Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Soepboer en De Hoop over het onterecht moeten inleveren van pompeblêdspeldjes door een Friese delegatie bij de Tweede Kamer
Vragen van de leden Soepboer (Nieuw Sociaal Contract) en De Hoop (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het onterecht moeten inleveren van pompeblêdspeldjes door een Friese delegatie bij de Tweede Kamer (ingezonden 11 april 2025).
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
12 mei 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat een Friese delegatie hun pompeblêdspeldjes
moest afstaan om de Tweede Kamer binnen te mogen en bent u ervan op de hoogte dat
de stafdienst van de Tweede Kamer intussen heeft gezegd dat dit onterecht was?1, 2, 3
Antwoord 1
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het dragen van pompeblêdspeldjes geen politieke uiting is, maar
dat het dragen van zo’n speldje alleen een symbool is van Friesland en de Friese identiteit?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik begrijp dat het dragen van een pompeblêdspeldje voor velen geen politieke uiting
is, maar een symbool van verbondenheid met Friesland en de Friese identiteit. Vanuit
dat perspectief wordt het speldje gezien als een uiting van regionale trots en cultureel
erfgoed. In onze democratische rechtsstaat is het van belang dat er ruimte bestaat
om uiting te geven aan regionale identiteit, taal en cultuur.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat rondom het dragen van een pompeblêdspeldjes geen enkele
politieke discussie bestaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, begrijp ik dat het pompeblêdspeldje
in de praktijk veelal gedragen als uitdrukking van regionale trots en culturele identiteit,
en niet als politiek statement.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het publiekelijk afstand moeten doen van een uiting van iemands
identiteit, zoals een pompeblêdspeldje, een ernstige aantasting vormt van de identiteit
van de leden van de delegatie?
Antwoord 4
Ik kan me goed voorstellen dat de betrokken leden deze situatie als vervelend en kwetsend
hebben ervaren.
Vraag 5
Welke maatregelen zullen worden genomen om te voorkomen dat symbolen zoals het pompeblêdspeldje
in de toekomst onterecht worden aangemerkt als een (al dan niet collectieve) demonstratieve
uiting?
Antwoord 5
Het is van belang dat symbolen, zoals het pompeblêdspeldje, niet onterecht worden
aangemerkt als een demonstratieve uiting. De interpretatie van dergelijke symbolen
valt onder de verantwoordelijkheid van het presidium en de voorzitter van de Tweede
Kamer, die binnen de kaders van de Kamerorde beslissen of uitingen passend zijn in
het parlementaire decorum.
Vraag 6
Welke richtlijnen gelden op dit moment voor ambassadeurs of groepen vertegenwoordigers
van bevriende landen of regio’s binnen en buiten het Koninkrijk die nationale of regionale
symbolen dragen om hun identiteit te tonen (zoals bijvoorbeeld een Ierse vertegenwoordiging
die een shamrock draagt, een delegatie met Brabantse stropdassen, of een bezoek van
gasten uit Caribisch Nederland die met een speldje laten zien van welk eiland zij
afkomstig zijn)?
Antwoord 6
Voor deze richtlijnen verwijs ik u naar de richtlijnen van de Tweede Kamer.
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van de excuses van de stafdienst van de Tweede Kamer waaruit
blijkt dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het dragen van een pompeblêdspeldje
door mensen die op bezoek zijn in de Tweede Kamer en mensen die plaatsnemen op de
publieke tribune? Onderschrijft u dat in beide gevallen er geen sprake is van het
belemmeren van Kamerleden in hun werk of van het maken van een statement (zoals opgenomen
in de Kamerregels), en dat het dragen van een dergelijk symbool in beide gevallen
dus zou moeten kunnen?
Antwoord 7
Ik heb er kennis van genomen dat de stafdienst heeft aangegeven dat het om een misverstand
ging. De verantwoordelijkheid voor het handhaven van de Kamerregels ligt bij de voorzitter
en het presidium van de Tweede Kamer. Zij zijn het die binnen de kaders van de Kamerorde
kunnen beoordelen of het dragen van een bepaald symbool past binnen de parlementaire
context.
Vraag 8
Ziet u mogelijkheden om, samen met het presidium, te komen tot een verduidelijking
of wijziging van bijvoorbeeld het reglement of de procedures om dergelijke misverstanden
in de toekomst te voorkomen?
Antwoord 8
Het komen tot verduidelijking of wijziging van reglement of de procedures van de Kamer
is aan de Kamerleden en aan het presidium zelf.
Vraag 9
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 9
Helaas is het niet gelukt deze vragen binnen 3 weken te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.