Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Bruyning over de veroordeling van Nederland door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake de zaak Van Slooten (zaaknummer 45644/18)
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de veroordeling van Nederland door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake de zaak Van Slooten (zaaknummer 45644/18) (ingezonden 23 april 2025).
Mededeling van Staatssecretaris Coenradie (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 mei
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
van 15 april 2025 in de zaak Van Slooten tegen Nederland, waarin het EHRM oordeelt
dat Nederland het recht op gezinsleven (artikel 8 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM)) heeft geschonden?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie van het EHRM, dat er onvoldoende inspanningen zijn geleverd
om gezinshereniging mogelijk te maken en dat het uiteindelijke doel van gezinshereniging
al na vier maanden werd losgelaten? Acht u de conclusie die het EHRM trekt, in lijn
met het Nederlands jeugdbeschermingsbeleid? Of stelt u zich op het standpunt dat deze
uitspraak een eenmalig incident is? Kunt u dit nader toelichten?
Vraag 3
Erkent u dat het stopzetten van de inspanningen voor gezinshereniging na vier maanden,
zonder een diepgaand en onafhankelijk onderzoek naar de opvoedcapaciteiten van de
moeder, in strijd is met de waarborgen van artikel 8 van het EVRM zoals bevestigd
in het arrest Strand Lobben? Zo nee, kunt u dat dan toelichten?
Vraag 4
Herkent u het beeld van het EHRM, dat de kinderrechter en jeugdbeschermingsinstanties
het concept van «aanvaardbare termijn» rigide toepasten, zonder voldoende individuele
afweging van de situatie? Bent u bereid te onderzoeken of deze systematische werkwijze
in meer zaken heeft geleid tot onrechtmatige beëindiging van ouderlijk gezag, nu het
EHRM heeft geconcludeerd dat de kinderrechters het niet goed gedaan hebben?
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat de kans groot is dat met de oude richtlijn die een strikte
termijn hanteerde voor de aanvaardbare termijn, voor vele ouders en kinderen te snel
het perspectief is bepaald?
Vraag 6
Wat kunt u zeggen over onze kwaliteit van de rechtspraak in het licht van deze uitspraak
van het EHRM? Kan met deze uitspraak een conclusie worden getrokken dat er niet afdoende
wordt getoetst door kinderrechters aan het EVRM? Kunnen ouders nog vertrouwen hebben
in de kinderrechters, nu het blijkt dat het drastisch fout is gegaan bij deze kinderrechters?
Vraag 7
Hoe kijkt u naar aanleiding van deze uitspraak naar de kwaliteit van de onderzoeken
van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen (GI)? En
ziet u aanleiding om de kwaliteit en diepgang van de raadsonderzoeken en de verzoeken
van de GI te verbeteren? Zo ja, hoe? En, zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Bent u bekend met het artikel uit Trouw met de titel «Terwijl ze wachten op jeugdzorg,
groeien ouders en uit huis geplaatst kind uit elkaar»?2 Zo, nee kunt u dit artikel lezen?
Vraag 9
Wat vindt u van de constatering uit het artikel van Trouw dat zes van de tien uit
huis geplaatste kinderen niet terugkeren naar hun ouders, een conclusie die ook getrokken
werd in het WODC-rapport «Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing»3? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 10
Deelt u de zorgen met betrekking tot de wachtlijstproblematiek zoals de advocaat in
het artikel4 benoemt en het terugplaatsingstraject van een kind in het licht van zijn of haar
hechting aan pleegouders? Hoe verhoudt deze wachtlijstproblematiek zich tot het feit
dat de staat alles op alles moet zetten om een kind thuis te plaatsen, verwijzend
naar de jurisprudentie van het EHRM?
Vraag 11
Bent u bekend met het artikel in Trouw met de titel «Nederland krijgt boete van Europees
Hof: staat pakte gezag moeder over haar kind te snel af»?5
Vraag 12
Herkent u het beeld dat in het artikel wordt beschreven en door meerdere advocaten
wordt onderschreven, dat rechters nog te weinig een contra-expertise ex artikel 810a
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijzen?
Vraag 13
Klopt het dat zo’n onderzoek betaald wordt vanuit de Rijkskas? Zo ja, kunt u aangeven
of dit soort onderzoeken ongelimiteerd toegewezen kunnen worden of heeft de rechtspraak
een limiet met het toewijzen van zulke kostbare onderzoeken? Kunt u uw antwoord motiveren?
Vraag 14
Wat betekent deze uitspraak van het EHRM volgens u voor de rechtspositie van ouders
in afgehandelde, lopende en toekomstige jeugdzorgzaken?
Vraag 15
Ziet u het verschil tussen de focus op gezinshereniging zoals het EHRM die voor ogen
heeft, en zoals die in de Nederlandse praktijk is?
Vraag 16
Ziet u in de uitspraak aanleiding om in de wet meer handvatten te geven om kritischer
te kunnen toetsen?
Vraag 17
Bent u het ermee eens dat deze uitspraak geen uniek incident is, maar een voorbeeld
is van een langdurig en diepgeworteld probleem in de praktijk in Nederland en, zo
ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal
Contract), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de
veroordeling van Nederland door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake
de zaak Van Slooten (ingezonden 23 april 2025) niet binnen de gebruikelijke termijn
kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.