Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Heite over het artikel ‘UM werft toch weer buitenlandse studenten’
Vragen van het lid Heite (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «UM werft toch weer buitenlandse studenten» (ingezonden 14 maart 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 24 april
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1837.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «UM werft toch weer buitenlandse studenten» van De Nieuwe
Ster van maandag 10 maart jongstleden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van oordeel dat, in het algemeen, het verantwoord is een dienst toe te zeggen
wetende dat er een redelijke kans bestaat dat de dienst niet geleverd zal kunnen worden?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat, in het algemeen, wanneer er een dienst wordt toegezegd, het
van belang is dat er goed gecommuniceerd wordt met belanghebbenden over mogelijke
onzekerheden en de eventuele effecten daarvan.
Vraag 3
Vindt u het verantwoord wanneer hoger onderwijsinstellingen ertoe overgaan actief
studenten uit het buitenland te werven als het voortbestaan van de opleidingen waarvoor
deze studenten worden geworven op korte termijn onzeker is?
Antwoord 3
Ik vind het van belang te benadrukken dat het verzoek van mijn ambtsvoorganger aan
hogescholen en universiteiten om tot nader order te stoppen met het actief werven
van internationale studenten nog steeds van kracht is.2 Ook in de zelfregieplannen van UNL staat dat instellingen niet actief gaan werven
op internationale beurzen en fairs.3 Binnen de wervingsstop is ruimte voor maatwerk. Uitsluitend met toestemming en onder
verantwoordelijkheid van het College van Bestuur mogen instellingen overgaan tot zeer
beperkte en gerichte werving voor specifieke opleidingen die zich richten op (regionale)
tekortsectoren in de zorg, de bètatechniek en het onderwijs.
Met het wetsvoorstel Wet internationalisering in balans introduceer ik een toets om
de doelmatigheid van de taalkeuze van anderstalige associate degree- en bacheloropleidingen
en -trajecten te borgen. Ook bestaande anderstalige opleidingen die voor meer dan
een derde deel van hun curriculum anderstalig willen blijven, moeten deze toets doorlopen.
De uitkomst van de toets heeft geen effect op zittende studenten. Zittende studenten
worden in de gelegenheid gesteld om hun opleiding af te ronden in dezelfde taal als
dat zij deze zijn gestart. In dat opzicht vind ik het niet onverantwoord dat anderstalige
studenten starten aan een opleiding waarvan mogelijk de opleidingstaal in de toekomst
aangepast zal worden.
Daarnaast wordt in het artikel abusievelijk gesuggereerd dat de Universiteit Maastricht
(UM) studenten heeft geworven voor de nog in voorbereiding zijnde opleiding Sustainable
Bioscience. Deze opleiding is nog niet door de goedkeuringsprocedure heen. De UM heeft
mij ervan verzekerd dat zij geen wervingsactiviteiten heeft ondernomen die gericht
waren op deze opleiding.
Vraag 4
Hoe kijkt u, vanuit het oogpunt van het stelselbelang waarvoor u verantwoordelijk
bent, naar de keuze van het bestuur van de Universiteit Maastricht (UM) om actief
studenten te werven in het buitenland?
Antwoord 4
De huidige stop op het actief werven van internationale studenten kent ruimte voor
maatwerk waar het opleidingen betreft die gericht zijn op (regionale) tekortsectoren
in de zorg, de bètatechniek of het onderwijs. Navraag bij de UM leert dat de activiteiten
die zijn uitgevoerd uitsluitend plaatsvonden in de Euregio, de directe omgeving van
Maastricht, gericht waren op (kleinschalige) voorlichting en bovendien opleidingen
in tekortsectoren betroffen. Gerichte groei en werving van internationale studenten
hoeft niet per definitie in te gaan tegen het stelselbelang.
In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma is een ombuiging opgenomen met betrekking
tot het verlagen van de instroom van internationale studenten. Activiteiten van instellingen
die gericht zijn op het zonder meer aantrekken van meer internationale studenten,
dragen niet bij aan het bereiken van deze ombuiging. De regering draagt ervoor zorg
dat deze ombuiging wordt gerealiseerd. Instellingen hebben meerdere instrumenten voorhanden
om zelf hiermee aan de slag te gaan. Hierbij valt te denken aan het toepassen van
een fixus op een traject, het omzetten van opleidingen naar het Nederlands en het
blijvend herzien van het wervings- en selectiebeleid.
Vraag 5 en 6
Hoe beoordeelt u als stelselverantwoordelijke de doelmatigheid van het publiek financieren
van internationale studenten als de blijfkans van deze studenten gering is?
Deelt u de mening dat het werven van buitenlandse studenten voor tekortsectoren alleen
doelmatig en doeltreffend is als zij na het afronden van hun studie ook daadwerkelijk
de Nederlandse arbeidsmarkt op gaan en niet weer vertrekken naar het buitenland?
Antwoord 5 en 6
Het aantrekken en behouden van internationaal talent voor de Nederlandse samenleving
in zijn geheel, en (regionale) tekortsectoren in het bijzonder, is een belangrijk
aspect van de meerwaarde van internationalisering van het hbo en wo. Daarbij speelt
de blijfkans een grote rol. Ik verwacht dan ook van instellingen dat zij zich inspannen
om internationale studenten te faciliteren om na afstuderen hun weg te vinden naar
de Nederlandse arbeidsmarkt om zo deze maatschappelijke meerwaarde optimaal te benutten.
Zowel UNL als de VH besteden in hun zelfregieplannen aandacht aan de manier waarop
instellingen, samen met werkgevers, de blijfkans van internationale studenten willen
verhogen.4 Uit recente cijfers van Nuffic blijkt overigens dat de blijfkans van internationale
studenten stijgt, vooral in de tekortsectoren onderwijs en techniek.5
De meerwaarde van internationalisering is echter breder dan louter de blijfkans. Zo
zorgt de sterke internationale dimensie er ook voor dat ons land het hoger onderwijs
een rijke leeromgeving vormt die het blikveld van de Nederlandse student verbreedt.
Ik ben daarom van oordeel dat een arbeidsmarkttekort niet de enige grond is op basis
waarvan de doelmatigheid van publieke financiering van anderstalig onderwijs of de
bekostiging van internationale studenten kan worden onderbouwd. Dit heb ik ook vervat
in de criteria van de toets anderstalig onderwijs als onderdeel van het wetsvoorstel
Wet internationalisering in balans, die naast de arbeidsmarkt ook zien op regionale
omstandigheden, internationale uniciteit en internationale positionering van een opleiding.
Vraag 7
Vindt u, met het oog op het stelselbelang, dat een tekort op de arbeidsmarkt op zich
onvoldoende is om het binnenhalen van studenten uit het buitenland, voor studies die
opleiden tot de relevante tekortberoepen, te rechtvaardigen?
Antwoord 7
De vraag is het beste te beantwoorden aan de hand van het wetsvoorstel Wet internationalisering
in balans. Met dit wetsvoorstel introduceer ik een toets om de doelmatigheid van de
taalkeuze van een anderstalige opleiding te borgen.
Eén van de gronden waarop beoordeeld wordt of de taalkeuze voor een andere taal dan
het Nederlands doelmatig is, is gericht op de arbeidsmarkt. Als een opleiding zich
op deze toestemmingsgrond wil beroepen als het wetsvoorstel van kracht gaat, is het
wel van belang dat de instelling kan beargumenteren dat de beheersing van de Nederlandse
taal in de beroepsuitoefening niet noodzakelijk is. Puur het feit dat een opleiding
zich richt op een beroepsgroep met een structureel uitzonderlijk groot arbeidsmarkttekort
is in zichzelf dus onvoldoende om de toets anderstalig onderwijs succesvol te doorlopen.
Vraag 8
Ziet u het als uw taak om bestuurders van hoger onderwijsinstellingen aan te spreken
wanneer zij beslissingen nemen die naar uw oordeel niet in het stelselbelang zijn?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Bent u van plan om in gesprek te gaan met het bestuur van de UM over het besluit om
actief studenten in het buitenland te gaan werven? Waarom?
Antwoord 9
Ik ben continu in gesprek met instellingen over internationalisering. Navraag bij
de UM leert echter dat de activiteiten die de UM heeft ondernomen gericht waren op
(kleinschalige) voorlichting in de directe omgeving van Maastricht en bovendien opleidingen
in tekortsectoren betrof. De UM geeft aan zich te houden aan de gemaakte afspraken
omtrent het stopzetten van actieve werving in het buitenland. Dat maakt dat ik geen
aanleiding zie om hierover een separaat gesprek met het bestuur aan te gaan.
Vraag 10
Erkent u het belang van de UM om de terugloop van de studentenaantallen waarmee ze
te maken heeft, te keren ten behoeve van haar voortbestaan? Zo ja, welke rol ziet
u hier voor uzelf als stelselverantwoordelijke?
Antwoord 10
Ik erken dat de UM zorgen kan hebben over de terugloop van de studentenaantallen waarmee
ze te maken heeft. Dalende studentenaantallen vormen breder in ons land een grote
uitdaging voor het mbo, hbo en wo. In mijn beleidsbrief heb ik uiteengezet welke aanpak
ik volg om bij dalende studentenaantallen het fundament van het vervolgonderwijs te
kunnen behouden en tegelijkertijd aankomende generaties op te leiden voor de toekomst.
Ik ga samen met onderwijsinstellingen meer sturen op de macrodoelmatigheid van het
opleidingsaanbod en werken aan een stabielere bekostiging voor het mbo, hbo en wo.
Vraag 11
Welke instrumenten staan eventueel ter u beschikking om de continuïteit van de UM
ook in de toekomst te borgen?
Antwoord 11
De instroom aan de universiteiten stagneert al enkele jaren, maar daalt nu voor het
eerst licht. Gelet op de verwachte daling van studentenaantallen en de bezuinigingsopgave
is het niet mogelijk om alles te blijven doen. Instellingen komen voor de keuze te
staan om opleidingen en onderzoek al dan niet af te bouwen. Voor het hbo en wo werk
ik aan een integrale aanpak waarbinnen deze keuzes zo zorgvuldig mogelijk gemaakt
kunnen worden. De aanpak bestaat uit twee elementen: 1. aanpassingen in de bekostigingssystematiek
en 2. het borgen van een macrodoelmatig, toegankelijk en kwalitatief goed opleidingsaanbod.
Ik verken de mogelijkheden voor een stabielere bekostiging zodat de onderwijsinstellingen
ook bij dalende studentenaantallen een goed onderwijsaanbod op peil kunnen houden:
• In het kader van stabiliteit is reeds de vaste voet in het verdeelmodel stapsgewijs
verhoogd. De vaste voet in het wo is verhoogd van 54% tot 57%.
• In deze kabinetsperiode zullen we ook verdere stappen zetten in het ontwerp van de
bekostiging, bijvoorbeeld als het gaat om de invulling van capaciteitsbekostiging.
Het tweede element bestaat uit het borgen van een macrodoelmatig aanbod van hbo- en
wo-opleidingen:
• Het is van belang om de landelijke afstemming over het onderwijsaanbod door te ontwikkelen,
zodat strategische keuzes over het onderwijsaanbod waar nodig gemaakt kunnen worden.
Ik verken daarom of ik een wettelijke grondslag in de WHW kan creëren voor gezamenlijke
verantwoordelijkheid op het gebied van opleidingsaanbod.
• Voorts wil ik samen met de hbo- en wo-sector een inhoudelijk beleidskader ontwikkelen
voor een macrodoelmatig onderwijsaanbod.
Vraag 12
Heeft u al vooruitgang geboekt met het voornemen uit het regeerakkoord toe te werken
naar vormen van capaciteitsbekostiging van hogescholen en universiteiten? Denkt u
dat deze vorm van bekostiging ook een uitkomst biedt voor de UM?
Antwoord 12
In mijn beleidsbrief heb ik aangegeven dat ik hecht aan een zorgvuldige uitwerking
van capaciteitsbekostiging in overleg met de sector. Mijn streven is om voorkeursopties
die uit de verkenning naar mogelijkheden voor stabielere bekostiging komen uiterlijk
in 2026 te presenteren, inclusief een tijdspad hoe deze voorkeursopties stapsgewijs
te implementeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.