Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over de nieuwe persrichtlijn van de rechtspraak
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de nieuwe persrichtlijn van de rechtspraak (ingezonden 10 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 mei
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1792.
Vraag 1
Bent u bekend met het opiniestuk «De rechtspraak holt zelf de rechtsstaat uit», geschreven
door de gezamenlijke rechtbankverslaggevers en de Nederlandse Vereniging van Journalisten?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit opiniestuk uit de Telegraaf van 7 maart 2025.1
Vraag 2
Waarom is de Raad voor de rechtspraak voornemens de voorinzage voor geaccrediteerde
rechtbankjournalisten in dagvaardingen te beperken?
Antwoord 2
Voor het antwoord op deze vraag heb ik navraag gedaan bij de Raad voor de rechtspraak.
Bij de gemaakte keuzes rond de persrichtlijn2 is de waarde van openbaarheid van rechtspraak in relatie tot de belangen van journalisten/media
bij het informeren van het publiek het meest zwaarwegend geweest. Waar het onvermijdelijk
was is, bij hoge uitzondering, (groter) belang gehecht aan privacy en veiligheid van
betrokkenen, zoals procespartijen en procesdeelnemers. Gelet op het belang van privacy
en veiligheid wordt een dagvaarding niet meer standaard verstrekt, zoals volgens de
bestaande persrichtlijn, maar alleen als de journalist daarom verzoekt. De informatie
die de Rechtspraak aan de pers verstrekt, moet journalisten in staat stellen de afweging
te maken of een zitting relevant genoeg is om bij te wonen en er verslag van te doen.
In de persrichtlijn 2025 is beschreven hoe de Rechtspraak de informatievoorziening
aan journalisten met verrijkte zittingslijsten bij alle gerechten gaat vormgeven.
De informatie op de verrijkte zittingslijsten betreft: datum, plaats, tijdstip van
de zitting, namen van de procespartijen, naam en leeftijd van de verdachte, namen
en leeftijden van slachtoffers (met uitzondering van minderjarige slachtoffers, dan
wordt volstaan met de enkele aanduiding «minderjarige slachtoffer» en het geslacht)
en een korte omschrijving/samenvatting van de zaak.
De persrichtlijn 2025 kent twee belangrijke wijzigingen ten opzichte van de persrichtlijn
uit 2013.
Alleen geaccrediteerde journalisten hebben voortaan toegang tot speciale persfaciliteiten,
waarbij gedacht kan worden aan informatie over rechtszaken die op de rol staan of
het maken van opnames tijdens een zitting. De tweede wijziging betreft het uniformeren
van de informatievoorziening aan journalisten. Naast het bewerkstelligen van een uniforme
werkwijze wil de Rechtspraak met de herziene persrichtlijn de openbaarheid van de
rechtspraak vergroten, met inachtneming van de veiligheid van de betrokkenen bij een
zitting.
De persrichtlijn uit 2013 is in 2023 geëvalueerd. De evaluatie bestond uit een enquête
en interviews. Rechters, officieren van justitie, advocaten, journalisten en persvoorlichters
van de Rechtspraak zijn bevraagd. Op basis van deze evaluatie en daaropvolgende gesprekken
is de herziene Persrichtlijn 2025 tot stand gekomen.
Vraag 3
Hoe kunnen geaccrediteerde rechtbankjournalisten dan beoordelen wat een nieuwsrelevante
zaak is?
Antwoord 3
In het antwoord op vraag 2 staat beschreven welke informatie de Rechtspraak aan de
pers verstrekt.
Vraag 4
Op welke wijze is het beginsel van openbaarheid van rechtspraak en zijn de beginselen
als gelijke behandeling en rechtszekerheid gewogen bij dit voorgenomen besluit?
Antwoord 4
Graag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 2.
Vraag 5
Waarom maakt de rechtspraak het steeds moeilijker voor journalisten om schriftelijk,
visueel en audiovisueel verslag te doen van zittingen door steeds meer restricties
op te leggen, persruimtes op te heffen, of slechts geanonimiseerde samenvattingen
te verstrekken?
Antwoord 5
De Rechtspraak is doordrongen van de belangrijke rol die de pers vervult in het controleren
van de rechtspraak en zal binnen de mogelijkheden zoveel mogelijk behulpzaam zijn
aan journalisten. De Raad voor de rechtspraak benadrukt dat er wettelijke uitzonderingen
gelden op de openbaarheid van rechtspraak, omdat rekening moet worden gehouden met
de belangen van de personen die bij de zittingen en de uitspraken betrokken zijn,
zoals het belang bij bescherming van de privacy. Ook moeten advocaten, officieren
van justitie en rechters hun werk zonder belemmeringen kunnen doen. Ook kan soms vanwege
veiligheidsrisico’s de openbaarheid beperkt worden.
De Raad voor de rechtspraak is niet bekend met het opheffen van persruimtes. Verder
wordt, zoals in het antwoord op vraag 2 is verwoord, een dagvaarding nog wel verstrekt
als de journalist daarom verzoekt.
Vraag 6
Wat vindt u van deze restricties?
Antwoord 6
De pers vervult een belangrijke controlerende rol in het functioneren van de rechtspraak.
Berichtgeving in de media over rechtszaken stelt burgers en andere geïnteresseerden
in staat zich een beeld te vormen over recht en rechtspraak in Nederland. De pers
kan zo een bijdrage leveren aan het vertrouwen van burgers in de rechtspleging en
in het verlengde daarvan in de rechtsstaat. Zoals hiervoor geschetst, heeft de Rechtspraak
bij het opstellen van de persrichtlijn aan de waarde van openbaarheid van rechtspraak
in relatie tot de belangen van journalisten/media de zwaarstwegende betekenis toegekend
en uitsluitend waar het onvermijdelijk was, bij hoge uitzondering, (groter) belang
gehecht aan de privacy en veiligheid van betrokkenen. Ik onderschrijf die uitgangspunten.
De Raad voor de rechtspraak benadrukt dat, met de informatie die de Rechtspraak aan
de pers verstrekt, journalisten voldoende in staat worden gesteld een afweging te
maken of een zitting relevant genoeg is om bij te wonen en, indien een zitting is
bijgewoond, zij er verslag van kunnen doen en zo hun controlerende rol goed kunnen
vervullen. Ik ga ervan uit dat de Rechtspraak die toezegging gestand doet.
Het feit dat dagvaardingen niet meer standaard worden verstrekt aan journalisten,
maar alleen als de journalist daarom verzoekt, acht ik begrijpelijk. In de literatuur
is erop gewezen dat het categorisch ter beschikking stellen van niet-geanonimiseerde
afschriften van dagvaardingen zich slecht verdraagt met de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) omdat dan niet voorafgaand aan de gegevensverstrekking kan worden beoordeeld
of deze noodzakelijk is.3 Volgens de Hoge Raad is het in beginsel aan de gerechten hoe de verplichting om journalisten
adequaat te informeren over aankomende (straf)zaken vorm wordt gegeven en moeten zij
de effectieve openbaarheid van rechtspleging en de bescherming van persoonsgegevens
zoveel mogelijk met elkaar verenigen.4 De Hoge Raad bracht hierbij in herinnering dat de gerechten daarbij op grond van
artikel 5 AVG niet meer persoonsgegevens mogen verwerken dan noodzakelijk is voor
de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat rechters en officieren van justitie in toenemende mate anoniem
blijven, en zij dus ook niet bij naam mogen worden genoemd of niet in beeld mogen
worden gebracht, vanwege veiligheidsredenen?
Antwoord 7
Ik onderschrijf het uitgangspunt in de persrichtlijn dat de geaccrediteerde pers tijdens
openbare zittingen beeld- en geluidsopnamen mag maken en dat de rechter slechts in
uitzonderlijke gevallen van dat uitgangspunt kan afwijken en beperkingen kan aanbrengen.
Tijdens het commissiedebat slachtofferbeleid van 16 oktober 20245 heb ik uw Kamer toegezegd in een onderzoek te betrekken hoe de openbaarheid van strafzittingen
kan worden geborgd indien de veiligheidsbelangen van actoren in de rechtspraak worden
bedreigd. Dit onderzoek zal dit voorjaar van start gaan. De verwachting is dat begin
2026 rapport wordt uitgebracht. Ik wil de uitkomsten daarvan afwachten.
Vraag 8
Vindt u dat de rechtspraak op dit moment voldoende openbaar is, gelet op het bepaalde
in artikel 121 Grondwet? Zo ja of nee, waarom?
Antwoord 8
Ik heb geen aanwijzingen dat de openbaarheid van de rechtspraak op dit moment niet
geborgd is. In artikel 121 van de Grondwet en in artikel 6 van het EVRM is bepaald
dat zittingen en uitspraken in de regel openbaar zijn. Om de openbaarheid te waarborgen
en actief te faciliteren, o.a. ten behoeve van journalisten die overwegen een zitting
bij te wonen, zet de rechtspraak een aantal middelen in. Deze middelen zijn onder
meer: het delen van de zittingslijsten en in sommige gevallen de tenlasteleggingen
met journalisten voorafgaand aan de eerste zitting, het faciliteren van livestreams
van zittingen waardoor meer mensen zittingen kunnen volgen, het publiceren van uitspraken
en deze regelmatig actief delen met een nieuwsbrief via sociale media, het bieden
van een toelichting op de zaak door persrechters aan de media en het zelf actief belichten
van uitspraken in onder andere nieuwsbrieven en het jaarverslag. Beperkingen op de
openbaarheid zijn zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2, 4 en 5 onder bepaalde
zwaarwegende omstandigheden in sommige gevallen noodzakelijk.
Vraag 9
Bent u bereid om op korte termijn met de Raad voor de rechtspraak in gesprek te gaan
over de voorgenomen nieuwe persrichtlijn en hierbij het uitgangspunt van openbaarheid
van rechtspraak te benadrukken? Zo ja of nee, waarom?
Antwoord 9
Ik heb recent in een overleg met de Raad voor de rechtspraak gesproken over de nieuwe
persrichtlijn. Van de Raad heb ik vernomen dat de Raad in gesprek is met de journalisten
van het in vraag 1 genoemde opiniestuk in de Telegraaf.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.