Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Bushoff over de vertraging bij de versterking en problemen met de schadeafhandeling en de psychosociale problemen als gevolg daarvan
Vragen van de leden Beckerman (SP) en Bushoff (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vertraging bij de versterking en problemen met de schadeafhandeling en de psychosociale problemen als gevolg daarvan (ingezonden 16 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Van Marum (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
(ontvangen 9 mei 2025).
Vraag 1
Kent u het bericht «Veiligheid in Groningen blijft zorgelijk ondanks stoppen gaswinning»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u zich in de uitspraak van de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op
de Mijnen (SodM): «Ik maak mij zorgen om de gezondheid en het welzijn van de mensen
in Groningen. Het lange wachten sloopt mensen. Het is nu niet de tijd om achterover
te leunen omdat de gaswinning gestopt is»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Ik onderschrijf dat het niet de tijd is om achterover te leunen. Dit heb ik ook steeds
benadrukt in de verschillende brieven die ik naar uw kamer verstuurd heb. Mijn Kamerbrief
van 22 april jl. over de Staat van de veiligheid van Groningen 20242 is daar het meest recente voorbeeld van. Ik heb uw Kamer op 26 maart jl. ook geïnformeerd
over de actualisatie van de diepteanalyse van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).3 Deze geeft een actueel beeld van het verloop van de versterkingsopgave. Daarbij houd
ik oog voor een goede balans tussen de snelheid van de versterkingsoperatie en de
kwaliteit die bewoners geboden kan worden.
Ook ik zie wat het lange wachten met mensen doet. Zoals ik eerder richting uw Kamer
en in interviews heb aangegeven, heb ik de NCG gevraagd om prioriteit te geven aan
de versterking van woningen van bewoners die te lang in het proces zijn blijven zitten.
In mijn Kamerbrief van 22 april jl. heb ik nogmaals bevestigd dat ik aandacht heb
voor deze bewoners.4
Vraag 3
Het SodM concludeert wederom dat de versterkingsoperatie achterloopt op schema en
dat versnelling noodzakelijk is, deelt u deze conclusie?
Antwoord 3
Ik deel de conclusie dat versnelling noodzakelijk is. De actualisatie van de diepteanalyse
laat zien dat de NCG met name tussen 2026 en 2028 het tempo verwacht te kunnen opschalen,
daarbij blijf ik aandacht houden voor de balans tussen snelheid en de kwaliteit die
bewoners geboden kan worden. De NCG zal de diepteanalyse jaarlijks actualiseren en
ik zal uw Kamer hierover ook jaarlijks informeren.
Zoals ik in mijn Kamerbrief van 22 april heb aangegeven, zijn ruim 1.200 gebouwen
versterkt in 2024.5 Dit is minder dan het doel en tegelijkertijd wel meer dan het aantal dat in 2023
is gerealiseerd. Voor de komende jaren stuur ik op de jaarplannen van de NCG en op
de actualisaties van de diepteanalyse. Ik wil ervoor zorgen dat het tempo van de versterkingsoperatie
binnen de bandbreedtes uit de diepteanalyse blijft.
Vraag 4
Is de conclusie van het SodM juist dat op het huidige tempo de versterking nog tot
2034 duurt?
Antwoord 4
Deze uitspraak van SodM is gebaseerd op het lineair doortrekken van het aantal opgeleverde
versterkte gebouwen in 2024. Op basis van de diepteanalyse die ik u recent heb toegestuurd,
zie ik nu geen redenen om ervan uit te gaan dat de versterking tot 2034 blijft doorlopen.
Zowel het jaarplan van de NCG voor 2025, als de actualisatie van de diepteanalyse
schetsen duidelijk een andere verwachting. Dat is waar ik op vertrouw en waar ik op
stuur.
Vraag 5
Hoe strookt dat met de voorspelling van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) dat
de versterkingsoperatie in 2028 grotendeels afgerond zou zijn?
Antwoord 5
Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Ik heb uw Kamer op 26 maart jl. geïnformeerd over
de actualisatie van de diepteanalyse van de NCG.6 Ik heb mijn verwachting nogmaals uitgesproken in mijn brief van 22 april jl. Op basis
van de geactualiseerde diepteanalyse is mijn verwachting nog steeds dat de versterkingsoperatie
in 2028 grotendeels afgerond kan zijn. Ik blijf met de NCG zoeken naar manieren om
het gewenste tempo van de versterkingsoperatie te bereiken, zonder de kwaliteit voor
de bewoner uit het oog te verliezen.
Vraag 6
Erkent u dat de doorlooptijd voor bewoners in de versterking toeneemt? Onderschrijft
u de conclusie van het SodM dat de doorlooptijd is opgelopen naar 6,3 jaar? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Ik erken dat de gemiddelde doorlooptijd van de versterking is toegenomen. Hierover
heb ik uw Kamer ook geïnformeerd op 22 april jl.7 Tegelijkertijd vereist deze constatering ook context. De toename in doorlooptijden
is onder andere het gevolg van initiatieven die de kwaliteit van de versterking voor
bewoners verbeteren. Een andere verklaring is het doel om huizen zo snel als mogelijk
te beoordelen, en zo bewoners snel duidelijkheid te geven of hun huis wel of niet
versterkt moet worden. De capaciteit van de NCG en ingenieursbureaus is daarmee (tijdelijk)
met name in de beoordelingen gaan zitten. Hierdoor is minder capaciteit beschikbaar
geweest voor de overige fasen van de versterking, waardoor de doorlooptijden toegenomen
zijn.
Vraag 7
Het SodM komt met vier aanbevelingen, kunt u per aanbeveling aangeven of en hoe u
deze overneemt?
Antwoord 7
Ik waardeer het SodM als onafhankelijk adviseur voor de versterkingsoperatie. Ik onderschrijf
het merendeel van haar adviezen, zoals het belang van voortvarendheid in de versterkingsoperatie,
realistische en concrete planningen en een open communicatie daarover. In mijn brief
van 22 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn opvolging van deze adviezen.8
Vraag 8, 9 en 10
Erkent u de conclusie van «Gronings perspectief» dat «het hebben van meerdere keren
schade over de hele linie een punt van zorg blijft»? Neemt u de aanbeveling van de
onderzoekers over om bij de afhandeling mensen met meervoudige schade voorrang te
geven en passende ondersteuning te bieden?9
Wilt u, overwegende dat de groep respondenten met meerdere keren schade een chronische
gezondheidsachterstand heeft, gezondheid prioriteren en de gezondheidsschade terugdringen?
Zo ja, welke stappen wilt u hiervoor zetten?
De conclusie van de onderzoekers is, opnieuw, dat de groep met meervoudige schade
structureel minder vertrouwen heeft in instanties, welke stappen wilt u zetten om
dit tegen te gaan?
Antwoord 8, 9 en 10
Het onderzoek van Gronings Perspectief bevestigt nogmaals de grote impact die het
herhaaldelijk geconfronteerd worden met schade kan hebben op mensen. Mede daarom wordt
in de schadeafhandeling met duurzaam herstel ingezet op het voorkomen van terugkerende
mijnbouwschade bij woningen. Dit gebeurt door onderliggende constructieve gebreken
aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan het uitvoeren van funderingsherstel, zodat bij
een volgende beving niet gelijk nieuwe scheuren in muren ontstaan. Door deze aanpak
worden stress en overlast waar bewoners door terugkerende schade mee geconfronteerd
worden, verminderd. Wanneer er sprake is van samenloop met de versterking, krijgen
bewoners waar mogelijk de keuze voor een integrale oplossing, onder coördinatie van
de NCG. Inmiddels zitten ruim 600 woningen in het traject om duurzaam hersteld te
worden.
Ook in de bredere schadeafhandeling houdt het IMG rekening met de impact van terugkerende
schadeproblematiek. Zo begint het IMG bij de implementatie van nieuwe schaderegelingen
steevast in de kern van het aardbevingsgebied, omdat hier het grootste risico op (terugkerende)
schade bestaat. Daarnaast werkt het IMG aan de uitwerking van maatregel 5 en 7 uit
Nij Begun, een vaste vergoeding en verhoogde overlastvergoeding bij herhaalschade.
Zo kunnen bewoners met herhaalschade bij een nieuwe bodembeweging sneller en eenvoudiger
geholpen worden. Met deze vergoedingen wil het kabinet erkenning geven voor de zwaardere
psychosociale belasting bij meervoudige schademeldingen.
Wanneer psychosociale problemen zich voordoen hebben gemeenten verschillende maatregelen
om die aan te pakken. Zo ontvangen gemeenten 55,8 miljoen euro extra voor het programma
Sociaal en Gezondheid. Dit zijn middelen die door aardbevingsgemeenten ingezet kunnen
worden ten behoeve van de aanpak en preventie van psychosociale problematiek. Bijvoorbeeld
in de vorm van aardbevingscoaches en welzijnswerkers. Daarnaast ondersteunt het ministerie
ook de geestelijk verzorgers in het aardbevingsgebied. Tot slot komen vanuit de Sociale
Agenda middelen beschikbaar om in te zetten op het langere termijnperspectief in de
hele regio.
Het herstel van vertrouwen bij bewoners is een grote opgave en kost tijd. Dat kan
niet met mooie woorden, maar alleen met concrete daden. De combinatie van de hierboven
genoemde maatregelen moet hier op termijn aan bijdragen.
Vraag 11
Bent u bereid de aanbeveling van «Gronings Perspectief» over te nemen om «al vroeg
in het versterkingstraject te voorzien in een vast aanspreekpunt, aangezien dit bepalend
is voor de mate waarin mensen zich voldoende ondersteund voelen»?
Antwoord 11
Ik ben het ermee eens dat het van belang is dat bewoners al vroeg in het versterkingsproces
een vast aanspreekpunt moeten krijgen. Iedere bewoner waarvoor het versterkingstraject
start, krijgt een bewonersbegeleider voor persoonlijke ondersteuning en begeleiding.
De bewonersbegeleider is ook het vaste aanspreekpunt.
Vraag 12
Deelt u de conclusie van «Gronings Perspectief» dat «de versterkingsoperatie een ontwrichtend
effect op de sociale samenhang: 27 procent van de respondenten die met versterking
te maken heeft ervaart meer conflicten in de eigen buurt; 40 procent geeft zelfs aan
dat het mensen in hun dorp of buurt uit elkaar drijft»?
Antwoord 12
Ik zie de effecten van de versterkingsoperatie op bewoners en de sociale samenhang.
Het belang hiervan heb ik ook genoemd in mijn beleidsbrief versterken van 24 januari
jl.10 Daarom investeren de NCG en gemeenten ook in het versterken van de leefbaarheid en
sociale cohesie in het gebied, waarbij de primaire verantwoordelijkheid bij gemeenten
ligt.
Vraag 13
Trekt u het zich aan dat respondenten overwegend negatief oordelen over het huidige
kabinet en minder vertrouwen hebben in de afhandeling van schade en versterking sinds
de komst van het kabinet? Kunt u uw antwoord toelichten en daarbij ingaan op maatregelen
die u wilt nemen om dit vertrouwen te herwinnen?
Antwoord 13
Bewoners beoordelen een kabinet primair op de resultaten van beleid. Bij de afhandeling
van schade en versterking zijn die deels nog onvoldoende zichtbaar en laten die deels
nog op zich wachten. Tegelijkertijd zie ik dat bij de schadeafhandeling en versterking
de resultaten van de veranderingen die met Nij Begun zijn doorgevoerd inmiddels geleidelijk
merkbaar worden. De Staat van Groningen en Noord-Drenthe 2025 laat zien dat dit nog
niet voor iedereen geldt. Daarom wil ik koers houden, en blijf ik kijken waar de uitvoering
en het beleid beter kunnen. In mijn brief over de voortgang in de schadeafhandeling
van 24 januari jl.11 en mijn beleidsbrief over de versterking van diezelfde dag12 heb ik uiteengezet langs welke lijnen ik dit wil doen.
Vraag 14 en 15
Bent u geschrokken van de conclusie van hoogleraar Tom Postmes dat het aantal mensen
met psychische problemen stijgt? Deelt u zijn conclusie dat er wel aandacht is voor
preventie, hulp en ondersteuning, maar te weinig voor zorg?13
Neemt u het advies van hoogleraar Postmes over om Nij Begun op dit punt te herzien
zodat er, aanvullend op de bestaande punten, meer aandacht komt voor zorg?
Antwoord 14 en 15
Het onderzoek van hoogleraar Postmes laat zien dat een grote groep bewoners in Groningen
psychische en mentale problemen ervaart. Dat de aantallen hoog en de effecten groot
zijn, is duidelijk. In de afgelopen periode zijn veel plannen gepresenteerd. Zo hebben
gemeenten verschillende maatregelen om aardbevingsgerelateerde psychosociale problematiek
aan te pakken. Zij ontvangen € 55,8 miljoen extra voor het programma Sociaal en Gezondheid.
Dit zijn middelen die door de aardbevingsgemeenten ingezet kunnen worden ten behoeve
van de aanpak en preventie van psychosociale problematiek. Bijvoorbeeld in de vorm
van aardbevingscoaches en welzijnswerkers. Daarnaast ondersteunt het ministerie ook
de geestelijk verzorgers in het aardbevingsgebied. Ik wil eerst de effecten van de
inzet van gemeenten en andere organisaties afwachten om te bepalen of er extra plannen
moeten komen. Ik kan de oproep van hoogleraar Postmes om te komen met een coherent
plan van alle betrokken partijen van harte ondersteunen. Om zo in het brede aanbod
van hulp samenhang te krijgen. Tot slot komen vanuit de Sociale Agenda middelen beschikbaar
om in te zetten op het langere termijnperspectief in de hele regio. Eén van de maatregelen
is bijvoorbeeld Welzijn op Recept. Mensen met zorgen kunnen op een laagdrempelige
manier terecht bij hun huisarts. Dit kan grotere psychische problemen voorkomen. De
suggestie van hoogleraar Postmes dat er te weinig aandacht is voor zorg is daarom
naar mijn idee niet terecht.
Vraag 16
Kent u het bericht «Het huis van Guido veranderde door de versterking in een ruïne:
«Mijn woning is een stortplaats»»?14
Antwoord 16
Ja, ik ken dit bericht. Ik kan echter niet ingaan op individuele meldingen.
Vraag 17
Hoe kan het dat de versterking van deze woning al een jaar stilligt door een conflict
van de NCG met de aannemer? Hoe kan het dat er niet wordt geluisterd naar de bewoner
en zijn advocaat en de door hen aangedragen oplossingen? Klopt het dat het hele proces
nu opnieuw moet beginnen?
Antwoord 17
In zijn algemeenheid betreur ik dat de versterking helaas niet in alle gevallen goed
gaat en/of is gelopen. Bij ieder signaal daarover treed ik in overleg met de NCG om
tot een oplossing te komen. Dat heb ik uiteraard ook gedaan naar aanleiding van deze
melding. Ik kan niet ingaan op de precieze situatie en de oplossing waar aan wordt
gewerkt.
Vraag 18
Hoe vaak komt het voor dat er conflicten zijn tussen de NCG en aannemers waardoor
de bouw stil komt te liggen? Wie kan in zo’n situatie knopen doorhakken zodat gedupeerden
hier niet de dupe van worden?
Antwoord 18
Ik herken niet dat er vaak sprake is van conflicten tussen de NCG en aannemers over
de uitvoering van de versterking. Ook niet dat daarmee de versterking stil komt te
liggen of dat het proces opnieuw moet beginnen. In ieder geval mag de bewoner niet
de dupe worden van eventuele conflicten tussen de NCG en aannemers. In dergelijke
situaties komt de NCG met de aannemer tot een oplossing. Als er niet tot een oplossing
wordt gekomen, kan de NCG in het uiterste geval de aannemer van het werk halen.
Vraag 19
Welke stappen heeft u gezet om de aangenomen motie-Beckerman c.s. over bouwfouten
voorkomen en aanpakken uit te voeren?15
Antwoord 19
Zoals ik in mijn brief van 20 januari jl.16 heb aangegeven licht de NCG intern haar werkprocessen door om de kwaliteitsborging
binnen haar processen verder te verbeteren. Dit moet er mede toe leiden dat bouwfouten
zo veel mogelijk worden voorkomen en worden aangepakt. Ook ben ik naar aanleiding
van deze motie in gesprek met de NCG en gemeenten. Ik informeer uw Kamer voor de zomer
nader over de verbeteringen die in de processen van de NCG kunnen worden aangebracht.
Verder werk ik met NCG, IMG en de Raad voor Rechtsbijstand aan de uitwerking van het
amendement Beckerman17 in lagere regelgeving, waaronder de subsidieregeling rechtsbijstand. Eigenaren kunnen
daarmee ook juridische hulp inschakelen in civiele geschillen over bouwfouten, na
afloop van de versterking of schadeafhandeling.
Vraag 20
Herkent u dat Damsters in zogenaamde pilotwoningen in Opwierde-Zuid, waar steenstrips
zijn aangebracht die ondeugdelijk blijken, al jaren in ellende zitten en nu alsnog
jaren dreigen te moeten wachten? Wat gaat u, mede in het licht van voornoemde motie,
voor hen doen?18
Antwoord 20
Ik ben bekend met deze problematiek. Ik ben met de woningbouwcorporatie op zoek naar
een oplossing. Dit gaat de goede kant op. Ik hoop de bewoners en uw Kamer voor het
zomerreces duidelijkheid te kunnen bieden.
Vraag 21
Herkent u de conclusie van SodM dat «de kwaliteitsborging van NCG nog onvoldoende
op orde is doordat de benodigde procesmatige kwaliteitscontrole voor enkele processen
nog niet bestaat, niet goed is opgezet of dat de werking daarvan onbekend of onvoldoende
is»?19
Antwoord 21
De kwaliteitscontroles zijn voor het merendeel geborgd in de processen van de NCG
en ik deel de conclusie dat verbeteringen nodig zijn bij de interne kwaliteitscontrole.
Voor de processen waarbij kwaliteitsborging nog niet goed is opgezet kijk ik naar
aanleiding van het advies van SodM welke acties al in gang zijn gezet en welke aanvullende
acties nog nodig zijn. Dit doe ik met oog voor de balans tussen snelheid van de versterkingsoperatie
en voldoende kwaliteit voor de bewoners. Hierover ben ik reeds in gesprek met de NCG
en SodM. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd op 13 maart20 en 22 april jl.21
Vraag 22
Herkent u dat gedupeerden zorgen en twijfels hebben over of het Besluit versterking
gebouwen Groningen, dat tussen 2019 en 2023 van kracht was, wel juist is opgevolgd
en uitgevoerd? Kunt u garanderen dat de uitvoering altijd juist en overeenkomstig
het bepaalde in het Besluit versterking gebouwen Groningen en de Tijdelijke wet Groningen
(artikel 21) heeft plaatsgevonden?
Antwoord 22
Het is mij bekend dat een enkele gedupeerde vragen heeft over de uitvoering van het
Besluit versterking gebouwen Groningen, het besluit dat inmiddels is ingetrokken (zie
ook antwoord onder vraag 23 t/m 26). In het besluit stonden, vooruitlopend op wetgeving,
de regels voor de uitvoering van de versterking van gebouwen onder de verantwoordelijkheid
van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Voor het merendeel zijn deze
regels zonder problemen opgevolgd en in uitvoering gebracht dan wel nader uitgewerkt
in latere wijzigingen van de regelgeving. Voor wat betreft de uitvoering is een verbetering
doorgevoerd. Het idee was bij het opstellen van het besluit om verschillende organisaties
een rol te geven in de versterking; naast de bestaande uitvoeringsorganisatie (NCG)
ook diverse andere commissies onder een andere organisatie. Doordat de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de verantwoordelijkheid voor versterking
van gebouwen in het verleden van de Minister van EZK heeft overgenomen, en de stakeholders
in de regio hadden aangedrongen op het in één hand brengen van de keten van versterken,
is destijds ervoor gekozen niet meerdere organisaties verantwoordelijk te maken voor
de verschillende stappen in de uitvoering van de versterking. Deze wijziging in de
publieke uitvoering van de versterking is bij het opstellen van de TwG als wettelijk
kader nader uitgewerkt en toegelicht. Overigens ziet artikel 21 op schadeherstel.
Vraag 23 t/m 26
Kunt u aangeven via welk(e) besluit(en) de deelcommissies zoals genoemd in artikel 15,
eerste lid, onder a en b van het Besluit versterking gebouwen Groningen zijn vastgesteld
en/of ingesteld?
Kunt u aangeven wanneer, door wie en op welke wijze de leden van de commissies als
genoemd in de vorige vraag zijn benoemd (zoals beschreven in artikel 16 van het Besluit)
en in functie zijn getreden?
Kunt u aangeven hoe de onafhankelijkheid en/of de benodigde expertise van de leden
van de in vraag 24 genoemde commissies kan worden aangetoond en is geborgd?
Hebben deze deelcommissies altijd alle hen toebedeelde taken en activiteiten (waaronder
werkwijze en vaststellingen) naast de te nemen besluiten zoals ge- en benoemd in het
Besluit versterking gebouwen Groningen uitgevoerd respectievelijk genomen? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 23 t/m 26
In het Besluit versterking gebouwen Groningen, dat is vervallen per 1 juli 2023 met
het van kracht worden van de Wet versterken, wordt in artikel 15 de Tijdelijke Commissie
Versterking (TCV) genoemd. Hierin is omschreven dat er twee deelcommissies, te weten
de deelcommissie versterken en de deelcommissie bezwaar, zouden worden ingesteld.
De deelcommissie versterken had als taak namens de Minister normbesluiten en risicoprofielen
vast te stellen. De commissie bezwaar had als voornaamste taak namens de Minister
beslissingen op bezwaar tegen normbesluiten te nemen, verder het voeren van hoger
beroepsprocedures m.b.t. de genomen beslissingen op bezwaar.
De TCV, met de hiervoor genoemde deelcommissies, zou worden opgezet als orgaan onafhankelijk
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), dat verantwoordelijk was
voor de gaswinning in het Groningenveld. Per 16 oktober 2019 is echter de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk geworden voor
de normstelling ten aanzien van de uitvoering van de versterkingsoperatie in Groningen.
Het Ministerie van BZK heeft het publieke model voor de versterking van gebouwen uitgewerkt
in de wijzigingswet Tijdelijke wet Groningen (TwG). Dit wetvoorstel voorzag in het
oprichten van een Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG). Door instelling van een
adviescollege wordt geborgd dat onafhankelijk en op basis van expertise kan worden
vastgesteld wat voor de veiligheid nodig is.22 De TCV als zodanig, met de beide deelcommissies, is daarom niet ingesteld.
Het ACVG, dat in september 2019 is ingesteld, is een onafhankelijk adviesorgaan dat
mij als bewindspersoon Herstel Groningen adviseert. Het ACVG geeft mij advies over
de te hanteren veiligheidskaders die van toepassing zijn op de uitvoering van de versterking
van gebouwen in Groningen. Deze kaders zijn vastgesteld in de Tijdelijke wet Groningen
(TwG). Voor het instellen van ACVG, en de benoeming van de leden van het ACVG-college,
is de Kaderwet adviescolleges van toepassing. De rol en taken van het ACVG, die voor
een deel zijn afgeleid van de omschrijving van de rol en taken van de deelcommissie
versterken, zijn vastgelegd in de TwG. Met name de beoogde rol van de TCV op het gebied
van normbesluiten is niet overgenomen. De deelcommissie bezwaar, waarover wordt gesproken
in artikel 15 van het Besluit versterking gebouwen Groningen, is niet ingesteld bij
het ACVG, omdat het ACVG een adviesorgaan is.
Een aantal taken met betrekking tot uitvoering van de versterking, het opstellen van
beleidsregels en het nemen van besluiten die waren toebedeeld aan de TCV, en specifiek
de deelcommissie versterken, zijn belegd bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
De NCG heeft als uitvoeringsorganisatie geen deelcommissie bezwaar of een separate
bezwaarcommissie ingericht. Wanneer een eigenaar van een gebouw bezwaar wil maken
tegen een besluit van de NCG, kan men voor juridische bijstand terecht bij de Raad
voor Rechtsbijstand. Op grond van de subsidieregeling rechtsbijstand kan men kosteloze
rechtsbijstand ontvangen van een onafhankelijke advocaat of mediator. Deze regeling
valt onder de TwG en de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De gekozen constructie waarborgt
de onafhankelijkheid van de rechtsbijstand die wordt verleend in de bezwaar- en beroepsprocedures.
Naast het nemen van normbesluiten was een belangrijke taak voor de TCV het vaststellen
van de risicoprofielen voor de beoordeling of een gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm
(Meijdam-norm). De uitvoeringsorganisatie zou verantwoordelijk zijn voor de veiligheidsbeoordeling.
Met het oog op het gebruik van risicoprofielen hebben de Ministers van EZK en BZK
en de regionale overheden in maart 2019 de uitgangspunten vastgesteld voor de publieke
risicogestuurde aansturingsaanpak van de versterking. Vóór 2021 werd met de Hazard
and Risk Assessment model (HRA) een inschatting gemaakt van de seismische risico’s
in het gebied. Sinds 2021 wordt de risicoanalyse uitgevoerd door het onafhankelijke
onderzoeksinstituut TNO. Om de risico’s te kunnen beoordelen en gebouwen te identificeren
die risico lopen wordt door TNO gebruik gemaakt van de Seismische Dreigings- en Risicoanalyse
(SDRA). Uit deze SDRA’s zijn de adressen voortgekomen die in de versterkingsoperatie
zijn opgenomen, waarvoor een beoordeling dient plaats te vinden. Op basis van berekeningen
en modellen kan per gebouw worden bepaald of er sprake is van een normaal risicoprofiel,
licht verhoogd risicoprofiel, of verhoogd risicoprofiel. Op basis van het risicoprofiel
wordt de prioriteitstelling in de versterkingsoperatie bepaald, zoals wordt opgenomen
in de gemeentelijke plannen van aanpak. De taken en activiteiten (waaronder werkwijze
en vaststellingen) en besluitvorming, waar u naar vraagt in vraag 26, zijn beschreven
in hoofdstuk 5 Versterken van de TwG.
Vraag 27 en 28
Erkent u dat gedupeerden een «wachtbrief» krijgen wanneer ze een nieuwe schademelding
doen wanneer er nog een schademelding loopt bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen
(IMG)?
Erkent u dat er geen juridische grondslag is om de beslistermijn niet te laten beginnen?
Welke stappen wilt u zetten om te voorkomen dat gedupeerden niet op deze manier hun
recht wordt ontzegd?
Antwoord 27 en 28
Als een aanvrager een nieuwe melding doet voor fysieke schade terwijl een eerdere
melding nog in behandeling is, stuurt het IMG een brief waarin wordt aangegeven dat
de nieuwe melding in behandeling wordt genomen als de eerdere melding is afgerond.
Het IMG doet dit om te voorkomen dat dezelfde schades tegelijkertijd in verschillende
meldingen worden behandeld. Dit kan leiden tot fouten, zoals dubbele beoordelingen
en vergoedingen. Pas als de eerdere aanvraag is afgerond, kan het IMG beoordelen of
de nieuwe schade die wordt gemeld niet eerder is behandeld en in behandeling kan worden
genomen.
Mede omdat er geen juridische grondslag is, heeft het IMG gezocht naar een nieuwe
manier om nieuwe aanvragen toch sneller op te kunnen pakken. De werkwijze wordt hierop
aangepast. Dat betekent dat de aanvraag niet volledig hoeft te zijn afgerond, maar
dat de bewoner al wel een adviesrapport moet hebben ontvangen. Op basis daarvan kan
worden beoordeeld of de nieuwe melding in behandeling kan worden genomen, hierdoor
worden nieuwe aanvragen sneller worden opgepakt. Bovendien kijkt het IMG of de nieuwe
melding meegenomen kan worden in de eerdere melding, zodat de schade zo snel en compleet
mogelijk wordt afgehandeld. Dat houdt in dat bewoners de brief (op termijn) niet meer
zullen ontvangen.
Vraag 29 en 30
De Tweede Kamer heeft via aangenomen moties vaak gevraagd om de trillingstool niet
in te zetten in individuele schadezaken; kunt u garanderen dat deze trillingstool
in geen enkele individuele zaak meer wordt ingezet?
In uw brief van 24 januari jl. geeft u aan dat de trillingstool nooit meer kan leiden
tot het afwijzen van schades, waarom blijft u deze tool dan, tegen de wens van de
Tweede Kamer in, nog wel inzetten?23
Antwoord 29 en 30
Zoals aangegeven in mijn brief van januari jl.24 heb ik goed gekeken naar het schrappen van de trillingstool, maar ben ik tot de conclusie
gekomen dat de trillingstool in het overgrote deel van de gevallen juist ten gunste
is van de gedupeerden bij maatwerkbeoordelingen. Schrappen van de trillingstool kan
die maatwerkbeoordelingen onder druk zetten. Signalen dat de trillingstool toch ten
nadele van de bewoner zou worden ingezet, neem ik serieus en blijf ik volgen. Als
dat het geval is, ga ik kijken of ik daar oplossingen voor kan vinden.
Bij daadwerkelijk herstel en de vaste vergoeding wordt de trillingsstool niet meer
gebruikt. Alleen als de bewoner voor een maatwerkprocedure kiest, en er gekeken wordt
(met toepassing van het bewijsvermoeden) of sprake is van een autonome andere oorzaak,
zijn trillingssnelheden noodzakelijk voor de beoordeling van schades. De trillingstool
wordt dan enkel aanvullend ingezet voor toekenning van schades en kan daarbij nooit
leiden tot een afwijzing van een individuele schade of een lager schadebedrag. Daarnaast
worden trillingssnelheden nog gebruikt voor de afbakening van het effectgebied.
Vraag 31 en 32
Deelt u de mening dat het voor gedupeerden een ongelijke strijd wordt wanneer het
IMG een lange reeks deskundigen kan inzetten? Kent u verhalen van gedupeerden die
meer dan vijf keer inspectie krijgen en waar een nog groter aantal deskundigen wordt
ingezet?
Welke stappen heeft u gezet om de met algemene stemmen aangenomen motie-Beckerman/Bushoff
over in gesprek gaan met het IMG om terughoudendheid te betrachten bij het inzetten
van deskundigen tegen gedupeerden uit te voeren?25
Antwoord 31 en 32
Ik ben bekend met de zorgen over de inzet van meerdere deskundigen door het IMG. Het
is voor mij belangrijk dat de inzet van meerdere deskundigen goed te verantwoorden
is. Zo kan de inzet van extra deskundigen samenhangen met toepassing van het vier-ogenprincipe,
een belangrijke waarborg in de kwaliteitsbewaking. Ook kan informatie in de bezwaarfase
of de uitspraak in een beroepszaak waarbij door de rechter om nader onderzoek wordt
gevraagd, aanleiding zijn een andere deskundige onderzoek uit te laten voeren. Verder
werk ik met NCG, IMG en de Raad voor Rechtsbijstand aan de uitwerking van het amendement
Beckerman26 in lagere regelgeving. Eigenaren kunnen daarmee, naast advocaten en bouwkundigen,
ook bodemkundigen, hydrologen en ecologen inschakelen. Desalniettemin heb ook ik zorgen
doorgekregen over de inzet van meerdere deskundigen en heb ik het IMG gevraagd, met
inachtneming van bovenstaande, hier aandacht voor te hebben.
Indien een gedupeerde meer deskundigheid nodig heeft om zijn of haar zaak tegen het
IMG of de NCG te onderbouwen, kan hij of zij kosteloos meer rechtsbijstand en/of een
bouwkundige of financiële adviseur aanvragen.
Vraag 33
Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is dat, nu – na jaren wachten – schades
rondom de gasopslagen bij Norg en Grijpskerk eindelijk afgehandeld zouden worden,
het IMG weer schades op onterechte gronden afwijst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 33
Ik deel de mening dat het onwenselijk zou zijn als het IMG op onterechte gronden schades
zou afwijzen, in welk gebied dan ook. De stelling dat hier sprake van is deel ik niet,
zoals toegelicht in mijn brief van 31 maart jl.27
Vraag 34
Staat u nog achter uw uitspraak in het commissiedebat Herstel Groningen van 19 maart
jl., waarbij u over schades als gevolg van diepe bodemdaling zei: «bij de beoordeling
van deze schades wordt überhaupt niet naar het bouwjaar gekeken»?
Antwoord 34
Ja, zoals ook toegelicht in mijn brief van 31 maart jl.28
Vraag 35
Herkent u dat uw uitspraak haaks staat op het beleid van het IMG dat schades uitsluit
wanneer woningen gebouwd zijn na 2012? Welke stappen gaat u zetten om te zorgen dat
het IMG de schades rondom gasopslagen wel allemaal netjes afhandelt?
Antwoord 35
Nee. Het IMG kijkt bij de schadeafhandeling naar het bouwjaar van het pand om te bepalen
of er sinds de bouw van de woning nog een aardbeving heeft plaatsgevonden. Voor de
meeste woningen gaat het om de zwaarste aardbeving van Huizinge in 2012.
In de gebieden waar een risico bestaat op schade door aan de gaswinning gerelateerde
bodemdaling (preciezer: de indirecte effecten van diepe bodemdaling, afgekort IEDB)
wordt niet naar het bouwjaar gekeken om te bepalen of het bewijsvermoeden van toepassing
is. Diepe bodemdaling is namelijk een doorlopend proces, dat niet op één moment is
vast te pinnen. Belangrijk om te markeren is dat slechts een beperkt deel van de omgeving
van Norg in een gebied ligt met risico op schade door bodemdaling.29 In de schadebesluiten van het IMG staat altijd vermeld of een adres zich in zo’n
risicogebied bevindt.
Specifiek in tweegebieden, waar geen trillingen hebben plaatsgevonden die tot schade
hebben kunnen leiden maar waar wel op basis van de algemene maatregel van bestuur
(AMvB) door het IMG schade wordt afgehandeld, wordt om onwenselijke verschillen in
de schadeafhandeling te voorkomen dezelfde werkwijze gehanteerd als in de rest van
het effectgebied. Dit betekent dat ook hier het bouwjaar van de woning onderdeel is
van de toets of het bewijsvermoeden van toepassing is.
Vraag 36
Het rapportcijfer dat het IMG krijgt voor de beoordeling van immateriële schade is
gemiddeld een 4,9; erkent u dat het zeer pijnlijk is dat een regeling bedoeld als
erkenning voor het aangedane leed niet voelt als erkenning?
Antwoord 36
Het is lastig om een erkenning voor ernstig verdriet of lijden als gevolg van de gaswinning
vorm te geven in een generieke schaderegeling, juist omdat leed voor iedereen zo persoonlijk
is. Het IMG ziet een mogelijke verklaring voor de lage waardering dat het voor iedereen
mogelijk is om een schadeaanvraag voor immateriële schade te doen, los van het feit
of je binnen het effectgebied woont of schade hebt gemeld. Een afwijzing van een aanvraag
kan als een ontkenning van het persoonlijke leed worden ervaren, bewoners met een
afwijzing scoren de regeling dan ook veel lager dan bewoners die een toewijzing hebben
ontvangen. Over 2024 scoort de immateriële schadevergoeding een 5,5, aanvragers die
de vergoeding wel hebben ontvangen geven de regeling een 7,6.
Om bewoners te helpen een inschatting te maken of zij recht hebben op een immateriële
schadevergoeding heeft het IMG sinds kort een QuickScan op de website staan, hiermee
kan de bewoner snel zien of het zin heeft om een aanvraag te doen.
Vraag 37
Deelt u de mening dat het erkennen van immateriële schade te vaak zeer juridisch wordt
bekeken, waardoor het voor gedupeerden niet als erkenning voelt? Zo ja, wat wilt u
hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 37
Zoals hierboven ook benoemd is het lastig om een erkenning voor ernstig verdriet of
lijden als gevolg van de gaswinning vorm te geven in een generieke schaderegeling,
juist omdat leed voor iedereen zo persoonlijk is. Daarom krijgen alle bewoners bij
de aanvraag van de immateriële schadevergoeding de mogelijkheid om via een vragenlijst
de persoonlijke impact extra tot uitdrukking te brengen, deze vragenlijst kan aanleiding
geven om de schadevergoeding op basis van objectieve criteria naar boven bij te stellen.
Als de gestandaardiseerde methode niet passend is voor de individuele situatie, kan
het IMG eventueel ook met maatwerk en persoonlijke gesprekken de schadevergoeding
vaststellen.
Naar aanleiding van Nij Begun zijn er ook verschillende verruimingen doorgevoerd om
te bewerkstelligen dat meer bewoners de immateriële schadevergoeding daadwerkelijk
als een erkenning voor ernstig leed of verdriet ervaren. Zo krijgen bewoners die te
maken hebben met versterking of sloop/nieuwbouw vanwege een onveilige woning automatisch
de maximale immateriële schadevergoeding. Ook heeft het IMG verschillen binnen huishoudens
gelijkgetrokken, inclusief kinderen en jongeren. Momenteel is het IMG bezig met het
gelijktrekken van de beoordeling van immateriële schadevergoeding van huurders en
eigenaren. Daarnaast zijn er automatische aanvullingsrondes voor immateriële schadevergoeding
geweest. In deze aanvullingsrondes wordt gekeken of er vanwege veranderende omstandigheden
een hoger bedrag moet worden toegekend. Als dat zo is, dan wordt het bedrag automatisch
aangevuld.
Vraag 38, 39 en 40
Erkent u dat er onrecht bestaat doordat de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM)
te weinig of niet betaalde voor schades en onveiligheid die wel het gevolg zijn van
mijnbouw? Deelt u de mening dat we dit onrecht alsnog moeten aanpakken?
Wilt u alsnog de motie-Beckerman/Nijboer volledig uitvoeren en door de NAM onterecht
afgewezen B- en C-schades herzien?30 Kunt u deze vraag met een simpel ja of nee beantwoorden?
U heeft eerder aangegeven niet alle schades bedoeld in de motie-Beckerman/Nijboer
te willen rechtzetten, klopt dit nog steeds?31 Welk deel wel en welk deel niet?
Antwoord 38, 39 en 40
Zoals mijn voorganger aan uw Kamer heeft laten weten in zijn brief van 22 januari
2024,32 is in navolging van de motie Beckerman/Nijboer een verkenning uitgevoerd over de
omgang met de schades die de NAM heeft afgewezen. Deze verkenning had als doel de
problematiek en mogelijke oplossingen rondom deze schades verder in kaart te brengen.
De conclusie van deze verkenning was dat een eenvoudige, of generieke oplossing simpelweg
niet voorhanden is. Veel denkbare maatregelen brengen dilemma’s met zich mee over
het creëren van weer nieuwe, moeilijk uitlegbare verschillen tussen gedupeerden. Dat
laat onverlet dat ik het ontzettend goed begrijp dat bewoners met afgewezen NAM-schades
zich benadeeld voelen. Zij hebben soms noodgedwongen en via moeizame procedures schade
door de NAM of het CVW laten behandelen omdat er op dat moment geen alternatief was.
Ik herken het gevoel van onrechtvaardigheid dat daar het onvermijdelijke gevolg van
is.
Tegelijkertijd is het belangrijk om eerlijk en open te zijn over het feit dat het
niet mogelijk is om alles wat in het verleden niet goed is gegaan alsnog recht te
zetten of om alle verschillen weg te nemen. Daarvoor is de omvang en complexiteit
simpelweg te groot. Ik wil daarom prioriteit geven aan de zwaarst gedupeerde bewoners.
Ik richt me daarbij op de zwaarst gedupeerde bewoners die na al die jaren nog steeds
niet verder kunnen met het leven in hun huis, als gevolg van grote schades die destijds
door de NAM of het CVW zijn afgewezen en daarom later niet in aanmerking kwamen om
hersteld te worden. Ik verwacht de Kamer voor de zomer hierover verder te kunnen informeren.
Een belangrijk deel van de groep bewoners met afgewezen NAM/CVW-schades kunnen met
bestaande schadevergoedingsmaatregelen geholpen worden. Onder andere via de Aanvullende
Vaste Vergoeding, waarbij gedupeerden per adres hun schadevergoeding aan kunnen laten
vullen tot € 10.000. Daarnaast worden bij de nieuwe schaderegelingen daadwerkelijk
herstel en duurzaam herstel onder bepaalde voorwaarden oude schades meegenomen als
dit noodzakelijk is voor het herstel van de toegekende schades. Ook wanneer scheuren
verergerd zijn kunnen deze opnieuw behandeld worden. Tot slot kunnen voor de meest
complexe gevallen de Commissie Bijzonder Situaties en het Interventieteam maatwerkoplossingen
bieden.
Vraag 41
Wanneer en hoe wilt u starten met het rechtzetten van dit historische onrecht? Hoeveel
budget is daarvoor beschikbaar?
Antwoord 41
Zoals toegezegd in het debat van 29 januari jl. verwacht ik voor de zomer uw Kamer
hier verder over te kunnen informeren.
Vraag 42
Erkent u dat gedupeerden die een vaststellingsovereenkomst (VOK) met de NAM tekenden
nu vaak structureel uitgesloten worden van verschillende IMG- en NCG-regelingen, waardoor
het onrecht verder wordt vergroot? Zo ja, wat wilt u hieraan doen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 42
Het klopt dat de NCG en IMG in principe niet bevoegd zijn bij zaken waar bewoners
een vaststellingsovereenkomst met de NAM hebben getekend. Ik zie ook dat deze overeenkomsten
soms voorwaarden kennen die in de praktijk knellend zijn en/of voor bewoners onrechtvaardig
aanvoelen. Ik wil nagaan wat de mogelijkheden zijn om bewoners die in dit soort gevallen
vastzitten en niet meer verder kunnen alsnog te kunnen laten helpen door de NCG en
het IMG.
Vraag 43
Kunnen gedupeerden die eerder een VOK met de NAM sloten gebruikmaken van de regelingen
voor juridische, technische en financiële bijstand? Zo nee, wat wilt u hieraan doen?
Zo ja, wilt u zorgen dat deze gedupeerden ook weten dat ze deze ondersteuning kunnen
krijgen?
Antwoord 43
De genoemde regelingen voor bijstand (zie antwoord vraag 31 en 32) hebben betrekking
op schadeafhandeling door het IMG of versterking op grond van de Tijdelijke wet Groningen
(door de NCG of in eigen beheer). Dat betekent dat eigenaren die eerder met NAM een
vaststellingsovereenkomst sloten en nu in een nieuw traject op basis van de Tijdelijke
wet Groningen zitten, daarvoor gebruik kunnen maken van die regelingen. De regelingen
gelden niet voor situaties waarin NAM nog zaken afhandelt, of situaties waarin de
zaak al via een vaststellingsovereenkomst met NAM is afgehandeld en er geen nieuwe
behandeling aan de orde is.
Vraag 44
Klopt het dat er vertraging is ontstaan bij de uitbetaling van de huurders in nieuwe
postcodes die € 750,– krijgen? Wanneer zal deze vergoeding wel uitbetaald worden?
Antwoord 44
De uitbetaling dient wettelijk in 2025 plaats te vinden. Huurders van particuliere
eigenaren kunnen sinds 21 januari jl. zelf een aanvraag doen via SNN. Huurders van
woningbouwcorporaties krijgen het geld via hun corporatie, en ik had graag gezien
dat dit sneller was verlopen. Het geld is door juridisch-financiële complexiteit nog
niet aan de woningbouwcorporaties overgemaakt. Ik streef ernaar de betaling aan de
woningbouwcorporaties in mei plaats te laten vinden, waarna zij het geld aan hun huurders
kunnen overmaken.
Vraag 45
Klopt het dat er vertraging is ontstaan bij de uitbetaling van de compensatie voor
het lange wachten? Deelt u de mening dat een regeling, bedoeld ter compensatie voor
lang wachten, die weer lang op zich laat wachten een triest symbool is voor de bureaucratische
stroperigheid?
Antwoord 45
Maatregel 16 voor de compensatie van het lange wachten is deels al in uitvoering bij
de NCG voor de adressen die in de versterking onder regie van de NCG zitten. Voor
maatregel 16 geldt dat de scope, mede op verzoek van uw Kamer, is uitgebreid ten opzichte
van de oorspronkelijke scope van de maatregel uit Nij Begun. Voor de uitbreiding van
de scope met ca. 6.000 adressen geldt dat eerst financiële dekking gevonden moest
worden voordat de regelingen aangepast kunnen worden. Begin mei kan dat formele besluit
over de financiële dekking genomen worden en zal de wijziging van de regeling van
de Tijdelijke wet Groningen worden voorbereid.
Vraag 46
Wanneer zal deze vergoeding wel uitbetaald worden? Kunt u hiervoor een harde datum
noemen en aangeven of u hiervoor op schema ligt?
Antwoord 46
Zoals aangegeven is een deel van de vergoeding al uitbetaald of wordt deze binnenkort
uitbetaald voor de adressen onder regie van de NCG. Voor de adressen die vallen onder
de uitbreiding van de scope geldt dat de uitkering van de vergoeding pas kan plaatsvinden
nadat de regeling is aangepast en er afspraken zijn gemaakt met de gemeenten en de
woningcorporaties over het uitkeren van de vergoedingen aan adressen uit batch 1588
en aan de huurders van een woning van de woningcorporatie. Naar verwachting zal de
uitkering van de vergoeding daarmee plaatsvinden in Q4 van 2025 en Q1 van 2026.
Vraag 47
Met Nij Begun zijn er nog meer regelingen gekomen om gedupeerden te compenseren, klopt
het dat nog meer van die regelingen zijn vertraagd? Kunt u per vertraagde regeling
aangeven wanneer alle gedupeerden die er recht op hebben de compensatie ook gehad
zullen hebben?
Antwoord 47
De implementatie van Nij Begun is de grootste en belangrijkste veranderopgave in het
bestaan van het IMG. Het klopt dat we daarin niet altijd zo veel snelheid kunnen maken
als we vooraf hadden gehoopt. De vereiste zorgvuldigheid bij de introductie van nieuwe
maatregelen leidt ertoe dat het nog niet gelukt is alle aangekondigde maatregelen
al te implementeren. Tegelijkertijd is een groot deel van de maatregelen in 2024 wel
degelijk geïmplementeerd. Voor de afhandeling van fysieke schade betreft dat onder
andere de verhoging van de vaste eenmalige vergoeding en daadwerkelijk herstel. Het
jaar 2025 staat in het teken van het verder uitrollen en optimaliseren van hetgeen
in 2024 is geïmplementeerd.
Het IMG verwacht in het najaar van 2025 de resterende maatregelen te kunnen implementeren.
Het gaat dan om de mogelijkheid te kiezen voor de vaste vergoeding bij een herhaalschade
(maatregel 5 uit Nij Begun) en de invoering van verhoogde overlastvergoeding van 1.200 euro
bij een herhaalschade (maatregel 7), waarbij ook de vergoeding bij overschrijding
van beslistermijnen wordt meegenomen (maatregel 9). Tot slot verwacht het IMG dit
najaar het verschil bij de vergoeding voor immateriële schade tussen bewoners en huurders
op te heffen (maatregel 8). Naast de regelingen voor uitvoering van maatregel 12b,
die in uitvoering is, en maatregel 16 (zie hiervoor vragen 45 en 46) zijn er geen
andere regelingen van de NCG uit Nij Begun voor de compensatie van gedupeerden.
Vraag 48
Erkent u dat met nieuwe regelingen ook nieuwe onuitlegbare verschillen ontstaan? Klopt
het dat bewoners die moeten thuisblijven voor een opname bij de versterking daar compensatie
voor krijgen, maar diezelfde compensatie er niet is als je thuis moet blijven voor
een opname bij duurzaam herstel? Kunt u dit uitleggen? Kunt u dit gelijktrekken en
zorgen dat gedupeerden altijd gecompenseerd worden als ze thuis moeten blijven?
Antwoord 48
Beleidswijzigingen en nieuwe regelingen dragen inderdaad altijd het risico op nieuwe
onwenselijke verschillen met zich mee. Mede daarom heeft de Commissie Van Geel geadviseerd
om nieuwe wijzigingen in de schadeafhandeling zoveel mogelijk te voorkomen. Ik ben
het daar mee eens.
Voor duurzaam herstel geldt dat, wanneer bewoners dit gedurende een lopende schademelding
aangeboden krijgen, zij reeds een vaste overlastvergoeding van € 2.000 ontvangen.
Deze vergoeding dient dan voor het reguliere schadeherstel dat gelijktijdig met de
duurzaam herstelmaatregelen wordt uitgevoerd. Naast deze lopende schademeldingen bekijkt
het IMG ook of dossiers uit het verleden mogelijk ook geholpen kunnen worden met duurzaam
herstel. Wanneer dit het geval is worden deze bewoners hier proactief voor benaderd.
Omdat het bij deze laatste groep meestal om afgeronde schadedossiers gaat, krijgen
bewoners dan niet opnieuw een overlastvergoeding.
Hierbij speelt mee dat duurzaam herstel op zichzelf al een aanvullende tegemoetkoming
is, die een stuk verder gaat dan normaal schadeherstel. Met duurzaam herstel krijgen
bewoners de mogelijkheid om reeds bestaande constructieve gebreken – die zelf niet
door de gaswinning zijn veroorzaakt – kosteloos te laten verhelpen, om zo de kans
op toekomstige mijnbouwschade te verkleinen. Dit gaat regelmatig om zeer kostbare
maatregelen zoals aanpassing of herstel van de fundering. Duurzaam herstel heeft daarmee
een wezenlijk andere aanleiding dan de versterking. Ik vind het dan ook goed uitlegbaar
dat voor duurzaam herstel geen aparte overlastvergoeding geldt. Ook dit is in lijn
met de bevindingen van de Commissie Van Geel, die constateerde dat verschillen soms
logisch en gewenst zijn, juist omdat situaties verschillen.
Vraag 49
Maatregel 1 van Nij Begun is «het kabinet legt jaarlijks verantwoording af over de
Staat van Groningen»; waarom kiest u ervoor om dit op een moment te doen waarop Tweede
Kamerleden niet aanwezig kunnen zijn?
Antwoord 49
Vorig jaar is uw Kamer in de brief over de Staat van Groningen 2024 geïnformeerd dat
de Staat van Groningen en Noord-Drenthe vanaf 2025 jaarlijks op de vierde dinsdag
van april zou verschijnen.33 Ook Nij Begun verscheen in 2023 op de vierde dinsdag van april. In overleg met de
regionale overheden en maatschappelijke partijen is dit jaar ervoor gekozen om het
onderzoeksbureau de resultaten op de derde (in plaats van de vierde) dinsdag van april
te laten presenteren, om het samenvallen met de meivakantie te voorkomen, om zoveel
mogelijk bewoners en professionals uit de regio de gelegenheid te bieden erbij aanwezig
te kunnen zijn. De presentatie van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe door het
onderzoeksbureau op 15 april was bedoeld voor de mensen in de regio, en niet als verantwoordingsmoment
van het kabinet aan de Kamer.
Ik heb uw Kamer op 15 april jl. per brief geïnformeerd over het verschijnen van de
Staat van Groningen en Noord-Drenthe.34 In deze brief heb ik ook aangegeven dat ik, voordat het kabinet inhoudelijk reageert,
in gesprek ga met bewoners, maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van
de decentrale overheden om de resultaten en mogelijke vervolgacties te bespreken.
Uw Kamer ontvangt deze kabinetsreactie medio juni. Het kabinet gaat hierover graag
met uw Kamer in gesprek in een Kamerdebat.
Vraag 50
Kunt u deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn van drie weken beantwoorden?
Antwoord 50
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.