Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 745 Wijziging van diverse wetten op het terrein van het funderend onderwijs in verband met aanpassing van het toezicht rondom oprichting van bepaalde niet bekostigde scholen en het wegnemen van hardvochtigheden in het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs (Wet startprocedure b3-scholen en hardvochtigheden vso en pro)
ARTIKEL I. WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
ARTIKEL II. WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
ARTIKEL III. WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
ARTIKEL IV. WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
ARTIKEL V. LEERPLICHTWET 1969
ARTIKEL VI. LEERPLICHTWET BES
ARTIKEL VII. WET OP DE EXPERTISECENTRA
ARTIKEL VIII. OVERGANGSRECHT
ARTIKEL IX. CITEERTITEL
ARTIKEL X. INWERKINGTREDING
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het toezicht op bepaalde
niet bekostigde scholen te laten plaatsvinden voorafgaand aan de start van de school
en enkele regelingen met een hardvochtige uitwerking weg te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
Artikel 11b van de Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zevende lid tot het negende lid worden twee leden ingevoegd,
luidende:
7. De inspectie kan naar aanleiding van de melding, bedoeld in artikel 5, eerste lid,
van de Wet op het primair onderwijs, artikel 7, eerste lid, van de Wet primair onderwijs
BES of artikel 3.27, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, overleg voeren
met de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de melding deed.
8. Indien uit de melding of het overleg naar het oordeel van de inspectie aantoonbaar
volgt dat niet zal worden voldaan aan een of meer van de wettelijke voorschriften,
genoemd in artikel 1a1, eerste lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b, van de Leerplichtwet
1969 of artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, van de Leerplichtwet BES,
besluit de inspectie, binnen twaalf weken na de melding, dat de onderwijsvoorziening
geen school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van de Leerplichtwet
1969 of artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van de Leerplichtwet BES.
2. In het achtste lid (nieuw) wordt «artikel 5 van de Wet op het primair onderwijs,
artikel 5 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 3.27 van de Wet voortgezet onderwijs
2020» vervangen door «artikel 5, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel
7, derde lid, van de Wet primair onderwijs BES of artikel 3.27, derde lid, van de
Wet voortgezet onderwijs 2020».
ARTIKEL II. WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
Artikel 5 van de Wet op het primair onderwijs komt te luiden:
Artikel 5. Kennisgeving oprichting niet bekostigde school
1. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die voornemens is op een school als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, onder 3, van de Leerplichtwet 1969 onderwijs te verzorgen,
doet ten minste twaalf weken voorafgaand aan de beoogde aanvang van het onderwijs
daarvan melding aan Onze Minister.
2. De melding gaat vergezeld van:
a. een beschrijving van het voorgenomen beleid ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs
dat op de school zal worden gevoerd voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke
voorschriften voor:
1° de meldcode huiselijke geweld en kindermishandeling, bedoeld in artikel 4b;
2° het veiligheidsbeleid, bedoeld in artikel 4c; en
3° de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 8, derde lid en het lid 3a;
b. de contactgegevens;
c. de beoogde vestigingsplaats; en
d. de statuten en de reglementen, indien de melding wordt gedaan door een rechtspersoon.
3. De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die een school als bedoeld in artikel
1, onderdeel b, onder 3, van de Leerplichtwet 1969 in stand houdt, stelt Onze Minister
binnen vier weken na de aanvang van het onderwijs daarvan in kennis.
4. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, stelt de rechtspersoon
Onze Minister binnen vier weken in kennis van die wijziging of intrekking.
ARTIKEL III. WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
Artikel 7 van de Wet primair onderwijs BES komt te luiden:
Artikel 7. Kennisgeving oprichting niet bekostigde school
1. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die voornemens is op een school als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, onder 3, van de Leerplichtwet BES onderwijs te verzorgen,
doet ten minste twaalf weken voorafgaand aan de beoogde aanvang van het onderwijs
daarvan melding aan Onze Minister.
2. De melding gaat vergezeld van:
a. een beschrijving van het voorgenomen beleid ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs
dat op de school zal worden gevoerd voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke
voorschriften voor:
1° het veiligheidsbeleid, bedoeld in artikel 6a; en
2° de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 10, derde lid en het lid 3a;
b. de contactgegevens;
c. de beoogde vestigingsplaats; en
d. de statuten en de reglementen, indien de melding wordt gedaan door een rechtspersoon.
3. De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die een school als bedoeld in artikel
1, onderdeel b, onder 3, van de Leerplichtwet BES in stand houdt, stelt Onze Minister
binnen vier weken na de aanvang van het onderwijs daarvan in kennis.
4. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, stelt de rechtspersoon
Onze Minister binnen vier weken in kennis van die wijziging of intrekking.
ARTIKEL IV. WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan het slot van artikel 2.30, derde lid, wordt toegevoegd «De vorige volzin is niet
van toepassing op een vreemdeling die het Nederlands kennelijk voldoende machtig is.».
B
Artikel 3.27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het derde en vierde lid worden
twee leden ingevoegd, luidende:
1. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die voornemens is op een school als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, onder 3, LPW of artikel 1, onderdeel b, onder 3, LPW BES
onderwijs te verzorgen, doet ten minste twaalf weken voorafgaand aan de beoogde aanvang
van het onderwijs daarvan melding aan Onze Minister.
2. De melding gaat vergezeld van:
a. een beschrijving van het voorgenomen beleid ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs
dat op de school zal worden gevoerd voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke
voorschriften voor:
1° de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, bedoeld in artikel 3.41;
2° het veiligheidsbeleid, bedoeld in artikel 3.40; en
3° de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.2;
b. de contactgegevens;
c. de beoogde vestigingsplaats; en
d. de statuten en de reglementen, indien de melding wordt gedaan door een rechtspersoon.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die een school als bedoeld in artikel
1, onderdeel b, onder 3, LPW of artikel 1, onderdeel b, onder 3, LPW BES in stand
houdt, stelt Onze Minister binnen vier weken na de aanvang van het onderwijs daarvan
in kennis.
ARTIKEL V. LEERPLICHTWET 1969
Artikel 1a1 van de Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 11b, zevende lid» vervangen door
artikel 11b, zevende of achtste lid».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Aan een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, kan niet eerder
dan twaalf weken na de melding, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op het
primair onderwijs of artikel 3.27, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
worden voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 2.
ARTIKEL VI. LEERPLICHTWET BES
Aan artikel 3 van de Leerplichtwet BES wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Aan een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, kan niet eerder
dan twaalf weken na de melding, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, van de Wet
primair onderwijs BES en 3.27, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, worden
voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 6.
ARTIKEL VII. WET OP DE EXPERTISECENTRA
Artikel 39a van de Wet op de expertisecentra komt te luiden:
Artikel 39a. Ontheffing toelatingsleeftijd
1. De inspecteur kan een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs ontheffing verlenen
van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, derde volzin, indien het voortgezet verblijf
op de school wenselijk is ter:
a. voltooiing van zijn opleiding of van een op verhoging van zijn arbeidsgeschiktheid
gerichte behandeling; of
b. vergroting van zijn perspectief op arbeidsmarktgerichte dagactiviteiten in een instelling
voor dagbesteding en het vasthouden aan artikel 39, vierde lid, derde volzin, zou
leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2. De inspecteur kan de commissie, bedoeld in artikel 40b of artikel 41, tweede lid,
verzoeken hem een rapport over de leerling voor te leggen ten behoeve van zijn beslissing,
bedoeld in het eerste lid. De commissie kan daartoe de betrokken leerling aan een
onderzoek onderwerpen.
3. De inspecteur beslist binnen zes weken op een verzoek tot ontheffing, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel a. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is
op dat verzoek van toepassing.
4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt telkens voor de tijd van ten hoogste
1 jaar verleend.
ARTIKEL VIII. OVERGANGSRECHT
1. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die voornemens is op een school als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, onder 3, van de Leerplichtwet 1969 onderwijs te verzorgen
in de periode van 12 weken na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet doet
daarvan uiterlijk 4 weken na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet melding
aan Onze Minister.
2. De artikelen 1a1 van de Leerplichtwet 1969, 3 van de Leerplichtwet BES, 5 van de
Wet op het primair onderwijs, 7 van de Wet primair onderwijs BES en 3.27 van de Wet
voortgezet onderwijs 2020 zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
waarop deze wet in werking treedt, blijven gedurende twaalf weken na dat tijdstip
van kracht voor een rechtspersoon of natuurlijke persoon die een melding als bedoeld
in het eerste lid heeft gedaan.
ARTIKEL IX. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet startprocedure b3-scholen en hardvochtigheden vso
en pro.
ARTIKEL X. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.