Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Flach over de relatie tussen pachtnormen en teeltopbrengsten
Vragen van het lid Flach (SGP) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de relatie tussen pachtnormen en teeltopbrengsten (ingezonden 8 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Rummenie (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur)
(ontvangen 13 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2047.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de wijze waarop de pachtnormen voor los land worden bepaald?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de wijze waarop de pachtnormen voor los land worden bepaald.
Dit is conform het Pachtprijzenbesluit 2007. Op 12 juni 2024 is de Tweede Kamer (Kamerstuk
27 924, nr. 87) geïnformeerd over de pachtnormen voor 2024.
Vraag 2
Deelt u de mening dat in diverse pachtregio’s de regionormen in vergelijking met andere
pachtregio’s niet goed zijn te verklaren vanuit de teeltopbrengsten?
Antwoord 2
Nee, ik deel deze mening niet. De steekproef met gebruikmaking van de gegevens vanuit
het bedrijveninformatienet (BIN) is zorgvuldig samengesteld op basis van representativiteit
van bedrijfstypen en grootteklassen, zodat deze een betrouwbare afspiegeling van de
populatie in een bepaalde pachtregio biedt.
Hoewel de hoogte van de pachtnormen in diverse pachtregio’s opvallen is dit een gevolg
van een hoge bedrijfsintensiteit in deze regio die wordt weerspiegeld in de resultaten.
Zo zijn de pachtprijzen voor de pachtregio IJsselmeerpolders gelijk aan de grondprijzen
van niet verpachte grond in Flevoland zoals gepubliceerd door het Kadaster en de gemiddelde
Standaardopbrengst (per hectare) zoals gepubliceerd door het CBS.
Vraag 3
Kunt u aangeven of de bedrijven afkomstig uit het Bedrijven-informatienet (BIN), die
de basis vormen voor het bepalen van de regionorm, representatief zijn voor het desbetreffende
pachtnormgebied en aan de criteria voor het berekenen van de regionorm voldoen?
Antwoord 3
De groep van bedrijven die in de steekproef betrokken zijn wordt met gebruikmaking
van de gegevens van het BIN nauwgezet samengesteld op basis van representativiteit
conform het Pachtprijzenbesluit 2007. Daarnaast wordt het BIN periodiek op representativiteit
gecheckt. De resultaten hiervan zijn publiek beschikbaar2. Ik heb daarom geen reden om te twijfelen aan de representativiteit.
Vraag 4
Heeft u inzicht in de wijze waarop bovengenoemde bedrijven, die na maximaal vijf jaar
vervangen zouden moeten worden, worden geselecteerd? Op welke wijze ziet u toe op
de geschiktheid en de representativiteit van deze bedrijven?
Antwoord 4
In de vraag wordt verondersteld dat bedrijven na maximaal vijf jaar automatisch uit
de steekproef van het BIN worden gehaald en vervangen. In de praktijk is dit echter
niet het geval: het BIN werkt niet met «automatische rotatie», maar met «minimale
rotatie». Tot 2005 werd in het LEI-boekhoutnet, de voorganger van het BIN, wel gebruik
gemaakt van een rotatiemodel (automatische rotatie). Bedrijven werden op basis van
toeval geselecteerd uit de landbouwtelling, en jaarlijks werd een deel van de steekproef
vervangen om mogelijke leereffecten bij deelnemers te beperken. Na de eeuwwisseling
is dit beleid heroverwogen. In 2005 is op basis van onderzoek door Wageningen Universiteit
(WUR)3 aanbevolen om over te stappen op minimale rotatie.
Minimale rotatie houdt in dat bedrijven alleen worden vervangen als ze niet meer voldoen
aan de steekproefcriteria, stoppen met het bedrijf of hun deelname beëindigen. Deze
aanpak waarborgt de representativiteit en maakt het mogelijk om structurele ontwikkelingen
binnen de sector goed te volgen. Voor langjarige studies is deze methode bijzonder
geschikt vanwege de consistente dataverzameling, terwijl ze ook bruikbaar blijft voor
analyses op basis van éénjarige gemiddelden. De keuze voor een «natuurlijk roterend
panel» is daarmee bewust en goed onderbouwd. Sinds de inwerkingtreding van het Pachtprijzenbesluit
2007 wordt minimale rotatie ook toegepast bij de berekening van de pachtnormen.
Zoals aangegeven onder vraag 3 wordt deze groep van bedrijven zorgvuldig samengesteld
op basis van representativiteit, conform de eisen van het Pachtprijzenbesluit 2007.
Daarnaast wordt het BIN periodiek getoetst op representativiteit. De uitkomsten van
deze toetsingen zijn openbaar beschikbaar4. Ik heb daarom geen reden om te twijfelen aan de representativiteit van de steekproef.
Vraag 5
Kunt u aangeven in welke mate de neveninkomsten op de geselecteerde bedrijven (waarbij
die neveninkomsten 25 procent of minder van de totale opbrengst uitmaken) voor het
bepalen van de regionorm meewegen in het resultaat van deze bedrijven?
Antwoord 5
In 2010 heeft de commissie pachtnormen onderzoek gedaan naar het schrappen van nevenactiviteiten
en geadviseerd om bedrijven met meer dan 25% opbrengsten uit neventakken uit te sluiten
van de pachtnormberekening5. Sinds 2011, waarin het Pachtprijzenbesluit op dat punt is aangepast, worden inkomsten
uit nevenactiviteiten expliciet gemonitord binnen het BIN, en sindsdien worden bedrijven
mede op basis van hun neveninkomsten geselecteerd of uitgesloten voor de pachtnormenberekening
(artikel 5.2 van het Pachtprijzenbesluit). In het jaarlijkse pachtprijzenrapport worden
geen gegevens gedeeld over het aandeel van neveninkomsten in de totale opbrengst van
bedrijven. In de bedrijfsboekhouding kunnen opbrengsten uit nevenactiviteiten doorgaans
wel worden herkend, maar het is vaak lastig om de daaraan verbonden kosten afzonderlijk
te specificeren.
Vraag 6
Deelt u de mening dat alleen de opbrengsten direct gerelateerd aan de grondgebonden
agrarische activiteit van de bedrijven uit het BIN moeten meewegen voor het bepalen
van de regionorm, zoals bedoeld in art 7:327 van het Burgerlijk Wetboek?
Antwoord 6
Nee, deze mening deel ik niet. In artikel 7:327 lid 2 uit het Burgerlijk Wetboek wordt
specifiek aangegeven dat de pachtprijzen in een redelijke verhouding staan tot de
bedrijfsuitkomsten bij een behoorlijke bedrijfsvoering, met dien verstande, dat bij
het vaststellen van die regelen de redelijke belangen van de verpachter mede in acht
worden genomen. De berekeningen van de pachtnormen zijn daarbij eveneens gebaseerd
op de bepalingen uit het Pachtprijzenbesluit 2007 met betrekking tot het vaststellen
van de pachtnormen voor de agrarische woning en de bedrijfsgebouwen.
Vraag 7
Op welke wijze bent u voornemens ervoor te zorgen dat de twijfels over de representativiteit
van de bedrijvenselectie in het BIN weggenomen worden, bijvoorbeeld door meer openheid
te geven over de selectie van bedrijven in de verschillende regio’s zonder dat dit
herleidbaar is tot individuele bedrijven of door een onafhankelijke toetsing van de
representativiteit van bedrijven en de doorvertaling van bedrijfsresultaten naar de
pachtnormen?
Antwoord 7
Het is mij bekend dat het huidige Pachtprijzenbesluit 2007 de nodige discussies geeft.
Het systeem is uitermate ingewikkeld en de totstandkoming kent een lange geschiedenis.
Ik streef ernaar om deze systematiek zo eenvoudig mogelijk te houden waarbij de belangen
van betrokkenen zoveel mogelijk tot hun recht komen.
Momenteel ben ik bezig met de herziening van de pachtregelgeving, onderdeel hiervan
is de herziening van het Pachtprijzenbesluit 2007. Hier wordt u nader over geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.