Schriftelijke vragen : De kosten van de energie-infrastructuur
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de kosten van de energie-infrastructuur (ingezonden 9 mei 2025).
Vraag 1
In hoeverre zijn alle opties onderzocht om de verwachte investeringsbehoefte tot 2040
van netto 219 miljard euro (range € 156–282 miljard) in energie-infrastructuur om
de klimaat- en energieambities te realiseren, zoals in het FIEN+ rapport becijferd,
te dempen? In hoeverre vormt het uitgangspunt van het Interdepertamenraal Beleidsonderzoek
(IBO) bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur dat het Nationaal Plan Energiesysteem
(NPE) als vertrekpunt heeft gekozen een beperking daarbij?
Vraag 2
Hoe zorgt u ervoor dat de inzichten en kosten die als resultaat in het FIEN+ rapport
naar voren komen weer als input worden gebruikt voor het NPE? Welke wisselwerking
is er tussen de inzichten uit het FIEN+ rapport en het NPE? Deelt u de mening Bent
u de mening dat het NPE aangepast zou moeten worden op basis van de inzichten uit
het FIEN+ rapport? Is een 5-jaarstermijn daarbij niet te lang?
Vraag 3
Deelt u de mening dat, gelet op de forse investeringen die gedaan moeten worden, het
erg belangrijk is steeds op zoek te gaan naar de meest kostenoptimale invulling van
de Nederlandse energie- en klimaatambities? In hoeverre is het huidige beleid daartoe
in staat?
Vraag 4
Klopt het dat het NPE niet is gebaseerd op een optimalisatiestudie, waarin gezocht
wordt naar de laagste systeemkosten binnen de kaders van de energie- en klimaatambities
van Nederland? Bent u van mening dat de inzichten die zijn opgedaan (zoals de 88 miljard
euro die nodig zijn voor de investeringen in wind op zee) in het FIEN+ rapport en
in het IBO een plek moeten krijgen in de zoektocht naar een kostenoptima(a)l(er) energiesysteem?
Vraag 5
Deelt u de mening dat de gebruikte aannames ten aanzien van energiemix en kosten van
energie-opties en -infrastructuur vaak niet transparant – althans niet makkelijk herleidbaar
– zijn? Deelt u ook de mening dat het feit dat er veel onderlinge verwijzingen tussen
rapporten en rekenmodellen bestaan, de uitkomsten kwetsbaar maken en kunnen leiden
tot uitkomsten die zichzelf bevestigen?
Vraag 6
Bent u er bijvoorbeeld van overtuigd dat de gedane studies adequaat genoeg zijn om
te beoordelen of een hogere adoptie van kernenergie (conventioneel en/of Small Modular
Reactors (SMR's)), groen gas, hybride warmtepompen tot lagere systeemkosten zullen
leiden? Deelt u de meining dat dit tentatief is uitgezocht, maar toch meer robuust
onderzoek vergt?
Vraag 7
Bent u het eens met de auteurs van het FIEN+ rapport wanneer zij het volgende schrijven:«Er
kunnen daarom geen conclusies getrokken worden aan de hand van dit rapport over een
andere of optimalere invulling van de energiemix. Daarvoor is een breder onderzoek
nodig dat ook kijkt naar interactie-effecten tussen (1) de invulling van de energiemix,
(2) de investeringen die vervolgens nodig zijn in de netten als gevolg van deze energiemix,
(3) de impact van deze energiemix op elektriciteits- en gasprijzen en (4) evt. overige
kosten te maken door eindgebruikers»? Bent u het ermee eens dat zo’n breder onderzoek
wel nodig is?
Vraag 8
In hoeverre zijn de aannames in de prognose van zonne-energie in het FIEN+ rapport
adequaat, nu de salderingsregeling abrupt door dit kabinet wordt afgebouwd en ook
zon op land beperkt wordt? Is de aanname dat er tot 2030 55 GWp aan zon-PV (zonnepanelen)
bijkomt, realistisch?
Vraag 9
In hoeverre zijn de aannames in de prognose van wind op zee in het FIEN+ rapport adequaat,
nu wind op zee internationaal tegen kostenstijgingen aanloopt? Is de aanname dat er
tot 2030 17 GW bijkomt, realistisch?
Vraag 10
Klopt het dat doordat de kosten van de aansluiting van de windparken op zee worden
verrekend in de nettarieven van alle Nederlandse aangeslotenen, dit betekent dat de
prijs van elektriciteit uit windenergie lager is dan wanneer de kosten via een producententarief
in de elektriciteitskosten zelf zouden worden verrekend? Betekent dit ook dat bij
export van elektriciteit naar omliggende landen, deze landen daar een onterecht voordeel
bij hebben? Is dit reden om de kosten van de elektriciteitsinfrastructuur op zee in
de elektriciteitskosten zelf te verwerken (zodat ook verbruikers in andere landen
meebetalen aan de kosten van energie-infrastructuur in Nederland)?
Vraag 11
Hoe beoordeelt u de volgende observatie in het IBO: «Een belangrijke eerste observatie
is dat in de huidige beleidsvorming voornamelijk scenario’s worden gebruikt die gebaseerd
zijn op een technische optimalisatie van vraag en aanbod binnen het energie- of elektriciteitssysteem.
Er wordt echter in beperkte mate rekening gehouden met de rol, ontwikkeling en de
kosten van de (elektriciteits-) infrastructuur. Als de infrastructurele dimensie integraal
zou worden meegenomen, wordt de complexiteit weliswaar groter, maar komen de volledige
systeemeffecten en -kosten wel eerder en beter in beeld»? Bent u het met deze observatie
eens en wat betekent dit voor het NPE?
Vraag 12
Klopt het dat «TenneT voor de opgave van 21 GW reeds financiële verplichtingen is
aangegaan en dat een substantieel deel van de investeringsopgave van 88 miljard euro
dus al vast ligt en niet gewijzigd kan worden»? Welk deel van de 88 miljard euro ligt
financieel al vast?
Vraag 13
Hoe beoordeelt u de volgende stellingname in het IBO: «Andere systeemkeuzes, zoals
meer kernenergie in plaats van windenergie op zee, leiden volgens een eerste inschatting
niet tot lagere systeemkosten. Ze kunnen wenselijk zijn vanwege andere publieke belangen,
zoals leveringszekerheid»? Waarop is deze inschatting gebaseerd? Deelt u de mening
dat deze inschatting niet meer is dan een grove inschatting en meer onderzoek verdient
dan deze inschatting?
Vraag 14
Deelt u de mening dat een inschatting welke rol kernenergie kan spelen in meer kostenoptimale
energiesysteemkeuzes die gebaseerd is op a) één scenario uit het Energie Transitie
Model (ETM), b) op basis van het II3050-scenario Nationaal Leiderschap, c) waarbij
het ETM-model geen gedetailleerde netwerktopologie van het Nederlandse elektriciteitsnetwerk
bevat (!), en d) de kostenkentallen zijn gebaseerd uit het rapport Net voor de toekomst
uit 2017 (!), verre van robuust is en niet gebruikt kan worden om harde conclusies
te trekken over de rol van kernenergie in de energiemix?
Vraag 15
Bent u bereid alsnog robuuste analyses te laten maken over de rol van kernenergie
(inclusief SMRs geplaatst bij industrieclusters) in een kostenoptimaal energiesysteem
waarbij de meest recente inzichten ten aanzien van de kosten van elektriciteitsinfrastructuur
zijn meegenomen?
Vraag 16
Klopt het dat de berekeningen voor het aandeel hybride en all-electric warmtepompen
in het energiesysteem zijn gebaseerd op de aanname dat er 2 miljard m3 aan groen gas en waterstof beschikbaar is in 2050 als klimaatneutrale gassen in de
gebouwde omgeving (Startanalyse, ASA2025)? Klopt het dat bij een hoger volume beschikbare
klimaatneutrale gassen in 2050 het aandeel hybride warmtepompen stijgt en dat dit
tot lagere energiesysteemkosten leidt? Is het daarom verstandig beter te onderzoeken
of een hoger aandeel klimaatneutrale gassen en hybride warmtepompen tot lagere energiesysteemkosten
leiden?
Vraag 17
Hoe voorkomt u dat er nog lang gepraat wordt over het beperken van de stijging van
netkosten, maar dat concrete maatregelen, zoals het introduceren van een tarievenstelsel
dat netbewust gedrag (zoals netbewust laden van de elektrische auto) worden gestimuleerd?
Hoe gaat u deze stappen snel afdwingen, zodat we daadwerkelijk miljarden euro’s aan
netverzwaringen kunnen uitsparen?
Indieners
-
Gericht aan
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Indiener
Henri Bontenbal, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.