Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kostic over het lot van de witoorpenseelapen in het apenproefdiercentrum
Vragen van het lid Kostić (PvdD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het lot van de witoorpenseelapen in het apenproefdiercentrum (ingezonden 24 april 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (ontvangen 19 mei 2025).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat het apenproefdiercentrum, het Biomedical Primate Research Centre
(BPRC), vijftig witoorpenseelapen weg gaat doen en ervoor heeft gekozen om ze naar
een andere proefdierinstelling te verplaatsen in plaats van ze een fijn leven te gunnen
in een opvangcentrum?1
Antwoord 1
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 11 april jl. heb laten weten, heeft het BPRC besloten
om de kolonie witoorpenseelapen in zijn geheel af te bouwen. Het gaat om een groep
van ongeveer 50 witoorpenseelapen waar dit jaar een bestemming voor wordt gezocht.
Het streven van het BPRC is om de witoorpenseelapen een bestemming te geven bij een
onderzoeksinstelling in het buitenland waar het BPRC mee samenwerkt. Het toekomstig
verblijf van de witoorpenseelapen voldoet minimaal aan de Europese welzijnsstandaarden
en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre. In het antwoord op vraag 6 zal ik
ingaan op waarom de dieren niet naar een opvangcentrum gaan.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de apen naar alle waarschijnlijkheid in een proefdierinstelling
in het buitenland zullen belanden?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke proefdierinstelling dit zal zijn en voor welke onderzoeken de
apen daar gebruikt zullen worden? Zo nee, kunt u de Kamer hier zo snel mogelijk van
op de hoogte brengen, gezien de politieke en maatschappelijke aandacht voor apenproeven?
Antwoord 3
Nee, het is nog niet bekend waar de witoorpenseelapen naartoe gaan en voor welke onderzoeken
ze daar gebruikt gaan worden. Het BPRC is gevraagd mij, met in achtneming van geldende
regelgeving zoals de AVG, te informeren zodra het BPRC tot een overeenkomst met een
organisatie of instelling is gekomen en de apen daar naartoe zijn verplaatst.
Vraag 4
Kunt u beschrijven in wat voor verblijven de apen zullen worden gehouden in het nieuwe
proefdiercentrum, zowel gedurende een proef als wanneer ze niet worden ingezet voor
een proef?
Antwoord 4
De verzorging en huisvesting van de apen voldoet minimaal aan de Europese welzijnsstandaarden
en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre, die het BPRC ook zelf stelt aan de
verblijven.
Vraag 5
Kunt u aangeven en precies beschrijven welke dierproeven en handelingen deze apen
al hebben moeten ondergaan in het BPRC?
Antwoord 5
De groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen, waar dit jaar een bestemming voor wordt
gezocht, hebben geen dierproeven ondergaan. De witoorpenseelapen verblijven momenteel
in de kolonie en in voorbereiding op toekomstige experimenten worden ze wel getraind.
Gebruikmakend van hun nieuwsgierigheid worden ze vertrouwd gemaakt met experimentele
situaties. Hierbij kan gedacht worden aan bloedafname of het wegen van de apen.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat de apen – die al hun hele leven in een proefdierinstelling worden
gehouden – de rest van hun leven in een ander proefdiercentrum moeten slijten, terwijl
ze daar allerlei verschrikkelijke proeven moeten ondergaan?
Antwoord 6
Ik snap heel goed de weerstand die er is tegen dierproeven vanwege de ethische dilemma’s
die eraan verbonden zijn. Een onafhankelijke commissie met experts heeft daarom onderzocht
of en hoe proeven met niet-humane primaten (NHP) kunnen worden afgebouwd. De commissie
constateert dat alternatieve (proefdiervrije) modellen nog niet het volledige inzicht
bieden in de complexe menselijke biologie en ziekteprocessen. Onderzoek met NHP zal
daarom voorlopig nog noodzakelijk blijven voor de bestrijding van levensbedreigende
ziektes en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.
Vervolgens spelen er twee zaken:
1. Conform de Europese richtlijn betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke
doeleinden worden gebruikt, mogen alleen dieren worden gebruikt die zelf nakomelingen
zijn van in gevangenschap gefokte dieren of die afkomstig zijn van fokkolonies die
zichzelf in stand houden.
2. Het BPRC heeft zich in 2019 gecommitteerd aan de verkleining van de kolonie naar ongeveer
1.000 NHP. Omdat er per apensoort een genetisch voldoende diverse groep van apen beschikbaar
moet zijn om inteelt te voorkomen, heeft het BPRC besloten de kolonie witoorpenseelapen
in zijn geheel af te bouwen.
Gezien deze overwegingen acht ik het passend dat het BPRC de apen een bestemming bij
een andere onderzoeksinstelling geeft. Het streven naar gezamenlijke (internationale)
afbouw van dierproeven betekent namelijk ook verantwoord gebruik van de huidige proefdierpopulatie
en het niet onnodig fokken van nieuwe proefdieren. De witoorpenseelapen blijven beschikbaar
voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten
en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen en de oplossing
is kosteneffectief.
Vraag 7
Kunt u herinneren dat u in uw Kamerbrief, gebaseerd op het rapport van de Commissie
Bijker, waarschuwt dat dierproeven zullen verplaatsen naar het buitenland en dat u
dit als argument gebruikt om apenproeven niet af te bouwen?2
Antwoord 7
In mijn Kamerbrief, waarin ik inga op de bevindingen uit het rapport van de «Commissie
onderzoek NHP», geef ik verschillende argumenten waarom het kabinet het belangrijk
vindt dat Nederland de beschikking houdt over een onafhankelijk primatencentrum en
het aantal (proeven met) NHP niet verder afbouwt. Argumenten betreffen de geopolitieke
ontwikkelingen en het belang van pandemische paraatheid; dat Nederland een bijdrage
blijft leveren aan wereldwijd onderzoek voor de bestrijding van ernstige (infectie)ziekten
en dat New Approach Methodologies (NAM) hierin nog niet volledig volstaan; dat de huidige fokkolonie bij het BPRC al
relatief kleinschalig is en niet veel verder kan worden teruggebracht zonder het risico
op inteelt; en dat afbouw van de publieke financiering van het BPRC waarschijnlijk
tot gevolg heeft dat onderzoek met NHP in het buitenland wordt voortgezet, waar Nederland
niet meer zelf de kwaliteit van NHP-faciliteiten kan monitoren.
Tegelijkertijd heeft het BPRC zich gecommitteerd aan de zorgvuldige verkleining van
de kolonie naar ongeveer 1.000 NHP, zoals eerder afgesproken in het «Ambitieplan 2019–2025».
Omdat er per apensoort een genetisch voldoende diverse groep van apen beschikbaar
moet zijn om inteelt te voorkomen, heeft het BPRC ervoor gekozen om de kolonie witoorpenseelapen
in zijn geheel af te bouwen en de groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen uit te plaatsen.
Het BPRC kiest ervoor om de groep bij een ander onderzoekscentrum onder te brengen,
zodat ze behouden blijft voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende
ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Het BPRC
heeft mij verzekerd dat de apen terecht komen op een plek die voldoet aan de Europese
welzijnsstandaarden en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre. Ook met het uitplaatsen
van de groep witoorpenseelapen blijft het BPRC een belangrijke bijdrage leveren aan
de bestrijding van ernstige (infectie)ziekten.
Vraag 8
Hoe rijmt u deze argumentatie met het feit dat het BPRC er nu, met uw instemming,
zélf voor zorgt dat apenproeven worden verplaatst naar het buitenland?
Antwoord 8
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het opvangen van deze apen en ze een rustige oude dag gunnen
de voorkeur heeft boven het verplaatsen van de apen naar een andere proefdierinstelling
waar ze de rest van hun leven ingezet zullen blijven worden voor dierproeven? Zo nee,
waarom vindt u dat deze apen het verdienen dat ze de rest van hun leven opzettelijk
ziek worden gemaakt en uiteindelijk van ellende zullen sterven gedurende een dierproef
of na afloop van een proef zullen worden gedood?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Vraag 10
Bent u bereid om het BPRC op te roepen om hun apen niet te verplaatsen naar een ander
proefdiercentrum, maar om een andere opvanglocatie te zoeken waar ze niet meer zullen
worden gebruikt voor dierproeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nee. Het is niet aan het kabinet, maar aan het BPRC om een geschikte bestemming te
vinden voor de groep witoorpenseelapen. In de afgelopen jaren heeft het BRPC vaker
NHP, waaronder witoorpenseelapen, uitgeplaatst naar onderzoeksinstellingen in het
buitenland. Door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wordt toestemming
gegeven voor de uitplaatsing en wordt gecontroleerd of wordt voldaan aan de strenge
regels die gelden bij een uitplaatsing. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 6 vind
ik het begrijpelijk dat de groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen behouden blijft
voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten
en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk beantwoorden, in ieder geval vóórdat
de Tweede Kamer de recent door u gestuurde Kamerbrief gaat behandelen?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.