18 maart heeft de Minister van Buitenlandse Zaken twee keer gesproken
met zijn Israëlische collega en daar het u bekende standpunt over de blokkade van
humanitaire hulp en het verbreken van het staakt-het-vuren overgebracht. Ook sprak
de Minister met zijn Egyptische en Qatarese collega’s over de kansen om beide partijen
tot serieuze onderhandelingen te bewegen voor een staakt-het-vuren, gezien hun bemiddelende
rol. Met deze landen onderhoudt Nederland een brede relatie en heeft daarom geregeld
contact. Ook sprak de Minister met zijn Turkse ambtsgenoot, o.a. over de positie van
Hamas. Nederland houdt ondertussen contact met de Verenigde Staten over de situatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.