Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Thijssen over het artikel “Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar kan er niet bij”
Vragen van de leden Hirsch en Thijssen (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en van Economische Zaken over het artikel «Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar kan er niet bij» (ingezonden 18 februari 2025).
Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) en van Minister
Beljaarts (Economische Zaken), mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (ontvangen 24 april 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 1571.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar
kan er niet bij»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie gesteld door Elmer Rietveld van TNO dat pogingen om kritieke
grondstoffen voor de Europese Unie veilig te stellen, bijvoorbeeld met de meer dan
tien overeenkomsten met grondstofrijke landen sinds 2021, tot dusver niet aantoonbaar
effectief zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De veertien grondstoffenpartnerschappen van de EU hebben tot doel om brede samenwerking
op kritieke grondstoffen te bevorderen met partnerlanden, waaronder het projecten
identificeren langs de waardeketen, samenwerking op kennis en innovatie, of samenwerking
ten aanzien van verduurzaming van de sector. Memorandum of Understandings (MoU’s) zijn niet-bindende overeenkomsten. Via Roadmaps werkt de Europese Commissie samen met de partnerlanden aan uitwerking van de MoUs.
De afgelopen jaren zijn de eerste stappen gezet om deze samenwerking op te zetten.
Het is een lang proces, waardoor het nog te vroeg is te oordelen of MoU’s effectief
zijn gebleken.
Vraag 3
Waaraan is volgens u de ineffectiviteit van dergelijke overeenkomsten te wijten?
Antwoord 3
Zie vraag 2, het is te vroeg om te oordelen over de effectiviteit van de grondstoffenpartnerschappen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de Europese Unie op het gebied van grondstofwinning alleen een
aantrekkelijk alternatief is voor China in grondstofrijke landen als het eerlijke
«win-winpartnerschappen» sluit die lokale waarde toevoeging mogelijk maken voor de
gastlanden waar mijnbouwprojecten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt
dit geborgd in de overeenkomsten die Europa sluit?
Antwoord 4
Het kabinet ziet gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel als voorwaarde voor bestendige
partnerschappen. Het kabinet maakt zich er sterk voor dat dit terugkomt in de Europese
partnerschappen. Door wederzijdse voordelen centraal te stellen en lokale waardetoevoeging
te stimuleren via grondstoffenpartnerschappen, handelsakkoorden en Europese ontwikkelingssamenwerking,
beoogt de EU een aantrekkelijk alternatief te bieden voor China.
Vraag 5
Bent u het eens met de stelling dat voor toegang naar grondstoffen in het mondiale
zuiden betrouwbaarheid en goede diplomatieke relaties essentieel zijn? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe ziet u dit in verhouding tot de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking?
Hoe kan de Europese Unie een alternatief vormen voor de diepe zakken van China als
de EU en haar lidstaten allebei bezuinigen op internationale samenwerking?
Antwoord 5
Het kabinet steunt de EU grondstoffenpartnerschappen, en kijkt daarnaast naar de mogelijkheden
voor bilaterale samenwerking op het gebied van kritieke grondstoffen met ontwikkelingslanden
en met ontwikkelde markten. Zoals aangegeven in de beleidsbrief over ontwikkelingshulp
blijft het kabinet werken aan verduurzaming van de ketens van kritieke grondstoffen.
Dit dient ook een handelsbelang: door de omstandigheden in de keten te verbeteren
draagt het kabinet bij aan een beter investeringsklimaat en minder disrupties in de
toevoer van kritieke grondstoffen, en daarmee aan een grotere leveringszekerheid.
Zo continueert het kabinet de ODA-bijdrage aan het Extractives Global Programmatic Support programma van de Wereldbank dat ontwikkelingslanden ondersteunt bij de versterking
van grondstoffenketens. Ook financiert het kabinet in 2025 een pilot voor een internationaal
programma van het Nederlands Materialen Observatorium (NMO). Het NMO werkt binnen
dit programma aan kennissamenwerking en capaciteitsopbouw bij kennisinstellingen en
geologische diensten in Vietnam, Zuid-Afrika, Chili en Canada.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de meest effectieve manier om de afhankelijkheid van kritieke
grondstoffen ter verminderen, is om niet alleen de duurzame productie in de gezamenlijke
EU verder uit te bouwen, maar ook te zorgen dat grondstoffen in de keten worden gehouden
en vol in te zetten op verminderd verbruik van kritieke grondstoffen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Ik ben het ermee eens dat circulariteit van kritieke grondstoffen bijdraagt aan het
verminderen van risicovolle afhankelijkheden van kritieke grondstoffen. In de Nationale
Grondstoffenstrategie (NGS) is «circulariteit en innovatie» dan ook één van de handelingsperspectieven,
naast diversifiëren en verduurzamen van waardeketens. De NGS sluit goed aan bij het
Nationaal Programma Circulaire Economie. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
coördineert het Nationaal Programma Circulaire Economie en werkt daarin samen met
de andere Ministeries (Economische Zaken, Klimaat en Groene Groei, Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en Landbouw, visserij,
Voedselzekerheid en Natuur). Om te komen tot een circulaire economie zijn vier strategieën
van belang: verminderen van grondstoffen, andere grondstoffen gebruiken (substitutie),
producten langer gebruiken en hoogwaardig hergebruik.
Vraag 7
Hoe geven Nederland en de Europese Unie op dit moment vorm aan de ambitie om zoveel
mogelijk grondstoffen te recyclen, en zo min mogelijk grondstoffen te gebruiken? Ziet
u kansen voor verbetering? Zo ja, welke stappen zet u hierop?
Antwoord 7
In de Verordening Kritieke Grondstoffen (Critical Raw Materials Act) van de Europese Unie worden lidstaten verplicht om een nationaal programma voor de
circulariteit van kritieke grondstoffen te starten. Onder andere via het handelingsperspectief
«circulariteit en innovatie» van de Nationale Grondstoffenstrategie (NGS)2 en het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)3 wordt hier door Nederland al invulling aan gegeven. Het kabinet zet in op het continu
verbeteren van de circulariteit van kritieke grondstoffen. Onder andere wordt binnen
het handelingsperspectief Circulariteit en Innovatie in de NGS gewerkt aan het realiseren
van circulaire businessmodellen voor productgroepen die kritieke grondstoffen bevatten,
en het bevorderen van recycling. Via het Nederlands Materialen Observatorium worden
risicovolle strategische afhankelijkheden binnen waardeketens met kritieke grondstoffen
stap voor stap inzichtelijk gemaakt en beleidsinterventies geïdentificeerd.
Vraag 8
Wat moet er volgens het kabinet gebeuren om de grondstoffenafhankelijkheid te verminderen
de komende jaren?
Antwoord 8
Via de vijf handelingsperspectieven van de Nationale Grondstoffenstrategie werkt het
kabinet aan het verhogen van de leveringszekerheid en het terugbrengen van risicovolle
strategische afhankelijkheden ten aanzien van kritieke grondstoffen. De vijf handelingsperspectieven
zijn circulariteit en innovatie, Europese mijnbouw en raffinage, diversificatie, verduurzaming
internationale grondstoffenketens, en kennisopbouw en monitoring. Uw Kamer is in eind
2024 geïnformeerd over het Nederlands Materialen Observatorium4, voorraadvorming5, verwerking6, en begin 2025 over kritieke grondstoffen en de defensie-industrie7. Rond de zomer van dit jaar zal uw Kamer geïnformeerd worden over de voortgang ten
aanzien van de inzet op voorraadvorming. Uw Kamer zal in het derde kwartaal worden
geïnformeerd over de voortgang op de verwerking van kritieke grondstoffen.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat het kan helpen om harde, concrete doelen op te stellen en
vervolgens concreet beleid te maken om die doelen te halen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, bent u dan bereid om bijvoorbeeld het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een
doorrekening van beleid te laten doen zoals ook gebeurt bij de doelstellingen rond
de circulaire economie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De Critical Raw Materials Act stelt op Europees niveau voor 2030 de volgende doelen vast voor 16 strategische grondstoffen:
10% van de jaarlijkse Europese consumptie van strategische grondstoffen moet komen
uit Europese mijnbouw, 40% uit Europese raffinage, 25% uit recycling, en de EU mag
maximaal voor 65% afhankelijk zijn van een enkel land buiten de EU voor een strategische
grondstof. Het stellen van concrete nationale doelen vereist meer inzicht in de aard
en grootte van de risicovolle strategische afhankelijkheden die Nederland heeft ten
aanzien van kritieke grondstoffen. Als onderdeel van de Nationale Grondstoffenstrategie
werkt het Nederlands Materialen Observatorium (NMO) hier structureel aan. Binnen het
NMO wordt ook gewerkt met andere kennisinstellingen zoals het Planbureau van de Leefomgeving
(PBL).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede namens
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.