Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Westerveld over het bericht 'Elines dochter (10) kreeg anorexia: ‘gewacht op hulp tot ze letterlijk een ons woog’'
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Elines dochter (10) kreeg anorexia: «gewacht op hulp tot ze letterlijk een ons woog»» (ingezonden 24 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
12 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1928.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Elines dochter (10) kreeg anorexia: «gewacht op hulp
tot ze letterlijk een ons woog»»? Hoeveel kinderen, jongeren en jongvolwassenen zitten
in soortgelijke situaties en wachten op passende hulp?1
Antwoord 1
Ja. Exacte aantallen van kinderen, jongeren en jongvolwassenen in vergelijkbare situaties
zijn helaas niet beschikbaar doordat wachttijden niet landelijk en diagnosespecifiek
worden geregistreerd voor kinderen en jongeren.
Vraag 2
Bent u bekend met de zorgwekkende toename van het aantal kinderen en jongeren met
een eetstoornis, met name onder meisjes tussen de tien en veertien jaar? Kunt u hierop
reflecteren? 2
Antwoord 2
Ik ben bekend met signalen dat er jongeren zijn die steeds eerder een eetstoornis
ontwikkelen. Dit vind ik een zeer zorgelijke ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt
internationaal waargenomen, maar er is nog relatief weinig onderzoek naar gedaan.
Zoals blijkt uit de dissertatie waarnaar verwezen wordt, zijn er verschillende mogelijke
verklaringen. Het toenemende gebruik van social media op jonge leeftijd is er daar
één van. Zoals aangegeven in mijn brief over het actieprogramma mentale gezondheid
en ggz3 wordt er in opdracht van VWS gewerkt aan eenduidige richtlijnen voor (mentaal) gezond
en verantwoord scherm- en social mediagebruik. Deze richtlijnen behelzen dringende
adviezen voor ouders/opvoeders in het gezond online opgroeien en opvoeden.
Daarnaast kan medische mis- en desinformatie, bijvoorbeeld op sociale media, resulteren
in (het versterken van) risicogedrag dat schadelijk is voor de gezondheid. In het
kader van de Rijksbrede strategie voor een effectieve aanpak van desinformatie heeft
het Ministerie van BZK daarom eind vorig jaar een onderzoek uitgezet naar de mogelijke
handelingsopties met betrekking tot online desinformatie en volksgezondheid. Met de
resultaten van dit onderzoek wordt gewerkt aan een VWS-breed plan van aanpak op dit
gebied. Deze wordt in de tweede helft van 2025 verwacht. In het plan van aanpak zal
o.a. aandacht zijn voor het verstevigen van de informatievoorziening en het versterken
van de weerbaarheid tegen medische desinformatie.
Tot slot wordt op initiatief vanuit de Ketenaanpak eetstoornissen (hierna: K-EET)
op dit moment onderzoek gedaan naar de Nederlandse trends op het gebied van eetstoornissen
bij kinderen en jongeren. Op basis van deze uitkomsten kan het veld bezien welke vervolgontwikkelingen
wenselijk zijn, bijvoorbeeld voor specifieke doelgroepen.
Vraag 3
Hoe kijkt u terug op de woorden van uw ambtsvoorganger in 2021, die zei dat het «code
zwart» was?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn beantwoording op 13 augustus 2024 aangaf is er veel gedaan op het
gebied van eetstoornissen. Hierbij benadruk ik graag nogmaals dat het hierbij gaat
om hardnekkige en complexe problematiek. Gelukkig is voor de meerderheid van de jongeren
en volwassenen met een eetstoornis de beschikbare zorg passend. Voor een kleiner deel
van de jongeren en volwassenen blijkt het ingewikkeld tijdig passende zorg te bieden.
Dit kan komen omdat een eetstoornis soms pas laat wordt herkend of erkend. Maar ook
omdat een deel van deze jongeren en volwassenen met meerdere problemen tegelijkertijd
te maken hebben, zoals bijvoorbeeld suïcidaliteit, trauma, somatische problemen en/of
autisme. Deze aandoeningen kunnen elkaar versterken of afwisselen, waardoor behandeling
vanuit meerdere expertises en zorgprofessionals nodig is.
Op initiatief van K-EET wordt ingezet op vroegtijdig signaleren en herkennen van jongeren
met een eetstoornis. Zij zetten in op scholing van zorgprofessionals uit de eerstelijn.
Het proces is mijn inziens goed in ontwikkeling, maar de verandering heeft tijd nodig.
Vraag 4
Deelt u de mening dat een wachttijd van bijna een halfjaar, terwijl de norm veertien
weken is, onacceptabel is voor een ernstige ziekte zoals anorexia nervosa, die een
van de hoogste sterftecijfers onder psychiatrische aandoeningen kent?4
Antwoord 4
Wachttijden worden niet landelijk bijgehouden. We werken met behulp van het traject
standaardisatie uit de Hervormingsagenda Jeugd aan het verbeteren van inzicht in wachttijden
op landelijk niveau door verbetering van het (uniform) gebruik van het Berichtenverkeer
Jeugdwet. Maar voorlopig hebben we deze inzichten helaas niet.
Ik herken dat sommige jeugdigen met een eetstoornis te lang moeten wachten op passende
hulp. Daarom ondersteun ik K-EET dat is opgestart op initiatief vanuit veldpartijen.
In mijn beantwoording van 14 augustus 2024 heb ik u uitgebreid hierover geïnformeerd.
Daarnaast wil ik de beschikbaarheid van de specialistische jeugdzorg verbeteren door
via het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg gemeenten te verplichten
samen te werken, bijvoorbeeld bij de inkoop van specialistische jeugdhulp. Hiermee
moet onder meer specialistische hulp zoals anorexia zorg beter beschikbaar komen voor
jongeren. Uw Kamer heeft op 15 april jl. dit wetsvoorstel aangenomen. Daarmee is een
belangrijke stap gezet. Ik reken op een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel
in de Eerste Kamer om dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in werking te laten treden
en daarmee de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg te verbeteren.
Vraag 5
Kunt u uitleggen waarom de aanpak wachttijden van uw voorganger, die u noemde in een
voortgangsbrief Jeugd van 21 juni 2024, niet heeft geleid tot het terugdringen van
de wachttijden in dit jaar?
Antwoord 5
Exacte aantallen van kinderen, jongeren en jongvolwassenen in vergelijkbare situaties
zijn helaas niet beschikbaar doordat wachttijden niet landelijk en diagnose specifiek
worden geregistreerd voor kinderen en jongeren.
De Aanpak Wachttijden richt zich op het regionaal aanpakken van oorzaken van wachttijden.
Het gaat daarbij om het aanbrengen van duurzame verbeteringen in het jeugdzorgstelsel,
wat betekent dat we nu nog niet 1 op 1 kunnen zien dat wachttijden afnemen. Door de
Aanpak Wachttijden is in de regio’s meer inzicht in wat werkt en hoe in de regio de
in- door en uitstroom te bevorderen. Dat levert een ander soort resultaten op. Bijvoorbeeld
de ontwikkeling van slimme oplossingen in de praktijk, zoals «Eindje Verder» in regio
Eindhoven. Jeugdigen kunnen daar tijdens het wachten op een ggz-behandeling onder
begeleiding van een coach alvast aan de slag met hun vragen, o.a. in groepssessies.
Dit bleek in sommige gevallen zo effectief dat geen verdere behandeling nodig was
of dat jeugdigen sterker aan de behandeling begonnen.
Vraag 6
Vindt u het als stelselverantwoordelijke acceptabel dat niet bekend is hoeveel behandelplekken
er zijn? Zo ja, hoe kunt u dan de hulp voor mensen met een eetstoornis monitoren?
Hoe wordt bijgehouden of er daadwerkelijk plekken voor nieuwe professionals worden
gecreëerd?
Antwoord 6
In ons decentrale stelsel is geen landelijk inzicht in het aantal behandelplekken
op regionaal of lokaal niveau. Om de beschikbaarheid van gespecialiseerde jeugdzorg
te verbeteren wil ik via het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg de
gemeenten in regio’s verplichten om samen te werken, bijvoorbeeld bij de inkoop van
zorg voor eetstoornissen. Uw Kamer heeft op 15 april jl. dit wetsvoorstel aangenomen.
Tegelijkertijd is er ook niet één soort behandelplek. Afhankelijk van de problematiek
van de jongere, leeftijd en omgeving kan dit verschillen. Zo is, conform de zorgstandaard
eetstoornissen, ambulante behandeling in de vorm van systeemtherapie of meergezinstherapie
de behandeling van eerste keuze bij anorexia nervosa. Maar ook individuele therapie,
zoals cognitieve gedragstherapie, kan ingezet worden voor oudere adolescenten. Daarnaast
is het nog aan de zorgprofessionals de afweging of een jongere gebaat is bij opname
en/of dit somatisch noodzakelijk wordt geacht. Veelal is het juist wenselijk om de
jongere in hun omgeving te ondersteunen en behandelen. Dit maakt dat jongeren met
eetstoornissenproblematiek op verschillende plekken kunnen verblijven en via verschillende
routes behandeling kunnen ontvangen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het belang van vroegsignalering bij eetstoornissen? Welke stappen
onderneemt u, naast de initiatieven genoemd ter beantwoording van onze vorige schriftelijke
vragen, op dit moment om eetstoornissen eerder te signaleren en te behandelen? In
welke mate dragen al deze initiatieven daadwerkelijk bij aan het eerdere signaleren
en behandelen van eetstoornissen, zodat langdurige ziekenhuisopnames en ernstige lichamelijke
gevolgen kunnen worden voorkomen? Ziet u ook dat op dit moment nog te veel kinderen,
jongeren en ouders niet serieus worden genomen totdat de ziekte ernstige gevolgen
heeft?5
Antwoord 7
Het is enorm belangrijk dat kinderen, jongeren en hun ouders serieus genomen worden
wanneer zij zich melden bij zorgprofessionals. De zorgverleners die ik spreek doen
dit ook. Ik zie hierbij een spanningsveld: ouders zien hun kind in de greep van een
eetstoornis verslechteren. Zij willen, zeer begrijpelijk, direct actie. Behandelingen
voor bijvoorbeeld anorexia nervosa zijn ook gebaseerd op ziekte-inzicht. Zonder enige
vorm van motivatie bij het kind of jongere, is psychologische behandeling en begeleiding
zeer moeizaam en vaak weinig succesvol. Dit dilemma is ook een grote en zware uitdaging
voor zorgprofessionals. Daarbij komt ook dat, zoals eerder genoemd, eetstoornissen
hardnekkig en complex zijn. Alhoewel vroegsignalering belangrijk is voor tijdige en
passende behandeling, is het niet zo dat dit alle ernstige lichamelijk gevolgen en/of
ziekenhuisopnames kan voorkomen.
Het (bij)scholen van zorgprofessionals en initiatieven om vroegsignalering van eetstoornissen
te bevorderen is een continu proces en blijft aandacht vragen. Er wordt nog volop
ingezet via K-EET op verschillende initiatieven, bijvoorbeeld de website van First
Eet Kit, en webinars van Stichting Kiem. De K-EET netwerken zijn verdeeld in acht
bovenregionale netwerken. In elke K-EET regio wordt er samen met een kernteam van
zorginhoudelijke professionals ingezet op wat er in een regio nodig is om de zorg
voor eetstoornissen te versterken. Daarnaast worden er vanuit K-EET zowel landelijk
als per regio scholingsbijeenkomsten georganiseerd voor professionals in de zorg,
gericht op het vergroten van kennis over het signaleren, behandelen van eetstoornissen
in de breedste zin van het woord. Daarnaast wordt momenteel een basisscholingsprogramma
ontwikkeld op het gebied van eetstoornissen om zorgprofessionals met minder kennis
van eetstoornissen te ondersteunen.
Vraag 8
Wat vindt u van de signalen dat jongeren vaak pas vanaf zestien jaar terechtkunnen
in gespecialiseerde klinieken, terwijl eetstoornissen zich al op jongere leeftijd
ontwikkelen, zoals onder andere blijkt uit het voorbeeld van Amelie? Welke behandelmethoden
zijn er beschikbaar voor kinderen die niet passen binnen de standaard protocollen?
Erkent u dat behandelmethoden specifiek voor jongere kinderen tekortschieten (8–12 jaar)?6
Antwoord 8
Zoals ik eerder schetste gaat het bij eetstoornissen om complexe en hardnekkige problematiek.
Dit kan komen omdat een eetstoornis soms pas laat wordt herkend of erkend. Maar ook
omdat een deel van deze jongeren meerdere problemen tegelijkertijd te maken hebben,
zoals bijvoorbeeld suïcidaliteit, trauma, somatische problemen, of autisme. Deze aandoeningen
kunnen elkaar versterken of afwisselen, waardoor behandeling vanuit meerdere expertises
en zorgprofessionals nodig is. Vaak wordt er daarom vóór het bepalen van de best passende
hulp, samen met ouders en jongeren in kaart gebracht wat er precies aan de hand is
en wat eventuele onderliggende oorzaken zijn. Dit wordt veelal een gedeelde verklarende
analyse genoemd.
Daarna kan, op basis van de problematiek van de jongere, leeftijd en omgeving de gewenste
behandeling verschillen. Conform de zorgstandaard eetstoornissen is ambulante behandeling
in de vorm van systeemtherapie of meergezinstherapie de behandeling van eerste keuze.
Daarnaast is het nog aan de zorgprofessionals de afweging of een jongere gebaat is
bij opname en/of dit somatisch noodzakelijk wordt geacht. Veelal is het juist wenselijk
om de jongere in hun omgeving te ondersteunen en behandelen. Het kan daarom zijn dat
een eetstoornisinstelling een minimumleeftijd hanteert voor klinische opname. Bijvoorbeeld
omdat zij het niet in het belang van het kind achten om in een groepssetting opgenomen
te worden met oudere jongeren met een eetstoornis maar dan opname op een kinderafdeling
in een ziekenhuis passender is. Samenwerking tussen zorgprofessionals en instellingen
is noodzakelijk zodat zeer jonge kinderen passende zorg op een passende plek ontvangen.
Deze samenwerking tussen zorgprofessionals en instellingen wordt ondersteund en gestimuleerd
via K-EET.
Zoals recent literatuuronderzoek laat zien, is er nog weinig specifiek bekend over
de effectiviteit van behandelingen bij zeer jonge kinderen7. Zoals reeds aangegeven wordt er op dit moment, op initiatief van K-EET, onderzoek
gedaan naar trends in Nederland op het gebied van eetstoornissen bij jongeren. Op
basis hiervan wordt door het veld bekeken welke vervolgontwikkelingen, bijvoorbeeld
onderzoek naar specifieke behandelmethoden voor een specifieke groep, wenselijk zijn.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de kritiek dat patiënten in reguliere zorginstellingen soms primair
worden gedwongen te eten, zonder dat er voldoende aandacht is voor de onderliggende
psychologische problematiek?8
Antwoord 9
In het artikel waaraan gerefereerd wordt, schetst mevrouw van Bellegem dat vroeger
de behandeling vaak uit een opname in het ziekenhuis of kliniek bestond, maar dat
er steeds meer ambulant gewerkt wordt om, samen met het gezin, de problemen op te
lossen. Deze lijn onderschrijf ik volledig. De focus in de zorg ligt op een geïntegreerde
aanpak waarin somatische stabilisatie en psychologische behandeling hand in hand gaan.
Vraag 10
Bent u bekend met de signalen uit het veld dat kinderen die niet passen bij een van
de stoornissen genoemd in de DSM-5, zoals kinderen die hoogbegaafd zijn, daardoor
niet de passende behandeling krijgen binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz)?
Deelt u de zorg dat het gebrek aan kennis over hoogbegaafdheid leidt tot inadequate
behandelingen voor kinderen en jongeren met een eetstoornis?
Antwoord 10
Passende zorg begint, nog voor de start van een behandeling, om samen met ouders en
jongeren te beeld te komen wat er precies aan de hand is en wat eventuele onderliggende
oorzaken zijn. Dit wordt veelal een gedeelde verklarende analyse genoemd. Het doel
is daarbij om inzichtelijk te krijgen welke factoren hierop van invloed zijn op de
problematiek en hoe die met elkaar samenhangen. Bij de verklarende analyse staat niet
de DSM-stoornis centraal, maar de klachten en problemen waar een jongere in en met
zijn context tegen aanloopt in het dagelijks leven. Het gaat dan om psychologische
en emotionele en in geval van eetstoornissen ook somatische kenmerken en om de dynamische
interactie van de jongere en zijn omgeving. Dit moet leidend zijn in het organiseren
van passende zorg. Professionals betrekken waar nodig deskundigheid op het gebied
van hoogbegaafdheid, zodat dit kan worden meegenomen in de diagnose en behandeling.
Ik herken het signaal niet dat een gebrek aan kennis over hoogbegaafdheid en uitdagingen
die daarbij komen kijken voor jongeren, het organiseren van passende zorg in de weg
staat.
Vraag 11
Erkent u dat het huidige zorgstelsel tekortschiet in de aanpak van eetstoornissen
bij kinderen en jongeren, en dat dit, gezien de ernst van de problematiek, de hoge
sterftecijfers van 5,9 procent (die daarmee de hoogste zijn onder de psychiatrische
aandoeningen), de alarmerende berichtgeving, en de noodzaak tot specialistische hulp,
meer prioriteit zou moeten hebben?9
Antwoord 11
Wanneer jongeren en hun ouders te maken hebben met een eetstoornis is dat verschrikkelijk.
Tegelijkertijd wil ik graag benadrukken dat een eetstoornis ingewikkeld en complex
is. Zo spelen ook vaak andere (onderliggende) psychische problemen en vinden mensen
met een eetstoornis vaak zelf niet dat er een probleem is. Dit alles tegelijk met
toenemende somatische klachten en daardoor grote urgentie bij betrokkenen. We moeten
alles op alles zetten om jongeren met eetstoornis van passende zorg te voorzien. Er
wordt daarom al jaren prioriteit gegeven aan eetstoornissen bij jongeren door de ketenaanpak
eetstoornissen vanuit het veld financieel te ondersteunen en vanuit het Ministerie
van VWS met K-EET te werken aan het verbeteren van de ketensamenwerking in de regio’s.
Vraag 12
Is het cijfer van 5,9 procent accuraat? Klopt de aanname dat als iemand bijvoorbeeld
overlijdt aan een longontsteking, maar degene door een eetstoornis een verminderde
weerbaarheid heeft, dan de longontsteking als doodsoorzaak wordt aangemerkt en niet
de eetstoornis? Zo ja, kan het zijn dat de sterftecijfers onderschat worden?
Antwoord 12
Het cijfer van 5,9% komt uit een analyse van 36 internationale studies, uitgevoerd
in 2011.10 Op dit moment wordt, op initiatief van K-EET, onderzoek gedaan naar de trends in
eetstoornissen in Nederland onder jongeren. Hierbij wordt ook gekeken naar het risico
voor jongeren die voor een eetstoornis onder behandeling zijn (geweest) van een kinderarts
om te overlijden. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek in het najaar.
In Nederland worden bij overlijden doodsoorzaken door de schouwende arts geregistreerd.
Deze data worden door het CBS bijgehouden. In hoeverre artsen bij deze registratie
de internationale codes voor anorexia en/of andere eetstoornissen
aanhouden is niet met zekerheid te stellen. Als er op basis van deze data vervolgens
berekeningen worden gemaakt ten aanzien van eetstoornissen, is het zeer waarschijnlijk
dat hierbij een onderschatting plaats vindt.
Vraag 13
Wordt er op dit moment daadwerkelijk onderzoek gedaan naar de effectiviteit van behandelmethoden
voor kinderen en jongeren met een eetstoornis? Op welke manier worden huidige behandelmethodes
wetenschappelijk onderbouwd?
Antwoord 13
Ik vind het van het grootste belang dat de jeugdhulp die wordt ingezet ook effectief
is. Onderdeel hiervan is want ook onderzoek naar effectiviteit van nieuwe én bestaande
behandelmethoden. Zo zijn afspraken gemaakt in de Hervormingsagenda over het verbeteren
van kwaliteit met als doel het borgen van kwaliteit en blijvend leren in het jeugdstelsel.
Door het nakomen van de afspraken uit de Hervormingsagenda faciliteer ik samen met
de vijfhoek dat in het veld op een duurzame manier wordt gewerkt aan de verbetering
van kwaliteit. De werkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) doet dit op basis
van een Leeragenda. Vanuit de Hervormingsagenda ontvangt KBL middelen hiertoe.
Vraag 14
Wat doet u om te voorkomen dat eetstoornissen chronisch worden, met levenslange gevolgen
voor de mentale en lichamelijke gezondheid van kinderen en jongeren met een eetstoornis?
Zijn er voldoende nazorgtrajecten beschikbaar om terugval te voorkomen?
Antwoord 14
Mensen met een eetstoornis, of andere psychische klachten, zullen altijd kwetsbaarder
blijven voor een terugval. Het is belangrijk dat mensen zich hiervan bewust zijn en
tijdig zelf om hulp of ondersteuning kunnen vragen. Daarom is terugvalpreventie in
de zorgstandaard een vast onderdeel van het behandelprogramma bij eetstoornissen.
Terugvalpreventie krijgt tijdens de behandeling expliciet aandacht – zo leren patiënten
en hun naasten hoe signalen van terugval tijdig te herkennen en hoe dan te handelen.
Daarnaast wordt binnen gespecialiseerde instellingen steeds vaker structurele nazorg
aangeboden (bijvoorbeeld periodieke follow-up gesprekken of lotgenotengroepen) om
patiënten te ondersteunen na afronding van de intensieve behandeling. Ook via patiëntenorganisaties
en ervaringsdeskundige initiatieven is ondersteuning beschikbaar om terugval te voorkomen.
Ik acht deze nazorg en terugvalpreventie van groot belang.
Vraag 15
Wat zijn de concrete opbrengsten van het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Gezond en
Actief Leven Akkoord (GALA) en de Aanpak Mentale Gezondheid voor de beschikbare zorg
voor kinderen met een eetstoornis?
Antwoord 15
In de akkoorden IZA, GALA en de Aanpak Mentale Gezondheid zijn geen specifieke afspraken
gemaakt voor kinderen of voor mensen met eetstoornis. Deze akkoorden vormen wel belangrijke
fundamenten voor structurele verbetering van de mentale gezondheid en zorg in Nederland.
Het GALA heeft als één van de doelen het versterken van de mentale veerkracht en de
mentale gezondheid.
Dit is ook de ambitie van de aanpak «mentale gezondheid: van ons allemaal». Het gaat
zowel in het GALA als in de aanpak mentale gezondheid niet om zorg maar om preventie
zoals het bespreekbaar maken en zichtbaar maken van het belang om mentaal gezond te
zijn, het voorkomen van eenzaamheid en de aandacht voor mentale gezondheid op het
werk en in het onderwijs.
Vraag 16
Hoe wordt gemonitord of de verbeteringen die u in antwoord op voorgaande Kamervragen
noemde ook daadwerkelijk effect hebben? Is er onderzoek/evaluatie naar de effectiviteit
van deze initiatieven?
Antwoord 16
Het effect van de verschillende initiatieven kan niet één op één vertaald worden naar
minder jongeren met eetstoornissen of minder ziekenhuisopnames. We weten dat de mentale
gezondheid van jongeren onder grote druk staat en dat er een groot aantal factoren
is dat invloed heeft op het ontstaan en de ontwikkeling van een eetstoornis. We monitoren
de voortgang daarom vooral via proces- en structuurindicatoren en signalen uit het
veld. Het effect van onze inzet is dat er 8 bovenregionale netwerken zijn voor eetstoornissenzorg
waar zorgprofessionals hun (ingewikkelde) casuïstiek kunnen bespreken of knelpunten
in de ketenzorg aan kunnen pakken. Er is een leidraad rondom het tegengaan van dwangvoeding
geïntroduceerd en zorgprofessionals kunnen terugvallen op een landelijke expertgroep
bij een moreel beraad hierover.
Daarnaast zijn door K-EETi, een landelijke, collegiale, telefonische advieslijn voor
professionals, in 2024 ongeveer 270 adviesgesprekken gevoerd. De consultatielijn werd
voornamelijk benut door eerstelijnsprofessionals. In totaal was 94% van de ongeveer
270 gesprekken voldoende geholpen na het gesprek.
We volgen de impact via de reguliere monitors (zoals de NZa-wachttijdrapportages en
de evaluatie van de Hervormingsagenda) en via de terugkoppeling vanuit K-EET en de
bovenregionale netwerken. Op basis daarvan zullen we, indien nodig, verdere verbeteracties
ondernemen.
Vraag 17
Wat is de stand van zaken van de steunpunten die zijn genoemd in het IZA? Op welke
wijze draagt dit initiatief op dit moment bij aan de verbetering in de zorg voor mensen
met een eetstoornis?11, 12
Antwoord 17
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg (LMZ) heeft uw Kamer in december
2024 geïnformeerd13 over een verkennend onderzoek dat inzicht geeft in de «stand van het land» wat betreft
de laagdrempelige steunpunten zoals genoemd in het IZA. Het onderzoek laat zien dat
er 278 steunpunten zijn en dat er daarnaast ruim 50 initiatieven als potentieel steunpunt
kunnen worden aangemerkt. De onderzoekers concluderen op basis van deze eerste meting
en de informatie die zij uit het veld hebben verkregen dat er meer bekendheid en een
sterke ontwikkeling van laagdrempelige steunpunten gaande is. Om de beweging kracht
bij te zetten is begin dit jaar een landelijk ondersteuningsprogramma gestart, waarin
tevens wordt gemonitord of de IZA-ambitie daadwerkelijk gerealiseerd wordt.
Laagdrempelige steunpunten zijn toegankelijk voor alle inwoners. Steunpunten kunnen
op basis van behoefte van inwoners/bezoekers bepaalde thema’s of doelgroepen meer
aandacht geven. De steunpunten kunnen – in plaats van of als aanvulling op formele
zorg – bijdragen aan iemands herstel.
Vraag 18
Bent u bereid steunpunten specifiek voor mensen met een eetstoornis, inclusief al
bestaande en niet-gefinancierde steunpunten, te erkennen en financieel te ondersteunen,
aangezien er in de praktijk een sterke behoefte is aan gerichte steunpunten die kunnen
bijdragen aan vroegsignalering en het opvangen van mensen met een eetstoornis die
op een wachtlijst staan?
Antwoord 18
Inloophuizen kunnen een belangrijke bijdrage leveren in de ondersteuning voor mensen
die met eetstoornissen kampen.
Inloophuizen kunnen door gemeenten gefinancierd worden uit de middelen die ze uit
het gemeentefonds ontvangen. Het is aan inloophuizen om, afhankelijk van de ondersteuning
en/of zorg die zij bieden, afspraken te maken met inkopende partijen zoals gemeenten
en zorgverzekeraars.
Vraag 19
Kunt u aangeven in hoeverre u bereid bent om te werken aan de aanbevelingen van Stichting
Kiem? Kunt u per aanbeveling aangeven waarom wel of niet?14
Antwoord 19
Ik onderschrijf de aanbevelingen van Stichting Kiem en haar partners. Hier wordt,
onder andere via de gesubsidieerde Ketenaanpak Eetstoornissen, ook op ingezet. Hieronder
ga ik per aanbeveling in op hoe dit wordt gedaan.
1) Het taboe op eetstoornissen doorbreken zodat mensen met een eetstoornis
sneller hulp vragen.
Via K-EET wordt volop ingezet op het doorbreken van het taboe op eetstoornissen. Zo
is de website First Eet Kit opgezet. Hier kunnen jongeren, hun ouders en naasten en
zorgprofessionals informatie vinden over eetstoornissen, tips om een eetstoornis te
herkennen en hoe je iemand het beste kan ondersteunen, en uitleg over hoe je hulp
kan vinden. Ook is vanuit K-EET een podcast ontwikkeld, hier komt binnenkort een tweede
seizoen van beschikbaar. Tot slot treden trekkers vanuit K-EET, zoals mevrouw Van
Bellegem, regelmatig op in media.
2) Duurzame financiering voor ervaringsdeskundigheid
Net zoals de initiatiefnemers van deze aanbevelingen zie ik ook dat er meer aandacht
is in de GGZ voor de inzet van ervaringsdeskundigheid. Dit is een mooie ontwikkeling.
Inzet van ervaringsdeskundigheid kan een belangrijke rol spelen tijdens een eventuele
wachttijd, tijdens behandeling en in de nazorg. Door de inzet van ervaringsdeskundigheid
te borgen als onderdeel van de behandeling en nazorg, wordt de integraliteit en kwaliteit
van zorg verbeterd. In de Zvw kunnen ervaringsdeskundigen in de Zvw worden ingezet
als onderdeel van een behandeling en er zijn mogelijkheden om via het Zorgprestatiemodel
bepaalde vormen van inzet te bekostigen. Voor de jeugdzorg is het aan gemeenten om,
bij de inkoop van hulp, eventuele eisen te stellen rondom de inzet van ervaringsdeskundigen.
3) Bredere aanpak van eetstoornissen: het betrekken van het persoonlijk
netwerk van de persoon met een eetstoornis
Het netwerk goed betrekken is een enorm belangrijke factor voor iemands herstel. In
de zorgstandaard eetstoornissen wordt hier ook veel nadruk op gelegd als belangrijk
onderdeel van behandeling. Het is aan de professionaliteit van de zorgverlener om
hier op een, bij de situatie passende manier, invulling aan te geven.
Vraag 20
Deelt u de mening dat ervaringsdeskundigen een waardevolle bijdrage kunnen leveren
aan de behandeling en begeleiding van kinderen en jongeren met een eetstoornis? Bent
u bereid om dit integraal in te zetten en te faciliteren binnen de reguliere zorg?
Antwoord 20
Zoals aangegeven in mijn antwoord op voorgaande vraag deel ik deze mening. Ik zie
ook dat binnen de ggz de aandacht hiervoor is toegenomen. Er zijn vele instellingen
die werken met ervaringsdeskundigen. Een voorbeeld hiervan is dat door veel kinderartsen
en ggz bij aanvang van de zorg gewezen wordt op de cursus EHBE van Stichting KIEM.
Zij bieden laagdrempelig, online, door een ervaringsdeskundige ouder en professional
gegeven advies. Ervaringsdeskundigen spelen al een rol in de ggz voor volwassenen.
In de Zvw kunnen ervaringsdeskundigen in de Zvw worden ingezet als onderdeel van een
behandeling en er zijn mogelijkheden om via het Zorgprestatiemodel bepaalde vormen
van inzet te bekostigen. Voor de jeugdzorg is het aan gemeenten om, bij de inkoop
van hulp, eventuele eisen te stellen rondom de inzet van ervaringsdeskundigen.
Vraag 21
Hoe beoordeelt u een «family based treatment» binnen de zorg voor mensen met een eetstoornis,
waardoor de verantwoordelijkheid voor de zorg grotendeels bij de ouders wordt neergelegd?
Deelt u de mening dat wanneer deze vorm van behandeling wordt ingezet, ouders ook
ondersteund moeten worden? Zo ja, wat gaat u concreet doen zodat ouders die deze zorgtaak
dragen financieel en persoonlijk worden ondersteund?
Antwoord 21
Wanneer je kind vecht tegen een eetstoornis of andere ziekte en/of stoornis, doet
dit een enorm beroep op ouders en eventuele broers/zussen. In emotionele en praktische
zin.
Family Based Treatment (FBT) is een bewezen effectieve behandelmethode bij anorexia
nervosa, met name voor jongeren. Deze aanpak kan intensief zijn en vraagt veel van
ouders. Ik deel de mening dat ouders hierin goed begeleid en ondersteund moeten worden.
In FBT-trajecten is die ondersteuning een integraal onderdeel van de behandeling:
ouders krijgen begeleiding van therapeuten, psycho-educatie en intervisie met andere
ouders. Daarnaast kunnen ouders – wanneer dat nodig is – een beroep doen op bestaande
regelingen zoals zorgverlof of mantelzorgondersteuning. Ook kan het sociaal domein
aanvullende ondersteuning bieden, zoals praktische hulp of respijtzorg. Indien noodzakelijk
wordt soms ook ouderbegeleiding ingezet, bij ouders die meer nood aan ondersteuning
hebben. Deze ondersteuning vind ik een positieve ontwikkeling.
Vraag 22
Bent u tevreden met de stappen die sociale media, zoals Facebook, Instagram en TikTok,
hebben gezet om destructieve effecten voor mensen met een eetstoornis tegen te gaan?
Bent u inmiddels van mening dat er strikter moet worden opgetreden als het gaat om
sociale media in dit kader?15
Antwoord 22
Er zijn verschillende wettelijke kaders die kinderen online beschermen. Bijvoorbeeld
de Algemene Verordening Gegevensbescherming, de digitale dienstenverordening (Digital
Service Act) en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten als onderdeel van
de Mediawet. Deze laatste verbiedt het vertonen van schadelijke content voor bepaalde
leeftijdscategorieën (artikel 4.1a). Denk hierbij bijvoorbeeld aan berichten die anorexia
verheerlijken. Mediaplatformen dienen op basis van deze richtlijn de content ontoegankelijk
te maken. De Commissariaat van de Media houdt hier toezicht op.
Echter, is er ook veel content die zich juist richt op herstel van een eetstoornis,
bijvoorbeeld recovery accounts. Over de vraag of dit wenselijk is, zijn de meningen
verdeeld. Mensen die in herstel zijn van een eetstoornis geven veelal aan dat hen
dit steunt en helpt. Tegelijkertijd waarschuwen hulpverleners vaak voor de negatieve
gevolgen van dergelijke content.
Ik vind het niet wenselijk om vanuit de overheid hierin voor te schrijven of mensen
in hun herstelproces wel of niet in aanraking mogen komen met dergelijke recovery
accounts. Of dit wenselijk en behulpzaam is voor mensen, is een afweging die zij zelf
met hun zorgprofessional moeten maken. Ik vind het belangrijk om opvoeders te ondersteunen
om hun kinderen weerbaar en gezond met social media om te laten gaan. Daarom is VWS
bezig met het opstellen van richtlijnen en adviezen voor gezond en verantwoord scherm-
en social mediagebruik. Deze worden voor de zomer gedeeld met de Kamer. Deze adviezen
moeten handvatten bieden aan opvoeders om het gesprek aan te gaan over social media
en dus ook over de schadelijke kant hiervan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.