Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over de megaboete die Greenpeace moet betalen aan de eigenaar van een Amerikaanse oliepijpleiding
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de megaboete die Greenpeace moet betalen aan de eigenaar van een Amerikaanse oliepijpleiding (ingezonden 31 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 mei
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2028.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Greenpeace moet megaboete betalen aan eigenaar Amerikaanse
oliepijpleiding»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Amerikaanse rechter die Greenpeace International
veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding van circa 404 miljoen Dollar
aan Energy Transfer?
Antwoord 2
Het kabinet heeft kennisgenomen van berichtgeving over de betreffende uitspraak en
onthoudt zich van een inhoudelijke beoordeling van die uitspraak. Ik kan wel in meer
algemene zin ingaan op de voorzieningen die het Nederlandse recht kent ten aanzien
van de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse civiele vonnissen in Nederland
(zie het antwoord op vraag 6).
Vraag 3 en 4
Deelt u de zorg dat deze uitspraak een afschrikkend effect kan hebben op demonstranten
en acties van milieuorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Welke gevolgen kan deze uitspraak hebben voor de vrijheid van meningsuiting en het
recht op vreedzaam protest, zowel in de Verenigde Staten als internationaal?
Antwoord 3 en 4
Het kabinet onthoudt zich van een inhoudelijke beoordeling van individuele zaken.
Deze zaak is nog onder de rechter, aangezien Greenpeace, voor zover mij bekend, op
het moment van het beantwoorden van uw vragen nog beroep kan aantekenen.
In algemene zin zijn het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid
van betoging essentiële onderdelen van een democratische rechtsstaat. Zij stellen
burgers in staat om zich (collectief) uit te spreken. Het kabinet hecht daarom veel
waarde aan deze grondrechten en spant zich in om het demonstratierecht van iedereen,
ongeacht de inhoud van de boodschap, te faciliteren, omdat demonstraties een belangrijke
manier zijn voor burgers om hun mening te laten horen en aandacht te vragen voor bepaalde
onderwerpen.
Deze rechten zijn beschermd in onze Grondwet, het EU-Grondrechtenhandvest, het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens en in internationale mensenrechtenverdragen waar
een groot aantal landen partij bij zijn.
Net als Nederland is de Verenigde Staten ook partij bij het Internationaal Verdrag
inzake burgerrechten en politieke rechten. Het dreigen met of het opleggen van een
hoge boete of een hoge schadevergoeding voor het uitoefenen van deze fundamentele
rechten kan een afschrikkende werking hebben, het zogenoemde chilling effect, op burgers of belangenorganisaties. Het kan mensen of organisaties ervan weerhouden
in de toekomst hun mening te uiten of te gaan demonstreren.
Vraag 5
Bent u bereid om in Europees en internationaal verband aandacht te vragen voor de
bescherming van het recht op vreedzaam protest en de vrijheid van meningsuiting voor
milieuorganisaties?
Antwoord 5
Nederland zet zich in en blijft zich in Europees en internationaal verband inzetten
voor de bescherming van fundamentele rechten. De vrijheid van meningsuiting en het
recht op vrijheid van betoging zijn essentieel in een democratische rechtsstaat. Het
demonstratierecht van onder andere milieuorganisaties wordt beschermd onder het Internationaal
verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat ook voor de Verenigde Staten
geldt. In Europees verband zijn het EU-Grondrechtenhandvest en, voor verdragspartijen,
ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Verdrag van Aarhus relevant.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u om Nederlandse en Europese milieuorganisaties maar ook
journalisten en belangenorganisaties, te beschermen tegen soortgelijke juridische
acties van grote bedrijven en hoe verhoudt zich dat tot de implementatie anti-SLAPP-richtlijn
(strategic lawsuit against public participation)?
Antwoord 6
Ook in Europees verband wordt het belang van het kunnen deelnemen aan het publieke
debat onderkend. Dat heeft onder meer geleid tot de EU-richtlijn 2024/1069 betreffende
bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde
vorderingen of misbruik van procesrecht («strategische rechtszaken tegen publieke
participatie»). Deze richtlijn bevat maatregelen die mensen en organisaties die actief
zijn in het publieke debat, kunnen gebruiken om zich te verweren tegen juridische
procedures die worden aangespannen met het doel om hen het zwijgen op te leggen. Dergelijke
rechtszaken staan ook wel bekend onder de Engelstalige afkorting SLAPP (Strategic
Lawsuits Against Public Participation). Het Nederlandse burgerlijk (proces)recht voldoet
al aan de meeste maatregelen uit deze richtlijn. Zo kan de Nederlandse rechter een
einde maken aan een geding als sprake is van misbruik van procesrecht en een vergoeding
voor de volledige proceskosten aan het SLAPP-doelwit toekennen. Onlangs is bij uw
Kamer het implementatiewetsvoorstel ingediend waarmee ook de laatste wijzigingen in
het Nederlandse (proces)recht worden doorgevoerd, zodat de richtlijn volledig is geïmplementeerd.2
De richtlijn bevat ook bepalingen ten aanzien van SLAPPs in derde landen, dat wil
zeggen niet-EU-lidstaten, die niet aan de richtlijn zijn gebonden. Artikel 16 van
de richtlijn schrijft voor dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de erkenning
en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven beslissingen tegen een SLAPP-doelwit
worden geweigerd indien naar het recht van de lidstaat waarin om een dergelijke erkenning
of tenuitvoerlegging wordt verzocht, die vordering als kennelijk ongegrond of die
procedure als misbruik van procesrecht wordt aangemerkt.
Voor de erkenning en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven rechterlijke beslissingen
gelden veelal internationaal privaatrechtelijke verdragen. Die verdragen voorzien
veelal in een openbare orde exceptie. Daarvan kan in geval van een SLAPP-uitspraak
in een derde land gebruik worden gemaakt om de erkenning en tenuitvoerlegging van
een dergelijke beslissing te weigeren. Als er geen verdrag geldt, dan kan de uitspraak
niet in Nederland worden erkend en ten uitvoer worden gelegd. Bij de Nederlandse rechter
kan wel veroordeling overeenkomstig het buitenlandse vonnis worden gevraagd (artikel
431, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Volgens vaste jurisprudentie
van de Hoge Raad dient de rechter dan te beoordelen of en zo ja, in hoeverre hij aan
de buitenlandse beslissing gezag toekent. Bij de beoordeling of een buitenlandse beslissing
voor erkenning in Nederland vatbaar is, toetst de rechter of aan bepaalde voorwaarden
wordt voldaan, waaronder de voorwaarde dat erkenning van de buitenlandse beslissing
niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde.3
Verder kan, in lijn met artikel 17 van de richtlijn, een in Nederland woonachtig of
gevestigd SLAPP-doelwit bij de Nederlandse rechter een vergoeding vorderen voor de
schade en de kosten die in verband met de procedure voor het gerecht van het derde
land zijn geleden. Greenpeace is daartoe blijkens zijn persbericht kennelijk ook al
overgegaan en heeft een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam. Het
is nu aan de rechter om over deze zaak te oordelen.4
Daarnaast wordt in lijn met artikel 19 van de richtlijn voorzien in toegankelijke
en begrijpelijke informatie over het fenomeen SLAPPs, over de anti-SLAPP-waarborgen
en over organisaties die een rechtzoekende ondersteuning kunnen bieden. Dit wordt
beleidsmatig opgepakt door de verschillende betrokken ministeries waarbij in de eerste
plaats wordt gekeken of aansluiting kan worden gezocht bij de bestaande structuren,
zoals het platform PersVeilig en de Balie Persvrijheid.
Vraag 7
Erkent u het belang van een goede bescherming van de hiervoor genoemde partijen en
welke maatregelen overweegt u om deze partijen beter te beschermen?
Antwoord 7
Bijdragen aan het publieke debat zijn essentieel voor een sterke rechtsstaat. Het
is daarom problematisch als deelnemers aan het publieke debat, zoals journalisten
en milieuorganisaties, onder druk worden gezet met juridische procedures op basis
van ongegronde vorderingen of met geen ander doel dan deelname aan het publieke debat
te ontmoedigen (misbruik van procesrecht). Dit kan leiden tot zelfcensuur en dat is
niet wenselijk. Tegelijkertijd is het ook van groot belang dat gerechtelijke procedures
die aanhangig worden gemaakt om een legitiem belang te doen gelden, bijvoorbeeld om
schadevergoeding te eisen als er schade is geleden of om op te komen tegen smaad en
laster, doorgang moeten kunnen vinden. Het is aan de rechter om hierover per concrete
casus te oordelen, op basis van alle omstandigheden van het voorliggende geval.
In het antwoord op vraag 6 is reeds ingegaan op de implementatie van de anti-SLAPP
richtlijn en de belangrijkste mogelijkheden die het Nederlandse burgerlijk (proces)recht
al kent om op te komen tegen SLAPPs.
Vraag 8
Bent u bereid om de Verenigde Staten via diplomatieke betrekkingen aan te sporen de
hiervoor genoemde partijen en het recht op demonstreren te beschermen?
Antwoord 8
Het kabinet is niet voornemens om via diplomatieke weg hierover contact op te nemen
met de Verenigde Staten. Bovendien staat de uitspraak nog niet definitief vast. Greenpeace
heeft de mogelijkheid om hier nog beroep tegen aan te tekenen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.