Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kostic over het massale gebruik van glyfosaat voor de productie van veevoer
Vragen van het lid Kostic (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het massale gebruik van glyfosaat voor de productie van veevoer (ingezonden 17 april 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 13 mei 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money van 6 april 2025, waarin wordt
beschreven dat glyfosaat massaal wordt ingezet om vanggewassen en grasland te vernietigen,
met als doel de productie van veevoer?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe beoordeelt u het feit dat de meeste glyfosaattoepassingen in Nederland plaatsvinden
op akkers waar gras of snijmaïs is geteeld; gewassen die vrijwel uitsluitend dienen
als voer voor de veehouderij?
Kunt u bevestigen dat glyfosaat in Nederland nog steeds grootschalig wordt toegepast
in de buurt van woonwijken, en dat miljoenen mensen – waaronder kinderen – binnen
een straal van één kilometer van bespoten velden wonen? Kunt u uitsluiten dat dit
risico’s heeft voor de volksgezondheid? Zo ja, met welke recente wetenschappelijke
conclusies onderbouwt u dat?
Antwoord 2 en 3
Gewasbeschermingsmiddelen worden alleen toegelaten als aan de hand van wettelijk vastgestelde
toetsingskaders is beoordeeld en aangetoond dat ze veilig kunnen worden toegepast.
Dit geldt ook voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat. Uw Kamer is de
afgelopen jaren uitgebreid geïnformeerd over de Europese herbeoordeling van glyfosaat
waaruit, gebaseerd op de meest actuele stand van de wetenschap en beoordeling van
2.400 wetenschappelijke studies, waarvan ca. 800 uit onafhankelijke wetenschappelijke
literatuur, geen kritieke zorgpunten voortkomen (Kamerstukken 27 858, nr. 636, 641, 644, 646, 653 en 683).
Ik vind het essentieel om bij de discussie over dergelijke complexe, technisch/inhoudelijke
dossiers te blijven steunen op onafhankelijke en wetenschappelijke bevindingen van
daartoe aangewezen en bevoegde instanties. Dit is ook het beleid van dit kabinet.
Vraag 4 en 5
Kunt u reflecteren op de keuze van boeren om glyfosaat te gebruiken vanwege de lagere
kosten en tijdsdruk, terwijl er mechanische en biologische alternatieven voorhanden
zijn?
Acht u economische motieven een legitieme reden om volksgezondheid en biodiversiteit
op het spel te zetten? Zo ja, waarom? Zo ja, hoe weegt u dat dan precies? Brengt u
bijvoorbeeld de directe economische schade in kaart, de schade voor biodiversiteit
en de schade in volksgezondheid? Kwantificeert u het in termen van geld en weegt u
vervolgens af wat het minste de maatschappij kost?
Antwoord 4 en 5
Telers passen gewasbeschermingsmiddelen toe om ziekten, plagen en onkruiden effectief
te beheersen en zo te zorgen voor oogstzekerheid. Hierbij moeten telers de principes
van geïntegreerde gewasbescherming hanteren waarbij eerst wordt gekeken naar mogelijke
preventieve en niet-chemische maatregelen alvorens gewasbeschermingsmiddelen worden
ingezet. Het is voor de teler van belang dat dergelijke maatregelen in de praktijk
doeltreffend, doelmatig, uitvoerbaar en betaalbaar zijn. Binnen het Uitvoeringsprogramma
van de Visie gewasbescherming 2030 zet ik, samen met belanghebbenden, stappen om dergelijke
alternatieven steeds meer beschikbaar te krijgen voor telers. Wanneer vervolgens toch
gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt is het belangrijk dat deze toepassingen
veilig kunnen worden gebruikt met het oog op mens, dier en milieu. De beoordelingscriteria
hiervoor zijn vastgelegd in de Europese Gewasbeschermingsverordening (EC) 1107/2009.
Voor de uitvoering hiervan vertrouw ik op de onafhankelijke wetenschappelijke beoordelingen
van de daartoe aangewezen instanties, zoals het Ctgb.
Vraag 6, 7 en 8
Bent u bereid om het gebruik van glyfosaat voor het vernietigen van vanggewassen en
grasland zo snel mogelijk te verbieden, gezien het feit dat wetenschappelijk is aangetoond
dat alternatieven even effectief zijn en minder schadelijk? Zo nee, waarom niet?
Waarom heeft u de eerder door uw voorganger aangekondigde en uitgewerkte maatregel,
die dit jaar zou ingaan, om glyfosaatgebruik in te perken uitgesteld?
Wat is de planning rondom het verkrijgen van het advies van de Raad van State over
het wijzigingsvoorstel van het «Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden» om
alternatieven voor glyfosaat verplicht te maken?
Antwoord 6, 7 en 8
Ik heb uw Kamer op 26 november 2024 geïnformeerd over de stappen die zijn gezet om
het gebruik van glyfosaathoudende middelen te verminderen en dat het juridisch niet
mogelijk is om het gebruik van verschillende toepassingen van glyfosaat te verbieden
(Kamerstuk 27 858, nr. 683). Mede vanwege de wens van uw Kamer heb ik wel stappen gezet om alternatieven voor
het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verplichten. Hierbij dient te worden
voldaan aan de randvoorwaarden dat het alternatief in de praktijk doeltreffend, doelmatig,
uitvoerbaar en betaalbaar moet zijn voor de ondernemer én dat de impact van (de toepassing
van) een alternatief op andere doelen (stikstof, klimaat, biodiversiteit) niet slechter
mag zijn dan de impact van gangbare methoden. Ik laat me daarbij adviseren door zowel
wetenschap, als de agrarische sector.
Het daarvoor bedoelde wijzigingsvoorstel van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen
en biociden heb ik naar de Raad van State gestuurd voor advies. Zodra het advies van
de Raad van State er ligt, ga ik mij hierop beraden en vervolgens zal ik uw Kamer
informeren.
Vraag 9
Erkent u dat glyfosaat wordt aangeduid als één van de meest verdachte pesticiden die
neurodegeneratieve ziektes, zoals Parkinson, kunnen veroorzaken?2
Antwoord 9
Ik vind het belangrijk dat gewasbeschermingsmiddelen veilig kunnen worden toegepast.
Ondanks dat er geen causaal verband is aangetoond tussen het gebruik van glyfosaat
en het ontwikkelen van neurodegeneratieve ziekten, heeft het RIVM de opdracht gekregen
om specifiek wetenschappelijk onderzoek te starten naar de mogelijke relatie tussen
glyfosaat en het ontstaan van Parkinson. Dit onderzoek levert over 3–5 jaar gegevens
op, waarmee een causaal verband tussen stof en ziekte aangetoond, dan wel uitgesloten
kan worden. Binnen dit onderzoek zal tevens een teststrategie (voor Europees gebruik)
worden ontwikkeld waarmee de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en
de ziekte van Parkinson onderzocht kan worden. Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd
over de voortgang van dit onderzoek (Kamerstuk 27 858, nr. 707).
Vraag 10
Hoe verklaart u dat in landen als Frankrijk en Duitsland de link tussen pesticidengebruik
en Parkinson inmiddels zo overtuigend is dat de ziekte daar als beroepsziekte is erkend,
terwijl Nederland dat niet doet? Hoe wordt er uitvoering gegeven aan de motie van
de leden Podt en Grinwis (Kamerstuk 27 858, nr. 670) die hierover gaat?
Antwoord 10
Nederland kent geen systeem van erkenning van beroepsziekten waaraan, zoals bijvoorbeeld
in Frankrijk en Duitsland, een sociale zekerheidsuitkering gekoppeld is. Hier heb
ik uw Kamer op 25 juni 2024 over geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 671).
Wel heeft Nederland sinds 2023 de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten
(TSB-regeling) en adviseert de onafhankelijke Adviescommissie Lijst Beroepsziekten
(ALB) het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) periodiek over de
ziekten die in aanmerking komen om aan de TSB regeling te worden toegevoegd. Dit gebeurt
op basis van verschillende criteria zoals de ernst van de ziekte, de aantoonbaarheid
van de werkgerelateerdheid en de mate waarin de ziekte voorkomt in de Nederlandse
samenleving. De Adviescommissie kijkt ook naar actuele maatschappelijke ontwikkelingen
en heeft in 2024 besloten te verkennen of Parkinson op basis van de criteria in aanmerking
komt om toe te voegen aan de TSB-regeling. Hiermee wordt invulling gegeven aan de
motie van de leden Podt (D66) en Grinwis (CU) (Kamerstuk 27 858, nr. 670).
De ALB heeft inmiddels advies uitgebracht aan de Staatssecretaris van Participatie
en Integratie. Daarin staat dat de ziekte mogelijk kan worden toegevoegd aan de regeling.
Voor een definitief advies moet de ALB eerst de laatste stand van wetenschap – waaronder
relevante internationale ontwikkelingen en documenten zoals uit Frankrijk en Duitsland
– in kaart brengen en beoordelen of een protocol kan worden uitgewerkt met oog op
toepasbaarheid voor de TSB. Hierover volgt een apart advies richting de Staatssecretaris
van SZW. Naar verwachting volgt dit advies in het voorjaar van 2026.
Vraag 11
Kunt u reflecteren op het feit dat Parkinson inmiddels de snelst groeiende neurologische
aandoening in Nederland is?3
Antwoord 11
Ik begrijp de zorgen die er leven omtrent de wereldwijde toename van de ziekte van
Parkinson. Juist omdat ik deze zorgen deel, is het belangrijk dat het RIVM specifiek
wetenschappelijk onderzoek doet naar de mogelijke relatie tussen glyfosaat en het
ontstaan van Parkinson. Dit onderzoek levert over 3–5 jaar gegevens op, waarmee een
causaal verband tussen stof en ziekte aangetoond, dan wel uitgesloten kan worden.
Vraag 12
Erkent u het feit dat, in 2021 al, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) de zorgen over Parkinson in relatie tot glyfosaat en gewasbeschermingsmiddelen
en biociden in het algemeen heeft geuit in een brief aan de Europese Autoriteit voor
Voedselveiligheid (EFSA)?4
Antwoord 12
Het Ctgb heeft in 2021 een brief aan EFSA gestuurd waarin zorgen worden geuit over
een mogelijke relatie tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de ontwikkeling
van de ziekte van Parkinson. Deze zorgen gingen niet specifiek over de relatie tussen
glyfosaat en de ziekte van Parkinson. In de brief wordt tevens de noodzaak aangegeven
om een specifieke teststrategie te ontwikkelen waarmee de mogelijke relatie tussen
gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson onderzocht kan worden. Inmiddels
is het RIVM een onderzoek gestart waarmee een dergelijke teststrategie wordt ontwikkeld
en waarbij ook EFSA wordt betrokken zodat deze ook Europees kan worden toegepast.
Vraag 13
Op welke manier wordt momenteel toezicht gehouden op de naleving van bestaande regels
rond glyfosaatgebruik, met name op zand- en lössgronden? Wordt hierbij ook gemonitord
of boeren daadwerkelijk alle alternatieven hebben overwogen en zo ja hoe precies en
door wie? Zo ja, welk percentage boeren wordt jaarlijks gecontroleerd en wat zijn
de resultaten van deze monitoring?
Antwoord 13
De NVWA houdt toezicht op het juist gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder
ook middelen met glyfosaat. In de toepassingsvoorwaarden van de toegelaten middelen
met glyfosaat staat geen beperking voor de grondsoort. In de gewasbeschermingsmonitor
geeft een teler aan op welke wijze invulling is gegeven aan geïntegreerde gewasbescherming,
waaronder een afweging over de inzet van alternatieven. De NVWA ziet toe op de aanwezigheid
van een gewasbeschermingsmonitor en of deze actueel wordt bijgehouden. De inspectieresultaten
van de NVWA worden jaarlijks gepubliceerd op de website van de NVWA5. Daarnaast geldt binnen de eco-activiteit groenbedekking de verplichting om een gewas
zijnde groenbemesters/vanggewassen mechanisch te onderwerken voorafgaand aan de hoofdteelt
in het betreffende aanvraagjaar, zonder doodspuiten of branden van het gewas. RVO
controleert of voldaan wordt aan de voorwaarden van deze eco-activiteit.
Vraag 14
Erkent u dat het intensieve gebruik van glyfosaat ten behoeve van de veehouderij een
duidelijk voorbeeld is van een landbouwsysteem dat niet alleen ecologisch onhoudbaar
is, maar ook onhoudbaar is voor de volksgezondheid?
Antwoord 14
Het is belangrijk dat ieder gewasbeschermingsmiddel veilig kan worden toegepast in
de teelten waarvoor het is toegelaten. Daarom wordt iedere werkzame stof en ieder
gewasbeschermingsmiddel uitgebreid beoordeeld op de mogelijke risico’s voor mens,
dier en milieu door de hiervoor aangewezen wetenschappelijke instanties volgens het
wettelijk kader dat hiervoor is vastgesteld.
Vraag 15
Welke stappen bent u bereid te zetten om de afhankelijkheid van landbouwgif in de
veevoerketen af te bouwen?
Antwoord 15
Ik heb vertrouwen in het robuuste Europese systeem waarbij gewasbeschermingsmiddelen
alleen worden toegelaten wanneer aan de hand van Europees vastgestelde toetsingskaders
wetenschappelijk is aangetoond dat deze veilig voor mens, dier en milieu kunnen worden
toegepast. Daarnaast werk ik binnen het Uitvoeringsprogramma van de Visie gewasbescherming
2030 samen met stakeholders aan het verminderen van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen.
Hierover informeer ik uw Kamer met regelmaat.
Vraag 16
Erkent u dat het feit dat 669.000 Nederlanders binnen 250 meter van een glyfosaatveld
wonen en 4,3 miljoen op minder dan één kilometer afstand, in combinatie met het feit
dat glyfosaat massaal wordt ingezet om vanggewassen en grasland te vernietigen met
als doel de productie van veevoer, problematisch is omdat we niet zeker weten dat
glyfosaat géén gezondheidsrisico’s met zich mee brengt en dat zelfs het Ctgb in 2021
zijn zorgen daarover uitte richting de EFSA? Zo nee, waarom niet en hoe onderbouwt
u dat en weegt u dat precies?
Antwoord 16
In 2023 is de Europese goedkeuring van glyfosaat verlengd op basis van een uitgebreide
wetenschappelijke beoordeling door de hiervoor aangestelde wetenschappelijke instituten,
waaronder het Ctgb (Kamerstuk 27 858, nr. 641). Hierbij is ook alle beschikbare wetenschappelijke informatie over neurotoxiciteit
en neurodegeneratie beoordeeld. EFSA concludeert dat er geen kritische zorgpunten
zijn geconstateerd ten aanzien van de werkzame stof glyfosaat. Ik vind het daarnaast
belangrijk dat het RIVM specifiek wetenschappelijk onderzoek doet waardoor een causaal
verband tussen glyfosaat en Parkinson aangetoond, dan wel uitgesloten kan worden.
Vraag 17, 18 en 19
Bent u bekend met het feit dat ook dit jaar de sterfte van honingbijenvolken extreem
hoog is en dat bijen doodgaan aan hun eigen honing omdat deze vol pesticiden zit?6
Deelt u de mening dat in het kader van voedselzekerheid en voedselsoevereniteit (wilde)
bijen belangrijker zijn dan de vee-industrie die in Nederland grotendeels produceert
voor de export en dat bijen dus dienen te worden beschermd? Zo nee, waarom niet?
Welke extra maatregelen gaat u nemen om bijen te beschermen, gezien de nog steeds
zorgwekkend dalende trend bij bijenpopulaties?
Antwoord 17, 18 en 19
Zowel in de natuur, als in de land- en tuinbouw zijn bijen onmisbaar voor de bestuiving
van planten en gewassen. Er zijn meerdere bedreigingen voor de bijenpopulatie die
ik zeer serieus neem. Daarom zijn de afgelopen jaren (samen met andere betrokken partijen)
verschillende initiatieven, acties en onderzoeken in gang gezet om de achteruitgang
van bijen en andere bestuivers terug te dringen, zoals te lezen in de Nationale Bijenstrategie
en de Kennisimpuls Bestuivers. Uw Kamer is hier geregeld over geïnformeerd (Kamerstukken
33 576, nr. 403 en 22 112, nr. 3630).
Daarnaast vind ik het belangrijk dat bijen goed worden beschermd tegen de mogelijke
effecten van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom zet ik mij actief in voor de totstandkoming
van het hernieuwde Europese bijenrichtsnoer waarmee de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen
voor bijen worden beoordeeld. Uw Kamer is de afgelopen jaren met regelmaat hierover
geïnformeerd (Kamerstukken 27 858, nr. 577, nr. 615, nr. 618 en 21 501-32, nr. 1337). Naar verwachting zal de Europese Commissie eind 2025 een voorstel doen aan de lidstaten
om het bijenrichtsnoer te implementeren. Ik zal uw Kamer, zoals gebruikelijk, hier
vooraf over informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.