Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over het bericht dat lichamen van hulpverleners van de Palestijnse Rode Halve Maan zijn teruggevonden in een massagraf in Gaza
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat lichamen van hulpverleners van de Palestijnse Rode Halve Maan zijn teruggevonden in een massagraf in Gaza (ingezonden 2 april 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister voor
            Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (ontvangen 8 mei 2025).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «hulpverleners van de Palestijnse Rode Halve maan zijn
               teruggevonden in een massagraf»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Volgens een woordvoerder van de Verenigde Naties (VN) zijn de voertuigen ««een voor
               een» beschoten, verpletterd en daarna bedolven onder het zand, samen met de lichamen»,
               wat is uw reactie op deze informatie?
            
Antwoord 2
            
Ik heb kennisgenomen van dit verschrikkelijke bericht en mij hierover duidelijk uitgesproken.
Vraag 3
            
Erkent u dat aanvallen op hulpverleners in strijd zijn met humanitair oorlogsrecht?
Antwoord 3
            
Dat erken ik. Hulpverleners mogen nooit het doelwit zijn van aanvallen.
Vraag 4
            
Erkent u dat Nederland de plicht heeft aanvallen op hulpverleners te veroordelen?
Antwoord 4
            
Ik onderschrijf het belang van duidelijke stellingname bij aanvallen gericht op humanitaire
               hulpverleners. Dergelijk geweld is onacceptabel en zal door Nederland nooit worden
               genormaliseerd. Nederland heeft de aanval dan ook veroordeeld.
            
Vraag 5
            
Heeft u al veroordeling uitgesproken richting de Israëlische regering? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 5
            
Ja. Toen de berichtgeving verscheen heb ik mijn zorgen al zeer spoedig overgebracht
               aan de Israëlische autoriteiten. Op het moment dat er meer bekend was over de vreselijke
               gebeurtenissen heeft het kabinet aangegeven de aanval te veroordelen. In navolging
               van de aanval werd de Israëlische ambassadeur op 9 april jl. ontboden.
            
Vraag 6
            
Hoe draagt u bij aan het tegengaan van straffeloosheid bij schendingen van het oorlogsrecht?
               Hoe gaat u bijdragen aan het verzamelen van bewijs zodat de daders vervolgd kunnen
               worden?
            
Antwoord 6
            
Tijdens de ontbieding van de Israëlische ambassadeur is onderstreept dat het kabinet
               de aanval op hulpverleners veroordeelt en een grondig en onafhankelijk onderzoek moet
               worden uitgevoerd. In de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april is door Nederland benadrukt
               dat, indien Israël dit nalaat, een onafhankelijk internationaal onderzoek noodzakelijk
               is. Het Israëlische leger publiceerde op 20 april een verklaring over het onderzoek
               dat is uitgevoerd over deze aanval op hulpverleners. De Israëlische legerleiding heeft
               op basis van dit onderzoek besloten de verantwoordelijk brigadecommandant een reprimande
               te geven en de betrokken bataljonscommandant uit zijn functie te ontheffen. Dit onderzoek
               is inmiddels overgedragen aan de militaire aanklager voor opvolging. Nederland zal
               conform de motie Kahraman/Ceder (21 501-02, nr. 3107) in Europees verband oproepen tot een internationaal onderzoek.
            
Het kabinet draagt in bredere context direct bij aan onafhankelijk onderzoek naar
               schendingen van het internationaal recht. Zo gaf Nederland, na 7 oktober 2023, EUR
               3 miljoen aan het Internationaal Strafhof om de onderzoekscapaciteit van het Hof te
               versterken en 1 miljoen dollar aan het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger voor
               Mensenrechten (OHCHR) in de Palestijnse Gebieden voor hun monitoringstaken. Het OHCHR-kantoor
               in de Palestijnse Gebieden zal in 2025 opnieuw een bijdrage ontvangen van EUR één
               miljoen voor monitoring en onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen.
            
Vraag 7
            
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Dobbe c.s. over een leidende
               rol voor Nederland bij de bescherming van hulpverleners en bij de vervolging van personen
               die geweld tegen hulpverleners plegen?2
Antwoord 7
            
Het kabinet maakt zich veel zorgen over de veiligheid van hulpverleners, die wereldwijd
               onder druk staat. IJzingwekkende berichten over dodelijk geweld tegen hulpverleners,
               onder meer in de Gazastrook en Soedan, gingen in afgelopen weken de wereld rond. Er
               lijkt sprake te zijn van een trend van geweld tegen hulpverleners, en dit baart het
               kabinet ernstig zorgen. Het kabinet maakt de veiligheid van humanitaire hulpverleners
               daarom tot een prioriteit, zoals beschreven in de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp en
               verder toegelicht in de Kamerbrief Humanitaire Hulp. Hulpverleners moeten hun werk
               veilig en ongehinderd kunnen uitvoeren en mogen, zoals gezegd, nooit het doelwit zijn
               van aanvallen.
            
In het verleden droeg Nederland reeds bij aan de totstandkoming van VN-resoluties
               en resoluties van de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging die betrekking hadden op de
               veiligheid van hulpverleners. Ook in komende periode zal Nederland op multilateraal
               gebied aandacht blijven besteden aan het belang van naleving van het humanitair oorlogsrecht,
               zowel in algemene zin als in relatie tot specifieke, zorgwekkende contexten zoals
               de Gazastrook.
            
Ook op programmatisch gebied werkt Nederland aan de veiligheid van hulpverleners.
               Zo draagt het kabinet in 2025 extra bij aan het werk van de International NGO-Safety Organisation (INSO). Deze organisatie verzorgt veiligheidstrainingen voor hulpverleners en voorziet
               hen van actuele informatie over veiligheidsincidenten wereldwijd. Daarnaast steunt
               Nederland de trainingsprogramma’s van Clingendael die zijn gericht op het versterken
               van onderhandelingsvaardigheden met oog op humanitaire toegang. In dit kader is ook
               de Nederlandse financiële en politieke steun voor het Internationale Comité van het
               Rode Kruis (ICRC) relevant. ICRC is de hoeder van het humanitair oorlogsrecht en onderwijst
               jaarlijks duizenden soldaten en strijders in het humanitair oorlogsrecht. Recent lanceerde
               ICRC het Global Initiative
                  to Galvanize Political Commitment to International Humanitarian Law dat werd gesteund door Nederland. Dit initiatief beoogt om politieke toewijding aan
               het humanitair oorlogsrecht te vergroten, de naleving ervan te versterken, en concrete
               aanbevelingen te ontwikkelen voor onder meer de bescherming van civiele infrastructuur
               en medische voorzieningen.
            
Zie tevens de beantwoording van vraag 6.
Vraag 8
            
Wat is er nog meer nodig om het werk van hulpverleners te ondersteunen?
Antwoord 8
            
Zie de beantwoording van vraag 7.
Vraag 9
            
Bent u bereid om nu wel over te gaan op maatregelen richting de Israëlische regering,
               zoals het opschorten van het Europese Unie (EU)-Israël Associatieakkoord of het stoppen
               van wapenhandel met Israël, als inderdaad blijkt dat Israël hulpverleners bewust onder
               vuur neemt? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in de regio nauwgezet en beziet steeds hoe op
               de meest effectieve wijze hierop te reageren, bilateraal of in breder verband. De
               ontbieding van de Israëlische ambassadeur was hierin ook een belangrijke stap.
            
Vraag 10
            
Kunt u deze vragen voor het volgende commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken
               (RBZ) op 10 april beantwoorden?
            
Antwoord 10
            
Het tijdig beantwoorden van de vragen van uw Kamer is altijd het streven. Beantwoording
               vóór het commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken is helaas niet mogelijk gebleken.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede namens
 R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
