Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op Vragen van leden Dassen en Patijn over het rapport ‘Verkenning wettelijk minimumjeugdloon’ en de rapportage van onderzoeksbureau Blauw ‘Jongeren en het minimumjeugdloon’
Vragen van de leden Dassen (Volt) en Patijn (Groenlinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport «Verkenning wettelijk minimumjeugdloon» en de rapportage van onderzoeksbureau Blauw «Jongeren en het minimumjeugdloon» (ingezonden 31 maart 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 24 april
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1997.
Vraag 1
Kunt u een eerste reflectie geven over het rapport «Verkenning wettelijk minimumjeugdloon»?1
Antwoord 1
Het kabinet ziet aanleiding voor inhoudelijke heroverweging van het minimumjeugdloon.
Daarvoor is een reservering opgenomen in de Voorjaarsnota 2025. De bredere beleidsmatige
afweging volgt in de kabinetsreactie op de verkenning. Voor het zomerreces verwacht
ik de kabinetsreactie aan uw Kamer te zenden.
Vraag 2
Op welke gronden is er gekozen voor de huidige varianten in het rapport?
Antwoord 2
In beginsel zijn er veel verschillende beleidsvarianten denkbaar om het minimumjeugdloon
aan te passen. Daarbij zijn twee factoren het meest relevant: het percentage van het
minimumjeugdloon, en de relevante leeftijdscategorie voor wie de aanpassing geldt.
In de ambtelijke verkenning is gekozen voor drie inherent verschillende varianten.
Variant één verhoogt het minimumjeugdloon voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar. Deze
variant is opgenomen omdat een politieke wens kan bestaan om de toereikendheid van
het minimumjeugdloon te vergroten specifiek voor jongeren van 18 jaar en ouder. Bijvoorbeeld
omdat zij vaker zelfstandig wonen en ook andere kosten maken, zoals de premie voor
de zorgverzekering. Deze variant resulteert in een relatief groot verschil (een knik)
tussen het minimumjeugdloon van een 17- en 18-jarige.
Variant twee heeft geen knik omdat ook het minimum voor de laagste leeftijden iets
stijgt. Deze variant is opgenomen om dezelfde redenen als de eerdere variant, en aanvullend
de wens om te voorkomen dat werkgevers werknemers die 18 worden vervangen door werknemers
met een lagere leeftijd. Dit laatste is vormgegeven de oploop over de leeftijden lineair,
dus zonder knik, te laten verlopen.
Variant drie is een variant die niet alleen de percentages maar ook de structuur van
het huidige jeugdloon wijzigt door het minimumjeugdloon af te schaffen vanaf 18 jaar.
Deze variant is opgenomen conform i) de motie Van Kent en Patijn2, die de regering verzoekt het minimumjeugdloon vanaf 18 jaar af te schaffen en ii)
mijn toezegging aan leden van de Eerste Kamer van 14 januari 2025; de betreffende
leden zijn van mening dat voor jongeren vanaf 18 jaar het reguliere minimumloon zou
moeten gelden. Om enige lineaire oploop te behouden, is er ambtelijk voor gekozen
om voor deze variant ook uit te gaan van een verhoging voor 15- t/m 17-jarigen (oploop
40-60-80%).
Vraag 3
Welke varianten zijn wel doorgerekend, maar staan niet in het rapport?
Antwoord 3
Naast de vermelde varianten in het rapport is er nog één variant doorgerekend. Dit
is een variant met een verhoging voor alle leeftijden (m.u.v. 15-jarigen). Tabel 1
toont de hoogte van het minimumjeugdloon per leeftijd als percentage van het volwassenminimumloon
voor deze variant. Tabel 2 geeft het budgettair effect van deze variant weer. Deze
variant is uiteindelijk niet opgenomen in de verkenning. Omdat deze niet fundamenteel
anders is dan variant II («Verhogen alle leeftijden naar resp. 40, 50, 60, 70, 80,
90%») in de verkenning.
Tabel 1: Staffel minimumjeugdloon (t.o.v. volwassenminimumloon)
Staffel
Basispad
Variant
15 jaar
30%
30%
16 jaar
34,5%
40%
17 jaar
39,5%
50%
18 jaar
50%
62,5%
19 jaar
60%
75%
20 jaar
80%
87,5%
21 jaar
100%
100%
Tabel 2: Budgettair effect variant minimumjeugdloon.
x € 1 mln.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Struc.
Alternatief
0
0
39
40
42
43
60
Vraag 4
Kunt u op basis van de beleidsvarianten van de verkenning al een eerste voorkeur delen?
Zo niet, waarom niet?
Antwoord 4
Het kabinet heeft binnen de beschikbare middelen voor de variant gekozen die in vraag 3
is beschreven. Zoals u in Voorjaarsnota3 hebt kunnen lezen, wordt het minimumjeugdloon van 16 tot en met 20 jaar verhoogd
naar respectievelijk 40%, 50%, 62,5%, 75%, 87,5%.
Bijvoorbeeld: vanaf 1 juli 2025 is voor een 19-jarige het minimumjeugdloon € 8,64
per uur. Met deze variant gaat het minimumjeugdloon voor een 19-jarige omhoog naar
75% van het reguliere minimumloon. Indien we deze verhoging nu al zouden doorvoeren
dan wordt het minimumjeugdloon voor een 19-jarige € 10,80 per uur. Dit is hypothetisch
omdat het minimumjeugdloon per 1 januari 2027 wordt verhoogd. Daarnaast is het reguliere
minimumloonbedrag dat per 1 januari 2027 als basis dient voor de berekening van het
minimumjeugdloon nog niet bekend.
Deze verhoging zorgt voor een substantiële verbetering van het minimumloon van 16
tot en met 20 jaar. Ik zie dit als een belangrijke stap naar meer bestaanszekerheid
voor jongeren. Daarnaast leidt deze variant tot een geleidelijke en evenwichtige opbouw
van de staffel.
Hiervoor is een reservering opgenomen in de Voorjaarsnota 2025. De bredere beleidsmatige
afweging voor de korte en langere termijn volgt in de kabinetsreactie op de verkenning.
Voor het zomerreces verwacht ik de kabinetsreactie aan uw Kamer te zenden.
Vraag 5
In de verkenning wordt gezegd dat het doel van het minimumjeugdloon is om te bepalen
wat een aanvaardbare tegenprestatie is, kunt u uitleggen waarom een aanvaardbare tegenprestatie
voor mensen tot 21 jaar lager is dan voor mensen vanaf 21 jaar? Zeker als uit onderzoek
blijkt dat de productiviteit ongeveer hetzelfde is over alle leeftijden?
Antwoord 5
Het minimumjeugdloon ligt lager dan het reguliere minimumloon om jongeren te stimuleren
een vervolgopleiding te volgen na het voortgezet onderwijs en voortijdige betreding
van de arbeidsmarkt zonder voltooiing van een vervolgopleiding te voorkomen. Bij de
vormgeving en hoogte van het wettelijk minimumjeugdloon is een balans gezocht tussen
het versterken van de inkomenspositie van werkzame jongeren enerzijds en de gevolgen
voor de scholingsdeelname en de werkgelegenheid voor jongeren anderzijds.
De verkenning gaat opnieuw in op het evenwicht tussen aan de ene kant de bestaanszekerheid
van mensen die voor hun bestaan van het minimumjeugdloon afhankelijk zijn en aan de
andere kant het stimuleren van het volgen van een opleiding voor jeugdige werknemers
om later een betere positie te verkrijgen op de arbeidsmarkt.
Het kabinet ziet aanleiding voor inhoudelijke heroverweging van het minimumjeugdloon.
Daarvoor is een reservering opgenomen in de Voorjaarsnota 2025. De bredere beleidsmatige
afweging volgt in de kabinetsreactie op de verkenning. Voor het zomerreces verwacht
ik de kabinetsreactie aan uw Kamer te zenden.
Vraag 6
In de verkenning wordt geconstateerd dat er geen aantoonbaar verband is tussen het
jeugdloon en een lagere werkloosheid en minder vroegtijdig schoolverlaters, dit verband
is niet gevonden bij eerdere verlagingen en ook internationaal gezien niet, waarom
worden die twee zaken dan nog steeds als redenen aangedragen om het jeugdloon in stand
te houden?
Antwoord 6
In de verkenning wordt geconstateerd dat de eerdere verhogingen van het minimumjeugdloon
een beperkt effect hebben gehad op zowel de arbeids- als scholingsdeelname van jeugdigen.
Voor de langere termijn zijn beide effecten onzeker.
In de verkenning wordt omschreven dat verschillende overwegingen een rol spelen bij
de vraag wat een maatschappelijk aanvaardbare tegenprestatie is, waaronder arbeids-
en onderwijsdeelname. Door de jaren heen kan onder veranderende omstandigheden meer
de nadruk liggen op een bepaalde overweging. In de kabinetsreactie zal ik aangeven
welke beleidsmatige reactie het kabinet verstandig vindt.
Vraag 7
Constaterende dat in de verkenning staat dat studenten en onderwijsinstellingen zien
dat studenten moeite hebben met rond komen, MBO-studenten geven aan dat 45% van de
MBO- studenten niet kan rondkomen, een kwart kampt met schulden en betalingsachterstanden
en voelen bovengemiddeld veel druk en dat vertegenwoordigers van Hbo-studenten stellen
dat zij veel financiële stress ervaren wat hun welzijn onder druk zet, hoe rijmt u
dit met de conclusies in het onderzoek van Blauw?
Antwoord 7
De verkenning bundelt zoveel mogelijk beschikbare, relevante beslisinformatie over
het minimumjeugdloon: feiten, cijfers, signalen uit gesprekken met betrokken partijen
en via het onderzoek van Blauw interviews met jongeren zelf. Deze verschillende bronnen
en onderzoeken zijn aanvullend aan elkaar om een zo compleet mogelijk beeld van het
minimumjeugdloon te verkrijgen.
Zo komen inderdaad uit gesprekken met vertegenwoordigers van studenten en onderwijsinstellingen
signalen dat studenten moeite hebben om rond te komen. Vertegenwoordigers van MBO-studenten
geven aan 20% van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) studenten en 23% van de beroepsopleiding
(bol) studenten aangeeft het lastig te vinden om maandelijks rond te komen. In het
MBO heeft een aanzienlijk deel van de jongeren zorgen over hun financiële positie.
Een kwart kampt met schulden en betalingsachterstanden, aldus onderzoek van het NIBUD.4Onderzoek van het Trimbos instituut toont aan dat MBO-studenten bovengemiddeld veel
druk ervaren.5 Vertegenwoordigers van HBO-studenten geven aan dat financiële stress en de vraag
of je rond kan komen een belangrijke factor is die het welzijn van studenten onder
druk zet.
Onderzoeksbureau Blauw is op verzoek van het Ministerie van SZW in gesprek gegaan
met werkende jongeren in de leeftijd van 17 tot en met 20 jaar over hun ervaringen
met het minimumjeugdloon. Het gaat hier dus om kwalitatief onderzoek. Met dit onderzoek
is meer kleuring gegeven aan de informatie die in de voorgaande hoofdstukken is verzameld.
Of het minimumjeugdloon toereikend is voor een jongere hangt erg af van diens financiële
verplichtingen en de bijdrage die diens ouders hieraan (kunnen) leveren. De geïnterviewde
jongeren vinden het minimumjeugdloon over de gehele linie laag. Zij begrijpen dat
er binnen het minimumjeugdloon gedifferentieerd wordt naar leeftijd, maar zijn kritisch
over de manier waarop dit gedaan wordt.
Vraag 8
In internationaal perspectief zien we in de verkenning dat jongeren tussen 15 en 20 jaar
in andere landen meer verdienen en dat jongeren van 18 in de meeste landen significant
meer verdienen, wat vindt u van deze twee constateringen in de verkenning?
Antwoord 8
Het kabinet ziet aanleiding voor inhoudelijke heroverweging van het minimumjeugdloon.
Daarvoor is een reservering opgenomen in de Voorjaarsnota 2025. De bredere beleidsmatige
afweging volgt in de kabinetsreactie op de verkenning. Voor het zomerreces verwacht
ik de kabinetsreactie aan uw Kamer te zenden. In de kabinetsreactie zal ik ingaan
op de invulling van het minimumjeugdloon in Nederland, onder andere gezien de internationale
context.
Vraag 9
Kunt u reflecteren op het gegeven dat zeven van de twintig respondenten in het onderzoek
van Blauw stellen dat het loon wat ze krijgen bedoeld is voor «voorzien levensonderhoud»?
Antwoord 9
In het onderzoek van Blauw is ernaar gestreefd om een gevarieerde groep te interviewen.
Daarbij is rekening gehouden met, onder andere, jongeren die wel of niet zelfstandig
hoeven rond te komen, uit- of thuiswonend zijn, met hun opleidingsniveau en de woonplaats/regio.
Met het kunnen «voorzien in levensonderhoud» wordt bedoeld dat jongeren zelfstandig
moeten rondkomen van hun loon en/of zelfstandig een huishouden moeten voeren. Er zijn
dus ook respondenten geïnterviewd die zelfstandig rondkomen van hun inkomsten uit
werk om hun ervaringen met het minimumjeugdloon te horen.
Vraag 10
Kunt u reflecteren op het gegeven dat negen van de 20 respondenten tussen de 11–32 uur
werken naast hun opleiding? Wat vindt u een acceptabel aantal uur om te werken naast
het volgen van de een opleiding?
Antwoord 10
In mijn optiek zijn jongeren, net als andere burgers, goed in staat om zelf te bepalen
hoe veel uren zij willen werken en daarbij af te wegen hoeveel loon die arbeidsuren
opleveren. In deze afweging, zijn uiteraard verschillende factoren van invloed. Bijvoorbeeld
of jongeren zelfstandig wonen of zij nog financiële steun van hun ouders ontvangen.
Daarbij komt dat werk en het volgen van een opleiding goed samen kunnen gaan, in de
zin dat jongeren op beide plekken waardevolle vaardigheden opdoen. Een goede balans
tussen werk en opleiding is van belang. Het hebben van werk moet het volgen van een
opleiding niet in de weg zitten.
Vraag 11
Vindt u 30 euro als onkostenvergoeding voor deelname aan een interview genoeg? Kunt
u aangeven op basis van welke criteria de totstandkoming van de onkostenvergoeding
is gesteld? En bent u op de hoogte dat dit twee keer zo hoog is als het minimumloon?
Antwoord 11
Dit betreft een vaste onkostenvergoeding ter waarde van 30 euro. Dit is een gebruikelijke
onkostenvergoeding voor alle respondenten die ingeschreven staan in het panel van
wervingspartners bij deelname aan onderzoek.
Vraag 12
Kunt u een overzicht maken waarin de determinanten van het afhankelijk zijn van het
jeugdloon staan uitgesplitst? Kunt u aangeven hoe veel mensen gelijktijdig te maken
hebben met alle determinanten minus 1 (in plaats van allemaal)? Kunt u aangeven hoe
veel mensen gelijktijdig te maken hebben met alle determinanten minus 2 (in plaats
van allemaal)?
Antwoord 12
Ja, het is mogelijk om deze informatie te achterhalen. Het vergt enige tijd en inzet
van capaciteit, zowel bij mijn ministerie als bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Hier zijn ook kosten mee gemoeid, mede om te borgen dat geen tot personen herleidbare
gegevens naar buiten komen. Ik ben ook bereid dat te doen. Om deze exercitie enigszins
beperkt te houden, ga ik zorgvuldig kijken welke uitsplitsingen het meest relevant
zijn voor de beleidsdiscussie. Mijn streven is om deze aanvullende informatie op te
nemen in of bij de kabinetsreactie op de verkenning. Zoals ik heb aangegeven ontvangt
uw Kamer de kabinetsreactie voor het zomerreces.
Vraag 13
Is er overwogen om het jeugdminimumloon uit te drukken in een relatieve factor (zoals
het mediane of gemiddelde loon) om de internationale analyse helder te krijgen? Wat
zouden de resultaten zijn?
Antwoord 13
Voor de verkenning naar het minimumjeugdloon is dit niet overwogen. In de evaluatie
wettelijk minimumloon6 is gekeken naar hoe het Nederlandse bruto minimumloon zich verhoudt tot andere landen.
Ook is er gekeken naar de verhouding van het bruto minimumloon ten opzichte van het
mediane brutoloon van voltijds werkende werknemers. Ook hier is een vergelijking gemaakt
met andere landen. Deze analyse is niet gemaakt voor het minimumjeugdloon. In de verkenning
is wel een vergelijking gemaakt van het minimumjeugdloonbeleid met andere landen.
Vraag 14
Deelt u de opvatting dat het minimumloon an sich toereikend moet zijn volgens de Europese
Unie (EU)-richtlijn toereikende minimumlonen, nog los van het feit dat het minimumloon
evenredig en niet-discriminatoir moet zijn?
Antwoord 14
Ja, ik deel de opvatting dat het minimumloon toereikend moet zijn. De EU-richtlijn
toereikende minimumlonen stelt een kader vast voor de toereikendheid van wettelijke
minimumlonen met het oog op het verwezenlijken van behoorlijke leefomstandigheden
en arbeidsvoorwaarden. Het is aan Nederland zelf om te bepalen welke hoogte van het
minimumloon toereikend wordt gevonden. Wetstechnisch gezien schrijft de richtlijn
geen aparte toets van de toereikendheid van variaties en inhoudingen voor, buiten
de toets die artikel 5 van de richtlijn voorschrijft op de toetsing van toereikendheid
van het wettelijk minimumloon. De Europese Commissie heeft verduidelijkt dat een onderdeel
van het toetsen van proportionaliteit het mede in ogenschouw nemen van de adequaatheid
van het minimumloon behelst. Hier zal in de kabinetsreactie aandacht aan worden besteed.
Vraag 15
Op welke manier is onderzocht of het minimumloon evenredig en niet-discriminatoir
is? Heeft er ook een juridische analyse plaatsgevonden? Zo ja, wilt u deze aan de
Kamer sturen? Zo nee, wilt u dit alsnog doen?
Antwoord 15
De juridische analyse over of het minimumloon evenredig en niet-discriminatoir is,
is met u gedeeld bij de behandeling van het wetsvoorstel implementatie EU-richtlijn
toereikende minimumlonen. In de kabinetsreactie zal met de bevindingen uit de verkenning
aandacht besteed worden aan de evenredigheid van het minimumjeugdloon.
Vraag 16
Hoe veel budget zit er op dit moment in de enveloppe groepen in de knel? Welk van
deze middelen is juridisch verplicht? Welk deel is anderzijds reeds bestemd?
Antwoord 16
Alle middelen uit de envelop groepen in de knel zijn bestemd. In de Miljoenennota
2025 (Kamerstukken II 2024/25, 36 600, nr. 1) is een gedeelte van de middelen uit de envelop verdeeld. Over de resterende middelen
is bij Voorjaarsnota 2025 (Kamerstukken II 2024/25, 36 725, nr. 1
besloten. Onderstaande tabel toont het overzicht met maatregelen. Daarnaast heeft
het kabinet besloten om een gedeelte van de envelop af te romen ter dekking van andere
dossiers en problematiek bij de voorjaarsbesluitvorming. Dit betreft onder meer de
middelen vanaf 2029 die in augustus gereserveerd zijn voor het aanpakken van problematische
schulden naar aanleiding van het IBO over dat onderwerp en de middelen om netto in
plaats van bruto terugvorderen mogelijk te maken.
Nr.
Budgettaire effecten maatregelen, in mln. euro's
2025
2026
2027
2028
2029
Struc.
Augustusbesluitvorming 2024
1.
Integraal pakket problematische schulden
24
56
73
100
0
0
2.
Aanpassing handhaving sociale zekerheid
6
12
12
12
12
12
3.
Schoolmaaltijden
45
45
45
45
45
45
4.
Aanpassen toeslagpartnerbegrip: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders
verblijvende partner
1
12
12
12
12
12
5.
Niet meer met terugwerkende kracht vaststellen van grondslag toeslagen obv verblijfstitel
en recht kinderbijslag
0
5
5
5
5
5
6.
Verlengen aanvraagtermijn toeslagen
0
5
5
5
5
5
7.
Verhogen forfait aftrekbaar bedrag extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit
in de inkomstenbelasting
1
1
1
1
1
1
8.
Netto i.p.v. bruto terugvorderen
1
31
31
31
0
0
9.
Reservering voor aanpak armoede Caribisch Nederland
2
2
2
2
2
2
10.
Tijdelijke verlenging IPS-regeling gemeentelijke doelgroep
4
3
2
0
0
0
11.
Tijdelijke verlenging energiefonds
60
60
0
0
0
0
Voorjaarsbesluitvorming 2025
12.
Ontwikkeling arbeidsvermogen afgewezen Wajongeren
0
0
4
8
13
29
13.
Structurele verlenging IPS-regeling gemeentelijke doelgroep
0
6
14
14
12
12
14.
Inkomensafhankelijke kindregeling en plusopvang CN
1
1
3
3
3
3
15.
Werken met een arbeidsbeperking CN
0
4
4
4
4
4
16.
Financiering sociaal ontwikkelbedrijven
34
37
39
42
44
90
17.
Uitstellen aangepast arbeidsongeschiktheidscriterium bij loonkostensubsidie met 1
jaar (naar 2027)
0
1
1
1
1
0
18.
Vereenvoudiging Toeslagenwet
0
0
0
4
4
5
19.
Verbreden pilot dakloze arbeidsmigranten
0
8
8
8
0
0
20.
Verhoging minimumjeugdloon
0
0
39
40
42
60
21.
Re-integratiedienstverlening WW'ers met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
0
0
0
0
0
3
22.
Uitvoering WGS en uitbreiding toezicht Wtta
3
7
7
7
7
7
Van bovenstaande middelen is 50 miljoen in 2025 juridisch verplicht, omdat voor deze
middelen reeds verplichtingen zijn aangegaan (dit betreft de middelen voor Schoolmaaltijden,
de middelen voor de IPS-regeling gemeentelijke doelgroep uit de augustusbesluitvorming
en een gedeelte van de Reservering voor aanpak armoede Caribisch Nederland). De overige
bestemde middelen in 2025 zijn nog niet juridisch verplicht, bijvoorbeeld omdat de
maatregelen nog niet in wet- en regelgeving zijn uitgewerkt.
Vraag 17
Wanneer stuurt u de kabinetsreactie naar de Kamer? Kunnen we deze met de voorjaarsnota
verwachten? Kan een kabinetsbrede reactie uiterlijk voor het zomerreces naar de Kamer
worden gestuurd? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 17
Ik streef er inderdaad naar de kabinetsreactie voor het zomerreces naar de Kamer te
sturen. Uw Kamer heeft inmiddels kennis kunnen nemen van de Voorjaarsnota. Het kabinet
ziet aanleiding voor inhoudelijke heroverweging van het minimumjeugdloon. Daarvoor
is een reservering opgenomen in de Voorjaarsnota 2025. De bredere beleidsmatige afweging
volgt in de kabinetsreactie op de verkenning. De kabinetsreactie wil ik zorgvuldig
met sociale partners en binnen het kabinet afstemmen.
Vraag 18
Kunt u alle bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 18
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.