Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over monitoring Commissie Corporate Governance Code (Kamerstuk 31083-69)
2025D19467 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte
om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken over
de brief «Monitoring Commissie Corporate Governance Code» (Kamerstuk 31 083, nr. 69).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-en SP-fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben geen bezwaar tegen de inhoud van de brief «Monitoring
Commissie Corporate Governance» en hebben er ook geen verdere vragen over.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties hebben met interesse kennisgenomen
van de voorliggende brief en hebben hierover nog de volgende vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties vragen wat het precieze mandaat van
de commissie is. Welke opdracht heeft de commissie in 2025 meegekregen en op welke
manier is de evaluatie van de vorige Monitoring Commissie Corporate Governance (MCCG)
daarin meegenomen? Die commissie constateerde bijvoorbeeld dat er een noodzaak is
om de MCCG Code en de Monitoring Commissie Corporate Governance (MCCG) aan te passen
aan veranderende maatschappelijke en economische omstandigheden, met een nadruk op
duurzaamheid, stakeholderbetrokkenheid en transparantie. Op welke manier is hier opvolging
aan gegeven?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen in de brief dat de FNV nog niet
als schragende partij wil terugkeren. Volgens de FNV was de commissie verworden tot
een vehikel gericht op onbegrensde zelfregulering, het tevredenstellen van aandeelhouders
en winstmaximalisatie, zonder wezenlijke aandacht voor toekomstgericht besturen of
de belangen van werknemers. De FNV stelde dat de commissie niet voldeed aan drie voorwaarden
die de Minister van Economische Zaken had geformuleerd voor de levensvatbaarheid van
de commissie en de Code: de Code zou onderscheidend moeten zijn, draagvlak moeten
hebben bij alle belanghebbenden en de commissie zou onafhankelijk en verbindend moeten
kunnen handelen. Hoe ziet de Minister in dit licht de afwezigheid van de grootste
werknemersvertegenwoordiging en het signaal dat de FNV daarmee heeft willen afgeven?
Deelt de Minister het standpunt van de FNV dat de belangen van de werknemers onvoldoende
tot hun recht komen in de Code, gezien de opdracht aan de commissie om het corporate
governance-stelsel in Nederland te versterken en aan te passen aan de veranderende
maatschappelijke en economische omstandigheden? Zo ja, kan de Minister duiden wat
er op dat gebied ontbreekt in de Code? Is de Minister het eens met de criteria die
zijn ambtsvoorganger stelde aan de nieuwe Code? Zo nee, kan de Minister aanwijzen
waar in de Code die belangen dan wel voldoende tot hun recht komen?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties hebben nog enkele vragen over de rol
van werknemers. Doet het onderbrengen in het hoofdstuk «cultuur» volgens de Minister
recht aan de wettelijke positie van ondernemingsraden? Genoemde leden wijzen daarbij
ook graag op het feit dat de dekkingsgraad van (wettelijk vereiste) ondernemingsraden
is gedaald naar een magere 69 procent. Is de Minister van mening dat de belangen van
werknemers in deze tijd van arbeidsmarktkrapte, maar ook van geopolitieke ontwikkelingen
en andere uitdagingen in de wereld van het werk, beter geborgd moeten worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen dat er weer een voorzitter is
aangesteld. Toen de FNV nog schragende partij was, zijn verschillende voorstellen
voor een nieuwe voorzitter gedaan, die zijn afgehouden door de VEUO (Vereniging Effecten
Uitgevende Ondernemingen) en VNO-NCW. Vervolgens is VNO-NCW zelf op zoek gegaan naar
een voorzitter en lijkt het ministerie de regie uit handen te hebben gegeven. De FNV
zag hierdoor onvoldoende mogelijkheden om haar rol als vertegenwoordiger van werknemers
naar behoren uit te voeren binnen de commissie. Wat vindt de Minister van de bezwaren
van de FNV? Hoe is met deze bezwaren omgegaan bij het aanstellen van de nieuwe voorzitter?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen in de onderhavige brief dat
de nieuwe voorzitter van de MCCG in gesprek is geweest met de FNV. Erkent de Minister
dat het wenselijk is dat de FNV als de grootste belangenbehartiger van werknemers
terugkeert als schragende partij? Hoe gaat de Minister een eventuele terugkeer van
de FNV bevorderen?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties vragen tenslotte wat de Minister verder
doet om eerlijke governance bij ondernemingen te bevorderen. Hoe zorgt hij ervoor
dat werknemers voldoende inspraak krijgen in de governance van bedrijven waar zij
werken? Heeft de Minister ook oog voor inspraak van bijvoorbeeld omwonenden in de
governance van de fabriek in hun omgeving? Wat is de opvatting van de Minister over
het verplichten van een maatschappelijke raad, waarin bijvoorbeeld werknemers, omwonenden
en experts deelnemen en waarbij zij een mandaat krijgen over de aansturing van ondernemingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hier nog een enkele vraag over.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het principe van dit kabinet om te
komen tot minder regeldruk wordt verwerkt in de Corporate Governance Code, zeker gelet
op EU-regelgeving die al toeziet op deze onderwerpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief. Deze leden zijn verheugd
dat de commissie (eindelijk) weer voltallig is en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister te reflecteren op de dieperliggende
oorzaken over de vraag waarom de commissie zo lang niet voltallig is geweest. De nieuwe
commissie stelt, blijkens de beslisnota, dat zij haar onderzoek per beursjaar 2024
zal hervatten. Is de Minister voornemens om het beeld van de «ontbrekende» jaren op
een andere wijze (enigszins) in te vullen? Hoe kijkt de Minister van Economische Zaken
terug op zijn verantwoordelijkheid om de MCCG voltallig te krijgen en wat is in zijn
optiek nodig om herhaling te voorkomen?
De leden van de D66-fractie vragen voorts naar de reden waarom de FNV niet meer als
schragende partij aangemerkt wil worden. Kan de Minister zich hierin vinden? Is het
doel van de MCCG om de FNV weer aan boord te krijgen? Zo ja, wat zou daarvoor nog
moeten veranderen? Is de Minister bereid de Kamer actief te informeren over de vorderingen
in dit opzicht na de verkiezing van een nieuw bestuur?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de genoemde
brief. Ze hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie missen reflectie van de Minister over het vertrek
van de FNV als schragende partij. De FNV gaf bij haar vertrek aan dat door de opstelling
van VNO-NCW en de VEUO er niet werd voldaan aan de door de ambtsvoorganger van deze
Minister benoemde voorwaarden voor de levensvatbaarheid van de commissie en de Code.1 Hoe ziet de Minister dit? Op welke wijze kan de Minister garanderen dat aan de voorwaarden
wordt voldaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken daarnaast op dat de FNV constateert dat
de commissie «is verworden tot een vehikel dat is gericht op onbegrensde zelfregulering,
het tevredenstellen van aandeelhouders en op winstmaximalisatie.» Deelt de Minister
deze constatering? Zo nee, kan de Minister onderbouwen waarom hij nog steeds meent
dat de commissie op een goede wijze uitvoering geeft aan haar werk?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.