Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over het artikel 'Local fossil fuel ad ban as a catalyst for global change' gepubliceerd in Nature Climate Change op 21 maart 2025
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over het artikel «Local fossil fuel ad ban as a catalyst for global change» gepubliceerd in Nature Climate Change op 21 maart 2025 (ingezonden 27 maart 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 24 april 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Local fossil fuel ad ban as a catalyst for global change»
gepubliceerd in Nature Climate Change, waarin het verbod op fossiele reclame in Den
Haag wordt besproken?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de stelling van organisaties zoals Reclame Fossielvrij, Greenpeace,
de Social Tipping Point Coalitie, wetenschappers, zorgverleners en VN-secretaris-generaal
António Guterres dat de alomtegenwoordige aanwezigheid van fossiele reclame een belangrijke
barrière vormt voor het verminderen van CO2-emissies?
Antwoord 2
De stellingname van de genoemde organisaties en personen is in lijn met het eerdere
wetenschappelijke advies Een verbod op fossiele reclame essentieel, maar niet voldoende2 dat mijn voorganger in 2023 aan de Kamer heeft aangeboden. Ook daarin werd betoogd
dat fossiele reclame de transitie naar een duurzame samenleving kan tegenwerken.
Vraag 3
Bent u het eens met de auteurs dat reclameverboden voor fossiele brandstofproducten
en -diensten relatief lage kosten en weinig implementatie-eisen hebben voor overheden
in vergelijking met andere klimaatbeleidsalternatieven?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in de eerdere brief aan de Kamer3 met daarin een appreciatie van twee wetenschappelijke publicaties van de VU en de
UvA over het verbieden van fossiele reclames, is het belangrijk om een eventueel verbod
zo in te richten dat het in lijn met verdragsrechtelijke verplichtingen proportioneel,
robuust en effectief toegespitst, afgebakend en onderbouwd kan worden. Zonder een dergelijke uitwerking zijn de gevolgen van een eventueel verbod
qua economische impact en regeldruk niet goed in te schatten. Het is dus prematuur
om, zoals de auteurs doen, te stellen dat een verbod met relatief lage kosten en implementatie-eisen
gepaard zal gaan.
Vraag 4
Hoe kijkt u aan tegen de stelling in het artikel dat er momenteel een «window of opportunity»
is voor fossiele reclameverboden en bent u bereid om in deze «window of opportunity»
in te stappen?
Antwoord 4
Bij de stelling in het artikel dat er een «window of opportunity» zou zijn voor het
instellen van fossiele reclameverboden in Europa wordt gewezen op een recent opinieonderzoek
in 13 Europese landen waaruit blijkt dat in die landen de steun voor een EU-breed
verbod op reclame in de openbare ruimte van «emissions-heavy products and services»
groter is dan het verzet. De in het onderzoek gebruikte definitie is te algemeen om
gebruikt te kunnen worden als basis voor eventuele beleidsmaatregelen. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 3 bestaat er momenteel geen eensluidende, breed gedeelde
en ook juridisch geaccepteerde definitie van fossiele reclame.
Vraag 5
Deelt u de mening dat een verbod op fossiele reclame, doordat het de vrijheid van
consumenten om fossiele brandstofproducten of -diensten te consumeren niet beperkt,
waarschijnlijk relatief meer acceptatie zal vinden bij burgers en hoe weegt u het
feit mee dat uit recente data uit diverse EU-landen blijkt dat de steun voor een EU-breed
verbod op fossiele reclame bijna twee keer zo groot is als het niveau van verzet ertegen?
Antwoord 5
Zonder gegevens die deze stellingname onderbouwen is dit speculatie. Bovendien zal
een dergelijk effect ook afhangen van de wijze waarop een verbod zal worden vormgegeven
en wat het bereik hiervan is. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Deelt u de mening dat geen enkele losstaande maatregel de uitdagingen kan oplossen?
Antwoord 6
Ja, dat is ook wat in het hierboven genoemde wetenschappelijke advies wordt aanbevolen.
Een losstaand, enkelvoudig verbod op fossiele reclames is niet voldoende om een positieve
spiraal in gang te zetten, zo stellen de auteurs. Beleid dat duurzame keuzes en gedragingen
faciliteert wordt door hen noodzakelijk geacht. Het nieuwe Klimaatplan voorziet in
de uitwerking van een aanpak duurzaam leven die onderzoekt hoe duurzame keuzes voor
de consument in brede zin haalbaar, aantrekkelijk en acceptabel gemaakt kunnen worden.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de conclusie van het artikel dat, hoewel geen losstaande maatregel
de veelzijdige uitdagingen van klimaatverandering zal oplossen, fossiele reclameverboden
een aantrekkelijke kans bieden voor overheden om actie te ondernemen?
Antwoord 7
Zie antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Waarom is een verbod op fossiele reclame als een optie om gedragsverandering te stimuleren
niet in het uiteindelijke klimaatplan opgenomen, aangezien in de reacties op het klimaatplan
2025–2035 een verbod op fossiele reclame is aangevoerd als een optie om gedragsverandering
te stimuleren? Kunt u onderbouwen waarom deze maatregel, ondanks de eerdere overweging,
niet is opgenomen in het definitieve klimaatplan?
Antwoord 8
In een aantal reacties op het ontwerpKlimaatplan is aangegeven dat het bij gedragsverandering
niet alleen moet gaan om het stimuleren van de consumptie van duurzame producten en
diensten, maar ook om het afremmen van de consumptie van niet-duurzame producten en
diensten. In het Klimaatplan wordt een «aanpak duurzaam leven» aangekondigd, waarin
voor de tien meest CO2-besparende consumentenkeuzes onderzocht wordt welk flankerend beleid nodig is om
consumenten effectief te ondersteunen bij duurzamer leven. De selectie van tien keuzes
is gebaseerd op onderzoek van PBL, Milieu Centraal en TNO. Hierbij zal, in lijn met
de genoemde reacties, zowel naar stimulerende als naar afremmende maatregelen gekeken
worden.
Vraag 9
Hoe rijmt de constatering in het voornoemde klimaatplan dat er een taak ligt voor
overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om duurzame keuzes te faciliteren
en te kijken naar prikkels die aanzetten tot niet-duurzaam gedrag (p. 35) met het
achterwege laten van maatregelen tegen fossiele reclame, die juist dergelijk niet-duurzaam
gedrag kan stimuleren?
Antwoord 9
Er ligt inderdaad een belangrijke taak voor overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties om duurzame keuzes te faciliteren. Zij creëren namelijk met elkaar de
omgeving waarin een bepaalde duurzame keuze wel of niet haalbaar, aantrekkelijk en
acceptabel is. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven vraagt de inrichting
van zo’n omgeving echter om een brede benadering. De «aanpak duurzaam leven» die in
het Klimaatplan wordt aangekondigd voorziet hierin. Met deze aanpak wordt door middel
van gedragsinzichten verder onderzocht wat nodig is om mensen, gefaciliteerd door
overheden en bedrijven, duurzame keuzes te laten maken. Daarbij zal ook gekeken moeten
worden naar prikkels die aanzetten tot niet-duurzame keuzes, zoals communicatie gericht
op consumenten.
Vraag 10
Bent u bereid om, in lijn met de adviezen van TNO, WRR, OBL, Rli en nu ook CE Delft
in het nieuwste rapport «True Pricing van consumptiegoederen Van verborgen kosten
naar zichtbare prijzen» dat in uw opdracht is verricht, alsnog stappen te zetten om
fossiele reclame te reguleren?
Antwoord 10
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, 8 en 9 heeft het kabinet in het nieuwe
Klimaatplan de start van een «aanpak duurzaam leven aangekondigd». Met deze aanpak
wordt door middel van gedragsinzichten verder onderzocht wat nodig is om mensen, gefaciliteerd
door overheden en bedrijven, duurzame keuzes te laten maken. De communicatie en informatievoorziening
over de milieu impact van producten en diensten zal hierbij ook bekeken worden.
Vraag 11
Hoe verhoudt de conclusie in uw brief van 16 december jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1438) met een kabinetsappreciatie van twee wetenschappelijke publicaties van de VU en
de UvA over het verbieden van fossiele reclames, dat «een nationaal verbod niet per
definitie onmogelijk is, maar er doen zich nog diverse juridische uitdagingen en onzekerheden
voor die invoering op afzienbare termijn niet opportuun maken », zich met de conclusies
van diezelfde auteurs dat juist goed aan de juridische voorwaarden voor een dergelijke
verbod kan worden voldaan?
Antwoord 11
Zoals in de genoemde Kamerbrief aangegeven, is er, anders dan de vraag veronderstelt,
geen sprake van een eenduidig verbod op fossiele reclame. De auteurs van beide artikelen
hanteren zelf ook twee verschillende definities van fossiele reclame. Dat er geen
vastomlijnde definitie van fossiele reclame is, maakt het debat, maar ook het onderzoek
naar de juridische haalbaarheid van een verbod, ingewikkeld. De reikwijdte van het
begrip «fossiele reclame» is namelijk bepalend voor de toepasselijke juridische randvoorwaarden.
Een breed vormgegeven reclameverbod heeft potentieel invloed op uiteenlopende producten
en diensten waarvoor verschillende Europeesrechtelijke kaders kunnen gelden. Een eventueel
verbod op fossiele reclame is, zoals gezegd, juridisch gezien niet onmogelijk, maar
de uitdaging zit in het in lijn met verdragsrechtelijke verplichtingen proportioneel,
robuust en effectief toespitsen, afbakenen en onderbouwen van een nationaal verbod op fossiele reclame.
Vraag 12
Bent u bereid om op korte termijn (voor de zomer) met deze academici in gesprek te
gaan om eventuele beren op de weg naar een verbod op fossiele reclame weg te nemen?
Antwoord 12
Het kabinet is altijd bereid de dialoog met de wetenschap te faciliteren. Het ministerie
zal daarom indien gewenst ambtelijk het gesprek aangaan met deze en andere academici
die zich met dit vraagstuk bezig houden. De insteek van zo’n gesprek moet dan gericht
zijn op het verkrijgen van een gedeeld beeld over de juridische randvoorwaarden die
zijn verbonden aan een eventueel invoeren van een verbod op fossiele reclame. Dit
alles zonder vooruit te lopen op de wenselijkheid van een dergelijk verbod.
Vraag 13
Hoe verhoudt de in voornoemde brief door u benoemde beleidsinhoudelijke redenen om
niet tot een reclameverbod over te gaan en dat u onderbouwt door het wetenschappelijke
advies »Een verbod op fossiele reclame essentieel, maar niet voldoende» aan te halen
zich tot de conclusie van de auteurs van het rapport dat een verbod essentieel is
en dat de fossiele reclames het huidige klimaatbeleid en bijbehorende transitie ondermijnen?
Antwoord 13
Het kabinet onderschrijft de keuze in het wetenschappelijke advies voor een genuanceerde
oplossingsrichting: een losstaand, enkelvoudig verbod op fossiele reclames is niet
voldoende om een positieve spiraal in gang te zetten, er zal tegelijk ook sprake moeten
zijn van faciliterend beleid dat duurzame keuzes voor consumenten in brede zin ook
haalbaarder, aantrekkelijker en acceptabeler maakt. Zie verder ook het antwoord op
vraag 6.
Vraag 14
Bent u het eens met de redenering die ook geldt voor andere reclameverboden en -beperkingen,
zoals het verbod op reclame voor tabak dat als het beleid is om vanwege een nijpend
probleem vermijdbaar gebruik van «product x» te ontmoedigen, dan moeten we geen reclames
meer toestaan die vermijdbaar gebruik van «product x» juist promoten?
Antwoord 14
In de genoemde Kamerbrief heeft het kabinet aangegeven dat er ook duidelijke verschillen
zijn met de reclameverboden en -beperkingen voor tabak die ook in EU-richtlijnen zijn
opgenomen. Deze zijn gebaseerd op de omstandigheid dat het product (tabak) slecht
voor de volksgezondheid is, verslavend is en dat met name jongeren gevoelig zijn voor
de tabaksreclame. Bovendien is het reclameverbod voor tabak zeer specifiek toegespitst
op een identificeerbaar product. Dit zijn aspecten die niet of in mindere mate van
toepassing zijn op een verbod op fossiele reclame. Verboden of beperkingen zoals die
van tabaksreclame kunnen daarom niet zonder meer als voorbeeld dienen voor een fossiel
reclameverbod.
Vraag 15
Kunt u reageren op het bericht van één van de auteurs van het hiervoor genoemde rapport
waarin uw kabinetsappreciatie als volgt werd geduid: «Heel ongemakkelijk wanneer een
studie waar je aan mee hebt gewerkt, door de Minister gebruikt lijkt te worden om
precies het tegenovergestelde te suggereren dan wat de studie stelt»?4
Antwoord 15
Het kabinet herkent zich niet in deze uitspraak, zoals aangegeven in de antwoorden
op vraag 2, 6 en 13 wordt het advies waaraan de genoemde auteur heeft meegewerkt gewaardeerd
en meegenomen in het beleid.
Vraag 16
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.