Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag schriftelijk overleg over Actieplan Duurzame Digitalisering (Kamerstuk 26643-1196 en Kamerstuk 26643-1327)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1337
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 mei 2025
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 17 juni 2024 over het Actieplan
Duurzame Digitalisering (Kamerstuk 26 643, nr. 1196) en over de brief van 20 maart 2025 over Update duurzame digitalisering (Kamerstuk
26 643, nr. 1327).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 april 2025 aan de Minister van Economische Zaken
voorgelegd. Bij brief van 19 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie, Muller
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen van de leden van GL-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
1
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien fragmentatie in beleid als één van de
grootste obstakels in de duurzame digitalisering. Er ontbreekt centrale regie over
digitalisering, waardoor er geen integraal inzicht is in ICT-uitgaven en -uitstootgegevens.
Heeft uw samenwerking met andere ministeries en uitvoeringsorganisaties meer inzicht
opgeleverd in de klimaatgevolgen van overheids-ICT? Welke mogelijkheden ziet u om
dit voor overheids-ICT nog beter in beeld te krijgen?
Antwoord
Ik ben het met u eens dat fragmentatie van beleid voorkomen moet worden als het gaat
om duurzame digitalisering. Om die reden is ook het actieplan opgesteld waarbij de
verantwoordelijkheid voor de inhoud verdeeld is tussen de betrokken ministeries. De
Staatssecretaris van BZK is verantwoordelijk voor het verduurzamen van de ICT van
de rijksoverheid (waarbij de Minister van BZK de verduurzaming van de gehele bedrijfsvoering
coördineert).
De uitstoot van de ICT van de rijksoverheid bestaat grotendeels uit scope 3 emissies
van ingekochte hardware. De inkoop daarvan is geregeld in het rijksinkoopstelsel.
Binnen dit stelsel, bijvoorbeeld door de categorie ICT Werkomgeving Rijk (IWR), worden
stappen gezet om beter inzicht in de footprint van ingekochte middelen. Doordat generieke
standaarden voor Life Cycle Analysis (LCA) -berekeningen nog in ontwikkeling zijn
en data vaak onvoldoende betrouwbaar is kunnen hier nog geen harde uitspraken over
worden gedaan. Internationale ontwikkelingen zoals het gebruik van materialenpaspoorten
en de introductie van de CSRD-richtlijn, die leveranciers verplicht om de juiste data
aan te leveren, gaan wel helpen om meer grip te krijgen op deze klimaatimpact.
Een ander belangrijk aspect van de klimaatimpact van overheids-ICT is het energieverbruik
van de overheidsdatacenters (ODC’s). Onder regie van CIO Rijk wordt gewerkt aan een
aanpak om beter grip te krijgen op dit energieverbruik, de kansen voor vermindering
van energieverbruik in kaart te brengen en te verzilveren en om een toename van energieverbruik,
door bijvoorbeeld een toenemend gebruik van generatieve AI, te beperken. Juridische
verplichtingen uit de EED-richtlijn en de energiebesparingsplicht helpen om grip te
krijgen op het energieverbruik van datacenters.
2
Deze leden zijn blij met de inzet van de Nationale Coalitie Duurzame Digitalisering
(NCDD). Zij horen graag hoe u deze publiek-private samenwerking de komende jaren blijft
faciliteren, zodat kennis gedeeld blijft worden en de integrale aanpak bewaakt blijft.
Wat is de rol van uw ministerie binnen deze coalitie? Hoe stimuleert u het bedrijfsleven
om ook deel te nemen?
Antwoord
Dankzij samenwerkingsverbanden zoals de NCDD kunnen bedrijven en kennisinstellingen
samen innoveren en zo een sterke digitale sector realiseren die niet alleen zelf toekomstbestendig
is, maar ook bijdraagt aan innovatie en verduurzaming in andere sectoren. Daarnaast
vormt de NCDD op dit moment een onmisbare schakel tussen de publieke en private sector.
Het is daarom goed dat de NCDD blijft groeien en zo bedrijven en kennisinstellingen
van verschillende grootte verbindt met de publieke sector. Dit geeft mij de kans om
beter in te spelen op de behoeften van de ondernemers die de twin transition mogelijk
maken.
Als coördinerend Minister op dit onderwerp is het mijn verantwoordelijkheid om dit
soort samenwerkingsverbanden mogelijk te maken, te promoten en er ook actief aan deel
te nemen. Mijn inzet voor de komende jaren is erop gericht om dit binnen de daarvoor
beschikbare middelen en capaciteit voort te zetten. Hierbij blijft inzet van tijd
en middelen vanuit de private sector een belangrijke voorwaarde en juich ik deelname
vanuit andere ministeries toe.
3
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie missen nog de samenhang tussen het Actieplan
Duurzame Digitalisering en het Actieplan Groene en Digitale Banen. Kunt u ingaan op
het opleiden van voldoende (duurzame) ICT’ers als randvoorwaarde voor duurzame digitalisering?
Wat is het gevolg van een tekort aan ICT’ers voor het behalen van verduurzaming in
het digitale domein? Welke ministeries zijn betrokken om de arbeidsmarkt op dit gebied
te stimuleren?
Antwoord
Het Actieplan Groene en Digitale Banen dat in 2023 is aangeboden door onder meer de
Ministers van OCW, SZW en toenmalig EZK richt zich op het vergroten van de instroom
in bètatechnisch opleidingen, het vergroten van de instroom en behoud op de bètatechnisch
arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteitsgroei en het versterken van de governance. Specifiek
op het gebied van digitalisering is de Human Capital Agenda ICT (HCA ICT) een van
de netwerkorganisaties die hieraan verbonden is en beschikt over een sterk netwerk
met onder andere onderwijsinstellingen.
Voldoende aanbod van digitale professionals met kennis en vaardigheden op het gebied
van duurzame ICT is een belangrijke randvoorwaarde voor duurzame digitalisering. Een
tekort aan ICT-ers is een probleem voor het gehele digitale domein inclusief duurzame
digitalisering. Om te zorgen voor synergie tussen het Actieplan Duurzame Digitalisering
en het Actieplan Groene en Digitale Banen neemt een lid van de HCA ICT deel aan de
werkgroep kennis en vaardigheden van de Nationale Coalitie Duurzame Digitalisering
(NCDD).
De NCDD-werkgroep kennis en vaardigheden concentreert zich op duurzaamheidsaspecten
van digitalisering in het onderwijs en de duurzaamheidscompetenties van de IT-professionals
van morgen. Doel is om samen te werken om bewustzijn en kennis over het onderwerp
zoveel mogelijk in curricula en opleidingen te doen opnemen.
4
Deze leden erkennen dat het gebrek aan data over de CO2-uitstoot en bredere gevolgen voor het milieu van ICT-systemen een effectieve aanpak
in de weg staat. Het ontbreken van een standaard meetmethode voor CO2-uitstoot door ICT is hier één voorbeeld van. Betrekt u de aangenomen motie-Kathmann
(Kamerstuk 26 643, nr. 1188) bij dit onderdeel van het actieplan? Welke vorderingen heeft u gemaakt in de uitvoering
van deze motie?
Antwoord
De motie ziet op een verzoek om de benodigde middelen in kaart te brengen om tot een
standaardmethodiek te komen. Dit betreft in brede zin een inventarisatie van de daarvoor
benodigde instrumenten, de kosten die daarmee gemoeid zijn en de interventies die
daarvoor nodig zijn, waar mogelijk in samenwerking met andere lidstaten. Zoals ik
heb benadrukt in de Telecomraad van 6 december 2024 blijft proactief bijdragen aan
relevante Europese en internationale initiatieven daarbij mijn uitgangspunt.
Daarom volg ik onder andere een relevant Europees initiatief: de European Green Digital
Coalition (EGDC)1 die wetenschappelijk onderbouwde methodes en richtlijnen heeft gepubliceerd,
om te meten hoe digitale oplossingen kunnen bijdragen aan het voorkomen of reduceren
van broeikasgassen. De ontwikkeling van deze standaardmethode door de EGDC wordt is
een belangrijke stap vooruit in de twin transition. Op Nederlands vlak ondersteun
ik ook het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) zodat zij het voorzitterschap kan
dragen van de ISO-normwerkgroep die zich richt op het standaardiseren van meetmethoden
en ontwerpprincipes voor duurzame datacenters (ISO/IEC JTC1 SC39 WG1). Nederlandse
bedrijven en andere belanghebbenden hebben hierdoor een goede uitgangspositie om toekomstige
normen en regelgeving mede vorm te geven. Dit traject loopt tot december 2025.
5
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie noemen ook de aangenomen motie-Kathmann (Kamerstuk
26 643, nr. 1187) die vraagt om scenario’s uit te werken voor hoe het Rijk kan sturen op efficiëntiegroei
en vraagreductie in het digitale domein. Wordt deze motie ook uitgevoerd en betrokken
bij het actieplan? Wat is de status hiervan?
Antwoord
Het uitwerken van scenario’s voor het sturen op efficiëntiegroei en vraagreductie
om verduurzaming in het digitale domein te realiseren wordt meegenomen in het vervolg
actieprogramma dat in december met de Kamer gedeeld zal worden.
Deze actie zal voortbouwen op lopende inventarisaties uit het actieplan. Bijvoorbeeld
het in kaart brengen van lopende en potentiële verduurzamingsprogramma’s overheids-ICT
(Actie 3.a.2). Dit kunnen programma’s zijn gericht op de samenleving of op de overheid
zelf. Zoals bijvoorbeeld de campagne vanuit CIO Rijk en de Rijksacademie voor Digitalisering
(RADIO) die dit jaar van start gaat en als doel heeft om de digitale ecologische voetafdruk
van Rijksambtenaren te verminderen. Door inzet van diverse leer- en communicatiemiddelen
worden bewuste keuzes en handelingsopties voor de individuele medewerker en in teamverband
aangereikt.
6
Deze leden zijn het eens met de nadruk op inkoop als manier om duurzame digitalisering
te stimuleren. Als grootste ICT-afnemer van Nederland heeft de rijksoverheid een rol
als marktmeester en aanjager van verduurzaming met strategische inkoop. Wel wijzen
zij erop dat strategische inkoop een politieke afweging is, en ook moet worden belegd
bij bestuurders en niet alleen bij inkoopafdelingen. Wordt de vergelijking gemaakt
met inkoopvoorwaarden van andere EU-landen, zodat goede voorbeelden van circulaire
inkoop worden opgehaald en ingezet? Wordt hierin ook bezien of soevereiniteit als
inkoopvoorwaarde mee kan tellen, zodat er meer wordt ingekocht van Nederlandse en
Europese leveranciers?
Antwoord
Ik ben het met u eens dat bij inkooptrajecten ook strategische en politieke afwegingen
gemaakt dienen te worden. Om die reden worden er kaders vastgesteld die van toepassing
zijn op inkooptrajecten, zoals de Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten
(Arbit 2022). Met een veelheid aan overheidsorganisaties en een nog groter aantal
inkooptrajecten is het niet mogelijk om bij elke aanbesteding een politieke afweging
te maken. Om die reden acht ik kaderstelling een geschikt instrument om te kunnen
sturen op de strategische en politieke aspecten van inkooptrajecten.
Nederland is initiatiefnemer van en actief deelnemer aan het Circular & Fair ICT Pact
(CFIT Pact). Dit is een internationale samenwerking op inkoopgebied en is erop gericht
om circulariteit, eerlijkheid en duurzaamheid in de ICT-sector te versnellen. Binnen
deze samenwerking worden goede voorbeelden gedeeld en wordt toegewerkt naar standaardisatie
van de vraag richting de markt. Soevereiniteit valt op dit moment niet binnen de scope
van CFIT, maar ik zie wel hoe soevereiniteit en circulariteit in elkaars verlengde
liggen en hoe op deze terreinen synergie behaald kan worden. Zo draagt circulariteit
niet alleen bij aan het behalen van klimaatdoelstellingen, maar vormt het tevens een
strategisch instrument voor het vergroten van de nationale veiligheid, grondstofonafhankelijkheid,
Nederlandse c.q. Europese autonomie, soevereiniteit en kostenefficiëntie. In het Hoofdlijnenakkoord
2024–2028 wordt de grondstoffentransitie daarom nadrukkelijk gepositioneerd als antwoord
op geopolitieke risico’s en afhankelijkheid van derde landen. Door het toepassen van
circulaire principes in inkoopvoorwaarden richting sectoren zoals ICT (via o.a. hergebruik,
modulair ontwerp, urban mining (secundaire grondstoffen) en maximalisatie van levensduur)
vermindert de overheid actief de afhankelijkheid van schaarse en geopolitiek gevoelige
grondstoffen zoals lithium, kobalt en zeldzame aardmetalen.
Het is juridisch maar beperkt mogelijk om overheidsopdrachten alleen aan Europese
en/of Nederlandse ondernemers te gunnen (enkel in gevallen dat er risico’s voor de
nationale veiligheid zijn). Dit vloeit voort uit de verplichtingen uit de Government
Procurement Agreement (GPA), Europese regelgeving en handelsakkoorden. Daarnaast gaat
het categorisch uitsluiten van (derde) landen in tegen het landenneutraal kabinetsbeleid
ten aanzien van inkopen en aanbesteden.
Tevens hebben de lidstaten ook niet de bevoegdheid om dit te doen en is het aan de
aanbestedende dienst om per aanbesteding te beoordelen of de onderneming uit het betreffende
derde land wordt toegelaten. Het kan bovendien een averechts effect hebben op de economische
weerbaarheid, doordat dit het gelijke speelveld verder verstoort en de wederkerigheid
in internationale markten onder druk zet. De Nederlandse inzet in de EU is er juist
op gericht om meer wederkerigheid bij markttoegang te bevorderen en de werking van
de interne markt te versterken, met behoud van een open economie.2 Dat neemt niet
weg dat het Kabinet het belangrijk vindt haar inkoopmacht in te zetten voor haar publieke
waarden. We nemen onderwerpen zoals het versterken van digitale autonomie en duurzaamheid
mee in onder andere de beleidskaders voor digitale autonomie en soevereiniteit van
de overheid, de IT-sourcingstrategie Rijk en de herijking van het Rijksbrede Cloudbeleid.
Naar verwachting zal de Europese Commissie in 2026 voorstellen doen voor herziening
van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet
en zet zich daarbij onder meer in op een verruiming voor mogelijkheden om maatschappelijk
verantwoord in te kopen en het beter kunnen sturen op strategische autonomie bij aanbestedingen.
7
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het essentieel dat grote techbedrijven,
die datacenters bouwen en onze ICT-apparatuur leveren, openheid geven over het verbruik
van hun apparaten. Zijn grote techbedrijven, met name bedrijven die niet onder het
Europese recht vallen, voldoende transparant over hun uitstoot? Heeft u instrumenten
om transparantie af te dwingen als grote leveranciers of grootverbruikers van ICT
geen data aanleveren?
Antwoord
Indien (ICT-)bedrijven onder de reikwijdte van de CSRD vallen, zijn zij ook verplicht
om op grond van deze richtlijn te rapporteren over hun uitstoot. Ik heb geen instrumenten
om transparantie af te dwingen over het verbruik van de apparaten van grote techbedrijven
die buiten het Europese recht vallen.
De energie-efficiëntie richtlijn (EU/2023/1791) schrijft voor dat datacentra in Europa
met een geïnstalleerd IT-vermogen van 500 kWh of meer jaarlijks duurzaamheidsdata,
die niet bedrijfsvertrouwelijk zijn, openbaar moeten maken. Denk hierbij aan energiegebruik,
percentage hernieuwbare energie en het gebruik van koelmiddelen. Het openbaar maken
gebeurt via een loket van de RVO en voor alle EU-lidstaten wordt dit op Europees niveau
geaggregeerd. Voor datacentra buiten Europa, geldt bovenstaande regelgeving niet.
8
Wat doet u om de transparantie van overheidsorganisaties zelf te vergroten op de scope
1, 2 en 3 emissies van ICT?
Antwoord
Departementen gebruiken de CO2-prestatieladder om hun emissies te monitoren en daarover te rapporteren. De systematiek
van de CO2-prestatieladder is recentelijk herzien, waarbij het in kaart brengen van de scope
3 emissies een van de belangrijkste wijzigingen is. Aangezien het grootste deel van
de klimaatimpact van ICT zit in deze scope 3-emissies betekent deze wijziging veel
voor de transparantie op dit gebied. Ook internationale ontwikkelingen als materialenpaspoorten
gaan de transparantie vergroten. Waar het gaat om het energieverbruik van de overheidsdatacentra
(ODC) (scope 2-emissies) wordt onder regie van CIO Rijk gewerkt aan een aanpak om
meer grip te krijgen op het energieverbruik (zie ook antwoord vraag 1).
9
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen er ook op dat circulaire ICT moet worden
aangejaagd door de rijksoverheid, door apparatuur dat nog prima werkt een waardevol
tweede leven te geven. Worden apparaten van de overheid nu, zodra zij niet meer in
gebruik zijn maar nog van goede kwaliteit zijn, gereed gemaakt voor hergebruik? Hoe
krijgt u hier alle ministeries en uitvoeringsorganisaties in mee?
Antwoord
Om invulling te geven aan het beleid streeft Dienst Roerende Zaken (DRZ) ernaar om
zoveel mogelijk overtollige goederen van het Rijk te recyclen. Binnen de rijksoverheid
wordt hier invulling aangegeven door de richtlijnen te hanteren die er zijn voor de
inzameling, opslag, transport, verwerking, recycling en hergebruik van e-waste, zoals
elektronica. Afgekort de Weeelabex; wat staat voor Waste of Electric and Electronic
Equipment Label of Excellence. In deze richtlijn is voorgeschreven op welke manier
alle Rijksdiensten goederen, die niet meer gebruikt kunnen worden, dienen te verwerken.
De goederen worden beoordeeld en op verschillende manieren verwerkt. De ICT-middelen
die nog wel geschikt zijn voor hergebruik, worden verkocht aan verwerkende bedrijven
die de goederen na refurbishing te koop aanbieden buiten het Rijk.
Op dit moment is er een samenwerking aangegaan vanuit DRZ met de Stichting Allemaal
Digitaal. Stichting Allemaal Digitaal is verkozen tot Regievoerder naar aanleiding
van een marktconsultatie en een aanwijzingsbesluit. Stichting Allemaal Digitaal zal
zorgen voor de publiek, private en maatschappelijke samenwerking en zorgdragen voor
het herinzetten van apparaten van het Rijk aan mensen die niet mee kunnen komen in
de digitalisering.
10
Deze leden benadrukken de noodzaak van een «twin transition». Hoe snel verwacht u
de uitkomsten van het onderzoek naar Energie Management Systemen in actie om te zetten?
Antwoord
Aanbieders van Energie Management Systemen kunnen een significante bijdrage leveren
aan het beter benutten van het elektriciteitsnet en vormen daarmee een belangrijke
schakel in de twin transition. Enerzijds zien we dat deze oplossingen kunnen leiden
tot flinke besparingen in het verbruik van (groepen) huishoudens en bedrijven. Anderzijds
maken ze het ook mogelijk om de stroomvraag te verplaatsen naar gunstige momenten
zonder dat dit tot minder comfort leidt. EMS-aanbieders zijn over het algemeen relatief
kleine, innovatieve spelers met een beperkte organisatiegraad. Hierdoor is het niet
altijd eenvoudig om hun plek in het energiesysteem te vinden en hun behoeften naar
voren te brengen. Het onderzoek richt zich erop om samen met EMS-aanbieders concrete
acties te identificeren om het potentieel van deze digitale ondernemers in het kader
van de twin transition nog beter te kunnen aanboren. Ik kom hier in de update aan
het einde van het jaar op terug.
11
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien duurzame digitalisering als een internationale
ambitie. Nederland kan deze discussie aanjagen en de leiding nemen. Deze leden dringen
er op aan om de ambitie onverminderd hoog te houden, en de zoektocht naar meer efficiëntie
niet ten koste te laten gaan van de urgente actie. Bent u van plan om de opgedane
kennis over duurzame AI in te zetten in de ontwikkelingen rondom de AI-fabriek waar
de Kamer u in heeft gesteund met de aangenomen motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643-1265)?
Antwoord
Duurzame digitalisering is inderdaad een internationale ambitie waarin Nederland graag
een belangrijke rol blijft vervullen. Bij de realisatie van de AI-fabriek – waaronder
de aanbesteding van een datacenter – wordt rekening gehouden met duurzaamheid als
integraal onderdeel van het proces. Hierbij kan worden gedacht aan de neveneffecten
op het landschap, het energiesysteem, het watergebruik en de mogelijkheden van voor
het benutten van restwarmte. De kennis die is opgedaan over duurzame AI vormt hiervoor
een waardevolle basis. In het vervolg op het actieplan dat in het najaar aan de Kamer
wordt verzonden, zal extra aandacht worden besteed aan de energie efficiëntie en duurzaamheid
van AI.
Vragen van de leden van NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
12
De leden van de NSC-fractie vragen op welke wijze de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties wordt betrokken bij het actieplan. Daarnaast is de Staatssecretaris
op dit moment bezig met de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS). Deze leden
vragen of er een link tussen het Actieplan Duurzame Digitalisering en de Nederlandse
Digitaliseringsstrategie wordt gelegd. En zo ja, hoe wordt dit gedaan?
Antwoord
De uitvoering van het actieplan duurzame digitalisering vindt Rijksbreed plaats onder
coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken. Het plan bestaat uit verschillende
acties. In het Actieplan is bij de verschillende acties opgenomen welke departementen
hieraan werken. Een gedeelte van de acties is belegd bij het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en daarvan vindt een belangrijk deel plaats onder verantwoordelijkheid
van de Staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijkrelaties. Dit betreft bijvoorbeeld
acties zoals de verkenning naar het beschikbaar stellen van herbruikbare overheidsapparatuur
voor kwetsbare groepen en het ontwikkelen van een afwegingskader voor duurzame IT.
In de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) die nu in voorbereiding is en later
dit voorjaar aan de Kamer wordt gestuurd is duurzame digitalisering niet voorzien
als afzonderlijke prioriteit. De NDS richt zich op het samenwerken en versnellen op
een aantal prioriteiten van de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen
en publieke dienstverleners als één overheid. De NDS vormt samen met de Strategie
Digitale Economie en de Nederlandse Cybersecurity Strategie het fundament van het
digitaliseringsbeleid van het kabinet.
13
In de brief (Kamerstuk 26 643, nr. 1327) geeft de Minister aan dat hij op dit moment invulling aan het kenniscentrum aan
het geven is. De leden van de NSC-fractie vragen of bij de invulling hiervan ook is
nagedacht over het betrekken van organisaties, zoals het Nationaal Klimaat Platform.
Antwoord
De precieze invulling van het Kenniscentrum krijgt gedurende 2025 verder vorm en de
Kamer zal hier in december over geïnformeerd worden. Wel is duidelijk dat gezien de
reikwijdte van het speelveld en de vele bronnen die al beschikbaar zijn het waarschijnlijk
is dat het Kenniscentrum vooral een navigerende functie krijgt. Ik wil immers geen
dingen dubbel doen. Bezoekers kunnen zo doorverwezen worden naar relevante informatie
over bijvoorbeeld regelgeving, financieringsmogelijkheden, standaarden en relevante
technologieën en innovaties.
Vanuit deze navigerende rol worden relevante organisaties betrokken. Wat betreft het
Nationaal Klimaat Platform constateer ik dat dit vooral een platform is dat signalen
uit de maatschappij bundelt en op tafel legt voor het Klimaatbeleid. Een dergelijke
signalerende functie heeft niet de prioriteit bij de ontwikkeling van het kenniscentrum.
14
In de brief (Kamerstuk 26 643, nr. 1327) geeft de Minister ook het volgende aan: «Zo heeft Dialogic in augustus vorig jaar
in opdracht van RVO een analyse gedaan naar de systeemkansen voor energieflexibiliteit
in de datacenter- en cloudsector.» Deze leden vragen of er naar aanleiding van de
voormelde analyse van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) systeemkansen
benut zijn of op korte termijn zullen worden benut.
Antwoord
Het Ministerie van Economische Zaken beschikt niet over een omvattend overzicht van
datacenters en clouddiensten, die sinds het uitkomen van het rapport betrokken zijn
bij het benutten van de in de analyse genoemde systeemkansen. Wel zijn enkele initiatieven
bekend. Een belangrijk initiatief is het Modular Integrated Sustainable Datacenter
(MISD) project, gestart in 2024 met nationale cofinanciering onder IPCEI CIS.3 Dit
consortium van Nederlandse bedrijven en instellingen ontwikkelt modulaire, duurzame
datacenters met innovatieve technieken zoals vloeistofkoeling en gedistribueerde cloudinfrastructuren,
gericht op energie-efficiëntie en CO₂-reductie. Over 2024 zijn in het kader van verschillende
regelingen (DEI, MOOI, EKO, TSE Industrie studies en TSE Industrie Onderzoek & Ontwikkeling)
geen projecten gesubsidieerd waar datacenters energieflexibiliteit in willen zetten.
Hoewel het hergebruik van warmte geen onderdeel is van het rapport genoemde systeemkansen,
is wel een subsidie verleend voor het gebruik van restwarmte uit datacenters.
15
De Minister zet zich in voor een AI-fabriek in Nederland. De leden van de NSC-fractie
vragen wat de status is van deze inzet, en welke voorwaarden er zullen worden gesteld
of ambities er zullen worden nagestreefd in het kader van een eventuele bouw van een
AI-fabriek in Nederland op het vlak van duurzaamheid (restwarmte, waterverbruik, energieverbruik,
netcongestie).
Antwoord
Momenteel werkt een consortium bestaande uit SURF, de AI Coalitie voor Nederland (AIC4NL),
TNO en Samenwerking Noord, samen met andere betrokken stakeholders aan een voorstel
voor een AI-faciliteit in Nederland om in te dienen bij EuroHPC. Hierin wordt nauw
samengewerkt met de drie betrokken departementen: EZ, BZK en OCW. Vanuit EuroHPC is
Europese cofinanciering beschikbaar voor AI-faciliteiten middels een call. Deze call
sluit eind 2025, met kans op uitputting van beschikbare middelen richting sluiting
van de call. In het eerste beoordelingsmoment zijn zeven Europese AI-fabrieken gehonoreerd.
Het tweede beoordelingsmoment was begin maart 2025, daaruit zijn zes nieuwe voorstellen
gehonoreerd. Om de window of opportunity niet te missen is het kabinet samen met de
Nederlandse stakeholders voornemens om voor het derde beoordelingsmoment, die 30 juni
sluit, een voorstel in te dienen voor een AI-faciliteit in Nederland, op voorwaarde
dat de nationale financiering is geregeld.
Om invulling te geven aan de aangenomen motie van lid Vermeer, wordt in het proces
rekening gehouden met de neveneffecten van een AI-faciliteit op het landschap, het
energiesysteem, het watergebruik en de benutting van restwarmte. Uw Kamer is via de
Kamerbrief Uitkomsten verkenning AI-faciliteit in Nederland van 18 april 2025 nader
geïnformeerd over de voortgang van de AI-faciliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier