Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang Nederlandse Kanker Agenda (Kamerstuk 32793-808)
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 827
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 mei 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 13 februari 2025 inzake de «voortgang Nederlandse Kanker Agenda» (Kamerstuk
32 793, nr. 808).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 maart 2025 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
7
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de «Voortgang Nederlandse Kanker
Agenda», die bij voorkeur Nederlandse Oncologie Agenda wordt genoemd, zoals reeds
eerder gevraagd de naamgeving om te buigen. Genoemde leden hebben hierover nog een
aantal vragen.
De leden van de PVV-fractie zijn blij te lezen dat het Integraal Kankercentrum Nederland
(IKNL) constateerde dat bij verschillende soorten kanker aanzienlijke verbeteringen
zijn aangetoond in de 3-jaarsoverleving. Het is echter spijtig dat de overlevingskans
van patiënten met een lagere sociaaleconomische status 10% lager is op de 5-jaaroverleving
dan andere patiënten. Het is goed dat de Minister de aanpak om deze laatste groep
te helpen over alle domeinen heen aanpakt, veel beleidsterreinen liggen immers buiten
VWS maar beïnvloeden wel de gezondheid.
Genoemde leden lezen dat het aantal nieuwe kankerdiagnoses blijft stijgen, ondanks
alle preventieve maatregelen en beperkingen van de overheid. Hoe verklaart de Minister
deze stijging nadat er, met name op het gebied van tabak, enorme preventieve maatregelen
en beperkingen zijn doorgevoerd? Wat verwacht de Minister in de toekomst van het aantal
nieuwe diagnoses?
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd wat de concrete resultaten zijn van de aanvullende
HPV-campagne voor jongvolwassenen van 18 tot 26 jaar? Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat ook in de toekomst een hoge vaccinatiegraad wordt bereikt? Zeker gezien
het feit dat onlangs bekend werd dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker vaak niet
gevaccineerd zijn.
De leden van de PVV-fractie lezen dat er de afgelopen tijd 23 nieuwe kanker gerelateerde
projecten via ZonMw-programma’s zijn gestart. Zou de Minister een overzicht kunnen
geven van deze projecten en de te verwachten resultaten en de reeds verkregen inzichten?
Tot slot willen de leden weten op welke manier Nederland concreet bijdraagt aan de
uitvoering van het Europe’s Beating Cancer Plan en de EU Mission on Cancer? Welke
concrete resultaten heeft deze Europese samenwerking tot nu toe opgeleverd voor de
Nederlandse situatie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief «Voortgang Nederlandse Kanker Agenda» en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het positief nieuws in de brief van
de Minister te lezen dat de 5-jaarsoverleving van kanker toeneemt en bij verschillende
soorten kanker de 3-jaarsoverleving ook significant toeneemt. Er is echter ook een
andere werkelijkheid. De kankerincidentie en -mortaliteit in Nederland ligt boven
het EU-gemiddelde. Daarnaast laten de recente cijfers zien dat het aantal kankerdiagnoses stijgt
naar 156.000 in 2032. Eén op de twee Nederlanders krijgt hiermee direct of indirect
te maken. Er is dus grote urgentie voor de verder uitvoering van Nederlandse Kanker
Agenda. Onderschrijft u de doelen uit de Nederlandse Kanker Agenda? Hoe draagt uw
ministerie actief bij aan de versnelling van de Nederlandse Kanker Agenda? Eerder
gaf uw voorganger aan veel van de acties al terug te zien in het Integraal Zorgakkoord
(IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). Kunt u aangeven hoe en of u hiermee
de nodige versnelling ziet optreden?
Een grote zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is het verschil in overlevingskans
tussen kankerpatiënten met een lage sociaaleconomische status (SES) en hogere-inkomensgroepen.
Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Wat gaat de Minister concreet doen om de overlevingskans
voor kankerpatiënten met een lage sociaaleconomische status (SES) te verbeteren? En
op welke termijn?
Doordat zowel het aantal mensen met een kankerdiagnose toeneemt als de 5-jaarsoverleving
zal de zorgvraag veranderen met meer nadruk op leven met en na kanker. Hoe kijkt de
Minister tegen deze veranderende zorgvraag aan? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen
dat voorzieningen die bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen die leven met
en na kanker geborgd worden en breder bekend worden?
In uw brief stelt u dat «het bereiken van de doelen in eerder gesloten landelijke
akkoorden zoals het Nationaal Preventieakkoord (NPA), het Integraal Zorgakkoord (IZA)
en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) van groot belang». Hoe rijmt u deze uitspraak
met de bezuinigingen van € 230 miljoen minder incidentele middelen, 10% korting op
SPUK-gelden en een bezuinigingstaak van € 1 miljard bij VWS? Zijn er inschattingen
wat deze bezuinigingen betekenen voor het voorkomen van kanker?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het spijtig dat «Verbinding Aanpak
Kanker» voor de zomer al wordt opgeheven. Hiermee komt een belangrijke partner te
vervallen, die een essentiële schakel vormt in de doelstellingen die we met elkaar
geformuleerd hebben. Waarom wordt het team «Verbinding Aanpak Kanker» opgeheven, terwijl
verschillende veldpartijen dit erg waardeerden? Welke stappen neemt het ministerie
om de opgebouwde kennis en samenwerkingsverbanden te behouden? Hoe bouwt het ministerie
verder aan een aanpak tegen kanker? Welke structurele oplossing biedt het kabinet
om de betrokkenheid bij de resultaten vanuit het ministerie bij de Nederlandse Kanker
Agenda te garanderen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
«Voortgang Nederlandse Kanker Agenda» (NKA). Deze leden waarderen het initiatief van
het Nederlands Kanker Collectief (NKC) en hebben nog enkele vragen naar aanleiding
van deze brief.
De doelen van de NKA en de inzet vanuit de overheid zijn niet precies dezelfde, zo
lezen de leden van de VVD-fractie. Zij willen graag van de Minister weten wat volgens
haar de belangrijkste overeenkomsten en verschillen zijn. De Nederlandse Kanker Agenda
(NKA) is een initiatief vanuit zorgpartijen zelf. Welke acties onderneemt de Minister
om deze agenda te ondersteunen en ook toekomstbestendig te implementeren in beleid?
Daarnaast vragen deze leden de Minister om mede-eigenaarschap te nemen voor deze agenda,
zoals beschreven in de motie Tielen-Kuik1. Genoemde leden lezen een verwijzing naar een nog te publiceren brede preventiestrategie,
maar kankerzorg is breder dan preventie en gaat ook over vroegsignalering, behandelingen
(met aandacht voor kwaliteit van leven) en het leven met en na kanker. Is de Minister
bereid zelf met een beleidsagenda te komen waarin wordt ingegaan op deze aspecten
gerelateerd aan de NKA? En zo nee, op welke manier zorgt de Minister dat de Nederlandse
Kanker Agenda in synergie is met kabinetsbeleid en op die manier ook bijdraagt aan
het behalen van de doelen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de constatering dat mede dankzij bevolkingsonderzoek,
darmkanker vaker in een vroeg(er) stadium wordt ontdekt en tot betere overleving leidt.
Zij zien helaas ook dat de deelnamegraad achterblijft bij alle aangeboden bevolkingsonderzoeken.
Klopt het dat het telefoonnummer van de «twijfeltelefoon» niet wordt vermeld in de
uitnodigingsbrieven voor bevolkingsonderzoeken? Hoe staat de Minister tegenover het
idee om dit daar wel in op te nemen zoals inmiddels gebeurt in herinneringsbrieven
voor vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma?
Onlangs bleek uit onderzoek van IKNL dat de stijgende zorgkosten op het gebied van
kankerzorg voornamelijk worden veroorzaak door nieuwe (dure) geneesmiddelen en niet
door een stijgend aantal patiënten2. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om een reactie op dit onderzoek en
de uitkomsten. Welke rol hebben de Minister, de farmaceutische industrie en de zorg
om te voorkomen dat deze kosten andere zorg verdringt?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat mensen met en na kankerdiagnose
zo veel mogelijk mee kunnen blijven doen in de maatschappij. In het Landenprofiel
20253 lezen zij dat de impact van kanker op de Nederlandse arbeidsmarkt groter is dan gemiddeld
in de EU. Waar heeft dat volgens de Minister mee te maken? Wat kan Nederland leren
van andere landen? Wat is de stand van zaken van het subsidieprogramma Kanker en Werk?
Welke concrete acties zijn voortgekomen uit dit subsidieprogramma en wat zijn de ervaringen?
Welke acties worden vanuit de Ministeries van VWS en van SZW ondernomen als het gaat
om werken met en na kanker?
IKNL maakte onlangs bekend dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker vaak niet gevaccineerd
zijn4. De vorige Staatssecretaris onderschreef de doelstelling van het Europees Kankerbestrijdingsplan
in het kader van HPV-vaccinatie, namelijk het elimineren van baarmoederhalskanker
en andere vormen van HPV-gerelateerde kankers5. Onderschrijft de huidige Minister deze doelstelling ook? Zo ja, welke concrete acties
worden ondernomen om deze doelstelling te behalen?
Dat IKNL bovenstaand onderzoek heeft kunnen uitvoeren komt door gegevensuitwisseling
en inzicht in data vanuit onder meer het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM). Het benadrukt dus het belang van goede gegevensuitwisseling. Deelt de Minister
de mening dat dergelijk onderzoek zeer nuttig is voor het vormen van effectief beleid
en dat het mogelijk maken van gegevensuitwisseling hierbij onmisbaar is? Zo ja, hoe
gaat de Minister ervoor zorgen dat veilig secundair datagebruik makkelijker wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief over de «Voortgang Nederlandse Kanker
Agenda» (NKA) gelezen. Zij zijn van mening dat een samenhangende, lange termijnaanpak
met preventie als speerpunt cruciaal is in de strijd tegen kanker. Genoemde leden
zijn verheugd te constateren dat een jaar na de lancering van het NKA de doelstellingen,
met name die met betrekking tot rookgedrag, worden omgezet in actieplannen. Desondanks
benadrukken deze leden dat de doelstellingen uit landelijke akkoorden, zoals het Nationaal
Preventieakkoord, gerealiseerd moeten worden. Deze leden hebben nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief dat de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op 3 februari 2025 geactualiseerde landenprofielen
heeft gepresenteerd, waaruit blijkt dat het aantal kankergevallen en -sterfgevallen
per 100.000 inwoners in Nederland hoger is dan het EU-gemiddelde. Hoe verklaart de
Minister deze cijfers en welke uitdagingen ziet de Minister momenteel in de strijd
tegen kanker? Daarnaast lezen deze leden dat in landen als Zweden het aantal sterfgevallen
aan kanker per 100.000 inwoners aanzienlijk lager is, ondanks dat de Net Survival
Rates voor verschillende kankervormen niet significant hoger liggen dan het EU-gemiddelde.
Hoe duidt de Minister deze relatief goede resultaten van Zweden en welke positieve
initiatieven zou de Minister kunnen overnemen om het aantal kankergevallen in Nederland
te verlagen?
De leden van de NSC-fractie constateren dat uit een uitgebreid onderzoek van IKNL
naar voren komt dat mensen met een lage sociaaleconomische status (SES), een hoger
risico op kanker hebben. Kan de Minister aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat de
sociaaleconomische verschillen in de kankerzorg worden verkleind, gezien de aanzienlijke
impact van factoren zoals lagere deelname aan bevolkingsonderzoeken en grotere moeilijkheden
voor mensen met een lage SES in het zorgsysteem? Welke concrete maatregelen worden
genomen om de samenwerking tussen VWS en andere beleidsdomeinen, zoals werk en inkomen,
te versterken om de volksgezondheid op deze gebieden te verbeteren?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de verkoop van tabaksproducten vanaf 2032 uitsluitend
zal worden toegestaan in tabak speciaalzaken. Onlangs werd echter een motie van Danielle
Jansen6 aangenomen, waarin wordt voorgesteld de verkoop van nicotineproducten al vanaf 2028
te beperken tot speciaalzaken. Kan de Minister garanderen dat zij deze motie, die
inmiddels is aangenomen, ook daadwerkelijk zal uitvoeren?
De leden van de NSC-fractie merken op dat uit de Kanker Barometer van het NKC naar
voren komt dat de cijfers rondom alcoholgebruik momenteel onvoldoende zijn om de doelen
van het NKA van 2032 te halen. De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd wat de Minister
van deze cijfers vindt. Ziet zij noodzaak om de aanpak en bewustwording van alcoholpreventie
te verstevigen? Zo ja, hoe wordt dit concreet vormgegeven?
De leden van de NSC-fractie waarderen de aandacht voor voeding in de brief, maar zijn
benieuwd naar de voortgang van de NKA-doelen rondom beweging. In het NKA worden oplossingsrichtingen
genoemd, zoals het verlagen van de drempel tot sport- en beweegaanbod en het creëren
van een beweegvriendelijke leefomgeving. Deze leden merken op dat deze punten eerder
besproken zijn in de context van het vastleggen van de taken en verantwoordelijkheden
van overheden op dit gebied. In het kader hiervan is een motie van het lid Saris7 aangenomen. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is van deze motie?
De leden van de NSC-fractie merken op dat de Staatssecretaris eerder heeft aangegeven
met een Samenhangende Effectieve Preventie Strategie te komen. Deze leden vragen hoe
het thema voeding in deze strategie terugkomt. Is de Minister van plan om ongezonde
voeding minder aantrekkelijk of toegankelijk te maken en zo ja, hoe? Genoemde leden
merken daarnaast op dat er kritiek is op de Nutri-Score, zoals het onvoldoende aansluiten
bij de Schijf van Vijf en de mogelijkheid om de score kunstmatig te verhogen door
water toe te voegen aan producten. Is de Minister tevreden met de huidige versie van
de Nutri-Score? Hoe ziet de Minister de toekomst van dit systeem, en worden er verbeteringen
onderzocht om de gezondere keuze voor consumenten makkelijker te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de brief van de
Minister over de «Voortgang Nederlandse Kanker Agenda». Daartoe hebben deze leden
verdere vragen.
In de brief besteed de Minister aandacht aan de kwaliteit van leven van kankerpatiënten:
een ontzettend belangrijk onderwerp. Echter beperkt de aandacht voor kwaliteit van
leven zich in de desbetreffende brief slechts tot het thema kanker en werk. Daartoe
vragen de leden van de D66-fractie hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat ook andere
voorzieningen die bijdragen aan de kwaliteit van leven voor kankerpatiënten, zoals
psychologische hulp en ondersteuning bij angst, depressie en eenzaamheid als gevolg
van het leven met kanker, zowel breder bekend worden, als ook breder gedragen worden?
Welke beleidsinstrumenten gaat de Minister hiervoor inzetten? Wanneer gaat de Minister
deze stappen zetten, en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Daarnaast wordt er in de brief geen aandacht besteed aan de afweging tussen kwaliteit
van leven en behandelen. Dit is een onderwerp waar nog veel taboe op rust, terwijl
uit onderzoek blijkt dat patiënten vaak een andere keuze zouden maken als er in de
spreekkamer meer ruimte en tijd was geweest om stil te staan bij alle behandelopties,
inclusief de optie om niet te behandelen8. Het gebrek aan openheid in de spreekkamer zorgt ervoor dat patiënten het gesprek
over niet-behandelen vaak uit de weg gaan of het gevoel hebben dat hun wensen niet
serieus genomen worden. Voorts vragen de leden van de D66-fractie of de Minister het
ook als belangrijk ziet dat er meer ruimte komt voor het behandelend personeel en
de patiënt om samen een afweging te maken tussen kwaliteit van leven en het kiezen
voor een behandeling. Welke stappen zullen ondernomen worden om hier meer aandacht
voor te vragen? Op welke wijze en welke termijn zal de Minister hierover in gesprek
gaan met veldpartijen, en hoe gaat de Minister de Kamer hiervan op de hoogte houden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de «Voortgang Nederlandse Kanker
Agenda». Deze leden hebben de volgende vragen aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief dat om besmettingen met het HPV-virus
zo veel mogelijk te voorkomen, het belangrijk is om een zo hoog mogelijke deelname
aan het HPV-vaccinatieprogramma te realiseren. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen
de recente berichtgeving van de NOS waarin staat dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker
vaak niet gevaccineerd zijn9? En wat gaat de Staatssecretaris doen, met aandacht voor de keuze om wel of niet
te vaccineren, om het percentage van het HPV-vaccinatieprogramma te verhogen?
Daarnaast hebben deze leden signalen bereikt dat uit onderzoek blijkt dat het bezoeken
van IPSO-centra, bijdraagt aan een snellere en succesvolle terugkeer naar werk na
ziekte. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat voorzieningen die bijdragen aan de
kwaliteit van leven van mensen die leven met en na kanker geborgd en breder bekend
worden?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de «Voortgang Nederlandse Kanker
Agenda», die bij voorkeur Nederlandse Oncologie Agenda wordt genoemd, zoals reeds
eerder gevraagd de naamgeving om te buigen. Genoemde leden hebben hierover nog een
aantal vragen.
De leden van de PVV-fractie zijn blij te lezen dat het Integraal Kankercentrum Nederland
(IKNL) constateerde dat bij verschillende soorten kanker aanzienlijke verbeteringen
zijn aangetoond in de 3-jaarsoverleving. Het is echter spijtig dat de overlevingskans
van patiënten met een lagere sociaaleconomische status 10% lager is op de 5-jaaroverleving
dan andere patiënten. Het is goed dat de Minister de aanpak om deze laatste groep
te helpen over alle domeinen heen aanpakt, veel beleidsterreinen liggen immers buiten
VWS maar beïnvloeden wel de gezondheid.
Genoemde leden lezen dat het aantal nieuwe kankerdiagnoses blijft stijgen, ondanks
alle preventieve maatregelen en beperkingen van de overheid.
Hoe verklaart de Minister deze stijging nadat er, met name op het gebied van tabak,
enorme preventieve maatregelen en beperkingen zijn doorgevoerd?
Wat verwacht de Minister in de toekomst van het aantal nieuwe diagnoses?
De stijgende kankerincidentie is in belangrijke mate het gevolg van demografische
ontwikkelingen, namelijk het stijgende percentage ouderen in de totale Nederlandse
bevolking («vergrijzing»). Kanker is deels een ouderdomsziekte, maar is deels ook
het gevolg van andere factoren zoals rookgedrag. De afgelopen decennia is zowel de
rookprevalentie (percentage rokers onder de bevolking) als de totale tabaksconsumptie
gedaald. Dit is onder andere het gevolg van het door de overheid gevoerde tabaksontmoedigingsbeleid.
Dat de longkankerincidentie – longkanker is in overwegende mate het gevolg van roken
– volgens berekeningen van het IKNL desondanks is toegenomen en tot en met 2032 naar
verwachting verder blijft toenemen, verklaart het IKNL als volgt: «De incidentie van
longkanker is gerelateerd aan het rookgedrag 20–30 jaar geleden.»
Wanneer we de vraag naar de toekomstverwachting over het aantal nieuwe diagnoses beperken
tot longkanker, dan tekent zich het volgende beeld af. De voorspelde groei van de
longkankerincidentie komt vooral voor rekening van vrouwen die later zijn gaan roken
dan mannen. De longkankerincidentie bij vrouwen zal tussen 2019 en 2032 naar verwachting
met 31% stijgen (van 6.532 naar 8.526 nieuwe diagnoses). Bij mannen zal de stijging
in dezelfde periode naar verwachting 4% zijn (van 7.805 naar 8.145 nieuwe diagnoses).10
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd wat de concrete resultaten zijn van de aanvullende
HPV-campagne voor jongvolwassenen van 18 tot 26 jaar?
Van februari 2023 tot 1 juni 2024 liep de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne voor jongvolwassenen (18 tot en met 26 jaar) die nog niet eerder gevaccineerd
waren tegen HPV. Initiële cijfers geven aan dat in totaal ruim 24% van de doelgroep
die was uitgenodigd zich heeft laten vaccineren, dit betreft 336.000 jongvolwassenen.
Het RIVM is momenteel bezig met het analyseren van alle gegevens en zal de definitieve
vaccinatiegraadcijfers van de cohorten die zijn uitgenodigd voor deze aanvullende
campagne presenteren in het vaccinatiegraadrapport dat in juni gepubliceerd wordt.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat ook in de toekomst een hoge vaccinatiegraad
wordt bereikt? Zeker gezien het feit dat onlangs bekend werd dat jonge vrouwen met
baarmoederhalskanker vaak niet gevaccineerd zijn.
Het nieuws dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker vaak niet gevaccineerd zijn,
onderstreept het belang van vaccinatie tegen HPV. De HPV-vaccinatie is, in het jaar
dat een kind 10 wordt, een regulier onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP)
en wordt dan ook meegenomen bij de algemene communicatie over het RVP. Daarnaast wordt
jaarlijks extra aandacht besteed aan de HPV-vaccinatie tijdens de HPV Awareness Day
(4 maart 2025), in samenwerking met o.a. KWF Kankerbestrijding, de Taskforce NL HPV-kankervrij
en het Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker. Vanaf 2024 wordt in de uitnodigingsbrief
voor de MenACWY-vaccinatie11 ook expliciet genoemd dat de HPV-vaccinatie ingehaald kan worden als iemand (volgens
de gegevens bekend bij RIVM) de HPV-vaccinatie nog niet heeft gehaald.
De leden van de PVV-fractie lezen dat er de afgelopen tijd 23 nieuwe kanker gerelateerde
projecten via ZonMw-programma’s zijn gestart. Zou de Minister een overzicht kunnen
geven van deze projecten en de te verwachten resultaten en de reeds verkregen inzichten?
In 2024 zijn 23 nieuwe kanker-gerelateerde projecten via verschillende ZonMw-programma’s
van start gegaan. In de Kamerbrief van 13 februari 2025 zijn twee daarvan als voorbeeld
genoemd. De 23 projecten betreffen uiteenlopende onderwerpen, zoals «Alternatieve
bekostiging van vroege palliatieve zorg bij patiënten met een kwaadaardige hersentumor»
en «Het ontrafelen van de rol van niet-uniforme tRNA-genregulatie in kanker en het
aanpassen van cellen aan hun omgeving». Voor een overzicht verwijs ik u naar de website
van ZonMw.12 Daar staat voor elk van de 23 projecten beknopte informatie, wat de te verwachten
resultaten zijn en vanuit welk programma een project gefinancierd wordt. De meeste
projecten hebben een looptijd van meerdere jaren.
Tot slot willen de deze leden weten op welke manier Nederland concreet bijdraagt aan
de uitvoering van het Europe’s Beating Cancer Plan en de EU Mission on Cancer?
Het Europe’s Beating Cancer Plan (EBCP) is opgesteld door de Europese Commissie, die
daarvoor lidstaten en stakeholders heeft geconsulteerd. Het EBCP bevat 42 concrete
acties, inclusief een daaraan gekoppelde indicatieve planning. De acties beogen de
lidstaten te ondersteunen bij hun nationale inspanningen om de impact van kanker te
verminderen. De acties waaraan de Commissie zichzelf heeft gecommitteerd zijn uiteenlopend
van aard: het opstellen van EU-wetgevingsvoorstellen en concept Raadsaanbevelingen
(op beide heeft de Commissie het alleenrecht), het lanceren van initiatieven, het
oprichten van allerlei EU-platforms en netwerken enz. Deze acties liggen hoofdzakelijk
bij de Commissie. Lidstaten kunnen bijdragen via Europese projecten zoals Joint Actions.
Op sommige terreinen van kankerbestrijding heeft Nederland een voorhoedepositie; bijvoorbeeld
op het terrein van kinderkanker, kankerregistratie en gepersonaliseerde kankerbehandeling.
In Europese projecten op deze terreinen speelt Nederland vaak een leidende rol. Maar
ook op andere terreinen nemen Nederlandse partijen deel aan EU-projecten.
De EU Mission on Cancer betreft vooral onderzoek. De uitvoering van de Cancer Mission
geschiedt in belangrijke mate door consortia van veldpartijen uit de lidstaten die tot stand komen in reactie op calls for proposals voor
thema’s die gedefinieerd worden in de jaarlijkse werkprogramma’s. Eén voorbeeld uit
vele: PRIME-ROSE (Precision Cancer Medicine Repurposing System Using Pragmatic Clinical
Trials), een consortium van 28 partners uit 19 landen. De Leidse hoogleraar Hans Gelderblom
is co-coördinator van dit samenwerkingsverband (2023–2028).13
Welke concrete resultaten heeft deze Europese samenwerking tot nu toe opgeleverd voor
de Nederlandse situatie?
In een op 4 februari 2025 door de Europese Commissie gepubliceerd document14, dat bij het afronden van de Kamerbrief over de voortgang van de NKA nog niet beschikbaar
was, zegt de Commissie over de concrete resultaten van het EBCP het volgende: «Het
lanceren van deze acties is al een succes op zichzelf, maar het is duidelijk dat het
effect van deze acties – Raadsaanbevelingen, wetgevingsvoorstellen, platforms, campagnes,
EU-projecten enz. – veelal pas op langere termijn zichtbaar wordt. Niettemin hebben
sommige acties al een duidelijke impact, zoals het EU Network of Youth Cancer Survivors,
waar jonge (ex-)kankerpatiënten ervaringen en tips delen, de European Cancer Inequality Registry en het
nieuwe EU Cancer Screening Scheme; de beoogde gebruikers kunnen hier al hun voordeel
mee doen.»
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief «Voortgang Nederlandse Kanker Agenda» en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het positief nieuws in de brief van
de Minister te lezen dat de 5-jaarsoverleving van kanker toeneemt en bij verschillende
soorten kanker de 3-jaarsoverleving ook significant toeneemt. Er is echter ook een
andere werkelijkheid. De kankerincidentie en -mortaliteit in Nederland ligt boven
het EU-gemiddelde. Daarnaast laten de recente cijfers zien dat het aantal kankerdiagnoses
stijgt naar 156.000 in 2032. Eén op de twee Nederlanders krijgt hiermee direct of
indirect te maken. Er is dus grote urgentie voor de verder uitvoering van Nederlandse
Kanker Agenda. Onderschrijft u de doelen uit de Nederlandse Kanker Agenda?
Ja, ik onderschrijf de doelen van de Nederlandse Kanker Agenda (NKA). Zoals in de
brief van 13 februari 2025 aangegeven heb ik tijdens het bestuurlijk overleg met het
Nederlands Kanker Collectief (NKC) warme steun voor de NKA uitgesproken. Kanker is
zowel een van de meest impactvolle als complexe volksziekten.
Hoe draagt uw ministerie actief bij aan de versnelling van de Nederlandse Kanker Agenda?
Waar dit waardevol is, draagt VWS actief bij aan het formuleren en uitvoeren van actieplannen
bij de NKA-doelen. Zo nam VWS deel aan het versnellingsteam Vroege Opsporing dat voor
dit doel een actieplan15 heeft opgesteld. Telkens wanneer er een versnellingsteam van start gaat om voor een
van de twintig NKA-doelen een actieplan uit te werken, zal VWS in afstemming met het
NKC bezien of het hieraan zal deelnemen. Ook is er op ambtelijk en bestuurlijk niveau
frequent contact tussen NKC en VWS.
Eerder gaf uw voorganger aan veel van de acties al terug te zien in het Integraal
Zorgakkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). Kunt u aangeven hoe
en of u hiermee de nodige versnelling ziet optreden?
Een gezonde leefstijl draagt bij aan het voorkomen van kanker (en andere ziekten).
In het Preventieakkoord zijn doelen geformuleerd om roken, problematisch alcoholgebruik
en overgewicht terug te dringen. Dit zijn belangrijke risicofactoren voor het ontwikkelen
van kanker. De leefstijldoelen zijn ook opgenomen in het Gezond en Actief Leven Akkoord
(GALA). Dit kabinet houdt vast aan de doelstellingen van het Preventieakkoord. Met
landelijke maatregelen wordt hierop actie ondernomen (zoals het verminderen van verkooppunten
van rookwaren, het actieplan tegen vapen, ontmoediging van alcoholgebruik door minderjarigen,
het wetsvoorstel om de marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen
aan banden te leggen, en het stimuleren van sport en bewegen). Ook wordt ingezet op
programma’s om de omgeving van kinderen gezonder te maken, denk aan programma’s als
gezonde kinderopvang en gezonde school. En wordt er landelijk en lokaal ingezet op
bijvoorbeeld de ketenaanpak kinderen met overgewicht/obesitas om het zorg en sociaal
domein aan elkaar te verbinden en kinderen te helpen een gezond leefstijl te houden
en te bereiken en overgewicht terug te dringen.
Het gaat om een combinatie van maatregelen die samen het meeste effect hebben als
ze langdurig worden ingezet. In de onlangs gepubliceerde leefstijlmonitor door het
CBS zien we dat het aantal rokers en mensen dat problematisch drinkt over de afgelopen
tien jaar gedaald is. We zijn dus op de goede weg. Het aantal mensen met overgewicht
is daarentegen juist de afgelopen tien jaar gelijk gebleven en nog steeds te hoog.
De Staatssecretaris Jeugd Preventie en Sport werkt aan een samenhangende effectieve
preventiestrategie voor de komende jaren, hiermee beoogt hij op een effectievere wijze
het preventiebeleid vorm te geven, om zo meer resultaat te bereiken op diverse leefstijlthema’s
die ook bijdragen aan het voorkomen van kanker. De Kamer is in de Kamerbrief van 8 april
2025 geïnformeerd over de voortgang van de preventiestrategie.
Een grote zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is het verschil in overlevingskans
tussen kankerpatiënten met een lage sociaaleconomische status (SES) en hogere-inkomensgroepen.
Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?
Wat gaat de Minister concreet doen om de overlevingskans voor kankerpatiënten met
een lage sociaaleconomische status (SES) te verbeteren?
En op welke termijn?
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland gelijkwaardige toegang heeft tot
goede zorg, inclusief oncologische zorg. Kankerpatiënten met een lage sociaaleconomische
status (SES) hebben gemiddeld een 10% lagere 5-jaarsoverleving dan patiënten uit hogere-inkomensgroepen.
Dit blijkt uit een uitgebreid onderzoek van IKNL16 naar de relatie tussen kanker en SES.
Dit kabinet zet zich op verschillende manieren in om de gezondheidsachterstanden in
Nederland te verkleinen. Zo verlaag ik bijvoorbeeld het eigen risico met het oog op
een gelijkwaardigere toegang tot zorg voor iedereen. De gezondheidsachterstanden bij
kwetsbare groepen hangen voor een groot deel samen met andere maatschappelijke achterstanden
die elkaar versterken, zoals armoede, schulden, een onzekere werksituatie en een ongezonde
leefomgeving. De oorzaken en dus ook de oplossingen van gezondheidsproblemen liggen
grotendeels buiten de zorg. Daarom heeft dit kabinet een Rijksbrede beleidsagenda
«Gezondheid in alle Beleidsdomeinen»17 opgesteld. Doel hiervan is om de gezondheid van iedereen, én in het bijzonder die
van mensen in een kwetsbare situatie te verbeteren en gezondheidsachterstanden terug
te dringen. Uw Kamer is in december 2024 geïnformeerd over de eerste contouren van
deze beleidsagenda.
Daarnaast hebben de initiatiefnemers van de NKA (KWF Kankerbestrijding, de Nederlandse
Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) en IKNL) mij laten weten met alle
betrokken veldpartijen te werken aan een actieplan voor gezondheidsverschillen bij
kanker. Gekeken wordt hoe er aandacht besteed kan worden aan deze verschillen bij
de uitwerking van de actieplannen, per uitgelicht doel.
Doordat zowel het aantal mensen met een kankerdiagnose toeneemt als de 5-jaarsoverleving
zal de zorgvraag veranderen met meer nadruk op leven met en na kanker.
Hoe kijkt de Minister tegen deze veranderende zorgvraag aan?
Het verbeteren van de oncologische zorg is een doorlopende inspanning, waaraan langs
verschillende wegen wordt gewerkt. Een van die wegen is het Integraal Zorgakkoord
(IZA). In het IZA zijn afspraken gemaakt over een toekomstbestendig zorglandschap
via netwerkzorg, spreiding en concentratie van zorg.
Uitgangspunt is daarbij dat we de zorg zo dichtbij mogelijk om de patiënt heen organiseren
en dat, als het moet, we de hoog complexe zorg afhankelijk van waar je woont, verder
weg moeten organiseren. Een belangrijke bouwsteen in de ontwikkeling van een toegankelijk
en kwalitatief hoogwaardig medisch specialistisch zorglandschap is de beweging dat
ziekenhuizen meer gaan samenwerken in zorgnetwerken. Dat helpt om patiënten zoveel
mogelijk in hun eigen ziekenhuis, waar zij zich vertrouwd voelen, te kunnen behandelen.
Als een patiënt moet worden doorverwezen naar een hooggespecialiseerd ziekenhuis,
is het doel om, zodra het kan, die patiënt zoveel mogelijk verder te behandelen in
het eigen ziekenhuis. Zorg die goed toegankelijk is voor omwonenden en in goed contact
staat met de huisartsen, thuiszorg en sociaal werk. Soms is concentratie van zorg
nodig om zorg van hogere kwaliteit voor patiënten mogelijk te maken. In andere gevallen
leidt spreiding tot beter passende zorg dichtbij. Om deze beweging te stimuleren,
hebben partijen afgesproken om volumenormen voor geselecteerde oncologische en vaatchirurgische
interventies vast te stellen. Onder regie van het Zorginstituut zijn voor de uitwerking
van deze beweging Ronde Tafels18 ingericht die een uitgebreid en zorgvuldig proces hebben doorlopen. Op 25 maart heeft
besluitvorming plaatsgevonden en zijn de (volume)normen vastgesteld door de partijen
aan de Ronde Tafels. De komende maanden zullen de regio’s op basis van de uitgevoerde
impactanalyses en de vastgestelde normen afspraken maken over samenwerking in netwerken
en de herverdeling van zorg.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat voorzieningen die bijdragen aan de kwaliteit
van leven van mensen die leven met en na kanker geborgd worden en breder bekend worden?
Helaas krijgt ongeveer de helft van alle mensen met kanker vroeg of laat te horen
dat ze niet meer zullen genezen. Zij komen dan in de palliatieve fase. Deze fase kan
maanden of zelfs jaren duren. In deze fase is er palliatieve zorg en ondersteuning.
Deze biedt lichamelijke, maar ook emotionele, spirituele en sociale steun. Het draait
om kwaliteit van leven en de dingen kunnen blijven doen die iemand belangrijk vindt.
Palliatieve ondersteuning en zorg zouden een vanzelfsprekend onderdeel moeten zijn
van reguliere zorg en het sociaal domein, en moeten goed georganiseerd en toegankelijk
zijn. Ook is het belangrijk dat mensen vroegtijdig het gesprek aangaan over de laatste
levensfase en dit niet alleen in de spreekkamer van de arts doen, maar ook met hun
familie en andere naasten. In het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II wordt samen
met alle betrokken partijen gewerkt aan maatschappelijke bewustwording, proactieve
zorgplanning en regionale transformaties palliatieve zorg.
Daarnaast draagt het Ministerie van VWS bij aan het onderzoek van IPSO dat gericht
is op het toekomstbestendig organiseren en financieren van (informele) psychosociale
zorg bij kanker. Deze resultaten zullen breed gedeeld worden door IPSO, zodat zij
meer bekendheid zullen verwerven.
In uw brief stelt u dat «het bereiken van de doelen in eerder gesloten landelijke
akkoorden zoals het Nationaal Preventieakkoord (NPA), het Integraal Zorgakkoord (IZA)
en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) van groot belang».
Hoe rijmt u deze uitspraak met de bezuinigingen van € 230 miljoen minder incidentele
middelen, 10% korting op SPUK-gelden en een bezuinigingstaak van € 1 miljard bij VWS?
Het is een gegeven dat er minder middelen beschikbaar zijn voor preventie dan onder
voorgaande kabinetten. Daarom wordt goed gekeken naar de inzet van andere beleidsinstrumenten
dan subsidies, zoals wet- en regelgeving of verdergaande afspraken met producenten
en supermarkten. Tevens wordt zorgvuldig met (veld)partijen gekeken waar efficiëntiewinst
mogelijk is. Ook laat de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport een investeringsmodel
voor preventie ontwikkelen. Dit model kan in de toekomst helpen om de kosten en baten
van preventie beter in kaart te brengen, en deze mee te wegen in de (financiële) besluitvorming
over preventieve maatregelen van VWS en op andere beleidsterreinen en deze (mede)
te financieren.
Zijn er inschattingen wat deze bezuinigingen betekenen voor het voorkomen van kanker?
Nee, hier zijn geen specifieke inschattingen van gemaakt. Het gaat hier veelal om
indirecte effecten die niet één op één te relateren zijn aan het voorkomen van kanker.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het spijtig dat «Verbinding Aanpak
Kanker» voor de zomer al wordt opgeheven. Hiermee komt een belangrijke partner te
vervallen, die een essentiële schakel vormt in de doelstellingen die we met elkaar
geformuleerd hebben.
Waarom wordt het team «Verbinding Aanpak Kanker» opgeheven, terwijl verschillende
veldpartijen dit erg waardeerden?
Welke stappen neemt het ministerie om de opgebouwde kennis en samenwerkingsverbanden
te behouden?
Hoe bouwt het ministerie verder aan een aanpak tegen kanker?
Welke structurele oplossing biedt het kabinet om de betrokkenheid bij de resultaten
vanuit het ministerie bij de Nederlandse Kanker Agenda te garanderen?
Het team Verbinding Aanpak Kanker (VAK) van het Ministerie van VWS is in het leven
geroepen om het contactpunt te zijn voor het NKC en de samenwerking op binnen het
ministerie te verbeteren op het terrein van kanker. Het team was van begin af aan
tijdelijk bedoeld. Het heeft een impuls gegeven aan de interne en externe samenwerking.
Om deze samenwerking te borgen, wordt de komende periode uitgewerkt hoe een aantal
taken van team VAK blijvend binnen het Ministerie van VWS belegd kunnen worden. Belangrijk
onderdeel daarvan is het contact met het NKC over de NKA.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
«Voortgang Nederlandse Kanker Agenda» (NKA). Deze leden waarderen het initiatief van
het Nederlands Kanker Collectief (NKC) en hebben nog enkele vragen naar aanleiding
van deze brief.
De doelen van de NKA en de inzet vanuit de overheid zijn niet precies dezelfde, zo
lezen de leden van de VVD-fractie. Zij willen graag van de Minister weten wat volgens
haar de belangrijkste overeenkomsten en verschillen zijn.
De Nederlandse Kanker Agenda (NKA) is een initiatief vanuit zorgpartijen zelf. Welke
acties onderneemt de Minister om deze agenda te ondersteunen en ook toekomstbestendig
te implementeren in beleid?
De NKA en de inzet op kanker vanuit de overheid stemmen geheel overeen waar het gaat
om het overkoepelende doel: de impact van kanker op de samenleving verminderen. Hoewel
VWS de twintig doelen van de NKA volledig onderschrijft, komen deze niet één op één
overeen met de eigen beleidsinzet op kankerbestrijding. Soms gaat het om een verschil
in tempo, zoals bij rookpreventie. VWS houdt hier vast aan het doel van een rookvrije
generatie in 2040 (Nationaal Preventieakkoord), terwijl de NKA dit doel al in 2032
wil realiseren. Rookpreventie is voor VWS breder dan kanker, het gaat bijvoorbeeld
ook over preventie van andere longaandoeningen, zoals COPD, en cardiovasculaire ziekten.
Ook voor andere NKA-doelen geldt dat VWS hierop actief is, maar niet altijd specifiek
met het oog op kanker. Zo voert VWS beleid op zeldzame ziekten, inclusief zeldzame
kankers, en palliatieve zorg, inclusief palliatieve zorg voor kankerpatiënten. Voor
sommige NKA-doelen geldt dat zij vooral raken aan beleid van andere ministeries. Denk
hierbij aan «onderwijs en kanker» (NKA-doel 16) en «milieu- en luchtverontreiniging»
(NKA-doel 5).
Ik ondersteun de NKA door steeds te bezien waar VWS en de veldpartijen elkaar kunnen
versterken. Dat betekent onder meer dat bij de uitwerking van NKA-doelen in actieplannen
steeds wordt bezien of actieve VWS-betrokkenheid bij de uitwerking van actieplannen meerwaarde heeft. Daarnaast heeft
VWS ook een brugfunctie tussen de NKA en relevante andere ministeries.
Daarnaast vragen deze leden de Minister om mede-eigenaarschap te nemen voor deze agenda,
zoals beschreven in de motie Tielen-Kuik19. Genoemde leden lezen een verwijzing naar een nog te publiceren brede preventiestrategie,
maar kankerzorg is breder dan preventie en gaat ook over vroegsignalering, behandelingen
(met aandacht voor kwaliteit van leven) en het leven met en na kanker.
Is de Minister bereid zelf met een beleidsagenda te komen waarin wordt ingegaan op
deze aspecten gerelateerd aan de NKA?
En zo nee, op welke manier zorgt de Minister dat de Nederlandse Kanker Agenda in synergie
is met kabinetsbeleid en op die manier ook bijdraagt aan het behalen van de doelen.
Er zijn in eerder gesloten landelijke akkoorden zoals het Nationaal Preventieakkoord
(NPA), het IZA en het GALA allerlei doelen weergegeven die bijdragen aan de doelen
uit de NKA. Om die reden zie ik op dit moment geen reden om met een aparte beleidsagenda
te komen op het terrein van kanker.
Op het gebied van vroege opsporing geldt dat er een natuurlijke verbinding bestaat
tussen de bevolkingsonderzoeken naar kanker en de NKA. De doelstellingen van de NKA
zijn dan ook meegenomen in de ontwikkelagenda bevolkingsonderzoek, die op 20 maart
2024 is gepubliceerd.
Verder maakt sinds 2019 een subsidieregeling de inzet van geestelijk verzorgers in
de thuissituatie mogelijk. Geestelijke verzorging in de thuissituatie wordt ingezet
bij levensvragen van mensen die ongeneeslijk ziek zijn, kwetsbare senioren, ouders
van een kind met een ernstige ziekte, maar ook mensen die te maken hebben met verlies
van werk, relaties, of naasten. Ook kinderen en jongvolwassenen (tot 23 jaar) van
wie de vader of moeder komt te overlijden of is overleden, kunnen door een rouw- en
verliesbegeleider of geestelijk verzorger begeleid worden.
Daarnaast ontvangt IPSO vanuit het Ministerie van VWS een projectsubsidie van 2022
t/m 2025. IPSO is een organisatie die informele psychosociale (na)zorg aan kankerpatiënten
en hun naasten biedt. Deze projectsubsidie is gericht op het toekomstbestendig organiseren
en financieren van (informele) psychosociale zorg bij kanker.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de constatering dat mede dankzij bevolkingsonderzoek,
darmkanker vaker in een vroeg(er) stadium wordt ontdekt en tot betere overleving leidt.
Zij zien helaas ook dat de deelnamegraad achterblijft bij alle aangeboden bevolkingsonderzoeken.
Klopt het dat het telefoonnummer van de «twijfeltelefoon» niet wordt vermeld in de
uitnodigingsbrieven voor bevolkingsonderzoeken?
Hoe staat de Minister tegenover het idee om dit daar wel in op te nemen zoals inmiddels
gebeurt in herinneringsbrieven voor vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma?
Het telefoonnummer van de twijfeltelefoon is niet opgenomen in de uitnodigingsbrieven
voor de bevolkingsonderzoeken, omdat voor het beantwoorden van vragen over de bevolkingsonderzoeken
al een nummer beschikbaar is. Het nummer van Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL).
De contactgegevens van BVO NL staan in de uitnodigingsbrieven voor de bevolkingsonderzoeken.
Ik hecht eraan dat de informatievoorziening overzichtelijk is en mensen op één plek
terecht kunnen met hun (soms ook heel praktische) vragen over deelname aan bevolkingsonderzoek.
Het RIVM en BVO NL hebben doorlopend aandacht voor het optimaliseren van de informatie
in de uitnodigingsbrieven en mogelijkheden om vragen te stellen. Ook wordt in verschillende
pilots gekeken naar het bereiken van mensen met lage gezondheidsvaardigheden door
middel van begrijpelijke informatie over de bevolkingsonderzoeken. Er wordt onder
andere ingezet op voorlichting in de wijk en informatiematerialen zijn toegankelijker
en begrijpelijker gemaakt.
Onlangs bleek uit onderzoek van IKNL dat de stijgende zorgkosten op het gebied van
kankerzorg voornamelijk worden veroorzaak door nieuwe (dure) geneesmiddelen en niet
door een stijgend aantal patiënten20.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om een reactie op dit onderzoek en
de uitkomsten. Welke rol hebben de Minister, de farmaceutische industrie en de zorg
om te voorkomen dat deze kosten andere zorg verdringt?
De resultaten van het onderzoek van IKNL komen overeen met de rapportages die ik jaarlijks
ontvang van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa): zij hebben in oktober vorig jaar
een gedetailleerde analyse gepubliceerd over de kostenontwikkeling van dure intramurale
geneesmiddelen.21 Deze rapportages onderschrijven de noodzaak om het pakketbeheer voor nieuwe geneesmiddelen
te verbeteren. Ik ben daarmee aan de slag, en verwacht dat per 1 januari 2027 de verbeteringen
zijn doorgevoerd. Die verbeteringen moeten ertoe leiden dat het juiste geneesmiddel
bij de juiste patiënt terecht komt, tegen een aanvaardbare prijs. Over de stand van
zaken van deze verbeterplannen heb ik uw Kamer in december 2024 geïnformeerd.22
Over veel nieuwe geneesmiddelen worden financiële afspraken gemaakt. Door deze afspraken
leggen nieuwe geneesmiddelen een minder groot beslag op het zorgbudget. Ik wil de
positie van zorgverzekeraars en ziekenhuizen verbeteren zodat zij een sterkere positie
hebben in de onderhandelingen over de prijs. Dat moet er ook aan bijdragen dat de
uitgaven aan nieuwe geneesmiddelen minder, of minder vaak, andere zorg verdringen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat mensen met en na kankerdiagnose
zo veel mogelijk mee kunnen blijven doen in de maatschappij. In het Landenprofiel
202523 lezen zij dat de impact van kanker op de Nederlandse arbeidsmarkt groter is dan gemiddeld
in de EU.
Waar heeft dat volgens de Minister mee te maken?
De Organisatie voor Europese Samenwerking en Organisatie (OESO) constateert op pagina
23 van het Landenprofiel 2025 dat de impact van kanker op de arbeidsmarkt in Nederland
groter is dan gemiddeld in de EU. Tussen 2030 en 2050 zal er jaarlijks naar verwachting
gemiddeld een verlies zijn van 250 voltijdequivalenten (fte’s) per 100.000 mensen,
door de noodzaak om minder te werken ten gevolge van kanker. Dit is aanzienlijk meer
dan het EU-gemiddelde van 178 per 100.000.
De volgende aspecten kunnen eraan bijdragen dat de (gemeten) impact van kanker op
de Nederlandse arbeidsmarkt groter is dan gemiddeld in de EU:
– Nederland heeft een hogere incidentie en prevalentie van kanker dan het EU-gemiddelde.
Ook de kankersterfte is hoger in Nederland. In de rapportage wordt aangegeven dat
«de zeer hoge kwaliteit, tijdigheid en volledigheid van de Nederlandse Kankerregistratie
een van de redenen is voor de bijzonder hoge incidentie en prevalentie».
– De arbeidsparticipatie is in alle leeftijdsgroepen gestegen en bij vrouwen van 55
tot 65 jaar het meest. Volgens Eurostat is de arbeidsparticipatie (tot 65 jaar) in
Nederland het hoogst. Daarnaast ligt de pensioenleeftijd in Nederland hoger dan in
veel andere EU-landen. De hoge pensioenleeftijd en hoge arbeidsparticipatie zullen
er ook aan bijdragen dat er in Nederland onder werkenden (relatief) meer kankergevallen
gemeten worden dan gemiddeld in de EU.
Wat kan Nederland leren van andere landen?
Het is van belang dat bedrijven preventiebeleid voeren zoals bedoeld in de Arbowet
en -regelgeving om de beroepsmatige blootstelling aan gevaarlijke stoffen te verminderen.
Dit volgt uit de «Arbovisie 2040: De trend gekeerd».24 Werkgevers en opdrachtgevers investeren gemiddeld te weinig in preventiemaatregelen.
Er moet veel gebeuren om de arbeidsomstandigheden in de breedte op een hoger niveau
te krijgen. Met de Arbovisie legt het kabinet een stevige ambitie neer om de komende
periode het tij te keren.
Wat is de stand van zaken van het subsidieprogramma Kanker en Werk?
Welke concrete acties zijn voortgekomen uit dit subsidieprogramma en wat zijn de ervaringen?
Naar aanleiding van het amendement van de leden Tielen (VVD) en Van Weyenberg (D66)
op de conceptbegroting van het Ministerie van VWS voor het jaar 202325 heeft mijn ambtsvoorganger ZonMw opdracht gegeven het programma Kanker en Werk te
starten. Het doel van het programma is, zoals de indieners van het amendement voor
ogen hadden, het bundelen van informatie rondom ondersteuning bij kanker en werk en
mogelijk interventies die hieraan bijdragen. Er is een consortium samengesteld dat
bestaat uit verschillende belangrijke partners in het veld rondom kanker en werk:
de Stichting Kanker.nl, de NFK, het IKNL, Amsterdam UMC, de Nederlandse Vereniging
voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), de Nederlandse Vereniging voor Klinische
Arbeidsgeneeskunde (NVKA) en Re-integratiebureau Re-Turn. Het consortium heeft in
de eerste fase van het programma een overzicht gemaakt van de behoefte aan en het
aanbod van informatie over kanker en werk. Daarnaast is het consortium gestart met
het vormen van een netwerk dat in het vervolg van het programma zorgdraagt voor actuele
en betrouwbare informatie op de juiste plek. In de huidige fase van het programma
wordt de gevonden informatie samengebracht en worden voorbereidingen getroffen voor
het organiseren van een werkconferentie.
Welke acties worden vanuit de Ministeries van VWS en van SZW ondernomen als het gaat
om werken met en na kanker?
VWS
Hierboven ben ik al ingegaan op het subsidieprogramma Kanker en Werk. Ik wil ook wijzen
op de module Arbeidsparticipatie voor medisch specialistische richtlijnen van de Federatie
Medisch Specialisten, gepubliceerd op 30 mei 2024. Het doel van deze module is de
kwaliteit van de medisch specialistische zorgverlening voor werkenden te verbeteren.26 Ik juich het toe dat dit initiatief vanuit de beroepsgroep is genomen.
SZW
Mede naar aanleiding van de motie van het lid Van Weyenberg c.s.27 over de inbedding van klinische arbeidsgeneeskundige zorg in de reguliere oncologische
zorg, zet de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in op arbeidsgerichte
zorg, waarbij tijdens de behandeling en nazorg de relatie met werk zoveel mogelijk
in stand blijft. Het doel is dat kankerpatiënten die in verband met hun behandeling
tijdelijk niet (volledig) kunnen werken, op die manier eerder terugkomen in het werkproces
(«werk als medicijn»). Het versterken van de arbeidsgerichte zorg in algemene zin
is ook onderdeel van de Arbovisie 2040. In een eerste advies van de SER op de Arbovisie
204028, benoemde de SER de integratie van arbeidsgerichte zorg in de algemene gezondheidszorg
ook als een belangrijk thema. De SER zal hier in een tweede advies nader op ingaan.
IKNL maakte onlangs bekend dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker vaak niet gevaccineerd
zijn29. De vorige Staatssecretaris onderschreef de doelstelling van het Europees Kankerbestrijdingsplan
in het kader van HPV-vaccinatie, namelijk het elimineren van baarmoederhalskanker
en andere vormen van HPV-gerelateerde kankers30.
Onderschrijft de huidige Minister deze doelstelling ook?
Zo ja, welke concrete acties worden ondernomen om deze doelstelling te behalen?
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport onderschrijft deze doelstelling. De
HPV-vaccinatie is, in het jaar dat een kind 10 wordt, een regulier onderdeel van het
RVP en wordt dan ook meegenomen bij de algemene communicatie over het RVP. Daarnaast
wordt jaarlijks extra aandacht besteed aan de HPV-vaccinatie tijdens de HPV Awareness
Day (4 maart), in samenwerking met o.a. KWF Kankerbestrijding, de Taskforce NL HPV-kankervrij
en het Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker. Vanaf 2024 wordt in de uitnodigingsbrief
voor de MenACWY-vaccinatie31 ook expliciet genoemd dat de HPV-vaccinatie ingehaald kan worden als iemand (volgens
de gegevens bekend bij RIVM) de HPV-vaccinatie nog niet heeft gehaald.
Dat IKNL bovenstaand onderzoek heeft kunnen uitvoeren komt door gegevensuitwisseling
en inzicht in data vanuit onder meer het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM). Het benadrukt dus het belang van goede gegevensuitwisseling.
Deelt de Minister de mening dat dergelijk onderzoek zeer nuttig is voor het vormen
van effectief beleid en dat het mogelijk maken van gegevensuitwisseling hierbij onmisbaar
is?
Zo ja, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat veilig secundair datagebruik makkelijker
wordt?
Ik deel deze mening. In december 2024 heb ik de nationale strategie voor het gezondheidsinformatiestelsel32 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nationale strategie staat wat de komende jaren
moet gebeuren om te komen tot een integraal georganiseerd gezondheidsinformatiestelsel
dat de noodzakelijke beweging naar passende (digitale en hybride) zorg, gezondheid
en preventie ondersteunt. Deze strategie richt zich niet alleen op de databeschikbaarheid
in het zorgproces (primair datagebruik), maar ook op de beschikbaarheid van gezondheidsgegevens
voor secundair datagebruik.
In de strategie beschrijf ik dat het belangrijk is dat burgers bereid zijn om gepseudonimiseerde
of geanonimiseerde gezondheidsgegevens beschikbaar te stellen voor onderzoek dat het
publieke belang dient. Daarvoor is het nodig dat er waarborgen zijn voor patiëntveiligheid,
privacy en vrije toegang tot zorg. De komende jaren werk ik aan de invulling hiervan.
Dit doe ik onder andere door generieke functies in te richten voor secundair gebruik,
zoals rolgebaseerde autorisatie en generieke functies op het gebied van logging en
pseudonimisering/ anonimisering. Daarnaast werk ik aan een landelijk dekkend netwerk
van infrastructuren en een bijbehorend landelijk vertrouwensstelsel met technische,
organisatorische en juridische afspraken die nodig zijn om ervoor te zorgen dat burgers
en zorgverleners kunnen vertrouwen op de data en het veilige en verantwoorde gebruik
daarvan. Ik vind het belangrijk dat burgers daarbij ook zeggenschap hebben over het
secundair gebruik van gezondheidsgegevens die over hen zijn vastgelegd in verschillende
systemen. Eerdergenoemde zaken worden in eerste instantie ontwikkeld voor de ondersteuning
van het zorgproces, maar bij de ontwikkeling wordt er al rekening mee gehouden dat
deze infrastructuur vanaf het tweede plateau van de nationale visie en strategie (NVS)
ook gereed gemaakt wordt voor secundair datagebruik.
Naast deze nationale ontwikkelingen geeft ook de onlangs aangenomen European Health
Data Space verordening (EHDS) nieuwe, aanvullende kaders voor secundair datagebruik
op basis van een vergunning. De EHDS regelt dat elektronische gezondheidsgegevens
beschikbaar worden gesteld voor een aantal gebruiksdoelen, zoals bijvoorbeeld wetenschappelijk
onderzoek, statistiek, beleidsontwikkeling en innovatie. Datagebruikers uit de gehele
Europese Unie mogen daarvoor een aanvraag doen bij een Health Data Access Body (HDAB).
De verordening geeft burgers het recht om bezwaar te maken (opt-out-recht) tegen het
gebruik van individuele gezondheidsgegevens via de HDAB voor andere doeleinden dan
hun eigen zorg, zoals (medisch) wetenschappelijk onderzoek, (zorg)innovatie en beleidsontwikkeling
(secundair gebruik).
De komende jaren wordt de EHDS ook in Nederland geïmplementeerd. Dit betekent onder
andere dat een Nederlandse HDAB zal worden opgezet die aanvragen voor het gebruik
van elektronische gezondheidsgegevens zal beoordelen en vergunningen zal afgegeven
voor secundair gebruik. Deze Europese regels gaan de databeschikbaarheid voor secundair
gebruik in Europa vergroten en dragen bij aan de beschikbaarheid in Nederland van
gegevens voor onderzoek, statistiek, beleid en innovatie. Bestaande regelgeving, zoals
de AVG, blijft van kracht. Ook blijft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toezicht
houden op toepassing van deze regels in de praktijk.
Deze stappen zorgen er samen voor dat secundair gebruik van zorggegevens op een veilige
en efficiëntere manier plaats kan vinden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief over de «Voortgang Nederlandse Kanker
Agenda» (NKA) gelezen. Zij zijn van mening dat een samenhangende, lange termijnaanpak
met preventie als speerpunt cruciaal is in de strijd tegen kanker. Genoemde leden
zijn verheugd te constateren dat een jaar na de lancering van het NKA de doelstellingen,
met name die met betrekking tot rookgedrag, worden omgezet in actieplannen. Desondanks
benadrukken deze leden dat de doelstellingen uit landelijke akkoorden, zoals het Nationaal
Preventieakkoord, gerealiseerd moeten worden. Deze leden hebben nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief dat de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op 3 februari 2025 geactualiseerde landenprofielen
heeft gepresenteerd, waaruit blijkt dat het aantal kankergevallen en -sterfgevallen
per 100.000 inwoners in Nederland hoger is dan het EU-gemiddelde.
Hoe verklaart de Minister deze cijfers en welke uitdagingen ziet de Minister momenteel
in de strijd tegen kanker?
Daarnaast lezen deze leden dat in landen als Zweden het aantal sterfgevallen aan kanker
per 100.000 inwoners aanzienlijk lager is, ondanks dat de Net Survival Rates voor
verschillende kankervormen niet significant hoger liggen dan het EU-gemiddelde. Hoe
duidt de Minister deze relatief goede resultaten van Zweden en welke positieve initiatieven
zou de Minister kunnen overnemen om het aantal kankergevallen in Nederland te verlagen?
In Zweden ligt de kankermortaliteit met 207 per 100.000 inwoners inderdaad aanzienlijk
lager dan het EU-gemiddelde van 235 per 100.000 inwoners. Het is niet eenvoudig om
op basis van enkele cijfers harde conclusies te trekken over de achtergrond(en) van
verschillen. Op basis van de landenprofielen en andere beschikbare cijfers is wel
een eerste aanzet te geven.
Het feit dat kankersterfte in Zweden lager is dan in Nederland, en lager dan het EU-gemiddelde,
heeft verschillende oorzaken, maar vooral dat Zweden het op het terrein van preventie
al decennialang heel goed doet. Dat uit zich bijvoorbeeld in een veel lager aantal
rokers wat weer leidt tot veel lagere longkankerincidentie. Aangezien longkanker een
slechte prognose heeft en verantwoordelijk is voor veel sterfte, leidt dat over het
algemeen tot lagere kankersterfte in Zweden. In Nederland komt relatief veel longkanker
voor, door rookgedrag in het verleden.
In Zweden liggen de Net Survival Rates voor verschillende kankervormen niet significant
hoger dan het EU-gemiddelde. Sterfte en overleving zijn andere uitkomstmaten die ook
anders geïnterpreteerd dienen te worden. De Zweedse 5-jaarsoverleving mag dan in de
buurt van EU-gemiddelde liggen, maar een hoge longkankerincidentie werkt door in de
mortaliteitsstatistieken.
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie welke uitdagingen ik momenteel zie in
de strijd tegen kanker. Op basis van de cijfers (en het Zweedse voorbeeld) constateer
ik dat het van belang blijft om kanker door middel van een integrale aanpak te bestrijden.
Dat betekent slimmer en beter worden in het vroeg opsporen en behandelen van de ziekte.
Primaire preventie geldt als de meest (kosten)effectieve strategie om op de langere
termijn de impact van kanker op de samenleving te verminderen. Het is daarom zaak
om vermijdbare kankers (door leefstijl en milieufactoren) zoveel mogelijk te voorkomen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat uit een uitgebreid onderzoek van IKNL
naar voren komt dat mensen met een lage sociaaleconomische status (SES), een hoger
risico op kanker hebben.
Kan de Minister aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat de sociaaleconomische verschillen
in de kankerzorg worden verkleind, gezien de aanzienlijke impact van factoren zoals
lagere deelname aan bevolkingsonderzoeken en grotere moeilijkheden voor mensen met
een lage SES in het zorgsysteem?
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland gelijkwaardige toegang heeft tot
goede zorg. Uit het uitgebreide onderzoek van IKNL33 naar de relatie tussen kanker en SES blijkt dat mensen met een lage SES een hoger
risico op kanker hebben, deels door leefstijlgerelateerde factoren (zoals roken en
overgewicht), en minder vaak deelnemen aan bevolkingsonderzoeken en aan het HPV-vaccinatieprogramma.
Dit kabinet zet zich in om de gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen. Hiervoor
neemt het kabinet verschillende maatregelen. Zo verlaag ik bijvoorbeeld het eigen
risico voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg voor iedereen. Verder is uw Kamer
in december 2024 geïnformeerd over de eerste contouren van de beleidsagenda «Gezondheid
in alle Beleidsdomeinen».34 Doel van deze Rijksbrede beleidsagenda is het terugdringen van gezondheidsachterstanden
en om de gezondheid van iedereen, én in het bijzonder die van mensen in een kwetsbare
situatie, te verbeteren.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat zorgprofessionals en organisaties binnen de oncologie
rekening houden met gezondheidsvaardigheden, door onder andere het gebruiken van begrijpelijke
taal en door persoonsgericht te werken.
Om het bereik van de bevolkingsonderzoeken te verhogen voert het RIVM samen met BVO
NL sinds 2023 verschillende pilots uit. De focus van deze pilots is, zoals uiteengezet
in de Kamerbrief van 20 maart jl.35, het bereiken van mensen met lage gezondheidsvaardigheden met begrijpelijke informatie
over de bevolkingsonderzoeken. Het doel is het verbeteren van geïnformeerde besluitvorming
en het verlagen van drempels voor deelname aan de bevolkingsonderzoeken.
Welke concrete maatregelen worden genomen om de samenwerking tussen VWS en andere
beleidsdomeinen, zoals werk en inkomen, te versterken om de volksgezondheid op deze
gebieden te verbeteren?
Naar aanleiding van het amendement van de leden Tielen (VVD) en Van Weyenberg (D66)
op de conceptbegroting van het Ministerie van VWS voor het jaar 202336 heeft mijn ambtsvoorganger ZonMw opdracht gegeven het programma Kanker en Werk te
starten. Het doel van het programma is, zoals de indieners van het amendement voor
ogen hadden, het bundelen van informatie rondom ondersteuning bij kanker en werk en
mogelijk interventies die hieraan bijdragen. Er is een consortium samengesteld dat
bestaat uit verschillende belangrijke partners in het veld rondom kanker en werk:
de Stichting Kanker.nl, de NFK, het IKNL, Amsterdam UMC, de NVAB, de NVKA en Re-integratiebureau
Re-Turn.
Het consortium heeft in de eerste fase van het programma een overzicht gemaakt van
de behoefte aan en het aanbod van informatie over kanker en werk. Daarnaast is het
consortium gestart met het vormen van een netwerk dat in het vervolg van het programma
zorgdraagt voor actuele en betrouwbare informatie op de juiste plek. In de huidige
fase van het programma wordt de gevonden informatie samengebracht en worden voorbereidingen
getroffen voor het organiseren van een werkconferentie.
Door het Kabinet is op 17 december 2024 de beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsterreinen»
vastgesteld. Met deze beleidsagenda worden de eerste stappen van een Rijksbrede aanpakgezondheid
in alle beleidsterreinen gepresenteerd. We voeren dat uit langs drie lijnen. De eerste
lijn focust op de beleidsthema’s die de meeste impact hebben op gezondheidsachterstanden,
overeenkomstig met de adviezen van de SER. Dat gaat onder andere over werk en bestaanszekerheid,
een gezonde generatie, een gezonde omgeving om te wonen en preventie. De tweede lijn
verkent mogelijkheden om gezondheid beter mee te nemen in algeheel Rijksbeleid. De
derde en laatste lijn richt zich op het scherper in beeld brengen van de kosten en
baten van gezondheid. In de komende tijd wordt de beleidsagenda verder doorontwikkeld
(in samenwerking met o.a. gemeenten, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten)
en zal deze meer focus en concretere doelen krijgen.
Ik wil ook wijzen op de module Arbeidsparticipatie voor medisch specialistische richtlijnen van de Federatie Medisch Specialisten, gepubliceerd op 30 mei
2024. Het doel van deze module is de kwaliteit van de medisch specialistische zorgverlening
voor werkenden te verbeteren.37 Ik juich het toe dat dit initiatief vanuit de beroepsgroep is genomen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de verkoop van tabaksproducten vanaf 2032 uitsluitend
zal worden toegestaan in tabak speciaalzaken. Onlangs werd echter een motie van Danielle
Jansen38 aangenomen, waarin wordt voorgesteld de verkoop van nicotineproducten al vanaf 2028
te beperken tot speciaalzaken.
Kan de Minister garanderen dat zij deze motie, die inmiddels is aangenomen, ook daadwerkelijk
zal uitvoeren?
Op dit moment verken ik de mogelijkheden om het moment waarop de verkoop voorbehouden
zal zijn aan speciaalzaken te vervroegen naar 2028. Ik laat daarbij twee onderzoeken
verrichten, gericht op de implicaties van het vervroegen.
Het eerste onderzoek richt zich specifiek op de gevolgen voor de grensoverschrijdende
aankopen, illegale handel en de gevolgen voor het verkooppuntenlandschap. Daarbij
zullen deze effecten zowel worden onderzocht voor de situatie waarbij aan het tijdspad
van 2032 wordt vastgehouden als de versnelling waarbij de verkoop vanaf 2028 is voorbehouden
aan speciaalzaken. Voorts zal ik de Landsadvocaat vragen te adviseren over de gevolgen
van de versnelling naar 2028 in verhouding tot de beperking op het eigendomsrecht.
Beperking van het eigendomsrecht is juridisch alleen toelaatbaar als er voldoende
rekening gehouden wordt met belang van de ondernemers van wie het eigendom (bedrijfsmiddelen
voor de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten) gereguleerd wordt. De
vraag die speelt is of er bij een versnelling naar 2028 voldoende rekening gehouden
wordt met de belangen van de ondernemers, die zich sneller dan voorheen voorzien moeten
aanpassen aan nieuwe regelgeving. Om de voortgang van het wetsvoorstel te bewaken,
zal ik het wetsvoorstel waarin het tijdpad tot 2032 is opgenomen, verder in procedure
brengen. Dit is noodzakelijk om te blijven streven naar inwerkingtreding van de maatregel
dat de verkoop van elektronische dampwaar (waaronder e-sigaretten) per 2026 voorbehouden
is aan speciaalzaken.
De leden van de NSC-fractie merken op dat uit de Kanker Barometer van het NKC naar
voren komt dat de cijfers rondom alcoholgebruik momenteel onvoldoende zijn om de doelen
van het NKA van 2032 te halen.
De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd wat de Minister van deze cijfers vindt.
Ziet zij noodzaak om de aanpak en bewustwording van alcoholpreventie te verstevigen?
Zo ja, hoe wordt dit concreet vormgegeven?
Het kabinet werkt aan een gezonde generatie in 2040 en zet de NPA doelstellingen voor
2040 door. De meest recente leefstijlmonitor van het CBS39 laat zien dat het aantal overmatige drinkers onder de volwassen populatie in 10 jaar
tijd is gedaald van 10% in 2014 naar 6% in 2024. We zijn dus goed op weg. Het lijkt
erop dat mensen wat vaker niet drinken. Uiteindelijk streven we naar maximaal 5% overmatige
drinkers in 2040, daar blijft dit kabinet aan werken.
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport werkt aan een samenhangende effectieve
preventiestrategie voor de komende jaren en neemt alcoholpreventie daarin mee. Uw
Kamer wordt voor het Commissiedebat Leefstijl van 24 april 2025 geïnformeerd over
de voortgang van de preventiestrategie.
De leden van de NSC-fractie waarderen de aandacht voor voeding in de brief, maar zijn
benieuwd naar de voortgang van de NKA-doelen rondom beweging. In het NKA worden oplossingsrichtingen
genoemd, zoals het verlagen van de drempel tot sport- en beweegaanbod en het creëren
van een beweegvriendelijke leefomgeving. Deze leden merken op dat deze punten eerder
besproken zijn in de context van het vastleggen van de taken en verantwoordelijkheden
van overheden op dit gebied. In het kader hiervan is een motie van het lid Saris40 aangenomen.
Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is van deze motie?
In de brief van de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport van 28 november 2024
heeft de Staatssecretaris aangegeven om in 2025 te starten met een beleidsevaluatie
die input gaat opleveren voor nieuw beleid na 2026. In dezelfde brief is ook toegezegd
dat verkend wordt of een sport- en beweegwet tot de mogelijkheden behoort. In het
licht van de besluitvorming over het overhevelen van Specifieke Uitkeringen naar het
Gemeentefonds bereidt de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport alternatieve mogelijkheden
voor om vanuit het Rijk beleidsdoelen op het terrein van sport en bewegen te kunnen
realiseren en verantwoordelijkheden vast te leggen, waarbij onder andere het proces
tot het komen van een sport- en beweegwet wordt hernomen. Een sport- en beweegwet
draagt bij aan het duidelijker vastleggen van verantwoordelijkheden en taken van overheden
op het gebied van sport- en beweegbeleid. De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en
Sport zal uw Kamer in de zomer informeren over de plannen met deze wet en de voortgang
op de motie Saris.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de Staatssecretaris eerder heeft aangegeven
met een Samenhangende Effectieve Preventie Strategie te komen.
Deze leden vragen hoe het thema voeding in deze strategie terugkomt.
De Preventiestrategie is een samenhangende strategie waarin verschillende thema’s
op het gebied van leefstijl integraal gepresenteerd worden. In de preventiestrategie
zet ik de omgeving waarin kinderen en jongeren opgroeien, zich ontwikkelen en waardoor
zij worden beïnvloed centraal. Per omgeving wil ik maatregelen nemen en afspraken
maken om de gezonde keuze te stimuleren. Voeding is daar een onderdeel van. De precieze
uitwerking ontvangt uw Kamer later dit voorjaar.
Is de Minister van plan om ongezonde voeding minder aantrekkelijk of toegankelijk
te maken en zo ja, hoe?
Eén van de maatregelen waar het kabinet op inzet is het verbod op kindermarketing
voor bepaalde voedingsmiddelen. Daarnaast beraadt het kabinet zich momenteel over
het omzetten van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken in een gedifferentieerde
verbruiksbelasting op basis van het suikergehalte. Ook beraadt het kabinet zich momenteel
over het omzetten van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken in een gedifferentieerde
verbruiksbelasting op basis van het suikergehalte. Daarnaast heeft het kabinet besloten
om de uitzondering voor zuiveldranken in de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
aan te passen. Zo wordt het niet langer mogelijk om een vleugje zuivel toe te voegen
aan dranken en daarmee in aanmerking te komen voor een vrijstelling van de verbruiksbelasting.
Ook worden zuiveldranken met veel suiker, bijvoorbeeld chocolademelk of frambozenmelk,
niet langer uitgezonderd. Deze aanpassing loopt mee in het Belastingplan 2026. Al
eerder heeft de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport aangekondigd een monitor
te introduceren om jaarlijks in kaart te brengen hoeveel gezonde versus ongezonde
producten supermarkten verkopen en heeft hij aangekondigd afspraken te gaan maken
met supermarkten over deze verhouding gezond-ongezond. Verdere maatregelen om ongezonde
voeding minder aantrekkelijk of toegankelijk te maken ontvangt u later via de brief
over de Preventiestrategie van de Staatssecretaris.
Genoemde leden merken daarnaast op dat er kritiek is op de Nutri-Score, zoals het
onvoldoende aansluiten bij de Schijf van Vijf en de mogelijkheid om de score kunstmatig
te verhogen door water toe te voegen aan producten. Is de Minister tevreden met de
huidige versie van de Nutri-Score?
Voor een gezond voedingspatroon is de Schijf van Vijf de belangrijkste leidraad: welke
producten passen in welke hoeveelheid in een gezond voedingspatroon. In het NPA zijn
met de ondertekenaars afspraken gemaakt over de introductie van een voedselkeuzelogo
zodat consumenten in een oogopslag eenvoudig bewuste keuzes kunnen maken. Om hierin
te faciliteren heeft de Rijksoverheid het voedselkeuzelogo Nutri-Score geïntroduceerd,
op basis van onafhankelijk consumentenonderzoek dat uitwees dat Nutri-Score een makkelijk
te begrijpen logo is. Ook voor producten die niet in de Schijf van Vijf staan en waarvoor
nu geen eenvoudige handvatten bestaan om de betere keuze te maken. Nutri-Score is
gebaseerd op wetenschappelijk inzichten en zo goed mogelijk in lijn met de voedingsrichtlijnen
die gelden in de deelnemende landen aan Nutri-Score. De Gezondheidsraad heeft eind
2022 advies uitgebracht over het herziene algoritme van Nutri-Score en geconcludeerd:
«het logo heeft een meerwaarde, in het bijzonder voor mensen met beperkte voedingskennis
die met de huidige voedingsvoorlichting moeilijk te bereiken zijn en die vaker een
ongezond voedingspatroon hebben. Nutri-Score is een intuïtief en visueel krachtig
logo dat al bekendheid heeft doordat het logo al op tal van producten staat. Bovendien
is het in de ons omringende landen ingevoerd en komt het via die landen op de Nederlandse
markt».
De Gezondheidsraad concludeerde in het advies over Nutri-Score dat het herziene algoritme
goed aansluit bij de Richtlijnen Goede Voeding en de Schijf van Vijf: de producten
buiten de Schijf van Vijf krijgen met het herziene algoritme bijna allemaal een D
of E. Bij de productgroepen die een groene score krijgen is de aansluiting tussen
Nutri-Score en de Nederlandse voedingsaanbevelingen vaak wel goed, maar niet altijd.
Het Internationaal Wetenschappelijk Comité (IWC) van Nutri-Score blijft de komende
jaren werken aan verdere verbeteringen van het algoritme maar volledige overeenstemming
met de Schijf van Vijf zal niet haalbaar zijn omdat de herziene Nutri-Score tot stand
komt op basis van de voedingsrichtlijnen van alle deelnemende landen.
Hoe ziet de Minister de toekomst van dit systeem, en worden er verbeteringen onderzocht
om de gezondere keuze voor consumenten makkelijker te maken?
Het IWC van Nutri-Score blijft de komende jaren werken aan verdere verbeteringen van
het algoritme en betrekt hierin de aanbevelingen van de Gezondheidsraad. Het IWC richt
zich hierbij op het optimaliseren van het algoritme voor het groente-, fruit- en peulvruchtenaandeel,
zoetstoffen in vaste voedingsmiddelen, het vetgehalte van kaas en beter onderscheid
tussen granen (wel of niet volkoren).
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de brief van de
Minister over de «Voortgang Nederlandse Kanker Agenda». Daartoe hebben deze leden
verdere vragen.
In de brief besteed de Minister aandacht aan de kwaliteit van leven van kankerpatiënten:
een ontzettend belangrijk onderwerp. Echter beperkt de aandacht voor kwaliteit van
leven zich in de desbetreffende brief slechts tot het thema kanker en werk.
Daartoe vragen de leden van de D66-fractie hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat
ook andere voorzieningen die bijdragen aan de kwaliteit van leven voor kankerpatiënten,
zoals psychologische hulp en ondersteuning bij angst, depressie en eenzaamheid als
gevolg van het leven met kanker, zowel breder bekend worden, als ook breder gedragen
worden?
Welke beleidsinstrumenten gaat de Minister hiervoor inzetten?
Wanneer gaat de Minister deze stappen zetten, en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Het Ministerie van VWS verstrekt een projectsubsidie aan IPSO gericht op het toekomstbestendig
organiseren en financieren van (informele) psychosociale zorg bij kanker. De verwachting
is dat dit onderzoek in het vierde kwartaal van 2025 afgerond zal zijn en ik zal uw
Kamer hierover informeren.
Daarnaast wordt er in de brief geen aandacht besteed aan de afweging tussen kwaliteit
van leven en behandelen. Dit is een onderwerp waar nog veel taboe op rust, terwijl
uit onderzoek blijkt dat patiënten vaak een andere keuze zouden maken als er in de
spreekkamer meer ruimte en tijd was geweest om stil te staan bij alle behandelopties,
inclusief de optie om niet te behandelen41. Het gebrek aan openheid in de spreekkamer zorgt ervoor dat patiënten het gesprek
over niet-behandelen vaak uit de weg gaan of het gevoel hebben dat hun wensen niet
serieus genomen worden.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of de Minister het ook als belangrijk ziet
dat er meer ruimte komt voor het behandelend personeel en de patiënt om samen een
afweging te maken tussen kwaliteit van leven en het kiezen voor een behandeling.
Welke stappen zullen ondernomen worden om hier meer aandacht voor te vragen?
Op welke wijze en welke termijn zal de Minister hierover in gesprek gaan met veldpartijen,
en hoe gaat de Minister de Kamer hiervan op de hoogte houden?
Ik onderstreep het belang om het goede gesprek in de spreekkamer te bevorderen zodat
de patiënt samen met de zorgverlener kan beslissen over de best passende behandeling
of om te kiezen voor de niet-behandeloptie. Het programma Uitkomstgerichte zorg (UZ) Fase II (2023–2026), voortvloeiend
uit het IZA, richt zich op het beschikbaar maken van uitkomsten van zorg die inzicht
geven in de kwaliteit van leven van een patiënt ná de behandeling. Deze uitkomstinformatie
kunnen de zorgverlener en de patiënt gebruiken om samen te beslissen over welke behandeling
het meest passend is, afhankelijk van de situatie en voorkeur van de patiënt.
Het proces «samen beslissen» biedt de patiënt de gelegenheid om eigen regie in het
zorgproces te voeren, de voor- en nadelen van alle keuze-opties af te wegen inclusief
de niet-behandeloptie, en de persoonlijke voorkeuren voorop te stellen. Om meer aandacht
te vragen voor het toepassen van samen beslissen in de praktijk, zet het Programma
UZ een aantal stappen. Zo heeft er een behoeftebepaling bij alle Medisch Specialistische
Zorg-instellingen (MSZ-instellingen) plaats gevonden. Hierin is gevraagd naar het
toepassen van samen beslissen door de instellingen en de behoefte op ondersteuning
hiervan. Op basis van deze behoeften ontwikkelt het programma UZ-activiteiten om «samen
beslissen» samen met de MSZ-instellingen te verankeren. De activiteiten zijn voor
zowel de zorgverlener als de patiënt bedoeld. Dit doe ik samen met de IZA MSZ-partijen.
Het programma Uitkomstgerichte zorg stuurt eind 2025 de jaarlijkse voortgangsrapportage
naar uw Kamer.
Ook is het belangrijk dat mensen vroegtijdig het gesprek aangaan over de laatste levensfase
en dit niet alleen in de spreekkamer van de arts doen, maar ook met hun familie en
andere naasten. Zorgverleners moeten vroegtijdig het gesprek aangaan met de patiënt
over zijn/haar wensen en voorkeuren om te weten wat een patiënt belangrijk vindt in
de laatste fase van het leven (proactieve zorgplanning). De NZa heeft ter stimulering
hiervan per 2025 een betaaltitel ingevoerd voor proactieve zorgplanning in ziekenhuizen.
Hiermee kunnen zorgaanbieders in de medisch-specialistische zorg specifiek vastleggen
wanneer sprake is van proactieve zorgplanning of samen beslissen. Met deze wijziging
in de bekostiging wordt het goede gesprek tussen patiënt en behandelaar gestimuleerd.
Daarnaast werken veldpartijen en NZa gezamenlijk aan opname van proactieve zorgplanning
in de basisbekostiging van de huisartsen per 2027.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de «Voortgang Nederlandse Kanker
Agenda». Deze leden hebben de volgende vragen aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief dat om besmettingen met het HPV-virus
zo veel mogelijk te voorkomen, het belangrijk is om een zo hoog mogelijke deelname
aan het HPV-vaccinatieprogramma te realiseren.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de recente berichtgeving van de NOS waarin
staat dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker vaak niet gevaccineerd zijn42?
En wat gaat de Staatssecretaris doen, met aandacht voor de keuze om wel of niet te
vaccineren, om het percentage van het HPV-vaccinatieprogramma te verhogen?
Het nieuws dat jonge vrouwen met baarmoederhalskanker vaak niet gevaccineerd zijn,
onderstreept het belang van vaccinatie tegen HPV. De HPV-vaccinatie is, in het jaar
dat het kind 10 wordt, een regulier onderdeel van het RVP en wordt dan ook meegenomen
bij de algemene communicatie over het RVP. Daarnaast wordt jaarlijks extra aandacht
besteed aan de HPV-vaccinatie tijdens de HPV Awareness Day (4 maart), in samenwerking
met o.a. KWF Kankerbestrijding, de Taskforce NL HPV-kankervrij en het Bevolkingsonderzoek
Baarmoederhalskanker. Vanaf 2024 wordt in de uitnodigingsbrief voor de MenACWY-vaccinatie43 ook expliciet genoemd dat de HPV-vaccinatie ingehaald kan worden als iemand (volgens
de gegevens bekend bij RIVM) de HPV-vaccinatie nog niet heeft gehaald.
Daarnaast hebben deze leden signalen bereikt dat uit onderzoek blijkt dat het bezoeken
van IPSO centra, bijdraagt aan een snellere en succesvolle terugkeer naar werk na
ziekte.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat voorzieningen die bijdragen aan de kwaliteit
van leven van mensen die leven met en na kanker geborgd en breder bekend worden?
Het Ministerie van VWS draagt bij aan het onderzoek van IPSO dat gericht is op het
toekomstbestendig organiseren en financieren van (informele) psychosociale zorg bij
kanker. Deze resultaten zullen breed gedeeld worden door IPSO, zodat zij meer bekendheid
zullen verwerven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier