Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Heite en Olger van Dijk over de bezuiniging op rampenbestrijding en de conclusies van het rapport van de Algemene Rekenkamer ‘De derde hoofdtaak van de krijgsmacht’
Vragen van de leden Heite en Olger van Dijk (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de Ministers van Defensie en van Justitie en Veiligheid over de bezuiniging op rampenbestrijding en de conclusies van het rapport van de Algemene Rekenkamer «De derde hoofdtaak van de krijgsmacht» d.d. 4 maart 2025 (ingezonden 12 maart 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) en van Minister Brekelmans
(Defensie) (ontvangen 15 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025,
nr. 1812.
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag van 6 maart 2025 over de derde hoofdtaak
van defensie en de bezuiniging op rampenbestrijding?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u reflecteren op de conclusies in het rapport «De derde hoofdtaak van de Krijgsmacht»
van 4 maart 2025, waarin wordt aangegeven dat de voorbereiding tekortschiet, de gestelde
doelen onrealistisch zijn en dat de doelen niet zijn afgestemd met de civiele diensten?
Antwoord 2
De Algemene Rekenkamer concludeert dat Defensie tekort schiet in de voorbereiding
en evaluatie van beleid voor de derde hoofdtaak en los daarvan de behoefte aan inzicht
in de consequenties van de voorbereiding op hoofdtaak 1 voor hoofdtaak 3.
Allereerst constateer ik dat de Rekenkamer ook vaststelt dat Defensie doeltreffend
was bij de ondersteuning van civiele autoriteiten. De Algemene Rekenkamer stelt vast
dat Defensie aan alle 447 incidentele bijstands- en steunverleningsverzoeken van civiele
autoriteiten heeft voldaan. In dat kader geeft Defensie ten volle invulling aan de
derde hoofdtaak. Defensie ziet de derde hoofdtaak dan ook als een belangrijke verantwoordelijkheid,
zowel in vredestijd als in het geval van een conflict.
Tegelijkertijd merk ik op dat, in het geval van een conflict, de invulling van de
derde hoofdtaak onder druk kan komen te staan. Bij een conflict zullen er militairen
in Nederland zijn en zal Defensie waar mogelijk en noodzakelijk naar het beste van
haar kunnen bijstand proberen te blijven verlenen. Hoofdtaak 3 is in dat kader verbonden
met hoofdtaak 1, zeker in buitengewone- en oorlogsomstandigheden. Immers, het uitvoeren
van hoofdtaak 1 is niet mogelijk als civiele en militaire capaciteiten niet in staat
zijn de openbare orde en veiligheid in Nederland te handhaven. Desondanks is het verstandig
om er rekening mee te houden dat Defensiecapaciteiten in een oorlogssituatie beperkt
of (tijdelijk) niet voorhanden kunnen zijn voor bijstand aan het civiel gezag. Dit
kan betekenen dat in het geval van een conflict civiele partners er in hun voorbereiding
verstandig aan doen breder naar inzetbare capaciteiten te kijken. Dit is ook onderdeel
van de interdepartementale weerbaarheidsaanpak waar momenteel door het kabinet aan
wordt gewerkt.
Vraag 3
Kunt u reflecteren op de aanbevelingen van het rapport, die pleiten voor betere afstemming
tussen de Ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid?
Antwoord 3
Defensie heeft in haar bestuurlijke reactie gemeld de door de Algemene Rekenkamer
gedane aanbevelingen over te nemen. De interdepartementale, interbestuurlijke en publiek-private
civiel-militaire samenwerking is en wordt verstevigd hetgeen onder meer tot uiting
komt in de gezamenlijk opgestelde Landelijke Agenda Crisisbeheersing en civiel-militaire
voorbereidingen op een mogelijk conflict. In dat kader zullen ook civiele partners
worden betrokken bij de actualisatie van het beleid ten aanzien van de derde hoofdtaak,
die in het kader van de voorbereiding op de eerste hoofdtaak wordt uitgevoerd.
Vraag 4
Welke mogelijkheden ziet u vanuit de overheid om burgers zoveel mogelijk te steunen
bij het voorbereiden op mogelijke rampen, zodat de burger niet het gevoel heeft er
alleen voor te staan?
Antwoord 4
Risicocommunicatie vanuit de overheid over dreigingen, wat de overheid hieraan doet,
en over de mogelijke impact op onze manier van leven, dragen hieraan bij. De aanhoudende
dreiging en het risico op maatschappelijke ontwrichting vragen een grotere mate van
zelfredzaamheid van Nederlanders. Het advies vanuit de overheid is aangepast. Nederlanders
worden geacht zich te kunnen redden in de eerste 72 uur na een ramp of langdurige
stroomuitval. Eerder was dit 48 uur. Informatie over risico’s, handelingsperspectieven
en adviezen voor het samenstellen van een noodpakket zijn te vinden op DenkVooruit.nl.
Ook start in 2025 een activerende landelijke campagne om de Nederlanders meer bewust
te maken van het belang van weerbaarheid en wat ze zelf kunnen doen om in eigen omgeving
voorbereid te zijn op dreigingen en crises. Deze campagne heeft een differentiatie
naar verschillende groepen, waaronder jongeren. De verwachte startdatum van de campagne
is het derde kwartaal van 2025.
Vraag 5 en 6
Kunt u aangeven of u vindt dat weerbaarheid van de samenleving vergroot moet worden,
ook ten aanzien van rampenbestrijding? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u voor de overheid
om het beleid ten aanzien van rampenbestrijding te verbeteren, indachtig de conclusies
van het rapport?
Kunt u aangeven welke maatregelen genomen gaan worden om de burgers weerbaarder te
maken met de huidige dreigingen van conflicten en grootschalige calamiteiten?
Antwoord 5 en 6
Onze open samenleving is in toenemende mate kwetsbaar voor dreigingen en grootschalige
crises die kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Als onderdeel van de Veiligheidsstrategie
voor het Koninkrijk der Nederlanden zet de meerjarige Landelijke Agenda Crisisbeheersing1 de koers uit op het terrein van crisisbeheersing. In de Agenda staan gezamenlijke
ambities van Rijk en veiligheidsregio’s opgenomen gericht op een weerbare samenleving
die voorbereid is op huidige en toekomstige crises, die ingewikkeld, onvoorspelbaar,
grootschalig en langdurig kunnen zijn.
De Landelijke Agenda Crisisbeheersing formuleert ambities langs drie inhoudelijke
pijlers: 1) Versterken van de voorbereiding en paraatheid, 2) Versterken van een weerbare
samenleving en 3) Bevorderen van kwaliteit en professionaliteit.
Bijkomend is de internationale veiligheidssituatie afgelopen jaren sterk verslechterd.
Daarom zet het Kabinet in op een versnelling en intensivering van de weerbaarheid
tegen militaire en hybride dreigingen. Binnen de weerbaarheidsopgave wordt ingezet
op twee sporen 1) maatschappelijke weerbaarheid en 2) militaire paraatheid. De opgave
zal de komende tijd nader worden uitgewerkt.
In december 2024 heeft het kabinet in de Kamerbrief weerbaarheid tegen militaire en
hybride dreigingen2 uiteen gezet wat een weerbare samenleving inhoudt en wat er – in het licht van hybride
en militaire dreiging – nodig is om deze te bereiken. Dit vraagt inzet van iedereen:
overheid, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers,
onder meer ten aanzien van versterkte civiel-militaire crisisstructuren, burgerhulpverlening,
maatschappij-breed oefenen, trainen en opleiden. De Kamerbrief vormt het startpunt
van een nauwe samenwerking en dialoog met de samenleving om zo de maatschappij-brede
aanpak vorm te geven. Deze zomer volgt een aanvullende Kamerbrief met daarin de eerste
concrete beleidsinzet van het kabinet om de weerbaarheid tegen militaire en hybride
dreigingen te vergroten. Indachtig de aanbevelingen en conclusies van het rapport
wordt de interdepartementale, interbestuurlijke en publiek-private civiel-militaire
samenwerking dus verstevigd.
Vraag 7
Kunt u, in opvolging van onder andere de toezegging om daarnaar te kijken tijdens
de begrotingsbehandeling J&V in november 2024, en de aangenomen motie Van der Wal
c.s. (Kamerstuk 36 600 X, nr. 45) tijdens de begrotingsbehandeling defensie in december 2024, aangeven wanneer en
in welke vorm u van plan bent om uitvoering te geven aan het verzoek vanuit de Kamer
om informatie naar Zweeds model aan alle inwoners van Nederland te verschaffen?
Antwoord 7
Het doel van de brede publiekscommunicatie over maatschappelijke weerbaarheid is om
Nederlanders te activeren bij te dragen aan een weerbare samenleving. In het najaar
van 2025 start een campagne die, op basis van een publieksonderzoek van eind 2024,
aansluit bij de mentaliteit en het gedrag van de Nederlandse bevolking ten aanzien
van weerbaarheid. Een huis-aan-huis-publicatie is hier onderdeel van, dit kent een
grote attentiewaarde.
Lessen uit Zweden leren ons dat het belangrijk is dat de publicatie vooraf goed getest
is. Zo ontstaat een boodschap en vorm met het meeste effect, wat voor ieder individu
relevant en breed toepasbaar is. Ook investeren we in een goede voedingsbodem voorafgaand
aan de verzending van de huis-aan-huis publicatie, mede versterkt door de inzet van
bestuurlijke en maatschappelijke partners zoals gemeenten, veiligheidsregio’s, maatschappelijke
organisaties en bedrijven.
Vraag 8
Kunt u toelichten hoe de huidige focus op defensie hoofdtaak 1 in verhouding staat
met een mogelijke inzet voor defensie hoofdtaak 3 (rampenbestrijding)?
Antwoord 8
De invulling van de eerste en derde hoofdtaak dient in samenhang te worden bezien.
Het waarborgen van nationale veiligheid en het ondersteunen van civiele autoriteiten
zijn in een conflict onmiskenbaar met elkaar verbonden. Ook in het geval van een conflict
zullen er militairen in Nederland zijn en zal Defensie waar mogelijk en noodzakelijk
naar het beste van haar kunnen bijstand proberen te blijven verlenen. Hoofdtaak 3
is in dat kader een onlosmakelijk onderdeel van hoofdtaak 1, zeker in buitengewone-
en oorlogsomstandigheden. Immers, het uitvoeren van hoofdtaak 1 is niet mogelijk als
civiele en militaire capaciteiten niet in staat zijn de openbare orde en veiligheid
in Nederland te handhaven.
Defensie zal zich ook in oorlogstijd tot het uiterste blijven inspannen om capaciteit
te genereren om bijstand te kunnen leveren. De geplande groei van de krijgsmacht zal
in dat kader aanzienlijk meer armslag geven. Een schaalbare krijgsmacht moet uiterlijk
in 2030 en waar mogelijk sneller zijn gevuld met personeel. Daarbij zal het aanvankelijk
gaan om ongeveer 100.000 mensen. Een verdere opschaling en mobilisatie van het personele
bestand is noodzakelijk in geval van een crisis- of oorlogssituatie of in de aanloop
daar naartoe. Indien verdere opschaling en mobilisatie vraagt om aanvullende middelen,
vindt daarover eerst aanvullende kabinetsbesluitvorming plaats. Later dit jaar zal
duidelijk worden welke omvang bij een dergelijke situatie hoort, maar voor nu schat
Defensie grofweg in dat het noodzakelijk zal zijn over een oorlogsorganisatie te beschikken
met een capaciteit van maximaal 200.000 mensen, zoals beschreven in de brief van de
Staatssecretaris van Defensie van 24 maart jl.3 Desondanks zal, afhankelijk van de loop van een conflict, rekening gehouden moeten
worden met mogelijke schaarste aan Defensie capaciteiten. In het geval van een conflict
is het echter wel verstandig om er rekening mee te houden dat Defensiecapaciteiten
beperkt of (tijdelijk) niet voorhanden kunnen zijn. Dit kan betekenen dat in het geval
van een conflict civiele partners er in hun voorbereiding verstandig aan doen breder
naar inzetbare capaciteiten te kijken. Dit is ook onderdeel van de interdepartementale
weerbaarheidsaanpak waar momenteel door het Kabinet aan wordt gewerkt.
Vraag 9
Kunt u toelichten wat daardoor de gevolgen zijn voor de inzet van de krijgsmacht bij
rampenbestrijding en hoe de samenwerking met de civiele diensten op dit moment geregeld
is? Zijn er in de samenwerking met de veiligheidsregio’s verschillen?
Antwoord 9
In de Defensienota 2022 is de derde hoofdtaak als volgt beschreven: Ondersteuning
van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde, de bestrijding van rampen en incidenten en de beheersing
van crises. Bij de invulling van deze taak staat de krijgsmacht paraat om civiele
autoriteiten niet incidenteel maar structureel te ondersteunen zoals bijvoorbeeld
bij explosievenopruiming, luchtruimbewaking, rampenbestrijding en inzet in het kader
van kustwachtoperaties op de Noordzee en in het Caribisch gebied. De krijgsmacht wordt
in het kader van de derde hoofdtaak niet alleen ingezet als de nood aan de man is,
maar ook als bijvoorbeeld de civiele capaciteiten tekort schieten of afgelost moeten
worden.
Defensie werkt bij de bestrijding van crises en rampen samen met civiele partners
zoals politie, brandweer, gemeenten, geneeskundige diensten en het Openbaar Ministerie.
Hiervoor is Nederland ingedeeld in 25 veiligheidsregio’s. Elke Veiligheidsregio in
Nederland heeft een Regionaal Militair Operationeel Adviseur (RMOA). Deze militair
adviseert het lokaal gezag in de voorbereidingsfase en in een crisissituatie. Indien
bijstand door Defensie gewenst is, wordt er door het civiele gezag een verzoek om
bijstand aan Defensie gedaan. Na juridische toetsing van het bijstandsverzoek stemt
Defensie in haar reguliere toetsingskader rondom militaire bijstand en steunverlening
vraag en aanbod op elkaar af. Hierbij vindt afstemming plaatst tussen operationele
noodzaak van inzet van (schaarse) capaciteiten over alle hoofdtaken 1) bescherming
van eigen en bondgenootschappelijke grondgebied; 2) bescherming en bevordering van
de internationale rechtsorde en stabiliteit; en 3) ondersteuning van de civiele autoriteiten
bij de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde,
de bestrijding van rampen en incidenten en de beheersing van crises).
In dat kader wordt bezien welke eenheden beschikbaar zijn en het gewenste effect kunnen
realiseren en wordt opdracht gegeven invulling te geven aan het bijstandsverzoek.
Op deze wijze vindt de samenwerking met alle veiligheidsregio’s en civiele autoriteiten
in algemene zin plaats. Zoals bij de beantwoording van vraag 8 is gesteld zullen in
geval van een conflict Defensie capaciteiten worden ingezet waardoor er rekening mee
moet worden gehouden dat sommige Defensie capaciteiten beperkt (of (tijdelijk) niet
beschikbaar kunnen zijn. Wel wordt bezien welke extra armslag de groei zal geven.
Vraag 10
Kunt u aangeven waarom een aantal gegarandeerde capaciteiten onder druk staan, zoals
op de schoonmaakdienst bij een chemisch ongeluk en de maritieme explosieve opruimingsdienst?
Kunt u daarbij toelichten welke acute risico’s dit geeft en wat hiertegen gedaan wordt?
Antwoord 10
Bij een gewapend conflict waarbij onze strijdkrachten ter invulling van de eerste
hoofdtaak buiten Nederland worden ingezet, kan de inzet van capaciteiten ter invulling
van de derde hoofdtaak onder druk komen te staan. Defensie voert daarom als onderdeel
van een gedetailleerde operationele planning regie om de beschikbaarheid van verschillende
capaciteiten te garanderen voor de op dat moment geprioriteerde taken. Daarmee beoogt
Defensie militaire bijstand of ondersteuning te kunnen leveren wanneer een situatie
dit vereist, ook tijdens een conflict. In het verlengde daarvan zal samen met civiele
partners worden bezien hoe hier mee om te gaan en of specifieke capaciteiten ook door
civiele partners kunnen worden overgenomen. Tevens zal rekening worden gehouden met
de aangekondigde personele groei van de Defensieorganisatie, zoals beschreven in de
brief van de Staatssecretaris van Defensie van 24 maart jl.
Vraag 11
Kunt u aangeven of en hoe het honoreren van alle verzoeken tot incidentele bijstand
en steunverlening van civiele autoriteiten op termijn vol te houden is met het oog
op de capaciteitstekorten?
Antwoord 11
Defensie stemt in haar reguliere toetsingskader rondom militaire bijstand en steunverlening
vraag en aanbod op elkaar af. Hierbij vindt afstemming plaats tussen operationele
noodzaak van inzet van (schaarse) capaciteiten over alle drie de hoofdtaken. In het
kader van de voorbereiding op hoofdtaak 1 wordt samen met civiele partners bezien
wat de consequenties voor hoofdtaak 3 zijn als Defensie ook hoofdtaak 1 moet uitvoeren.
De civiele autoriteiten zijn primair verantwoordelijk voor de bestrijding van rampen
en crises. Om die reden wordt gezamenlijk bekeken dat herstel en versterking van civiele
capaciteiten eveneens van belang zijn. Hierbij wordt nadrukkelijk aangegeven dat het
vraagstuk dat de Algemene Rekenkamer adresseert over de beschikbaarheid van militaire
capaciteiten in het geval van een oorlog gaat. Haar rapport gaat niet over de beschikbaarheid
van militaire capaciteiten in vredestijd.
Overigens meldt de Algemene Rekenkamer in haar rapport dat Defensie in de onderzoeksperiode
geen enkele aanvraag tot bijstand of steunverlening heeft afgewezen.
Vraag 12
Kunt u aangeven of er tijdens de aankomende NAVO-top in juni additionele verzoeken
mogelijk zijn ten aanzien van de inzet voor eventuele rampenbestrijding?
Antwoord 12
Voor de NAVO-top wordt voornamelijk bijstand aangevraagd voor openbare orde handhaving,
het bewaken en beveiligen van personen en objecten en voor verkeerstechnische begeleiding.
De capaciteit die hiervoor nodig is, heeft weinig tot geen invloed op de bijstand
voor rampenbestrijding, omdat dit bijstand op andere onderwerpen betreft en de operationele
partners in hun capaciteiten rekening houden met de inzet die nodig is voor de top.
Vraag 13
Kunt u deze vragen binnen een termijn van vier weken beantwoorden?
Antwoord 13
Nee, alle benodigde informatie was daarvoor niet op tijd beschikbaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.