Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het verslag Raad voor Concurrentievermogen van 12 maart 2025 (kamerstuk 21501-30-637)
2025D21618 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen aan
de Minister van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap
voorgelegd over de Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 22–23 mei 2025
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 640), het BSN-fiche: Mededeling over het EU-kompas voor concurrentievermogen (Kamerstuk
22 112, nr. 4004), het BNC-fiche: Mededeling Betere Regelgeving (Kamerstuk 22 112, nr. 4015), het BNC-fiche: wijziging verordeningen om de efficiëntie van EU-garanties te vergroten
en rapportageverplichtingen te versimpelen (Omnibus II) (Kamerstuk 22 112, nr. 4014), het verslag Raad voor Concurrentievermogen van 12 maart 2025 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 637), het EU-voorstel: Het EU-kompas voor concurrentievermogen COM (2025) 30, het BNC-fiche:
Verordening programma voor onderzoek en opleiding Euratom 2026–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 4025) en het verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
10–11 maart 2025 te Warschau (Polen) (Kamerstuk 21 501-30 nr. 639).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
II
Antwoord/Reactie van het kabinet
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
stukken voor het schriftelijke overleg over de Raad voor Concurrentievermogen van
22–23 mei 2025. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een aantal vragen over het EU-kompas
voor concurrentievermogen. Het kompas roept niet expliciet op tot meer publieke middelen
en bevat enkel de oproep tot stroomlijning en versimpeling van wet- en regelgeving.
Wat is het standpunt van het kabinet hierover? Hoe ziet het dit in het licht van de
aanbevelingen van het rapport Draghi, waarin juist wordt opgeroepen dat de EU jaarlijkse
750 tot 800 miljard euro meer moet investeren in de economie om «een langzame doodstrijd»
te voorkomen? Wat is de inzet van het kabinet? Gaat dit kabinet pleiten voor meer
investeringen in de Europese economie, ook met publieke middelen? Wat is zijn inzet
bij de aanstaande onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet
de voorstellen op het terrein van aanbestedings- en mededingingsbeleid een aandachtspunt
vindt omdat deze voorstellen volgens het kabinet niet mogen leiden tot verslechtering
van een open en gelijk speelveld en eerlijke concurrentie. Kan het kabinet dit toelichten?
Kan het kabinet hierbij ook ingaan op het feit dat landen als China en de VS zich
nu niet aan de internationale spelregels houden, en dat ook de EU zich hier dus misschien
op moet bezinnen? Onderschrijft het kabinet het feit dat de huidige geopolitieke situatie
wellicht vraagt om het herijken van het Nederlandse standpunt rondom aanbestedingen
en mededinging? Zou het niet juist goed zijn als de EU beleid door zou voeren waarbij
bijvoorbeeld Europese bedrijven voorrang zouden krijgen bij Europese aanbestedingen?
Wat is het standpunt van het kabinet hierin?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen voorts wat de strategie van het kabinet
is om het concurrentievermogen op peil te krijgen. Het kabinet lijkt behoudend te
zijn in aanvullende publieke investeringen én in het aanpassen van wetgeving bij aanbestedingen
en mededinging. Op welke manier denkt het kabinet het concurrentievermogen van de
EU te verbeteren? Het enkel verminderen van bureaucratie en het volmaken van de kapitaalmarktunie
zal volgens genoemde leden niet voldoende zijn. Of heeft het kabinet informatie dat
dit wel genoeg is om de concurrentiekracht op peil te krijgen? Zo ja, welke informatie
is dat? Zo nee, welke aanvullende maatregelen gaat het kabinet hiervoor nemen? Is
het kabinet bereid om binnen de Europese Unie te pleiten voor een regelmatige rapportage
over de vorderingen op de aanbevelingen in het rapport-Draghi over het concurrentievermogen
van de EU?1
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook nog enkele vragen over de verordeningen
om de efficiëntie van EU-garanties te vergroten en rapportageverplichtingen te versimpelen
(Omnibus II). Welke waarborgen kan het kabinet geven dat het Omnibus II voorstel de
Europese wetgeving niet zodanig zal uitkleden dat belangrijke voorwaarden voor financiering
komen te vervallen? Wat is hierbij de inzet van het kabinet? Welke delen van de rapportageverplichtingen
zou hij wel en niet willen schrappen? Wat zijn hiervan de gevolgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet de Europese
Commissie oproept om in het volgende MFK optimaal gebruik te maken van innovatie financieringsconstructies
waarbij een bijdrage geleverd kan worden aan het dichten van het financieringsgat
voor innovatieve start- en scale-ups in de EU. Deze leden onderschrijven deze inzet.
De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de Raad gesproken zal worden over kritieke
grondstoffen. Wanneer kan de Kamer de uitkomsten verwachten van het onderzoek naar
kritieke grondstoffen dat momenteel wordt verricht vanuit het Ministerie van Economische
Zaken? Dit kan de discussie (in Nederlands verband) namelijk verbeteren.
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat het thema regeldruk op de agenda staat.
Hoe reflecteert het kabinet op de recente conclusie van het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR),2 blijkens onderzoek naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Flach,3 dat een gemiddelde mkb-ondernemer 26 uur per maand kwijt is enkel met het voldoen
aan EU-rapportageverplichtingen? Dat is ruim drie werkdagen per maand. Wat is het
standpunt van het kabinet ten aanzien van de bevinding van het ATR dat er geen goed
zicht is op de regeldruk die voortvloeit uit EU-regelgeving, maar dat EU-regelgeving
wel zwaar weegt?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat er momenteel nog interdepartementale
afstemming plaatsvindt over het Europese voorkeursprincipe bij aanbestedingen. Genoemde
leden zijn hierover verbaasd, aangezien het gesprek in de EU hierover dus al wel wordt
gevoerd. Dit kan de effectiviteit van het borgen van Nederlandse belangen schaden,
zo vrezen deze leden. Hoe reflecteert het kabinet hierop?
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda ook dat één van de voorgestelde
Europese Onderzoeksruimte (ERA)-acties en ERA-beleidsthema’s kennisveiligheid betreft.
Deze leden informeren wat momenteel de laatste stand van zaken is wat betreft het
in Europees verband oppakken van het wetsvoorstel Screening kennisveiligheid. De leden
van de VVD-fractie merken op dat de wet vanwege het waterbedeffect minder effectief
is indien dergelijke screeningsmaatregelen niet in Europees verband opgepakt worden.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda tevens dat Nederland zich
aansluit bij de oproep voor een Europese strategie inzake kunstmatige intelligentie
(AI) voor de wetenschap. Deelt het kabinet de opvatting van genoemde leden dat een
dergelijke agenda nadrukkelijk de kansen van AI zou moeten benoemen en niet enkel
de risico’s? Mocht zo’n agenda nieuwe regelgeving introduceren, hoe wordt dan voorkomen
dat dit de innovatie remt, mede in het licht van het feit dat bijvoorbeeld in het
rapport van Mario Draghi over het concurrentievermogen van de EU wordt gesteld dat
de EU-verordening artificiële intelligentie (AI Act) dit risico behelst?
De leden van de VVD-fractie lezen tevens in de geannoteerde agenda dat de Raad zal
spreken over ruimtevaart. Hoe is bij de totstandkoming van de Nederlandse inzet samengewerkt
met het Ministerie van Defensie, vooral aangezien ruimtevaart één van de vijf Nederlandse
gebieden is?
De leden van de VVD-fractie lezen tenslotte een aantal malen dat de Deense delegatie
een toelichting zal geven op de prioriteiten van haar voorzitterschap. Wat zijn de
prioriteiten van het Deense voorzitterschap?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarover
nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de Clean Industrial Deal (CID) inzet op
verbeterde investeringscondities en ruimere mogelijkheden voor staatssteun via het
tijdelijk crisis- en transitiekader (TCTF). Zij verwijzen naar de motie-Postma,4 die de regering verzoekt om zich in EU-verband in te spannen om bij dergelijke staatssteunverruiming
marktverstoring zoveel mogelijk te voorkomen. Is het kabinet bereid zich tijdens de
Raad actief in te zetten voor Europese monitoring of standaardvoorwaarden voor steunmaatregelen?
Wordt bij de inzet specifiek rekening gehouden met de positie van kleinere lidstaten
met beperkte begrotingsruimte?
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie hoe het kabinet beoordeelt of de CID
voldoende waarborgen bevat om het gelijke speelveld binnen de interne markt te beschermen.
Ziet het kabinet risico’s dat grotere lidstaten met meer fiscale ruimte onevenredig
profiteren van de geboden staatssteunmogelijkheden? Welke maatregelen worden overwogen
om dit te voorkomen?
De leden van de NSC-fractie onderschrijven het belang van vermindering van administratieve
lasten bij aanbesteding, met name voor het mkb. Zij vragen of het kabinet in de herziening
van de aanbestedingsrichtlijnen inzet op het verhogen van de Europese drempelbedragen
voor zowel enkelvoudig als meervoudig onderhands aanbesteden, zodat meer opdrachten
toegankelijk worden voor kleinere bedrijven en onnodige bureaucratie bij relatief
kleine contracten wordt voorkomen.
De leden van de NSC-fractie steunen het voornemen om satellietdata beter in te zetten
voor crisisbeheer en strategische veerkracht. Tegelijkertijd vragen zij op welke wijze
toegang tot gevoelige ruimtevaartdata wordt geregeld. Welke waarborgen worden er ingebouwd
ten aanzien van eigenaarschap, civiel-militair gebruik en interoperabiliteit van systemen?
Kan het kabinet aangeven of er een centrale entiteit of dataverzoekstructuur komt
voor lidstaten, hulpdiensten en burgers? Zo ja, welke gegevens over burgers worden
vastgesteld, gedeeld of geanalyseerd? Wordt dit getoetst aan de AI-verordening, de
AVG en de Nederlandse Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv)?
Is het kabinet voorts bereid te pleiten voor strikte randvoorwaarden bij het delen
van ruimtevaartdata met niet-EU-partners of commerciële platforms met het oog op kennisveiligheid
en strategische autonomie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van de Lange-Termijn
Ruimtevaartagenda (LTR). Zij delen de ambitie van het kabinet om in te zetten op cofinanciering
met Europese programma’s. Een voorwaarde hiervoor is echter dat Nederland hiervoor
zelf extra geld uittrekt. Deze leden merken op dat er bij de Voorjaarsnota5 geen extra geld voor het ruimtevaartprogramma is uitgetrokken. Kan het kabinet dit
bevestigen? Welke middelen zijn er in 2025 en 2026 dan beschikbaar voor ruimtevaart,
zo vragen deze leden. Hiermee strandt voorlopig ook de ambitie voor Europese cofinanciering.
Wat zijn de consequenties hiervan voor de ambities in de langetermijnagenda. Welke
kansen mist Nederland hierdoor en welke deadlines voor calls zijn er, zo vragen deze leden tevens.
De leden van de D66-fractie merken in dit verband op dat het kabinet vaker de wens
uitspreekt om investeringen te doen via cofinanciering. Tegelijkertijd neemt het kabinet
weinig initiatief om eigen publieke investeringen op gang te brengen waar financiering
vanuit de EU mee gepaard zou kunnen gaan. Recent benoemde de Minister van Financiën
nog dat hij vooral vindt dat er meer private investeringen moeten komen, en niet meer
publieke financiering. Als dit de positie van het kabinet is, hoe verwachten zij dan
cofinanciering vanuit de EU te ontvangen, zo vragen deze leden. Kan het kabinet een
reflectie geven op hun strategie om cofinanciering los te krijgen en kunnen zij aangeven
welke eigen investeringen daar tegenover staan, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie hebben voorts kennisgenomen van het BNC-fiche: Mededeling
Betere Regelgeving. Deze leden onderschrijven de ambitie om de regeldruk te verlagen.
Zij wijzen erop dat dit niet noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot het afzwakken
van de inhoudelijke normen die de regels omvatten. Zo zouden administratieve lasten
of rapportageverplichtingen kunnen worden geschrapt zonder de onderliggende norm los
te laten, mits je meer innovatieve wijzen toepast van het sturen op uitkomsten. Onderschrijft
het kabinet dit, zo vragen deze leden. Zo ja, welke inzet heeft het kabinet momenteel
om deze werkwijze toe te passen bij het verlagen van de regeldruk? Kan het kabinet
een uitputtende lijst geven van de regels die al deze kabinetsperiode zijn geschrapt?
II Antwoord/Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.