Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD)(Kamerstuk 22112-4012)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4047
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 mei 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 24 maart 2025 over het Fiche: Voorstel
Omnibus I (CSRD & CSDDD)(Kamerstuk 22 112, nr. 4012).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2025 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 6 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie, Weeber
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie constateren dat er geen impact assessment is uitgevoerd
door de Europese Commissie. Het kabinet onderstreept echter het belang van een gedegen
impact assessment bij Commissievoorstellen. De leden van de PVV-fractie verzoeken
de Minister om duidelijk te maken of het kabinet het standpunt van de Commissie deelt
dat in dit geval, vanwege de urgentie, een uitzondering voor een dergelijke toets
maakt, gerechtvaardigd was. Zo niet, waar ziet de Minister knelpunten?
Er is geen impactassessment uitgevoerd door de Europese Commissie. Dit mag wel verwacht worden vanuit de betere
regelgeving-agenda van de Commissie. De Commissie onderbouwt deze keuze met verwijzing
naar de urgentie van het voorstel in het licht van de concurrentiepositie van de Unie.
Daarnaast noemt de Commissie dat er al uitgebreide impact assessments zijn gedaan
voor de initiële wetgevende voorstellen van de CSRD en de CSDDD. In het kader van
de betere regelgeving-agenda van de Commissie kan zij in een dergelijk geval de impactanalyse
opnemen in haar staff working document (hierna: het werkdocument). Het kabinet zal de Commissie om die reden niet nogmaals
om een impactassessment verzoeken.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de kostenbesparing voor de ondernemingen
in de EU die in dit voorstel niet meer hoeven te rapporteren, wordt geschat op ongeveer
€ 1,2 miljard per jaar aan rapporteringskosten, € 2 miljard per jaar aan accountantskosten
en eenmalig € 1,6 miljard aan invoeringskosten. Op welke wijze zijn deze kostenbesparingen
berekend en welke aannames zijn hierbij gehanteerd?
In het werkdocument dat de Commissie heeft opgesteld bij de richtlijnvoorstellen heeft
de Europese Commissie aangegeven dat de berekeningen zijn gebaseerd op data uit Orbis,
een databank voor financiële en bedrijfsinformatie. Daarbij is de Commissie uitgegaan
van de gegevens en aannames uit het impactassessment dat is opgesteld bij de voorbereiding
van de CSRD, zodat de informatie uit de CSRD-berekeningen vergelijkbaar is met die
van de richtlijnvoorstellen. Ten behoeve van die impactassessment bij de CSRD heeft
de Commissie veel onderzoek gedaan en onderzoek uitgezet onder deskundigen, ze heeft
workshops en bijeenkomsten met belanghebbenden gehouden, openbare consultaties gehouden,
adviezen ingewonnen bij toezichthoudende instanties en academici, etc. Er zijn onder
andere diverse bijeenkomsten gehouden met accountants en bedrijven die de CSRD-rapporteringen
zouden moeten gaan opstellen en die er in de waardeketen mee te maken zouden krijgen.
Op basis daarvan zijn inschattingen en berekeningen van de kosten van de CSRD-rapportering
gemaakt. Op basis van diezelfde informatie en de informatie uit Orbis is vervolgens
een inschatting gemaakt van de kostenbesparingen van de onderhavige voorstellen. Voor
de besparingen die volgen uit de herziening van de rapportagestandaarden zelf (de
ESRS, European Sustainability Reporting Standards) is de Commissie uitgegaan van het
voorbeeld van een reductie met 25% voor ondernemingen die onder de reikwijdte van
het voorstel blijven vallen en daarom nog moeten rapporteren. De herziening van de
ESRS zal via een door de Commissie nog op te stellen gedelegeerde handeling gebeuren.
Acht de Minister het niet verstandiger, aangezien de totale jaarlijkse kostenbesparing
voor de EU door dit voorstel voor de CSRD neerkomt op € 4,4 miljard, om deze voorstellen
voor een langere termijn aan te houden, gelet op de huidige geopolitieke uitdagingen?
Ik ga ervan uit dat wordt gedoeld op het verlengen van de termijnen waarmee de Richtlijn
Uitstel CSRD (hierna: «Stop-de-klok»-richtlijn) de rapporteringsverplichtingen voor
bepaalde groepen ondernemingen uitstelt. Die mogelijkheid is er niet meer, omdat die
richtlijn inmiddels vaststaat en op 17 april jl. in werking is getreden. Bovendien
is de door de aan het woord zijnde leden genoemde € 4,4 miljard aan lastenverlichting
het gevolg van de inhoudelijke wijzigingsvoorstellen van de CSRD uit de richtlijnvoorstellen
en niet van het uitstel van de Stop-de-klok-richtlijn. De € 4,4 miljard is daarmee
een jaarlijkse lastenverlichting vanaf het moment van implementatie. Indien de richtlijnvoorstellen
worden aangehouden, treedt deze besparing niet op.
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het fiche is aangegeven dat het versterken
van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven door het terugdringen
van regeldruk een topprioriteit is voor zowel de Commissie als de Europese Raad. Kan
de Minister toelichten hoe het kabinet dit rijmt met de uiteindelijke verzwaring van
de rapportageverplichtingen voor bedrijven?
De versterking van het concurrentievermogen is een gevolg van de vereenvoudiging van
de CSRD. De verplichting om een jaarlijkse duurzaamheidsrapportering op te stellen
volgt uit de CSRD zelf, die al is aangenomen en wordt geïmplementeerd. De huidige
voorstellen wijzigen de CSRD, onder meer door het aanpassen van de toepassingscriteria
waardoor er ca. 80% minder bedrijven onder vallen. Dit levert een bijdrage aan het
versterken van het concurrentievermogen. De bedrijven die er nog wel onder zullen
vallen, zullen aan minder rapportageverplichtingen hoeven te voldoen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Minister stelt dat het kabinet het
onwenselijk vindt dat sommige ondernemingen in de toekomst niet meer onder de reikwijdte
van de CSRD zouden vallen, maar nu alsnog moeten rapporteren. Kan de Minister aangeven
hoe het kabinet zich gaat inzetten om dit te veranderen, zodat er ook een uitstel
volgt voor deze ondernemingen?
Het kabinet erkent de zorgen over de verplichting voor sommige ondernemingen om te
rapporteren onder de CSRD, ondanks dat zij in de toekomst mogelijk niet meer onder
de reikwijdte vallen. Het is onwenselijk dat deze ondernemingen nu nog investeringen
moeten doen en kosten moeten maken om aan de rapportageverplichting te voldoen. Het
is van belang dat er lange termijn zekerheid is voor deze ondernemingen, dat de regeldruk
wordt verminderd en dat hun concurrentievermogen wordt vergroot. Daarom heb ik in
het kader van de onderhandelingen over de «Stop-de-klok»-richtlijn in de Raad gepleit
voor uitstel van de rapportageverplichting voor deze ondernemingen. Dit voorstel had
onvoldoende steun. De «Stop-de-klok»-richtlijn is inmiddels aangenomen en bevat niet
voor alle bedrijven uitstel. Ik blijf mij er ook bij de onderhandelingen over de inhoudelijke
voorstellen voor inzetten dat alle ondernemingen zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de Europese Commissie al binnen
een jaar de eerder overeengekomen regels voor verantwoord ondernemen in de CSRD drastisch
wil afzwakken. Is de Minister het met deze leden eens dat dat uiterst oneerlijk is
voor bedrijven die al investeringen hebben gedaan om aan de regels te voldoen? Wat
kan de Minister voor deze bedrijven betekenen?
Het kabinet erkent dat een groep ondernemingen zich reeds heeft voorbereid op de CSRD-rapportage.
Tegelijkertijd ziet het kabinet dat de rapportageverplichtingen voortkomend uit de
bestaande ESRS complex zijn voor alle onder de CSRD vallende ondernemingen. Ook bedrijven
die zich reeds op de duurzaamheidsrapportage hebben voorbereid, hebben een belang
bij vereenvoudiging van de vereisten. Een deel van de ondernemingen dat zich reeds
heeft voorbereid, zal naar verwachting ook in de toekomst moeten blijven rapporteren,
of zal wellicht de mogelijkheid benutten om vrijwillig te blijven rapporteren. In
algemene zin helpt het, zowel vanuit het oogpunt van kwalitatief goede rapportage
als vanuit het oogpunt van kostenefficiënt rapporteren, om dan al ervaring opgedaan
te hebben. Het kabinet vindt dat het voorstel ter vereenvoudiging van de CSRD rekening
houdt met bedrijven voor wie de CSRD-rapportage een grote administratieve last is
of wordt, terwijl het tegelijkertijd bedrijven die zakelijke voordelen kunnen ervaren
van het rapporteren over duurzaamheidsinformatie vrij staat om te blijven rapporteren.
Wel zet het kabinet zich in om ook voor ondernemingen die vrijwillig rapporteren de
regeldruk te beperken en daarnaast zo snel mogelijk lange termijn zekerheid te verkrijgen
over de inhoud van de rapportage voor de bedrijven die in de toekomst moeten blijven
rapporteren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan positief tegenover de harmonisatie van
de bedrijven die onder het CSRD vallen. Ze constateren echter dat door de threshold te verhogen naar meer dan 1000 werknemers, 80% van de bedrijven afvalt. Deze leden
vragen zich af op basis waarvan dit aantal is gedefinieerd; waarom is er niet net
als in de CSDDD een grens gelegd op bijvoorbeeld 500 werknemers? Vallen niet heel
veel bedrijven met een grote klimaatimpact buiten de scope? Is het niet beter uitvoerbaar
om een eenduidige grens te trekken? Zou het niet ook logisch zijn om bedrijven die
heel veel omzet maken alsnog onder de CSRD te laten vallen, ook wanneer ze minder
dan 1000 werknemers hebben?
De grens van duizend werknemers is dezelfde als die in de CSDDD. Het verschil tussen
de criteria in de CSRD en de CSDDD ligt in de grensbedragen die naast het werknemersaantal
gelden: bij de CSRD moet er sprake zijn van hetzij een netto-omzet van meer dan € 50
miljoen, hetzij een balanstotaal van meer dan € 25 miljoen, in de CSDDD moet er sprake
van een netto-omzet van meer dan € 450 miljoen. De twee bedragen uit de CSRD sluiten
aan bij de algemene grensbedragen voor grote ondernemingen in het jaarrekeningenrecht.
De Commissie heeft in haar werkdocument uitgelegd dat zij verschillende suggesties
heeft gekregen van belanghebbenden over de herziening van de criteria en met deze
keuze de grenzen in de CSRD dichter bij die van de CSDDD beoogt te leggen.
Wat betreft de omzetgrens zou een eenduidige grens kunnen betekenen dat die naar de
CSDDD-grens van € 450 miljoen opgetrokken zou worden, waardoor minder bedrijven zouden
hoeven te rapporteren. Zou de CSDDD-grens naar de CSRD-grens van € 50 miljoen verlaagd
worden, dan zou dat een verstrekkende toename van het aantal bedrijven onder de CSDDD
betekenen, terwijl de Commissie – met Nederland – het tegendeel wil bereiken. Het
was dus minder ingrijpend om het werknemerscriterium aan te passen dan het omzetcriterium
en dat leverde ook meer harmonisatie met de CSDDD op, zoals ook de aan het woord zijnde
leden opperen.
Een vermindering met 80% op het aantal bedrijven dat een duurzaamheidsrapportering
moet opstellen, is inderdaad een hoog percentage. Wel blijven de grote bedrijven over,
die doorgaans ook de grootste klimaatimpact zullen hebben. De Commissie zet er daarmee
op in dat de doelstellingen overeind blijven terwijl het concurrentievermogen versterkt
wordt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af hoe bedrijven die vrijwillig
willen rapporteren daarin gefaciliteerd gaan worden door de EU en het Rijk.
Het bedrijfsleven kan bij het IMVO-steunpunt terecht met vragen over duurzaamheidsrapportage.
Dit jaar is de ondersteuning vanuit het IMVO-steunpunt uitgebreid met kennis en expertise
over de CSRD. Hieronder valt ook de vrijwillige rapportagestandaard.
Ook verkent het kabinet op Europees niveau de mogelijkheden tot het creëren van een
digitale rapportagestandaard op basis van de VSME standaard (Voluntary Sustainability
Reporting Standard voor niet-beursgenoteerde MKB-bedrijven), aan de hand waarvan ondernemingen
eenvoudiger vrijwillig kunnen rapporteren.
Hebben deze afgezwakte regels nog wel zin? Verwacht het kabinet dat bedrijven alsnog
versneld gaan verduurzamen met deze beperkte maatregelen? Wat is de impact voor het
Nederlands bedrijfsleven, dat druk bezig is met verduurzaming, nu bedrijven in andere
EU landen minder hard hoeven te rennen?
De rapportageverplichting heeft ook na deze wijzigingsvoorstellen zeker zin. Er komt
vanaf boekjaar 2027 ten opzichte van de Richtlijn niet-financiële informatie (NFRD)
een groep bedrijven bij – de grote ondernemingen met meer dan duizend werknemers die
geen beursvennootschappen, banken en verzekeraars zijn – die dan voor het eerst verplicht
worden een duurzaamheidsrapportering op te stellen. Die groep nieuwe bedrijven is
groter dan de groep beursvennootschappen, banken en verzekeraars die door de voorgestelde
grens van duizend werknemers straks niet langer onder de CSRD valt. Niet alleen moet
een grotere groep een duurzaamheidsrapportering opstellen, ook is de informatie in
die rapportering vergeleken met de situatie onder de NFRD veel uitgebreider. Ook voor
deze bedrijven zal de duurzaamheidsrapportering hopelijk een aanmoediging zijn om
te verduurzamen. Het Nederlandse bedrijfsleven zal enerzijds naar verwachting profiteren
van de lastenverlichting, die ook zal gelden voor de ondernemingen die wel een duurzaamheidsrapportering
moeten opstellen dankzij vereenvoudiging van de ESRS. Anderzijds worden de doelstellingen
van de CSRD niet ondermijnd. Voor alle bedrijven in de EU zullen dezelfde criteria
gelden; het is niet zo dat Nederlandse bedrijven meer verplichtingen hebben dan bedrijven
in andere EU-landen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het kabinet de afzwakkingen
van de CSRD toejuicht. Kan de Minister ingaan op de mate van rechtszekerheid voor
Nederlandse bedrijven die al investeringen hebben gedaan om aan de regelgeving te
voldoen? Is de Minister het met deze leden eens dat de CSRD economische kansen biedt
en bijdraagt aan een gelijk speelveld, zoals meerdere bedrijven zelf ook aangeven?
De CSRD heeft als doel om investeerders te laten beschikken over duurzaamheidsinformatie
die zij kunnen gebruiken om duurzame investeringsbeslissingen te maken. Voor ondernemingen
kan dit samengaan met zakelijke voordelen, onder andere doordat zij betere toegang
kunnen krijgen tot financiering. Tegelijkertijd brengt de rapportageverplichting van
de CSRD aanzienlijke kosten met zich mee voor ondernemingen, wat het belang onderstreept
van het versterken van het concurrentievermogen van de EU door rapportagevereisten
te verminderen en wetgeving te stroomlijnen. Daarbij heeft het bedrijfsleven baat
bij stabiel, voorspelbaar beleid en lange termijn zekerheid. Omwille van de voorspelbaarheid
zet het kabinet zich ervoor in om de onderhandelingen zo snel mogelijk af te ronden.
Dit kan zekerheid bieden aan die bedrijven de nu wel rapporteren, terwijl zij dat
in de toekomst niet meer hoeven te doen en aan bedrijven voor wie de inhoud van de
rapportageplicht in de toekomst verandert.
Mede dankzij de Nederlandse inzet is de CSRD in de Raad gekomen en Nederland is daarna
voortvarend aan de slag gegaan met een nationale implementatiewet. Waarom is de opstelling
van de Minister zo veranderd?
Nederland is aan de slag gegaan met de nationale implementatie van de CSRD met als
doel om transparantie en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie te bevorderen,
een gelijk speelveld binnen de EU te creëren, en internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen te stimuleren (IMVO). Tegelijkertijd heeft Nederland ook benadrukt dat
het van belang is dat de lasten die voortvloeien uit de CSRD in verhouding staan tot
de aard en omvang van de ondernemingen die ermee te maken krijgen.
In dat kader ziet het kabinet dat op dit moment voor veel ondernemingen de administratieve
lasten en regeldruk die de CSRD met zich meebrengt, van invloed zijn op hun concurrentievermogen.
Het kabinet omarmt daarom ook het initiatief van de Commissie om de CSRD te vereenvoudigen
om de administratieve lasten te beperken. Wel benadrukt het kabinet dat de onderliggende
beleidsdoelstellingen van de CSRD moeten blijven staan.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie betreuren het dat het kabinet kenbaar maakt
positief te staan tegenover het uitstellen van de invoering van het CSRD voor bepaalde
groepen bedrijven. Hoe verhoudt zich dit tot de duidelijke uitspraken dat Nederland
staat achter de standaarden in het IMVO?
Het kabinet staat achter de IMVO-standaarden en staat ook achter de doelstellingen
van de CSRD. Het uitstellen van de invoering van de CSRD is onder meer bedoeld om
de bedrijven meer tijd te geven om zich voor te bereiden op de uitvoering van de CSRD
en om een vereenvoudiging door te voeren in de regels. Ook heeft het uitstel tot doel
om te voorkomen dat bepaalde ondernemingen in 2025 en 2026 moeten rapporteren, terwijl
ze bij inwerkingtreding van de Omnibus-wijzigingen weer buiten de rapporteringsverplichtingen
vallen of onder de vereenvoudigde standaarden.
Is de Minister het met deze leden eens dat er juist versnelling nodig is om het CSRD
in te voeren? Hoe staat deze vertraging tegenover het rapport-Draghi, dat duidelijk
stelt dat de EU definitief een voorsprong moet nemen op het gebied van duurzaamheid
om toekomstbestendig en concurrerend te blijven? Moeten we juist niet de bedrijven
belonen die voorop lopen met verduurzaming en innovaties, in plaats van het blijven
stimuleren van bedrijven die niet wendbaar genoeg zijn om deze nieuwe regelgeving
aan te kunnen?
De bedrijven die over boekjaar 2025 moeten rapporteren hebben veelal nog geen ervaring
met rapportage over duurzaamheid, in tegenstelling tot de groep ondernemingen die
vanaf boekjaar 2024 moest rapporteren. Deze laatste groep moest immers al rapporteren
op basis van het Besluit niet-financiële informatie en de NFRD. De groep bedrijven
die vanaf boekjaar 2025 moest gaan rapporteren krijgt door het uitstel twee jaar extra
de tijd om zich voor te bereiden. Het valt niet te verwachten dat twee jaar uitstel
negatieve invloed zal hebben op de innovatiekracht van ondernemingen in Nederland.
Bovendien komt ook duidelijk naar voren uit het rapport Draghi1 dat de CSRD een grote bron van administratieve lasten is. In dit rapport bepleit
Draghi 25% reductie van de rapporteringsverplichtingen.2 Bedrijven die voorop willen lopen met duurzaamheidsrapportage, worden daarin wel
ondersteund en aangemoedigd. De Commissie zal een standaard opstellen voor ondernemingen
die vrijwillig een duurzaamheidsrapportering willen opstellen. Zij kunnen dan profiteren
van ruimere toegang tot financiering door investeerders die groene financieringen
aanbieden.
Wat is de impact van dit uitstel op de innovatiekracht van de samenstelling van bedrijven
in de EU en in Nederland?
De voorgestelde vereenvoudiging leidt tot lagere kosten. Dat draagt bij aan het concurrentievermogen
van de Nederlandse en Europese bedrijven. De significante kosten die deze bedrijven
dienen te maken om te kunnen voldoen aan de CSRD, kunnen zij nu immers aan bijvoorbeeld
innovatie besteden. Dit kan eraan bijdragen dat op internationaal gebied een gelijker
speelveld wordt gecreëerd. De vereenvoudiging die wordt bereikt met de onderhavige
voorstellen ondersteunt juist de Europese concurrentiekracht, terwijl dit aan verduurzaming
niet in de weg hoeft te staan. Het kabinet, maar ook de Commissie, wil voorkomen dat
de onderliggende beleidsdoelen van de CSRD door de vereenvoudiging worden ondermijnd.
Ook erkent het kabinet dat er ondernemingen zijn waarvoor duurzaamheidsrapportage
zakelijke voordelen kan opleveren. Deze ondernemingen staat het vrij om vrijwillig
te (blijven) rapporteren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de European Sustainability
Reporting Standards (ESRS) ook op de schop gaan; kan de Minister dat proces toelichten?
De wijziging van de ESRS volgt hetzelfde proces als het opstellen ervan. De CSRD bevat
een delegatiegrondslag op basis waarvan de Commissie bevoegd is om de ESRS op te stellen
in een uitvoeringsverordening die rechtstreeks van toepassing is in de lidstaten.
Volgens de CSRD moet de Commissie bij de vaststelling van de standaarden voor de duurzaamheidsrapportering
rekening houden met het technische advies van EFRAG (artikel 49 van de Jaarrekeningrichtlijn).
EFRAG is een adviesorgaan, bestaande uit deskundigen uit de lidstaten, dat de Commissie
in het algemeen belang op deskundige, onafhankelijke en transparante wijze adviseert
over het jaarrekeningenrecht. EFRAG stelt concept-standaarden op en voert daarover
een openbare consultatie. Na die consultatie rondt EFRAG het advies af en stuurt het
naar de Commissie. Op basis van dat advies stelt de Commissie de gewijzigde ESRS op.
Als die afwijken van het advies van EFRAG, voert de Commissie zo nodig ook eerst een
consultatie uit. Als de Commissie de conceptwijzigingen van de ESRS gereed heeft,
worden die voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad; zij kunnen ieder binnen
een termijn van twee maanden bezwaar aantekenen tegen de tekst, die dan niet kan worden
vastgesteld door de Commissie. Voor de Raad is daarvoor een gekwalificeerde meerderheid
vereist. Zonder het bezwaar kunnen de gewijzigde standaarden na afloop van de twee
maanden door de Commissie definitief worden vastgesteld en gepubliceerd.
Na de publicatie van het Omnibus I-voorstel op 26 februari 2025 heeft EFRAG op 27 maart
een mandaat van de Commissie gekregen om technisch advies te verstrekken voor de vaststelling
van een gedelegeerde handeling ter herziening en vereenvoudiging van de eerste set
ESRS. Het technisch advies zal naar verwachting uiterlijk 31 oktober 2025 door EFRAG
aan de Commissie worden overhandigd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie willen dat de Europese regelgeving sterk versimpeld wordt
en dat administratieve en regeldruklasten fors verminderd worden. Deze leden zijn
van mening dat drastische maatregelen nodig zijn om dit te bereiken, dat lef getoond
moet worden en dat de politiek en bestuurders ook moeten leren los te laten. De doorgeslagen
regeldruk aanpakken is nodig voor de concurrentiepositie van de EU en van onze bedrijven.
De leden van de VVD-fractie zien dat elders in de wereld een stevige aanpak te zien
is, zoals in de VS en Argentinië. De voorstellen van de Europese Commissie steken
daar tot nu toe nog schril tegen af. Het is een druppel op een gloeiende plaat. Welke
acties zouden volgens het kabinet vanuit de Europese Commissie en de EU nog meer wenselijk
en nodig zijn?
Het versterken van het concurrentievermogen is voor het kabinet een belangrijke prioriteit.
Het kabinet onderschrijft dat betere regelgeving en vermindering van regeldruk van
belang zijn zodat bedrijven eenvoudiger zaken kunnen doen. Daarbij hecht het kabinet
eraan dat de beleidsdoelstellingen van de desbetreffende regelgeving niet ondermijnd
worden. De Minister van Economische Zaken heeft tijdens de Raad voor Concurrentievermogen,
onder andere in maart jl.3, bepleit dat de Europese Commissie systematisch alle bestaande EU-regelgeving tegen
het licht houdt en in overleg gaat met ondernemers, vooral het mkb, om te horen van
welke regeldruk zij het meest last hebben. De Commissie heeft dat pleidooi goed opgepakt,
met onder andere zogenaamde «praktijkchecks», om te horen wat ondernemers in de praktijk
als belemmerend ervaren.
Onder de naam Betere Regelgeving streeft de Europese Commissie naar duidelijke en
effectieve regelgeving, het voorkomen en verminderen van regeldruk en het verbeteren
van de uitvoering en handhaving. Onlangs heeft de Commissie tal van acties om bestaande
regelgeving aan te pakken en regeldruk te verminderen aangekondigd.4 Deze acties beperken zich niet tot de recente «omnibus-voorstellen». Het waar nodig
aanpassen van EU-regelgeving is iets waar de Commissie deze zittingstermijn voortdurend
mee bezig zal zijn. Belangrijke ondersteuning van de ambitie van de Commissie om een
merkbare vermindering van de regeldruk te realiseren wordt geleverd door de toepassing
van het «One In One Out» beginsel (administratieve lasten compenseren door op hetzelfde
beleidsterrein even grote lasten weg te nemen) en de doelstelling om de administratieve
lasten voor het bedrijfsleven met 25% en voor het mkb zelfs met 35% te hebben verminderd
aan het eind van de zittingstermijn van de huidige Commissie Von der Leyen.
Verder is het belangrijk dat Nederland ook in standpuntbepalingen in Brussel regeldruk
nadrukkelijk meeweegt. Daar zet dit kabinet op in. Het voorstel voor de Instellingswet
Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)5 is recent aangenomen door uw Kamer. Op grond van deze wet krijgt de ATR ook een rol
bij het beoordelen van EU-voorstellen zodat het kabinet regeldruk in EU-onderhandelingen
beter kan meewegen.
Ook ziet het kabinet dat het voor Europese bedrijven moeilijk is om door te groeien
doordat de Europese interne markt nog altijd is gefragmenteerd. Hierdoor kunnen bedrijven
minder goed profiteren van schaalvoordelen en netwerkeffecten. Het kabinet zal daarom
onder andere inzetten op versterking van de interne markt door barrières zoveel mogelijk
weg te nemen. Bovendien worden met name jonge, innovatieve bedrijven gehinderd door
het gebrek aan durfkapitaal, doordat het risicoprofiel van dergelijke bedrijven zich
minder goed leent voor bancaire financiering. Tegen deze achtergrond zal het kabinet
ook stappen zetten om de toegang tot privaat kapitaal en financiering te vergroten
door middel van verdieping van de kapitaalmarktunie en een (faciliterende) rol voor
de EIB-Groep. Tot slot ziet het kabinet ook het belang van een versnelling van de
energietransitie en de verbetering van de interconnectie van het energienet, wat op
de lange termijn zal bijdragen aan een verlaging van de energieprijzen.
Kan het kabinet een totaaloverzicht geven van bestaande koppen op EU-regelgeving in
Nederland (die zorgen voor extra regeldruk) en wat het kabinet daar mee wil gaan doen,
inclusief een tijdpad?
Het is de inzet van het kabinet om op basis van bestaande en nieuwe inventarisaties
bestaande koppen waar mogelijk te schrappen. Nationale koppen kunnen ook worden geagendeerd
en aangepakt in de Ministeriële Stuurgroep Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid.
Ik stuur uw Kamer voor deze zomer de resultaten van een inventariserend onderzoek
dat is uitgevoerd als vervolg op een eerder onderzoek6 naar nationale koppen in wetgeving over de periode van 2019 tot en met 2023. In dit
nieuwe onderzoek wordt nu ook gekeken naar amvb’s en ministeriële regelingen.
De leden van de VVD-fractie willen verder graag weten wat het tijdpad en de planning
van de voorliggende voorstellen in het kader van Omnibus I zijn. Dit is ook voor het
bedrijfsleven belangrijk. Welke regels gelden er wanneer? Hoe gaat het kabinet de
ondernemers daarover goed informeren?
Het Omnibus I-voorstel bevat richtlijnen die zien op 1) inhoudelijke wijzigingen van
de CSRD en CSDDD, 2) het regelen van uitstel van de huidige CSRD en CSDDD voor bepaalde
groepen ondernemingen («Stop-de-klok»-richtlijn) en 3) een vereenvoudiging van de
CBAM.
De onderhandelingen die zien op de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD, CSDDD en
ook CBAM zijn op dit moment bezig. De Raad van de Europese Unie heeft in haar conclusies
van 20 maart jl. de medewetgevers opgeroepen om vaart te maken met de onderhandelingen
en deze zo snel mogelijk in 2025 af te ronden. Het is op dit moment niet mogelijk
om een precies tijdspad te geven, aangezien dit afhankelijk is van de voortgang die
geboekt wordt tijdens de onderhandelingen. Het Poolse voorzitterschap van de Raad
streeft ernaar om voor de zomer op deze richtlijn een Raadspositie te bereiken.
De «Stop-de-klok»-richtlijn regelt dat de implementatietermijn van de CSDDD voor lidstaten
met één jaar is uitgesteld (van 26 juli 2026 naar 26 juli 2027), alsmede de toepassingsdatum
voor de eerste groep bedrijven (van 2027 naar 2028). De richtlijn zorgt er verder
voor dat er duidelijkheid is voor ondernemingen die vanaf 2025 en 2026 hadden moeten
rapporteren ingevolge de CSRD: zij hebben twee jaar uitstel gekregen. U bent hierover
geïnformeerd in de Kamerbrief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
van 7 april 2025. Voor de Stop-de-klok-richtlijn zijn de onderhandelingen afgerond
en is het voorstel op 16 april gepubliceerd. De richtlijn moet uiterlijk 31 december
2025 zijn geïmplementeerd.
Het kabinet heeft regelmatig contact met stakeholders over de CSDDD en CSRD, de nationale
implementatie daarvan en het omnibusvoorstel. Naast deze reguliere communicatie, neemt
het MVO-steunpunt een belangrijke rol in het informeren van bedrijven over internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen en hoe zij dit kunnen toepassen, conform de
OESO-richtlijnen. Hieronder vallen ook communicatie over de CSDDD, de CSRD en de laatste
actualiteiten omtrent Omnibus-I. Zo lanceert het MVO-steunpunt binnenkort een webpagina
in het kader van Omnibus-I, informeert zij ondernemers via webinars, en beantwoordt
het steunpunt reeds vragen van het bedrijfsleven die hierover binnenkomen.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een stevige vereenvoudiging
van de CSRD en CSDDD. De CSDDD wordt nog separaat besproken bij de commissie Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp. De voorgestelde stappen met betrekking tot de CSRD gaan
de leden van de VVD-fractie echter nog niet ver genoeg. Welke mogelijkheden ziet het
kabinet tot nog verdere stappen tot versimpeling?
Het kabinet hecht eraan om de regeldruk en administratieve lasten van bedrijven te
beperken, zonder de beleidsdoelstellingen van de CSRD te ondermijnen. Het blijft belangrijk
voor het kabinet dat de doelstellingen van de CSRD op het terrein van de Europese
Green Deal en het Actieplan voor de financiering van duurzame groei overeind blijven.
Hiervoor is het nodig dat investeerders beschikken over de informatie die zij nodig
hebben om de duurzaamheidsrisico's en impact in te schatten van de bedrijven waarin
zij willen investeren. Het schrappen van de gehele rapporteringsverplichtingen voor
80% van de betrokken bedrijven is een forse lastenverlichting. Het zijn nu enkel nog
de grote bedrijven met meer dan duizend werknemers die over duurzaamheid moeten rapporteren;
dat zijn naar schatting tussen de 600 en 1.200 bedrijven in Nederland. Wanneer dat
nog minder bedrijven worden, dreigen de doelstellingen van de CSRD ondermijnd te worden.
Het nog verder beperken van de bedrijven die onder de verplichting vallen, ligt daarom
niet voor de hand. Wat betreft de inhoud van de verplichtingen zullen ook de ESRS-standaarden
door de Commissie worden vereenvoudigd. Het is hier aan de Commissie om dat in een
uitvoeringsverordening te realiseren.
Het kabinet vindt het belangrijk om snel tot een onderhandelingsresultaat te komen.
Dan hebben de ondernemingen zo snel mogelijk zekerheid over de op hen rustende rapportageverplichtingen.
Voortvarende onderhandelingen zijn ook mogelijk omdat het voorstel dat er nu ligt
in de ogen van het kabinet effectief is.
De leden van de VVD-fractie willen de hele CSRD schrappen. Waarom is dat niet de inzet
van het kabinet? De leden van de VVD-fractie vinden vergroening belangrijk, maar rapportageverplichtingen
dragen daar weinig tot niets aan bij. Je gaat niet groen doen, omdat je iets moet
rapporteren. Dat is iets dat je intrinsiek moet willen doen.
Het kabinet merkt allereerst op dat er verschillende overwegingen zijn voor ondernemingen
om te verduurzamen, waaronder financiële overwegingen. Een juiste mix van normering,
subsidiëring en beprijzing is daarom van belang. Het kabinet deelt niet de mening
dat duurzaamheidsrapportage nauwelijks bij zou dragen aan vergroening. Investeerders,
waaronder pensioenfondsen en grote internationale banken en beleggers, geven aan groot
belang te hechten aan voldoende duurzaamheidsdata. Zo kan deze data hen inzicht geven
in de mate waarin ondernemingen rekenschap geven van de kansen en risico’s die de
klimaattransitie biedt voor hun verdienmodellen, bijvoorbeeld wanneer een onderneming
actief is in een sector die inherent vervuilend en daarom onvoldoende toekomstbestendig
is. Duurzaamheidsdata vormen daarmee een belangrijk instrument voor investeerders
om ondernemingen te bewegen te verduurzamen en zo de financiële duurzaamheidsrisico’s
in hun portefeuille te beheersen. Om deze redenen geven ondernemingen zelf, zo blijkt
uit onderzoek, ook aan dat duurzaamheidsrapportage hen zakelijke voordelen biedt.
Het kabinet is daarom geen voorstander van het afschaffen van de CSRD. Wel is er een
noodzaak de rapportagevereisten te vereenvoudigen omdat deze complex zijn en ligt
er een opgave om ten behoeve van het Europese concurrentievermogen de lasten voor
het bedrijfsleven terug te dringen. De voorstellen van de Commissie dragen daaraan
bij.
De leden van de VVD-fractie zien dat er een voorstel tot uitstel van CSRD (stop the clock) ligt. Dat is een goede eerste stap om de CSRD te schrappen. Wat houdt het stop the clock-voorstel nu eigenlijk precies in? Want blijkbaar moeten er nog wel ondernemingen
blijven rapporteren. Waarom is er niet gekozen voor een algehele stop voor alle ondernemingen?
Waarom is dit niet de inzet van het kabinet? De leden van de VVD-fractie zouden hier
wel voorstander van zijn.
De «Stop-de-klok»-richtlijn houdt in dat ondernemingen twee jaar extra tijd krijgen
voor de implementatie van de CSRD. Dit uitstel geldt voor twee van de vier groepen
ondernemingen die gefaseerd onder de CSRD vallen. Ten eerste betreft het grote niet-beursgenoteerde
bedrijven, banken, verzekeringsmaatschappijen en grote moedermaatschappijen die voor
het eerst over boekjaar 2025 zouden moeten rapporteren. Ten tweede gaat het om beursgenoteerde
bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen die voor het eerst over boekjaar 2026
zouden moeten rapporteren. Het uitstel is bedoeld om te voorkomen dat deze bedrijven
eerst rapporteren over 2025 of 2026, om daarna buiten de reikwijdte van de CSRD te
vallen. Bovendien biedt het ondernemingen die wel moeten rapporteren meer tijd om
zich daarop voor te bereiden. De Commissie heeft ervoor gekozen om geen uitstel te
geven voor alle ondernemingen, omdat bedrijven die onder de eerste groep vallen, vanaf
boekjaar 2024 al rapporteren en de voorbereidingen van deze bedrijven dus al afgerond
zijn.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche, geldt het uitstel niet voor ondernemingen die onder
de eerste groep vallen en nu al rapporteren, terwijl zij dat in de toekomst mogelijk
niet meer hoeven te doen. Dit is ongewenst omdat dit onzekerheid veroorzaakt bij deze
bedrijven. Nederland heeft daarom ook voorgesteld om deze ondernemingen uitstel te
geven van de CSRD. Dit voorstel heeft uiteindelijk niet kunnen rekenen op genoeg steun.
De onderhandelingen voor de «Stop-de-klok»-richtlijn zijn inmiddels afgerond en de
richtlijn is gepubliceerd. Het kabinet zal zich blijven inzetten tijdens de onderhandelingen
over de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD om ook voor deze ondernemingen zo snel
mogelijk de regeldruk te beperken en duidelijkheid te verkrijgen.
Wat betekent het voorstel voor uitstel voor de implementatietermijn in nationale wet-
en regelgeving? Wat betekent dit voor het wetsvoorstel Wet implementatie richtlijn
duurzaamheidsrapporteringimplementatie dat momenteel aanhangig is in de Kamer (Kamerstukdossier
36 678)? Gaat het kabinet op basis van de voorstellen voor de aanpassing van de CSRD alvast
een nota van wijziging naar de Tweede Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? Zo nee, wanneer
is het wel duidelijk welke aanpassingen er daadwerkelijk in de CSRD gaan plaats vinden?
De «Stop-de-klok»-richtlijn heeft geen invloed op de implementatietermijn van de CSRD.
Deze termijn is op 22 juni 2024 verstreken. Nederland is eraan gehouden om de CSRD
te implementeren. De Europese Commissie heeft Nederland nogmaals herinnerd aan de
noodzaak om de richtlijn op korte termijn te implementeren en heeft aangegeven geen
ruimte te zien voor uitstel van deze verplichting.
Het heeft de voorkeur van het kabinet om de implementatie van de «Stop-de-klok»-richtlijn
en de richtlijn Aanpassingen CSRD mee te nemen in het lopende implementatietraject
voor de CSRD. Dit is in ieder geval mogelijk voor de «Stop-de-klok»-richtlijn. Deze
is op 17 april in werking getreden, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese
Unie op 16 april 2025 en moet uiterlijk 31 december 2025 door lidstaten in nationale
regelgeving zijn omgezet. Om ondernemingen die onder het uitstel vallen zo snel mogelijk
duidelijkheid te bieden zal het kabinet een nota van wijziging indienen om de «Stop-de-klok»-richtlijn
in het implementatiewetsvoorstel CSRD te verwerken. Dit is ook wenselijk gezien de
korte implementatietermijn van de Stop-de-klok-richtlijn. De Kamer kan deze nota van
wijziging dan meenemen in haar behandeling van het wetsvoorstel.
Ook in het voorstel voor het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering,
dat nog aanhangig is in de Eerste Kamer in het kader van de voorhang, zal de «Stop-de-klok»-richtlijn
worden verwerkt op identieke wijze als in het wetsvoorstel.
De onderhandelingen over het voorstel van de richtlijn Aanpassingen CSRD lopen nog.
Het staat daarom ook nog niet vast tot welke aanpassingen van het implementatiewetsvoorstel
en -besluit dit voorstel zal leiden. Afhankelijk van de voortgang van de onderhandelingen
kunnen deze aanpassingen ook worden verwerkt in het lopende implementatietraject.
De leden van de VVD-fractie zijn tegen de terugwerkende kracht van CSRD. In hoeverre
is hier straks nog sprake van? En welke stappen is het kabinet bereid te zetten om
de terugwerkende kracht uit de CSRD te schrappen? Waarom is het kabinet eventueel
niet bereid om die stappen te zetten?
De CSRD is in 2022 vastgesteld. De Europese Commissie heeft Nederland onlangs herinnerd
aan de noodzaak om de CSRD op korte termijn te implementeren. Zij heeft daarbij aangegeven
geen ruimte te zien voor uitstel. De «Stop-de-klok»-richtlijn staat inmiddels eveneens
vast. Onder de lidstaten was onvoldoende steun om in die richtlijn ook uitstel op
te nemen voor de eerste groep ondernemingen die over boekjaar 2024 een duurzaamheidsrapportering
moeten opstellen. Overigens hebben alle ondernemingen die in die groep vallen en die
inmiddels hun jaarstukken algemeen verkrijgbaar hebben gesteld, een dergelijke rapportering
opgenomen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een groep ondernemingen is die nu wel moeten
rapporteren, maar straks waarschijnlijk niet meer hoeven te rapporteren. Deze leden
vinden dit echt onbegrijpelijk, en vinden dat dit uit de voorstellen moet worden gesloopt.
Wat gaat het kabinet daaraan doen? En hoe ziet het krachtenveld er voor dit aspect
uit in de EU?
Onder het huidige voorstel zullen er inderdaad ondernemingen zijn die onder de eerste
groep vallen en nu al rapporteren, terwijl zij dat in de toekomst mogelijk niet meer
hoeven te doen. Dit vindt het kabinet onwenselijk, omdat het onder meer onzekerheid
en kosten kan veroorzaken bij deze ondernemingen. Zoals hiervoor geschetst heeft het
kabinet hierom voorgesteld ook deze ondernemingen uitstel te verlenen door middel
van de «Stop-de-klok»-richtlijn. Dat voorstel is niet overgenomen. De onderhandelingen
voor de «Stop-de-klok»-richtlijn zijn inmiddels afgerond en de richtlijn is gepubliceerd.
Het kabinet zal zich blijven inzetten tijdens de onderhandelingen over de inhoudelijke
wijzigingen van de CSRD om ook voor deze ondernemingen zo snel mogelijk de regeldruk
te beperken en duidelijkheid te verkrijgen.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat het voorliggende voorstel betekent voor
de administratieve lasten en regeldruk en de besparingen op de kosten voor naleving
van het bedrijfsleven.
Een betrouwbare schatting van de lasten en regeldruk ten gevolge van de rapporteringsverplichtingen
die resteren na de wijzigingsvoorstellen, is lastig te geven.7 Omstandigheden zoals de mate van complexiteit van de onderneming en van haar waardeketen
en de plaatsen waar zij (en haar waardeketen) wereldwijd is gevestigd, zijn van invloed
op de omvang van de lasten. Bij het onderhavige richtlijnvoorstel is geen impact assessment
gevoegd. Wel heeft de Commissie in een werkdocument8 dat bij de voorstellen is gevoegd, een inschatting gemaakt van de kostenbesparing
van de voorstellen, die mede is gebaseerd op het impact assessment bij de CSRD. In
het werkdocument heeft de Commissie geen gemiddelde kosten per onderneming berekend.
Zij heeft een inschatting gemaakt dat de kostenbesparing in totaal voor de ondernemingen
in de EU die volgens het voorstel niet meer hoeven te rapporteren, ca. € 1,2 miljard
per jaar aan rapporteringskosten bedraagt, ca. € 2 miljard per jaar aan accountantskosten
en eenmalig € 1,6 miljard aan invoeringskosten. Voor de ondernemingen in de EU die
wel onder de CSRD-verplichtingen blijven vallen, bedragen de besparingen naar schatting
ca. € 0,2 miljard per jaar voor de kosten van de rapportering en ca. € 0,3 miljard
voor de accountantskosten. Het vrijwillig maken van de taxonomierapportage voor alle
andere bedrijven en concerns dan de bedrijven met meer dan € 450 miljoen omzet en
meer dan duizend werknemers, leidt tot een jaarlijkse kostenbesparing van ca. € 0,8
miljard en een eenmalige kostenbesparing voor bedrijven die nog niet verplicht waren
om hierover te rapporteren van € 0,9 miljard. De totale jaarlijkse kostenbesparing
van het voorstel voor de CSRD komt daarmee volgens de Commissie uit op naar schatting
€ 4,4 miljard voor de EU als geheel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de reikwijdte van de CSRD wordt beperkt. Zij
vinden het belangrijk dat kleine ondernemingen niet alsnog aan allerlei verplichtingen
moeten voldoen, bijvoorbeeld als toeleverancier van bedrijven die wel moeten rapporteren
over CSRD. De leden van de VVD-fractie zouden dit onwenselijk vinden. Hoe wordt voorkomen
dat ondernemingen die zijn vrijgesteld van CSRD straks alsnog gedwongen «vrijwillig»
moeten rapporteren? En hoe wordt de value chain cap – die moet borgen dat kleine en middelgrote ondernemingen in de toeleveringsketen
niet méér datapunten moeten aanleveren dan in de vrijwillige rapportagestandaard –
goed onder de aandacht gebracht van deze ondernemers? Waarom worden die niet helemaal
vrijgesteld van rapportageverplichtingen?
Deelt het kabinet het risico dat de leden van de VVD-fractie zien, namelijk dat het
midden- en kleinbedrijf straks toch met allerlei extra regelgeving te maken krijgt
als gevolg van de CSRD en zo ja, hoe gaat het kabinet dit risico ondervangen?
De voorgestelde wijzigingsrichtlijn wijzigt niet de verplichting voor grote ondernemingen
met meer dan duizend werknemers om te rapporteren over de waardeketen. Een onderneming
die buiten de rapporteringsverplichting komt te vallen, kan nog wel als onderneming
in de waardeketen van rapporteringsplichtige ondernemingen bevraagd worden om informatie
aan te leveren. Dat is echter een verplichting van een andere omvang dan het opstellen
van een duurzaamheidsrapportering. Die omvang wordt door de wijzigingsrichtlijn nog
verder beperkt doordat er een value chain cap (hierna: waardeketenplafond) komt te staan op de informatie die maximaal uitgevraagd
kan worden (naast de in de sector gebruikelijke duurzaamheidsinformatie), zoals de
aan het woord zijnde leden terecht opmerken. De VSME-standaard die daartoe door de
Commissie zal worden opgesteld, zal niet alleen gelden als maximuminformatieverplichting
voor kleine en middelgrote ondernemingen in de keten, maar voor alle ondernemingen
in de keten die niet zelf een verplichting tot het opstellen van een duurzaamheidsrapportering
hebben, dus ook voor grote ondernemingen met minder dan duizend werknemers.
De herziene CSRD bepaalt expliciet dat de accountant zijn assuranceverklaring bij
de duurzaamheidsrapportage moet opstellen met inachtneming van de verplichting voor
ondernemingen om niet te trachten van ondernemingen in hun waardeketen met minder
dan duizend werknemers informatie te verkrijgen die verder gaat dan de in de standaarden
voor vrijwillig gebruik gespecificeerde informatie.9 Rapporteringsplichtige ondernemingen worden hierdoor gehouden aan het waardeketenplafond.
Het kabinet zal de mogelijkheden tot ondersteuning van het bedrijfsleven bij vrijwillige
rapportage verkennen met inachtneming van de onderhandelingsresultaten en het vaststellingsproces
van de vrijwillige rapportagestandaard.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat moet worden voorkomen dat vanuit de
EU (aanvullende) sectorspecifieke standaarden, aanbevelingen en rapportagetools worden
opgelegd. Hoe is dat in het voorliggende voorstel geborgd? Bijvoorbeeld dat ingezet
wordt op al bestaande, ontwikkelde standaarden vanuit (Europese) sectoren en branches?
Het kabinet lijkt daar dubbel over met de inzet op informele aanbevelingen. Is het
kabinet bereid om zoveel mogelijk in te zetten op vanuit de sectoren zelf ontwikkelde
standaarden en bestaande brancheformats? Welk overleg vindt er over de voorstellen
plaats met de verschillende betrokken sectoren? Hoe kan worden geregeld dat CSRD-plichtige
bedrijven en afnemers en toeleveranciers duidelijkheid krijgen over de sectorspecifieke
brancheformats?
De Commissie heeft in haar voorstellen aangekondigd af te zien van de sectorspecifieke
standaarden. Deze standaarden kunnen leiden tot extra rapportagelasten, maar ze kunnen
ook de toepassing van de algemene ESRS verduidelijken voor de desbetreffende sector.
Het kabinet heeft geconstateerd dat deze behoefte bestaat binnen het bedrijfsleven.10 Ook kunnen sectorspecifieke standaarden de controleerbaarheid, relevantie en vergelijkbaarheid
van informatie vergroten. Het kabinet is het met de aan het woord zijnde leden eens
dat dit niet tot gevolg moet hebben dat er verplichtingen bijkomen. Daarom bepleit
het kabinet op dit punt meer informele aanbevelingen in plaats van verplichte sectorale
standaarden in een uitvoeringsverordening. Die kunnen dan nog steeds door de Commissie
opgesteld worden, omdat dit de eenvormigheid en daarmee de vergelijkbaarheid van de
rapportering in de EU bevordert. Het kabinet zal er bij de Commissie op aandringen
dat daarbij ook de desbetreffende sectoren worden betrokken.
In het kader van het concurrentievermogen, vragen de leden van de VVD-fractie zich
af hoe de CSRD met de huidige aanpassingen zou verschillen van duurzaamheidsrapportage-regelgeving
in de Verenigde Staten. Waar zitten de verschillen in regelgeving omtrent dit dossier?
De US Securities and Exchange Commission (SEC, vergelijkbaar met de AFM in Nederland)
heeft op 27 maart 2025 bekend gemaakt dat zij heeft besloten zich niet langer te verdedigen
in de gerechtelijke procedures die waren aangespannen door Amerikaanse staten en partijen
uit de particuliere sector tegen de op 6 maart 2024 in werking getreden Climate Disclosure
Rules.11 Die regels voorzagen in een openbaarmakingsregime over klimaatrisico’s voor uitgevende
en rapporterende ondernemingen. De toepassing van de regels was al kort na de bekendmaking
ervan door de SEC opgeschort vanwege de rechtszaken. De SEC kwalificeert de regels
nu als «costly and unnecessarily intrusive». Dit betekent dat er op dit moment geen
regels voor duurzaamheidsrapportage zijn in de Verenigde Staten.
De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd hoe de overheid de groep bedrijven die
nu (nog) moeten voldoen aan de rapportagecriteria blijft ondersteunen in een adviserende
rol.
Het bedrijfsleven kan bij het MVO-steunpunt terecht met vragen over duurzaamheidsrapportage.
Dit jaar is de ondersteuning vanuit het MVO-steunpunt uitgebreid met kennis en expertise
over de CSRD. Hieronder valt ook de vrijwillige rapportagestandaard.
Het kabinet verkent verder op Europees niveau hoe bedrijven kunnen worden ondersteund
bij hun duurzaamheidsrapportage door bijvoorbeeld het vergroten van databeschikbaarheid
en het delen van best practices.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het voorstel voor aanpassing van de verordening
vereenvoudiging Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) ook onderdeel uitmaakt van
het Omnibus 1-pakket.
De CBAM, die ervoor zorgt dat buiten Europa geproduceerde producten niet minder worden
aangeslagen voor CO2-emissies dan Europese producten, wordt versimpeld door een (variabel)
drempelgewicht in te stellen en door meer met standaardwaarden te werken.
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de toezegging tijdens het commissiedebat
Eurogroep/Ecofinraad van 2 april 2025 dat het kabinet zich gaat inzetten om af te
spreken dat het drempelgewicht meerjarig wordt vastgelegd. Zo worden importeurs niet
met continu veranderende regels geconfronteerd.
De leden van de VVD-fractie willen dat de Europese en Nederlandse maakindustrie beschermd
wordt en sluit zich aan bij de visie van het kabinet dat de impact hierop goed moet
worden onderzocht.
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie, ook al willen zij verder gaan dan de
huidige voorstellen, wel de eerste stappen zetten tot versimpeling van de regelgeving.
De leden van de VVD-fractie vinden het daarom wel van cruciaal belang dat het kabinet
de Kamer snel en tijdig op de hoogte stelt en houdt van ontwikkelingen in de EU.
In de Kamerbrief verslag Eurogroep-Ecofinraad 11-12 april 2025 geeft het kabinet opvolging
aan de toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Eurogroep-Ecofinraad van 2 april
2025. Ook zal het kabinet de Kamer informeren over ontwikkelingen rondom de omnibusvoorstellen.
Daarbij wordt vastgehouden aan de afspraken uit het behandelvoorbehoud.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie merken op dat de Europese Commissie aangeeft dat met het
voorstel de beleidsdoelstellingen van de CSRD op het terrein van de Europese Green
Deal en het Actieplan voor de financiering van duurzame groei overeind blijft. Zij
constateren echter dat er geen impact assessment is uitgevoerd. De leden van de NSC-fractie
vragen zich dan ook af in hoeverre de beleidsdoelstellingen met betrekking tot verduurzaming
kunnen worden behaald als 80 procent van de bedrijven die eerst onder de CSRD vielen
hier nu niet meer onder vallen. Kan de Minister hierop ingaan?
Voor de 80% van de bedrijven die niet langer onder de verplichtingen zal vallen, leveren
de voorstellen van de Commissie een belangrijke lastenverlichting op. Dat is ook de
doelstelling van de voorstellen en die wordt door het kabinet gesteund. De resterende
20% die nog wel onder de CSRD zal vallen (in Nederland naar schatting tussen de 600
en 1200 bedrijven), is een substantieel grotere groep dan de beursvennootschappen,
banken en verzekeraars met meer dan vijfhonderd werknemers die de afgelopen jaren
moesten rapporteren over niet-financiële informatie op basis van de NFRD en het Besluit
niet-financiële informatie (ca. negentig). Bovendien moeten niet alleen meer ondernemingen
een duurzaamheidsrapportering opstellen; ook is de informatie in die rapportering
vergeleken met de situatie onder de NFRD veel uitgebreider. Tot slot is de resterende
20% ondernemingen ook qua omvang het grootst. Hun klimaatimpact kan daarom ook groot
zijn en het is om die reden dus niet zo dat 80% van de impact zou vervallen.
Is het kabinet nog voornemens om aan te dringen om alsnog een impact assessment uit
te laten voeren?
Het kabinet hecht altijd veel waarde aan een impact assessment bij Commissievoorstellen,
maar heeft begrip voor de omstandigheid dat er door de urgentie van het voorstel geen
ruimte was voor een dergelijke toets. De Commissie heeft bovendien in een werkdocument
een inschatting gemaakt van de kostenbesparing van de voorstellen, dat mede is gebaseerd
op het uitgebreide impact assessment dat de Commissie heeft opgesteld bij de CSRD.
Op basis van dat onderzoek konden de besparingen – het belangrijkste doel – van de
huidige voorstellen ingeschat worden. Het kabinet zal de Commissie om die reden niet
nogmaals om een impactassessment verzoeken. Wat betreft de aanpassing van de ESRS
zal EFRAG bij het advies dat zij daarvoor voor de Commissie zal opstellen, wel een
impact assessment uitvoeren.
De leden van de NSC-fractie vragen zich af of het begrip vereenvoudiging «simplification»
niet een beetje een eufemisme is. Als 80% van de bedrijven die aan deze rapportageverplichting
had moeten voldoen, daar nu niet meer aan hoeft te voldoen, is dit dan wel een vereenvoudiging
of eerder een deregulering? Kun je met een beperking van de kring van bedrijven met
80% nog wel hetzelfde milieueffect bereiken? Of zijn deze duurzaamheidsrapportages
toch maar een vorm van greenwashing? Gaan er door deze deregulering meer tonnen CO2 uitgestoten worden, wordt er minder groene stroom geproduceerd, worden er minder
windparken aangelegd, worden er minder zonnepanelen op daken geplaatst of worden er
minder stroomnetwerken verzwaard? Kortom, welk effect heeft deze deregulering?
De doelstelling van de CSRD is om te voorzien in de behoefte aan informatie over de
duurzaamheidsrisico’s die ondernemingen lopen en over de impact van ondernemingen
op hun omgeving. Die informatie is volgens de Commissie essentieel voor een succesvolle
implementatie van het EU-Actieplan Duurzame Financiering, de Europese Green Deal en
de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG’s). Investeerders hebben
deze informatie nodig, ook om aan hun verplichtingen te voldoen op grond van de Verordening
Informatieverschaffing over Duurzaamheid in de Financiële dienstensector (SFDR). De
doelstelling van de CSRD is niet om onmiddellijk effect te hebben op CO2-uitstoot,
de aanleg van windparken e.d. Wel creëert het feit dat er over duurzaamheid gerapporteerd
moet worden, bewustwording bij bedrijven over de milieu-implicaties van hun handelen.
Het stimuleert maatschappelijk verantwoord ondernemen, helpt bedrijven groene kansen
te identificeren en aan duurzaamheid gerelateerde risico's te beheersen. Tot slot
zijn de ondernemingen die op grond van de herziene CSRD straks moeten rapporteren
ook qua omvang het grootst. Hun klimaatimpact kan daarom ook groot zijn en het is
om die reden dus niet zo dat 80% van de impact zou vervallen.
Is er een milieueffectrapportage op uitgevoerd? Zo ja, wat waren de resultaten hiervan?
Er is geen impactassessment en daarmee geen milieueffectrapportage uitgevoerd door
de Europese Commissie. De urgentie van de voorstellen laat volgens de Commissie echter
geen ruimte voor een dergelijke toets. Zij wijst op de impact assessments die voor
de CSRD en de CSDDD zijn opgesteld en die hebben bijgedragen aan de keuzes die in
het voorstel zijn gemaakt.
Klopt het dat de regeldrukwinst voor Nederland 4,4 miljard euro bedraagt? Gaat dit
om accountantskosten of ook om andere kosten?
De voorstellen van de Commissie voor de CSRD zullen op Europees niveau leiden tot
een jaarlijkse kostenbesparing van ongeveer 4,4 miljard euro. Binnen deze kostenbesparing
vallen ook de accountantskosten voor ondernemingen. De kostenbesparing van 4,4 miljard
bestaat uit: 1) een kostenreductie voor ondernemingen die niet meer hoeven te rapporteren,
waaronder ongeveer 1,2 miljard euro per jaar aan rapportagekosten en 2 miljard euro
per jaar aan accountantskosten; en 2) ondernemingen die wel blijven rapporteren, met
een jaarlijkse kostenbesparing van ongeveer 0,2 miljard euro voor rapportagekosten
en 0,3 miljard euro voor accountantskosten. Het voorstel om de taxonomierapportage
vrijwillig te maken voor alle bedrijven en concerns die minder dan 450 miljoen euro
omzet hebben en minder dan duizend werknemers, resulteert in een jaarlijkse kostenbesparing
van ongeveer 0,8 miljard euro.
Gaan deze dereguleringen helpen bij het in Nederland houden van de petrochemische
bedrijven en andere bedrijven? Zo ja, op welke manier?
De petrochemische bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, zijn onderdeel van internationale
moederbedrijven met elk meer dan duizend medewerkers. Daarmee zal de aanpassing van
deze regel geen effect hebben voor de petrochemische bedrijven en dus ook niet voor
hun keuze om in Nederland gevestigd te blijven. Momenteel hangt het vertrek van petrochemische
bedrijven uit Nederland vooral samen met de hoge energieprijzen en goedkope import.
In EU-verband wordt met de Clean Industrial Deal verder gekeken hoe de verduurzaming
en weerbaarheid van deze bedrijven versterkt kunnen worden, terwijl het ook aantrekkelijker
voor hen wordt in Nederland gevestigd te blijven.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat het stop the clock-voorstel (mandaat voor Pools voorzitterschap om te gaan onderhandelen met het EP)
een onomkeerbare stap is. Is hiervoor in de Raad enkele weken uitstel mogelijk om
in Nederland een behandelvoorbehoud mogelijk te maken, waar de Tweede Kamer eerder
om gevraagd heeft?
Wat is de impact van het feit dat het stop the clock-voorstel al is aangenomen door het Europees Parlement voor het behandelvoorbehoud
van de CSRD, waar de Tweede Kamer eerder om heeft gevraagd? Is het denkbaar om al
dan niet tijdelijk aan te sluiten bij de voorloper van de CSRD, de Niet-financiële
informatie richtlijn (NFRD)?
Het klopt dat de instemming van Nederland voor het mandaat van het Pools voorzitterschap
om te onderhandelen met het Europees Parlement een belangrijke stap was, maar het
was niet per se onomkeerbaar, aangezien Nederland ook nog moest stemmen voor een triloogakkoord.
Voorafgaand aan de stemming over het triloogakkoord over de «Stop-de-klok»-richtlijn
heb ik uw Kamer geïnformeerd door middel van de geannoteerde agenda voor de Eurogroep/Ecofinraad
van 26 maart12, waarover ook een debat heeft plaatsgevonden. Aangezien daarbij geen bezwaren zijn
gebleken heeft Nederland, in lijn met de inzet uit het BNC-fiche, ingestemd met het
triloogakkoord. De Stop-de-klok-richtlijn is op 16 april jl. gepubliceerd en in werking
getreden. Nederland dient deze richtlijn voor 31 december 2025 te implementeren.
Wat betreft de mogelijkheid om tijdelijk aan te sluiten bij de NFRD, is het belangrijk
te benadrukken dat de NFRD van kracht blijft totdat de CSRD is geïmplementeerd.
Klopt het dat het uitstel niet geldt voor bedrijven die nu onder de CSRD zouden vallen,
maar straks toch niet? En dat er ook een groep bedrijven is waarvoor de rapportage
inhoudelijk gaat wijzigen? Deze bedrijven zouden dan te maken krijgen met een jojo-beleid?
Deelt het kabinet de mening dat dit niet wenselijk is? Is het nog mogelijk om deze
bedrijven alsnog mee te nemen in het stop the clock-voorstel en ook uitstel te verlenen gezien het feit dat het voorstel al in het Europees
Parlement is aangenomen?
Het klopt dat het uitstel niet geldt voor ondernemingen die onder de eerste groep
vallen en nu al rapporteren, terwijl zij in de toekomst niet meer onder reikwijdte
van de CSRD vallen. Het kabinet is het met deze leden eens dat dit onwenselijk is,
omdat dit onzekerheid veroorzaakt bij deze ondernemingen. Het kabinet zet zich daarom
ook in om voor deze ondernemingen zo snel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen. Het
kabinet heeft onder meer voorgesteld om ook deze groep ondernemingen uitstel te verlenen
door middel van de «Stop-de-klok»-richtlijn. Hier bleek achteraf niet genoeg draagvlak
voor te zijn. Inmiddels is de «Stop-de-klok»-richtlijn gepubliceerd en in werking
getreden. Het kabinet zal zich wel blijven inzetten tijdens de onderhandelingen over
de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD om ook voor deze ondernemingen zo snel mogelijk
en duidelijkheid te verkrijgen.
Hoe worden op dit moment de OESO-richtlijnen uit 1976 gehandhaafd? Welk effect heeft
de CSRD hierop? Welk effect heeft het Omnibus-pakket hierop?
Heeft dit per saldo een positief of negatief effect op maatschappelijk verantwoord
ondernemen, het milieu en het klimaat?
De in 1976 opgestelde OESO-richtlijnen worden periodiek geactualiseerd. In 2023 zijn
ze voor het laatst herzien. De OESO-richtlijnen bevatten aanbevelingen aan bedrijven
over de toepassing van gepaste zorgvuldigheid, waar communicatie over hoe risico’s
voor mens of milieu aangepakt worden onderdeel van is. Alle landen die de OESO-richtlijnen
onderschrijven, beschikken over een Nationaal Contactpunt (NCP). Het NCP behandelt
meldingen van personen, maatschappelijke organisaties en bedrijven die een meningsverschil
hebben over de toepassing van de OESO-richtlijnen door bedrijven. De CSRD moet zorgen
voor meer transparantie en vergelijkbaarheid van duurzaamheidinformatie, waaronder
inspanningen op het gebied van gepaste zorgvuldigheid, zodat ondernemingen en investeerders
betere duurzame investeringsbeslissingen kunnen nemen. Het toepassen van de OESO-richtlijnen
kan bedrijven dus helpen te voldoen aan hun verplichtingen onder deze wetgeving, en
vice versa. De CSDDD is ook gebaseerd op de OESO-richtlijnen, echter worden in het
omnibus-voorstel op punten andere keuzes voorgesteld met het oog op regeldrukvermindering.
Dat steunt het kabinet. Zoals aangegeven in het BNC-fiche zal het kabinet tijdens
de onderhandelingen waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering
behouden en bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD.
De inhoud van de standaarden van CSRD bestaat uit ESRS, waarin de echte regels staan.
Op welke manier wordt de Kamer betrokken bij de beoogde herziening hiervan door de
Commissie?
Ik verwijs naar het antwoord op de eerdere vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
over het proces van totstandkoming van de ESRS. Zoals daar is geschetst, worden de
ESRS vastgesteld door de Europese Commissie in een uitvoeringsverordening. De lidstaten
en het Europees Parlement kunnen na presentatie van de concept-standaarden bezwaar
aantekenen tegen de tekst, die dan niet kan worden vastgesteld door de Commissie.
Conform de informatieafspraken die ik met uw Kamer heb gemaakt voor het Omnibus I-voorstel,
zal ik u informeren zodra de Commissie het wijzigingsvoorstel van de ESRS voorlegt
aan de lidstaten.
Hoe verhouden de beperktere assurance eisen die de Commissie voor ogen heeft zich met de nationale assurance standaarden die in Nederland van toepassing zijn?
De door de Koninklijke Nederlandse beroepsorganisatie van Accountants (NBA) opgestelde
en verplichte Standaard 3810N is toepasbaar op zowel assurance met beperkte als redelijke
mate van zekerheid. Deze standaard is gebaseerd op de internationale standaard ISAE
3000, welke richtlijnen biedt voor assurance-opdrachten.
Het huidige voorstel van de Commissie heeft geen effect op de toepasbaarheid van de
Nederlandse standaard. Pas als de Commissie daadwerkelijk een Europese assurance-standaard
vaststelt via gedelegeerde wetgeving, zal de nationale regelgeving moeten worden aangepast.
De Commissie zal op basis van het huidige voorstel geen assurance-standaarden opstellen
voor assurance met een beperkte mate van zekerheid. In plaats daarvan zal de Commissie
zogenoemde «targeted assurance guidelines» opstellen die de noodzakelijke werkzaamheden
verduidelijken die accountants zouden moeten uitvoeren als onderdeel van hun opdracht
tot het verstrekken van assurance met beperkte mate van zekerheid. Deze «targeted
assurance guidelines» zijn voorlopig niet bindend en dus niet verplicht voor het Nederlandse
accountantsberoep.
Tot slot vragen de leden van de NSC-fractie of een monitoring van eens in de vijf
jaar effectief zal zijn, nu sommige bedrijven zelf aangegeven dat dit niet zo is.
Is het denkbaar dat gewerkt wordt met steekproeven of onverwachte controles om de
bedrijven scherp te houden?
Ondernemingen moeten op grond van artikel 15 van de CSDDD de effectiviteit van de
genomen maatregelen monitoren.
Zoals weergegeven in het BNC-fiche, kan het voorstel om slechts één keer in de vijf
jaar de activiteiten te beoordelen en effectiviteit van genomen maatregelen te monitoren
tot gevolg hebben dat ondernemingen belangrijke risico’s in hun ketens en activiteiten
over het hoofd zullen zien. Het feit dat ondernemingen wél regelmatiger moeten monitoren
wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat hun maatregelen niet langer effectief
zijn, kan dit echter ondervangen. De onafhankelijk toezichthouder op de (implementatiewet
van de) CSDDD zal kunnen toetsen of ondernemingen hier op de juiste manier invulling
aan geven. De manier waarop de toezichthouder het toezicht vormgeeft is aan de toezichthouder
zelf, maar het is mogelijk dat dit steekproefsgewijs of onaangekondigd gebeurt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie constateren dat het kabinet in het fiche over bedrijven
die reeds hebben geïnvesteerd in rapportagesystemen het volgende heeft geschreven
dat tegelijkertijd het concurrentievermogen en ondernemings- en investeringsklimaat
ook gebaat zijn bij stabiel en voorspelbaar beleid en zekerheid voor ondernemingen.
Ook lezen deze leden in het fiche dat het kabinet het belangrijk acht ervoor te zorgen
dat de simplificatie ten goede komt aan alle ondernemingen, ook aan ondernemingen
die zich al hebben voorbereid en hebben geïnvesteerd.
De leden van de BBB-fractie hebben naar aanleiding daarvan twee vragen. Heeft de Minister
een concreet beeld van de omvang van deze vroegtijdige investeringen? En hoe worden
de nieuwe grenswaarden (EUR 50 mln, EUR 25 mln, >1.000 werknemers) onderbouwd?
De in het fiche bedoelde groep ondernemingen zijn de beursvennootschappen, banken
en verzekeraars met meer dan vijfhonderd werknemers die vanaf boekjaar 2024 moeten
rapporteren. In paragraaf 4.4 van de nota van toelichting bij het voorstel voor het
Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering13 is aangegeven dat een grove inschatting van de (eenmalige) invoeringskosten voor
een dergelijk onderneming € 395.000 bedragen en € 675.000 de structurele jaarlijkse
algemene en accountantskosten zijn.
De minimumgrenswaarden van € 50 miljoen netto-omzet en € 25 miljoen balanstotaal zijn
(samen met minimaal 250 werknemers) de grenswaarden die bepalen of een onderneming
in de categorie grote ondernemingen in de zin van het jaarrekeningenrecht valt. Een
onderneming die boven twee van die drie grenswaarden valt, is een grote onderneming.
In de voorstellen van de Commissie is de werknemersgrenswaarde opgehoogd naar duizend
werknemers. Een onderneming valt onder de rapporteringsverplichtingen als de onderneming
meer dan duizend werknemers heeft en bovendien aan een van de twee overige grensbedragen
van netto-omzet of balanstotaal voldoet. De ophoging naar duizend werknemers is door
de Commissie bedoeld om de criteria voor de CSRD en de CSDDD dichter bij elkaar te
brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij in grote lijnen de in het fiche beschreven
inzet van het kabinet kunnen volgen, maar dat zij nog wel een aantal vragen ter verduidelijking
hebben.
De leden van de CDA-fractie merken op, in lijn met het kabinet, dat het voorstel voor
uitstel en vereenvoudiging van de CSRD bijdraagt aan het beperken van rapportageverplichtingen
voor bedrijven. Zij vinden het belangrijk dat er sprake is van een gelijk speelveld
om concurrentievermogen te versterken en dat er tegelijkertijd voldoende aandacht
blijft voor de onderliggende doelen van deze wetgeving. Zij hebben wel een aantal
vragen over de implementatie en de uitvoering van deze wetgeving.
Het kabinet hecht terecht veel waarde aan de effectiviteit en voorspelbaarheid van
beleid, het beperken van administratieve lasten en een internationaal gelijk speelveld.
Tegelijkertijd hebben veel ondernemingen hierin al geïnvesteerd en bevordert de wetgeving
ook de transparantie en inzicht in de waardeketen waarin bedrijven opereren. De Europese
Commissie stelt een vrijwillige standaard voor, voor bedrijven die niet langer rapportageplichtig
zijn. De leden van de CDA-fractie vragen wel hoe voorkomen wordt dat deze bedrijven
alsnog met additionele dataverzoeken belast worden door bijvoorbeeld grote partijen
in de keten die wel rapportageplichtig zijn. En hoe worden bedrijven bekend gemaakt
met de zogenaamde vrijwillige rapportagestandaard?
De herziene CSRD bepaalt expliciet dat de accountant zijn assuranceverklaring bij
de duurzaamheidsrapportage moet opstellen met inachtneming van de verplichting voor
ondernemingen om niet te trachten van ondernemingen in hun waardeketen met minder
dan duizend werknemers informatie te verkrijgen die verder gaat dan de in de standaarden
voor vrijwillig gebruik gespecificeerde informatie.14 Rapporteringsplichtige ondernemingen worden hierdoor gehouden aan de door de leden
van de CDA-fractie genoemde verplichtingen.
Het kabinet zal de mogelijkheden tot ondersteuning van het bedrijfsleven bij vrijwillige
rapportage verkennen met inachtneming van de onderhandelingsresultaten en het vaststellingsproces
van de vrijwillige rapportagestandaard.
Hoe beoordeelt het kabinet de effectiviteit van het Omnibusvoorstel in het daadwerkelijk
verlagen van de regeldruk voor bedrijven, en dan met name het midden- en kleinbedrijf
(mkb), als de vrijwillige rapportage door partijen in de keten alsnog bij veel mkb’ers
terecht komt?
Dankzij het voorgestelde waardeketenplafond mogen bedrijven in de waardeketen niet
bevraagd worden om informatie die verder gaat dan wat is opgenomen in de vrijwillige
standaarden. Dit draagt naar verwachting van het kabinet bij aan het verminderen van
(indirecte) lasten bij kleinere bedrijven en mkb’ers in de keten. Deze maatregel sluit
aan bij de Nederlandse inzet op het verminderen van regeldruk en het beschermen van
het mkb tegen onevenredige lasten door het zogenaamde «trickle-down-effect».
Tegelijkertijd onderkent het kabinet dat rapporteringsplichtige ondernemingen aan
het mkb in de praktijk toch informatieverzoeken kunnen doen die buiten de kaders van
de VSME standaard vallen van grotere ketenpartners. Daarom bepleit het kabinet in
het BNC-fiche een efficiënte inrichting van het voorgestelde waardeketenplafond, waarmee
zoveel mogelijk wordt voorkomen dat ondernemingen die niet rapportageplichtig zijn
dataverzoeken ontvangen die additioneel zijn aan de datapunten in de vrijwillige rapportagestandaard.
En op welke manier betrekt het kabinet stakeholders bij de vormgeving en uitvoering
van het Omnibusvoorstel?
Het kabinet voert voortdurend gesprekken met bedrijven en stakeholders, inclusief
het maatschappelijk middenveld, over de omnibusvoorstellen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet het gezien het fiche belangrijk
vindt dat er ook een uitstel volgt voor de ondernemingen die vallen onder de eerste
groep die onder de huidige CSRD al moet rapporteren. Dat is nu nog niet gerealiseerd.
Hoe gaat het kabinet hier uitvoering aan geven?
De leden van de CDA-fractie constateren voorts dat in het fiche staat dat het kabinet
ziet dat er onduidelijkheid is voor grote ondernemingen die wel onder de reikwijdte
van de CSRD blijven als het Omnibus I-voorstel in zijn huidige vorm zou worden geïmplementeerd.
Het uitstel geldt niet voor hen. Vanaf volgend jaar krijgen deze ondernemingen volgens
de verordening te maken met strengere verplichtingen op het gebied van de informatieverschaffing
in het infaseringsproces, dat mogelijk achterhaald zal worden door de vereenvoudigingen
van de Omnibus. De verordening is nog niet in de Nederlandse wet verankerd, maar in
sommige andere Europese landen wel. Ondernemingen kunnen niet tegelijkertijd gas geven
en afremmen. Gaat het kabinet zich in Europees verband inzetten voor een snelle passende
regeling voor de ondernemingen uit de eerste groep (de zogenaamde wave 1)? Hoe gaat
het kabinet voorkomen dat ondernemingen uit de eerste groep (de zogenaamde wave 1)
toch moeten gaan rapporteren en hier onnodige investeringen voor gaan plegen?
Er zijn ondernemingen uit de eerste groep (wave 1) met minder dan 1.000 werknemers
die als het Omnibus I-voorstel in zijn huidige vorm wordt geïmplementeerd niet meer
onder de reikwijdte van de verplichte CSRD-rapportages vallen. In het fiche staat
dat het kabinet – net als de leden van de CDA-fractie – het onwenselijk vindt dat
ondernemingen eerst verplicht moeten rapporteren en daarna niet meer. Ook geldt dat
voor ondernemingen die onder de reikwijdte blijven vallen, de inhoud van wat zij moeten
rapporteren wijzigt met het voorstel. Het kabinet heeft zich er daarom voor ingezet
dat er ook een uitstel volgt voor de ondernemingen die vallen onder de eerste groep
die onder de huidige CSRD al moet rapporteren.
Het kabinet heeft onder meer voorgesteld om ook deze groep ondernemingen uitstel te
verlenen door middel van de «Stop-de-klok»-richtlijn. Hier bleek achteraf niet genoeg
draagvlak voor te zijn binnen de Raad. Inmiddels is de «Stop-de-klok»-richtlijn gepubliceerd
en in werking getreden. Het kabinet zal zich blijven inzetten tijdens de onderhandelingen
over de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD om ook voor deze ondernemingen zo snel
mogelijk de regeldruk te beperken en duidelijkheid te verkrijgen.
Tot wanneer wordt het Nederlandse wetgevingsproces on hold gezet?
Nederland is eraan gehouden om de CSRD te implementeren. De inzet van het kabinet
is er dan ook niet op gericht het wetgevingsproces on hold te zetten. De implementatiewet CSRD is op 13 januari 2025 bij de Tweede Kamer ingediend.
Dat betekent dat uw Kamer op dit moment vragen kan stellen over het wetsvoorstel.
Daarbij wil het kabinet de implementatie van beide voorstellen het liefst meenemen
in het lopende implementatietraject voor de CSRD, mits de onderhandelingen over die
voorstellen voldoende voortgang boeken.
Hoe zal de grens van 1.000 werknemers worden bepaald? Betreft dit fte’s of gaat het
om «headcount», of is het vrij aan ondernemers om te kiezen? Gaat hier nog harmonisatie
plaatsvinden met de CSDDD, die uitgaat van fte’s?
Om het aantal werknemers onder de CSRD te bepalen, wordt gekeken naar het gemiddeld
aantal werknemers gedurende een boekjaar. Noch in de CSRD, noch in de EU-jaarrekeningrichtlijn,
noch in het Nederlandse jaarrekeningrecht is een definitie opgenomen van fte.15 Bij het opstellen van jaarrekeningen kiezen veel bedrijven ervoor om fte's te gebruiken,
gebaseerd op aanbevelingen zoals opgenomen in de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving.16
De CSDDD-richtlijn is geen richtlijn op het terrein van het jaarrekeningenrecht en
bevat een bijzondere bepaling over de berekening van het aantal werknemers, die stelt
dat voor het bepalen van het aantal werknemers het aantal deeltijdwerknemers wordt
berekend op basis van voltijdequivalenten. Uitzendkrachten en andere werkenden met
niet-standaard werkvormen worden bij de berekening van het aantal werknemers onder
de CSDDD op dezelfde wijze meegeteld als werknemers die gedurende dezelfde periode
rechtstreeks bij de onderneming in dienst zijn.17 Op dit punt bevatten de Omnibus I-voorstellen geen harmonisatie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij de CSDDD en de CSRD de verplichting om in
de keten van activiteiten te kijken naar de gehele keten wordt beperkt tot alleen
de directe zakenrelaties (Tier 1), tenzij er plausibele informatie is dat er negatieve
gevolgen plaatsvinden bij indirecte zakenrelaties verderop in de keten. Ook moeten
ondernemingen dan contractuele garanties vragen van de directe zakenpartners die dat
op hun beurt weer van hun zakenpartners moeten vragen. Ondernemingen mogen van directe
zakenpartners met minder dan 500 werknemers niet meer informatie opvragen dan is gespecificeerd
in de vrijwillige standaarden. De leden van de CDA-fractie hebben hierbij de volgende
vragen: welke inspanningsverplichting ligt bij ondernemingen om deze plausibele informatie
te achterhalen? En hoe worden deze eerder benoemde negatieve gevolgen gedefinieerd?
En welke gevolgen ziet het kabinet voor het mkb van deze ketenbenadering in termen
van rapportagelast en contractuele garanties? Hoe is hier door brancheverenigingen
en andere relevante stakeholders op gereageerd?
De onderneming is als eerste verantwoordelijk om te bepalen of zij over plausibele
informatie beschikt. Uiteindelijk zal de toezichthouder dit ook kunnen toetsen, als
zij onderzoek doet naar de uitvoering van de verplichtingen door de onderneming. Negatieve
effecten worden gedefinieerd in de CSDDD in artikel 3 (b) (c) en (d) als negatieve
milieueffecten of negatieve effecten op de mensenrechten. De Commissie geeft in haar
werkdocument aan dat het vaak Europese mkb-bedrijven zijn die directe leveranciers
zijn van ondernemingen die onder de wetgeving vallen, terwijl daar niet per se de
hoogste risico’s zitten. Zij kunnen bijvoorbeeld worden geconfronteerd met standaard
informatie-uitvragen. In het BNC-fiche wordt het risico op afwenteling van lasten
op kleine(re) bedrijven die directe zakenrelaties zijn dan ook geïdentificeerd als
aandachtspunt. Het kabinet zal dit daarom ook onder de aandacht van de Europese Commissie
brengen. Contractuele garanties kunnen ook aan het mkb worden gevraagd. De CSDDD vraagt
wel van ondernemingen om mkb-zakenpartners te ondersteunen. Het omnibusvoorstel wijzigt
die verplichting niet. De reacties vanuit het maatschappelijk middenveld op de beperking
tot directe leveranciers is overwegend kritisch. De reacties van brancheverenigingen
lopen uiteen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vragen over het voorstel tot aanpassingen van de CSRD
naar de verschillen tussen de vrijwillige standaarden en de reguliere standaarden
die gelden voor ondernemingen die onder de verplichtingen vallen.
Voor ondernemingen die niet onder het toepassingsgebied van de CSRD vallen (ondernemingen
met minder dan duizend werknemers), zal de Commissie via een gedelegeerde handeling
een vrijwillige rapportagestandaard vaststellen.18 Deze vrijwillige standaard zal gebaseerd zijn op de standaard voor het midden- en
kleinbedrijf (de VSME) die december 2024 door EFRAG is gepubliceerd.19 De VSME onderscheidt zich van de reguliere standaarden doordat de VSME veel minder
datapunten en eenvoudiger taalgebruik bevat en de dubbele materialiteitsanalyse hier
ontbreekt. De VSME heeft een modulaire bouw. Hierdoor kunnen ondernemingen die net
beginnen, kiezen voor de basismodule en kunnen ondernemingen die al verder zijn optionele
verdiepende modules toevoegen.
Daarnaast vragen deze leden hoe omgegaan wordt met situaties waarin rapporterende
ondernemingen vermoedens hebben van risico’s, terwijl deze informatie daarover niet
opgehaald kan worden middels vrijwillige rapportages door kleinere ondernemingen.
Met de door de leden van de SGP-fractie genoemde situatie wordt rekening gehouden
in het kader van de risicoanalyse van directe zakenrelaties die ondernemingen op grond
van de CSDDD moeten uitvoeren. De CSDDD bepaalt wanneer aanvullende informatie noodzakelijk
is voor die analyse, omdat er indicaties zijn van negatieve gevolgen of de relevante
gevolgen niet worden gedekt door de vrijwillige standaarden. Ook bepaalt de CSDDD
dat, wanneer deze informatie niet op andere wijze verkregen kan worden, de zakenpartner
om die informatie mag vragen.20
De leden van de SGP-fractie hechten zeer aan een betere concurrentiepositie van Europese
bedrijven, in het bijzonder Nederlandse bedrijven. Hoe draagt de herziening van de
CSRD daaraan bij, en zitten hier ook risico’s aan als het gaat om het concurrentievermogen?
De herziening van de CSRD draagt bij aan de concurrentiekracht van ondernemingen omdat
de administratieve lasten voor het bedrijfsleven aanzienlijk verlaagd worden. Dat
gebeurt enerzijds doordat het aantal ondernemingen dat nog met de duurzaamheidsrapporteringsverplichtingen
te maken blijft hebben of krijgt, aanzienlijk beperkt wordt (de Commissie verwacht
een afname met 80 procent). Anderzijds zullen de administratieve lasten afnemen voor
ondernemingen die nog wel een rapportage moeten opstellen, dankzij de vereenvoudiging
van de ESRS.
Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of het kabinet meer mogelijkheden ziet
om het concurrentievermogen van (Nederlandse) bedrijven te verbeteren.
Graag verwijzen wij u naar de Kamerbrief Kabinetsvisie EU-concurrentievermogen waarin
wordt ingegaan op welke andere mogelijkheden het kabinet ziet om het concurrentievermogen
van (Nederlandse) bedrijven te verbeteren.21
De leden van de SGP-fractie lezen in het onderdeel van het fiche over de impact assessment
van de Commissie dat de totale jaarlijkse kostenbesparing van het voorstel voor de
CSRD voor de EU als geheel uitkomt op 4,4 miljard euro, uitgesplitst in een aantal
soorten van kosten. Heeft de regering zicht op de kostenbesparingen voor Nederlandse
bedrijven? Kan de regering deze kostenbesparingen beschrijven en uitsplitsen?
Zoals toegelicht in het antwoord op een soortgelijke vraag van de leden van de VVD-fractie
is een betrouwbare schatting van de lasten en regeldruk ten gevolge van de rapporteringsverplichtingen
die resteren na de wijzigingsvoorstellen lastig te geven.22 In haar werkdocument heeft de Commissie geen gemiddelde kosten per onderneming berekend
of een uitsplitsing per lidstaat gemaakt.23 Zij heeft ingeschat dat de kostenbesparing in totaal voor de ondernemingen in de
EU die volgens het voorstel niet meer hoeven te rapporteren, ca. € 1,2 miljard per
jaar aan rapporteringskosten bedraagt, ca. € 2 miljard per jaar aan accountantskosten
en eenmalig € 1,6 miljard aan invoeringskosten. Voor de ondernemingen in de EU die
wel onder de CSRD-verplichtingen blijven vallen, bedragen de besparingen naar schatting
ca. € 0,2 miljard per jaar voor de kosten van de rapportering en ca. € 0,3 miljard
voor de accountantskosten. Het vrijwillig maken van de taxonomierapportage voor alle
andere bedrijven en concerns dan de bedrijven met meer dan € 450 miljoen omzet en
meer dan duizend werknemers, leidt tot een jaarlijkse kostenbesparing van ca. € 0,8
miljard en een eenmalige kostenbesparing voor bedrijven die nog niet verplicht waren
om hierover te rapporteren van € 0,9 miljard. De totale jaarlijkse kostenbesparing
van het voorstel voor de CSRD komt daarmee uit op naar schatting € 4,4 miljard voor
de EU als geheel volgens de Commissie.
De leden van de SGP-fractie lezen in het onderdeel van het fiche over de Nederlandse
positie ten aanzien van het voorstel dat het kabinet het belangrijk vindt dat er ook
uitstel van verplichtingen volgt voor de ondernemingen die vallen onder de eerste
groep die onder de huidige CSRD al moet rapporteren. Dat is nu niet het geval. Zijn
er meer lidstaten die dit standpunt delen? Welke gevolgen heeft deze wens van het
kabinet? En hoe opportuun acht het kabinet deze wens?
Het kabinet heeft onder meer voorgesteld om ook deze groep ondernemingen uitstel te
verlenen door middel van de «Stop-de-klok»-richtlijn. Er zijn ook andere lidstaten
die zorgen hebben over deze groep ondernemingen en dit standpunt deelden. Voor deze
positie bleek desalniettemin niet genoeg draagvlak te zijn. Inmiddels is de «Stop-de-klok»-richtlijn
gepubliceerd en in werking getreden. Wel heeft de Commissie aangegeven om verdere
mogelijkheden verkennen die rekening houden met de zorgen om een ongelijk speelveld
voor deze ondernemingen. Ook het kabinet zal zich blijven inzetten tijdens de onderhandelingen
over de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD om voor deze ondernemingen zo snel mogelijk
de regeldruk te beperken en duidelijkheid te verkrijgen.
De leden van de SGP-fractie lezen voorts dat het kabinet de herziening van de eerste
set standaarden (ESRS) belangrijk vindt. Deze leden delen dat. Voor deze herziening
acht het kabinet terecht een zorgvuldig consultatieproces belangrijk. Hoe moet dat
proces eruit zien? Is een dergelijk consultatieproces reeds voorzien?
Graag bevestig ik dat in een dergelijk consultatieproces reeds is voorzien door EFRAG.
Na de publicatie van het Omnibus I-voorstel op 26 februari 2025 heeft EFRAG op 27 maart
een mandaat van de Commissie gekregen om technisch advies te verstrekken voor de vaststelling
van een gedelegeerde handeling ter herziening en vereenvoudiging van de eerste set
ESRS. Het technisch advies zal naar verwachting uiterlijk 31 oktober 2025 door EFRAG
aan de Commissie worden overhandigd. Ten behoeve van dit technische advies heeft EFRAG
van 8 april tot 6 mei 2025 een consultatie geopend waarin zij publiekelijk via een
questionnaire om input vraagt.24 Ook wordt verwacht dat EFRAG zal consulteren over de concept-wijziging van de ESRS,
omdat in de CSRD is voorgeschreven dat EFRAG het advies dient op te stellen «onder
publiek toezicht» (artikel 49, lid 3ter). Bovendien zal ook de Europese Commissie
naar verwachting consulteren als zij de ESRS op onderdelen anders wil aanpassen dan
het advies van EFRAG luidt.
Wat is precies de inzet van het kabinet als het gaat om de herziening van de ESRS?
Het kabinet steunt de geplande vereenvoudiging en stroomlijning van de ESRS. Hierbij
acht het kabinet het met name van belang dat er voldoende datapunten overblijven zodat
investeerders duurzame investeringskeuzes kunnen maken en dat oog wordt gehouden voor
de interoperabiliteit tussen de ESRS en andere wereldwijde rapporteringsstandaarden
zoals die van de International Sustainability Standards Board (ISSB).
Het voornemen is om de sectorspecifieke standaarden te laten vervallen, en over te
gaan tot generieke standaarden. De leden van de SGP-fractie plaatsen vraagtekens bij
deze keuze. Ook lezen deze leden dat het kabinet vragen heeft bij die keuze. Leiden
generieke standaarden niet juist tot meer regels, omdat de standaarden dan hoger komen
te liggen? Kunnen (een vorm van) sectorspecifieke standaarden niet juist helpen om
risico’s beter te adresseren en regelgeving gerichter vorm te geven? Wat is daarin
precies de inzet van het kabinet? Welke mogelijkheden ziet het kabinet hierin en hoe
zou dat in de praktijk uitwerken? En is het kabinet van mening dat deze sectorspecifieke
standaarden zo veel mogelijk in overleg en in samenwerking met de sectoren zelf opgezet
moeten worden?
Ik verwijs graag naar mijn antwoord op soortgelijke vragen over de sectorspecifieke
standaarden van de leden van de VVD-fractie hierboven waarin ik uiteen heb gezet dat
sectorstandaarden wel degelijk kunnen leiden tot extra rapportagelasten en bijkomende
verplichtingen. Tegelijkertijd kunnen deze standaarden ook de toepassing van de algemene
ESRS verduidelijken voor de desbetreffende sector. Het kabinet heeft geconstateerd
dat deze behoefte bestaat binnen het bedrijfsleven.25 Ook kunnen sectorspecifieke standaarden de controleerbaarheid, relevantie en vergelijkbaarheid
van informatie vergroten. Daarom bepleit het kabinet op dit punt meer informele aanbevelingen
in plaats van verplichte sectorale standaarden in een uitvoeringsverordening. Die
kunnen dan nog steeds door de Commissie opgesteld worden, omdat dit de eenvormigheid
van de rapportering in de EU bevordert. Het kabinet zal er bij de Commissie op aandringen
dat daarbij ook de desbetreffende sectoren worden betrokken.
De leden van de SGP-fractie hechten grote waarde aan zorgvuldige, en kwalitatief goede
wetgeving. Deze leden zijn verheugd te lezen dat het kabinet dit onderstreept. Uiteraard
speelt daarin mee dat er voortvarendheid nodig is om regeldruk te verminderen. Welke
kaders hanteert het kabinet als het gaat om kwalitatief goede wetgeving en een zorgvuldige
behandeling? Hoe wordt voorkomen dat snelheid ten koste gaat van zorgvuldigheid? Voor
de volledigheid wijzen deze leden erop dat er ook geen impact assessment is uitgevoerd.
Is het kabinet voornemens daar alsnog om te verzoeken?
Het kabinet vindt wetgevingskwaliteit een belangrijk element van de rechtstaat.26 Specifiek voor de onderhandelingen vraagt het kabinet om voldoende tijd voor de behandeling
van de Omnibus-voorstellen die zien op de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD en
CSDDD (Richtlijn Aanpassing CSRD). Er dient voldoende ruimte te zijn voor zorgvuldige
besluitvorming en voorbereiding op nationaal niveau, inclusief raadpleging van uw
Kamer. Het kabinet hecht er met de leden van de SGP-fractie waarde aan dat Commissievoorstellen
vergezeld gaan van een impactassessment, maar begrijpt dat de Commissie in dit geval
voorrang heeft gegeven aan de urgentie van deze voorstellen. De Commissie heeft bovendien
de informatie die zij had opgehaald bij het impact assessment bij de voorbereiding
van de CSRD, kunnen hergebruiken bij de inschatting van de door de voorgestelde richtlijnen
bespaarde kosten. Het kabinet zal de Commissie om die reden niet nogmaals om een impactassessment
verzoeken.
De leden van de SGP-fractie lezen in het fiche dat «de klok is stilgezet» ten aanzien
van de CSRD. Hoe ziet het verdere proces van uitwerking er precies uit? Hoe worden
betrokken partijen meegenomen en geconsulteerd in de keuzes? In hoeverre hebben nationale
parlementen inspraak in de keuzes?
Zowel de Raad van de Europese Unie als het Europese Parlement hebben ingestemd met
de «Stop-de-klok»-richtlijn, die uitstel regelt voor ondernemingen die volgens de
huidige CSRD vanaf het boekjaar 2025 en 2026 zouden moeten rapporteren.27 Deze richtlijn is gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU28 en is op 17 april 2025 in werking getreden. De lidstaten moeten de richtlijn uiterlijk
31 december 2025 in hun nationale wetgeving hebben omgezet. Het kabinet is voornemens
dit in het bij uw Kamer lopende traject voor de implementatiewet via een nota van
wijziging mee te nemen.
Voor de overige onderdelen van het Omnibus I-voorstel, die zijn opgenomen in een richtlijn
die ziet op de inhoudelijke wijzigingen van de CSRD en CSDDD (Richtlijn Aanpassing
CSRD), lopen de onderhandelingen door. Afhankelijk van de voortvarendheid van dit
proces beziet het kabinet of deze inhoudelijke richtlijn ook in het lopende traject
voor de implementatiewet kan worden meegenomen.
De Europese Commissie heeft toegezegd om uiterlijk zes maanden na de publicatiedatum
van de Richtlijn aanpassing CSRD de aangepaste ESRS vast te stellen. Hierop vooruitlopend
heeft zij EFRAG op 27 maart een mandaat gegeven om technisch advies te verstrekken
voor de vaststelling van een gedelegeerde handeling ter herziening en vereenvoudiging
van de eerste set ESRS. Ten behoeve van dit technische advies heeft EFRAG van 8 april
tot 6 mei 2025 een consultatie geopend waarin zij belanghebbenden om input vraagt.29
Wat betreft de vraag van de leden van de SGP-fractie naar de inspraak van het parlement
verwijs ik naar mijn brief30 aan uw Kamer van 11 april jl. over de informatieafspraken over het Omnibus I-voorstel.
Daarnaast herhaal ik eveneens het verzoek aan uw Kamer om ermee rekening te houden
dat er sprake kan zijn van korte termijnen die Nederland zal krijgen om in te stemmen.
De leden van de SGP-fractie lezen voorts dat de Commissie een infractieprocedure is
gestart, omdat de CSRD nog niet in Nederland is geïmplementeerd. Dit had op 22 juli
2024 gebeurd moeten zijn. Hoe staat het met deze infractieprocedure? Wordt deze gestaakt
omdat de verdere inwerkingtreding van CSRD stil is gezet?
Het voorstel voor de «Stop-de-klok»-richtlijn heeft geen invloed op de implementatietermijn
van de CSRD. Deze is, zoals de leden van de SGP-fractie terecht opmerken, op 22 juni
2024 verstreken. Nederland is gehouden om de CSRD te implementeren. De Commissie heeft
Nederland nogmaals herinnerd aan de noodzaak om de richtlijn op korte termijn te implementeren
en heeft aangegeven geen ruimte te zien voor uitstel. Het heeft de voorkeur van het
kabinet om de implementatie van «Stop-de-klok»-richtlijn en de richtlijn Aanpassingen
CSRD mee te nemen in het lopende implementatietraject voor de CSRD.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier