Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Grinwis over stikstofdifferentiatie ten behoeve van suikerbieten, tarwe, gerst of aardappelen op kleigrond
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over stikstofdifferentiatie ten behoeve suikerbieten, tarwe, gerst of aardappelen op kleigrond (ingezonden 10 februari 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
12 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1870.
Vraag 1
Bent u bekend met de natte winter en het natte voorjaar van 2024 en de consequenties
daarvan voor wat betreft opbrengstderving als gevolg van het later kunnen poten, planten
of zaaien van de gewassen en daarmee minder groeidagen én gewasschade en opbrengstderving
door de vele regen in winterteelten als tarwe en gerst?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de consequenties van de natte weersomstandigheden in het najaar
van 2023 en het voorjaar 2024 voor de agrarische bedrijfspraktijk.
Vraag 2
Bent u bekend met de mogelijkheid om stikstofdifferentiatie aan te vragen op kleigrond
wanneer de afgelopen drie jaar hogere opbrengsten in suikerbieten, tarwe, gerst en
aardappelen zijn behaald?1
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met die mogelijkheid.
Vraag 3
Bent u zich ervan bewust dat tegenvallende opbrengsten door de extreem natte weersomstandigheden
in 2024 drie jaar lang gevolgen heeft voor deze regeling vanwege de voorwaarde dat
de gemiddelde gewasopbrengst de afgelopen drie jaar elk jaar boven de voorgeschreven
opbrengst moet zijn?
Antwoord 3
Ja, in artikel 28c van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is opgenomen dat de gemiddelde
opbrengst van het gewas dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld,
gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ieder jaar een
vooraf bepaald minimaal aantal ton per hectare moet bedragen om in aanmerking te komen
voor de verhoogde gebruiksnorm. Dit betekent dat wanneer de gemiddelde gewasopbrengst
in 2024 lager dan dit minimum was, het bedrijf pas in 2028 weer in aanmerking kan
komen voor stikstofdifferentiatie.
Vraag 4
Bent u bereid om bij de voorwaarde voor de stikstofdiffentiatie de gemiddelde gewasopbrengst
van het teeltjaar 2024 buiten beschouwing te laten, omdat deze opbrengsten op veel
bedrijven eenmalig lager zijn uitgevallen ten opzichte van voorgaande jaren? Zo nee,
bent u dan bereid om voor de drie jaar hogere opbrengst ook met een gemiddelde van
die drie jaren te mogen rekenen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, daar ben ik niet toe bereid. De regeling bevat een uitzondering op de gebruiksnormen
zoals die zijn opgenomen in artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en
schrijft expliciet voor dat die uitzondering (de hogere stikstofgebruiksnorm) alleen
geldt op kleigrond van bedrijven die in de direct daaraan voorafgaande drie jaren,
ieder jaar een gemiddeld hogere opbrengst van de desbetreffende gewassen hebben gerealiseerd.
De weersomstandigheden in 2024 hebben er waarschijnlijk toe geleid dat de gewassen
niet de volledige stikstofgift hebben opgenomen, waardoor het risico op nitraatuitspoeling
is toegenomen. Het toepassen van stikstofdifferentiatie in 2025 leidt in dat geval
tot een hoger milieurisico. Ook een alternatieve voorwaarde, door te rekenen met een
gemiddelde van de afgelopen drie jaar, zou tot een hoger risico op nitraatuitspoeling
leiden. Immers, in de jaren waarin geen bovengemiddelde opbrengst wordt gerealiseerd,
is er een verhoogd risico op uitspoeling.
Vraag 5
Bent u zich ervan bewust dat de stikstofgebruiksruimte op bedrijven afneemt door de
lagere stikstofgebruiksnormen in de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden)
en de beperkte stikstofgebruiksnorm voor groenbemesting en dat dit gevolgen heeft
voor een goede bemestingsstrategie en voldoende stikstofruimte om tot een goede opbrengst
te komen? Bent u zich ervan bewust dat de stikstofdifferentiatie een belangrijke regeling
voor akkerbouwers is om tot betere productkwaliteit en hogere opbrengstresultaten
te komen? Zo ja, gaat u voorwaarden voor deze regeling verruimen? Zo nee, waarom niet
en wat zijn dan de consequenties voor akkerbouwers, gewasopbrengsten en hoe past dat
bij uw beleid om voedselzekerheid te bevorderen?
Antwoord 5
Ik realiseer me dat de lagere stikstofgebruiksnormen een grote impact hebben op de
agrarische bedrijfspraktijk. De mogelijkheid om gebruik te maken van de uitzondering
voor stikstofdifferentiatie is echter alleen bedoeld voor telers die gedurende meerdere
jaren hogere opbrengsten dan gemiddeld realiseren. In deze gevallen hebben gewassen
immers aangetoond dat zij meer stikstof kunnen opnemen. Deze regeling betreft een
verruiming op de algemene regel en biedt enige ruimte binnen dat algemene kader zonder
dat met de uitzondering onoverkomelijke risico’s voor de waterkwaliteit ontstaan.
De voorwaarden die aan het gebruik van de uitzonderingsmogelijkheid worden gesteld,
zoals het beperken van deze maatregel tot de toepassing op kleigronden en het toekennen
van de hogere stikstofgebruiksnorm op basis van hogere opbrengsten van drie achtereenvolgende
jaren zijn nodig om te voorkomen dat de waterkwaliteit onder betreffende bedrijven
verslechtert door het toepassen van stikstofdifferentiatie. Ik ben daarom niet voornemens
de voorwaarden voor deze regeling te verruimen.
Vraag 6
Bent u bereid nog dit kwartaal duidelijkheid te geven met betrekking tot deze vragen
en stikstofdifferentiatie en wilt u deze vragen daarom tijdig beantwoorden?
Antwoord 6
Met de beantwoording van deze vragen heb ik duidelijkheid gegeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.